Samenvatting Projectmethodologie PDF

Summary

This document provides a summary of project methodology, focusing on communication, IT documentation types (User stories, Blueprints, etc.), and writing guidelines for consistency in spelling and grammar. It also covers English verb conjugations relevant to the IT field.

Full Transcript

Samenvatting Created @January 11, 2025 9:09 PM Class Project Methodology 🌟 Communication IT doc en Eng werkwoorden 1. IT-documenten Soorten documenten: 1. User stories: Behoeften en doelen v...

Samenvatting Created @January 11, 2025 9:09 PM Class Project Methodology 🌟 Communication IT doc en Eng werkwoorden 1. IT-documenten Soorten documenten: 1. User stories: Behoeften en doelen van de gebruiker. 2. Blueprint: Structuur en plan voor IT-projecten. 3. Handleiding: Stapsgewijze uitleg over het gebruik. 4. Technische documentatie: Gedetailleerde specificaties (wat doen, hoe klikken). 5. Testdocumentatie: Beschrijving van testcases en resultaten. Schrijfrichtlijnen: Spelling en consistentie: Hoofdletters consistent gebruiken. Juist: backend of back-end. Fout: Geen hoofdletter na een dubbelpunt. Geen DT-fouten (bijvoorbeeld: hij biedt). De/Het: De gebruik je bij: De meeste woorden (de auto, de computer). Alle meervoudsvormen (de auto's, de gebruikers). Samenvatting 1 Mensen en beroepen (de programmeur, de klant). Het gebruik je bij: Onzijdige woorden (dingen, concepten): het huis, het systeem, het project. Woorden die verkleinwoorden zijn (het mannetje, het schermpje). Stijl: Gebruik eenzelfde toon en taalstijl (geen we of wij in professionele teksten). Engelse termen mogen, maar houd het leesbaar. Zinsbouw: Correct enkelvoud/meervoud (bijv. het platform vs. de platform). Komma’s correct plaatsen, zoals bij uitbreidende bijzinnen. Vb: Voor zinsdelen: Nadat de server opnieuw is opgestart, zullen alle gegevens beschikbaar zijn. Bij uitbreidende bijzinnen: De programmeur, die al tien jaar ervaring heeft, loste het probleem snel op. Vormgeving: Gebruik een template met consistente titels, paginanummers en documentbeheer. APA-bronvermelding gebruiken om plagiaat te vermijden. 2. Engelse werkwoorden Belangrijke regels: 1. Nederlandse regels toepassen: Verleden tijd: te(n) of de(n) volgens het 't kofschipprincipe. Stam eindigt op t, k, f, s, ch, p → te(n) (bv. smashte). Samenvatting 2 Niet in 't kofschip → de(n) (bv. streamde). 2. Voltooid deelwoord: Eindigt op t of d afhankelijk van de stam. Gestrest (kort), getimed (extra e voor uitspraak). 3. Flenglish vermijden: Gebruik niet onnodig Engelse termen in Nederlandse zinnen. Types werkwoorden: Type 1: Stam in 't kofschip. Voorbeeld: faxen → faxt, faxte, gefaxt. Type 2: Extra e nodig voor uitspraak. Voorbeeld: racen → racete, geracet. Type 3: Stam niet in 't kofschip. Voorbeeld: streamen → streamde, gestreamd. Type 4: Extra e + niet in 't kofschip. Voorbeeld: timen → timede, getimed. Type 5: Dubbele medeklinker (uitspraak afhankelijk). Voorbeeld: baseballt, baseballde. Uitzonderingen: Sommige werkwoorden mogen op twee manieren: bridgede én bridgete, beide correct. Voorbeeldzinnen: Hij smashte de bal en heeft hem gesmasht. De gebruiker streamde muziek en heeft het gestreamd. Stage interview en NVC 1. Stage Interview Samenvatting 3 1. Stagebedrijf Waarom jij? Focus op diversiteit, gratis software, enz. Wat zoeken ze? Toon ervaring, motivatie, leerdoelen, interesse in hun bedrijf, en toekomstplannen. 2. CV Laat zien wie je bent: vermeld contactgegevens (telefoon, e-mail). Zorg voor een overzichtelijke layout (gebruik templates). Benoem vaardigheden en interesses duidelijk. 3. Gesprek Bespreek jouw bijdrage aan projecten (succesverhalen). Benoem relevante ervaringen en interesses binnen IT. Toon je motivatie en wat je hebt bijgeleerd. 4. Email Schrijf een formele, foutloze en respectvolle mail. 2. Nonviolent Communication (NVC) Wat is Violent Communication? Agressief en beschuldigend communiceren. Negeert gevoelens en behoeften, wat leidt tot conflicten. Wat is Nonviolent Communication? Ontwikkeld door Marshall Rosenberg. Gericht op empathie, respect, en het erkennen van gevoelens en behoeften. Doel: verbinding maken zonder oordeel en conflicten constructief oplossen. Drie fasen: 1. Verbind met jezelf: Denk na over wat je voelt en nodig hebt. 2. Eerlijk vertellen: Deel je observaties, gevoelens en behoeften. Samenvatting 4 3. Verbind met de ander: Luister en stel een duidelijk verzoek. Stappen (Dansvloer): Een metafoor die vaak wordt gebruikt om het proces van nonviolent communication te visualiseren: 1. Observatie: Beschrijf objectief wat je ziet, zonder oordeel (verbind met jezelf). 2. Gevoelens: Vertel eerlijk hoe je je voelt (eerlijk vertellen). 3. Behoeften: Benoem je behoeften achter die gevoelens (eerlijk vertellen). 4. Verzoek: Vraag duidelijk wat je nodig hebt (verbind met de ander). Kritiek op NVC: Te commercieel (certificaten, copyright) → wordt soms gezien als een "product" omdat er certificaten en trainingen voor geld worden aangeboden. Kan arrogant overkomen (alsof jij "beter" bent in communiceren dan de ander). Kan egoïstisch overkomen (negeert andermans perspectief). Moeilijk te begrijpen en soms vaag (abstract). Voorbeeld Stel, je collega heeft een belangrijke deadline gemist, waardoor jij extra werk hebt moeten doen. Je wilt dit bespreken met NVC. Stappen volgens NVC: 1. Observatie: "Ik zie dat de deadline niet is gehaald." 2. Gevoelens: "Ik voel me gestrest en teleurgesteld." 3. Behoeften: "Ik heb behoefte aan betrouwbaarheid en teamwork." 4. Verzoek: "Zou je de volgende keer op tijd kunnen leveren, of eerder kunnen aangeven als het niet lukt?" Presenteren 1. Spreken Samenvatting 5 1. Uitspraak: Zorg dat iedereen je kan horen (niet te zacht of te hoog). Spreek duidelijk, let op uitspraak en articulatie. 2. Lichaamstaal: Gebruik ontspannen lichaamstaal, maak oogcontact en zorg voor interactie met het publiek. Wees niet bang voor uitlachen, blackouts of stress. 3. Oefenen: Bereid goed voor: bepaal je doel, ken je publiek, maak een structuur en oefen! 2. Presenteren en Presentatiemiddelen Planning: Zorg voor afwisseling, vermijd saaie monologen en gebruik gebarentaal op een natuurlijke manier. 3. Drie Aspecten: 1. Opbouw: Kop: Trek aandacht (gebruik humor, belang, tijd, plaats). Midden: Chronologische opbouw of stellingen versterken. Einde: Samenvatten, voorbeeld geven of oproep tot actie. Hulpmiddelen: Gebruik diagrammen, foto’s of video’s voor afwisseling en minder stress. 2. Uitvoering: Oogcontact: Maak contact met het hele publiek. Houding: Sta ontspannen (geen schuivende voeten of rare gebaren). Locatie: Zorg dat iedereen je kan zien. 3. Stressmanagement: Oefen veel en gebruik hulpmiddelen om stress te verminderen. Samenvatting 6 4. Presentatiemiddelen: Houd het simpel: max 7 punten per slide, gebruik beelden en consistente lay-out. Gebruik templates en zorg dat je dia’s niet te vol of te leeg zijn. Gebruik grafieken, Google Slides of Prezi voor afwisseling, maar overdrijf niet. Klanten interviews 1. Opties Enquete → hoe groter de groep hoe minder tijd verliezen longneck survey → veel opties dan de beste kiezen, je hebt top 5 (zie ppt voor vb) Mail/chat/documenten Observatie → kijk hoe het gebeurd Walk the path → het zelfde doen, zelfde stappen volgen Klanteninterview → vragen en antwoorden → directe interviews. 2. Waarom Begrijp het probleem, leer vakjargon, stel oplossingen voor en bouw contact op. Klant weet meestal niet goed wat hij wilt 3. Hoe Bereid je voor, stel open vragen, luister actief en check dubbel. Gebruik lichaamstaal (oogcontact, ontspannen houding) en noteer antwoorden. 4. Systeem Begrijp het huidige proces, rol van stakeholders, problemen en projectdoelen. 5. Probleem Samenvatting 7 Vraag naar de belangrijkste problemen, huidige oplossingen, impact en frequentie. 6. Project Houd rekening met deadlines, stakeholders en randvoorwaarden. 7. Rollen Ken de verschillende rollen en werk met persona’s (fictieve personen met foto, naam, werk, IT-ervaring en hobby’s). Axenroos Model voor menselijke interacties met zes gedragsassen (bijv. geven, nemen, zorgen). Elk gedrag wordt voorgesteld door een dier, en elk dier staat voor een bepaalde manier van omgaan met anderen. Zones: Conflict: Spanning door botsende belangen. Verwijdering: Emotionele of fysieke afstand. Harmonie: Samenwerking en begrip. Dieren: 1. Leeuw: Dominant en besluitvaardig, maar kan overheersend zijn. 2. Pauw: Zorgzaam en harmoniegericht, maar soms te meegaand. 3. Wasbeer: Bescheiden en respectvol, maar kan te passief zijn. 4. Bever: Actief en betrokken, maar kan opdringerig overkomen. 5. Uil: Observeert en analyseert, maar soms te kritisch. Samenvatting 8 6. Schildpad: Trekt zich terug en beschermt zichzelf, maar kan gesloten overkomen. Gebruik: Verbeter communicatie en groepsdynamiek (bijv. teambuilding, conflictoplossing). Pas gedragsstijlen aan (bijv. als consultant: Pauw in plaats van Leeuw). Voorbeeldvraag voor het Examen: Vraag: Wat is Axenroos? Geef een voorbeeld van twee dieren en hun betekenis. Axenroos is een model dat zes gedragsstijlen beschrijft, voorgesteld door dieren. Bijvoorbeeld: Leeuw: Dominant en besluitvaardig, maar kan overheersend zijn. Pauw: Zorgzaam en harmoniegericht, maar kan te meegaand zijn. Project methodologies Intro Wat is een projectmethodologie? Een set van regels & procedures om projecten zo efficiënt en effectief mogelijk te plannen, beheren en uit te voeren. Kenmerken van een project: Deadline, einddoel, teamwork, uniek. Belangrijke begrippen: Scope: Wat moet er gedaan worden? Deliverable: Wat lever je op? (bijv. blueprint, eindresultaat). Milestone: Belangrijke momenten in het project. Triangle of Constraint: Scope, tijd en kosten beïnvloeden kwaliteit. Samenvatting 9 Resources: Materiaal, menselijk en financieel. Fasen van een project: Planning: Doelen en benodigdheden van het project vaststellen. Analysis (analyse): Eisen van de gebruikers begrijpen en documenteren. Design (ontwerp): Uitleggen hoe het systeem eruit gaat zien en werkt. Implementation (implementatie): Ontwerp omzetten in code en functies Testing & Integration (testen): Controle of alles werkt zoals gepland, fouten vinden en oplossen. Maintenance (onderhoud): Het systeem blijven ondersteunen, bugs fixen en bijwerken. Agile vs. Waterfall Agile: Flexibel, iteratief, klantbetrokkenheid, aanpassingen mogelijk. Waterfall: Lineair, vaste scope, weinig veranderingen na start. Agile Een flexibele aanpak voor softwareontwikkeling waarbij projecten worden opgedeeld in korte iteraties (sprints) van 1-4 weken. Het doel is om snel werkende software op te leveren en regelmatig feedback te krijgen. Agile Manifesto: Individuen en interacties boven processen en tools. Werkende software boven uitgebreide documentatie. Samenwerking met de klant boven contractonderhandelingen. Samenvatting 10 Reageren op verandering boven het volgen van een plan. Scrum (een Agile-methode): Rollen: 1. Product Owner: Bepaalt prioriteiten en beheert de Product Backlog. 2. Scrum Master: Zorgt dat het team soepel werkt en lost obstakels op. 3. Development Team: Voert het werk uit en levert een werkend product. Rituals: 1. Sprint Planning: Bespreken wat er in de sprint wordt gedaan. 2. Daily Scrum: Kort dagelijks overleg over voortgang en obstakels. 3. Sprint Review: Presentatie van het opgeleverde werk aan stakeholders. 4. Sprint Retrospective: Reflectie op wat goed ging en wat beter kan. Artifacts: 1. Product Backlog: Lijst van alle gewenste features en taken. 2. Sprint Backlog: Taken die het team in de huidige sprint uitvoert. 3. Increment: Het werkende resultaat aan het eind van een sprint. 4. Definition of Done (DoD): Criteria waaraan een taak moet voldoen om "af" te zijn. User Stories: Korte beschrijvingen van functionaliteiten vanuit het perspectief van de gebruiker. Formaat: "Als [gebruiker], wil ik [doel], zodat [reden]." Elementen: Epic, Feature, User Story, Task, Theme. Epic: Een grote User Story die te complex is voor één sprint en wordt opgesplitst in kleinere User Stories. Capability/Feature: Een grotere functionaliteit die meerdere User Stories omvat (bijv. "Inloggen met sociale media"). Bestaat uit tasks. Samenvatting 11 User Story: Een kleine, specifieke functionaliteit die in één sprint kan worden voltooid. Task: Specifieke taken nodig om een User Story te voltooien (bijv. "Implementeer Facebook login knop"). Theme: Een groep gerelateerde User Stories met een overkoepelend doel (bijv. "Authenticatie"). Planning & Inschattingen: Story Points: Schatting van de complexiteit van een taak. Planning Poker: Methode om story points in te schatten. Burndown Chart: Visualisatie van de voortgang in een sprint. Kanban Wat is Kanban? Een visuele methode om werk te beheren met behulp van een bord (To Do, In Progress, Done). Het doel is om de workflow te optimaliseren en de doorlooptijd van taken te verkorten. Principes: 1. Werk visualiseren: Gebruik een Kanban-bord om taken te tonen. 2. Beperk werk in uitvoering: Voorkom multitasking en verbeter focus. 3. Pull-systeem: Werk wordt pas gestart als er capaciteit is (niet pushen). 4. Maak het proces expliciet: Duidelijke regels voor elke fase. 5. Meet en optimaliseer: Verbeter continu de workflow. 6. Constante feedback: Regelmatig evalueren en aanpassen. Voordelen: Flexibiliteit: Makkelijk aan te passen aan veranderende eisen. Transparantie: Duidelijk overzicht van wie wat doet. Focus op flow: Minimaliseert wachttijden en maximaliseert efficiëntie. Teamwork: Bevordert samenwerking en communicatie. Verschil met Scrum: Samenvatting 12 Kanban: Geen vaste sprints, werk wordt continu toegevoegd en uitgevoerd. Scrum: Werkt in vaste sprints met vooraf geplande taken en rollen. Verschil Agile, Scrum en Kanban Agile: Een filosofie/flexibele aanpak. Scrum: Een specifieke Agile-methode met vaste rollen, rituelen en sprints. Kanban: Een visuele methode om werk te beheren, zonder vaste sprints. Labo 1. Story Points: Meten de relatieve complexiteit van een taak, niet de tijd. Basisvoorbeeld: "20 knoppen" als kleinste eenheid. 2. Planning Poker: Teamleden schatten de complexiteit van een taak met kaarten (bv. 1 = simpel, 5 = complex). Doel: Consensus bereiken over de inschatting. 3. Burndown Graph: Visualiseert de voortgang van een sprint. Helpt voorspellen wanneer het werk af is en of de sprintdoelen gehaald worden. Velocity: Het aantal story points dat een team per sprint voltooit. Examen Vragen 1. Story Points vs Uren: Story Points: Meten complexiteit, onafhankelijk van tijd. Uren: Meten tijd, maar zijn minder flexibel door externe factoren. 2. Sprint Velocity: Het aantal story points dat een team in een sprint voltooit. Helpt bij het plannen van toekomstige sprints. Samenvatting 13 3. Voordelen Agile vs Waterfall: Agile: Flexibel, snelle levering, klantfeedback. Waterfall: Duidelijke structuur, geschikt voor vaste eisen. 4. Hoe werkt Scrum? afbeeling kunnen uitleggen van rollen… Stappen: 1. Product Backlog: Product Owner maakt een lijst van taken. 2. Sprint Planning: Team kiest taken voor de sprint. 3. Sprint: Team werkt aan taken, houdt dagelijkse stand-ups. 4. Sprint Review: Presentatie van het werk aan stakeholders. 5. Sprint Retrospective: Team bespreekt verbeterpunten. Waterfall Een lineaire en gestructureerde aanpak waarbij een project in opeenvolgende fasen wordt uitgevoerd. Fasen: -> Requirements: Alle eisen worden vooraf gedefinieerd. -> Design: Het volledige ontwerp wordt gemaakt. -> Implementation: De daadwerkelijke ontwikkeling vindt plaats. -> Testing/verfication: De software wordt getest op fouten. -> Maintenance: Ondersteuning en updates na oplevering. Kenmerken: Elke fase wordt volledig afgerond voordat de volgende begint. Teruggaan naar een vorige fase is niet mogelijk. Uitgebreide documentatie is vereist. Voordelen: Simpel en gestructureerd. Geschikt voor projecten met vaste eisen. Nadelen: Niet flexibel voor veranderingen. Problemen worden vaak pas laat ontdekt. Samenvatting 14 Verschil Waterfall vs. Agile Waterfall: Lineair, alles wordt vooraf gepland. Stakeholders betrokken aan begin en einde. Geschikt voor stabiele projecten. Agile: Iteratief, flexibel voor veranderingen. Stakeholders continu betrokken. Geschikt voor projecten met onduidelijke of veranderende eisen. Prince2 - 7 principes PRrojects IN Controlled Environments Een gestructureerde projectmanagementmethode met 7 principes, 7 processen en 7 thema’s. De 7 principes van PRINCE2 zijn: 1. Voortdurende zakelijke rechtvaardiging – Het project moet waardevol blijven. 2. Leren van ervaringen – Leer van eerdere projecten. 3. Gedefinieerde rollen en verantwoordelijkheden – Iedereen weet wat te doen. 4. Beheersing per fase – Project wordt in fasen verdeeld. 5. Management op afwijking – Stel grenzen en grijp in bij afwijkingen. 6. Productgerichte aanpak – Focus op kwaliteit van de producten. 7. Aanpassen aan de omgeving – Methode afstemmen op het project. De 7 processen van PRINCE2 zijn: 1. Opstarten van een project – Bepaal of het project haalbaar is. 2. Initiëren van een project – Maak het gedetailleerde projectplan. 3. Sturen (directing) van een project – Management neemt beslissingen en houdt toezicht. Samenvatting 15 4. Beheersen (controlling) van een fase – Bewaak de voortgang per fase. 5. Begeleiden van een fase – Zorg voor de oplevering van producten. 6. Beheren van grenzen tussen fasen – Zorg voor een soepele overgang tussen fasen. 7. Afsluiten van een project – Sluit het project af en evalueer. De 7 thema's van PRINCE2 zijn: 1. Business Case (Business Case) – Waarborg de zakelijke rechtvaardiging. 2. Organisatie (Organization) – Definieer rollen en verantwoordelijkheden. 3. Kwaliteit (Quality) – Beheer de kwaliteitsvereisten van het project. 4. Plannen (Plans) – Maak gedetailleerde projectplannen. 5. Risico (Risk) – Identificeer en beheer risico’s. 6. Wijziging (Change) – Beheer wijzigingen in het project. 7. Voortgang (Progress) – Bewaak en rapporteer de voortgang. Risico management Stappen: 1. Identificeren: Zoek potentiële risico’s. 2. Analyseren: Beoordeel kans en impact. 3. Prioriteren: Rangschik risico’s op ernst. 4. Behandelen: Vermijd, verminder, draag over of accepteer risico’s. 5. Monitoren: Houd risico’s tijdens het project in de gaten. Risicomatrix: Beoordeelt risico’s op kans en impact (laag, middel, hoog). Risicomitigatie: Het proces van het verminderen van de kans of impact van risico’s Vermijden, beperken, overdragen of accepteren van risico’s. Tools Notion, Planner, en andere tools kunnen helpen bij het beheren van projecten en risico’s. Samenvatting 16 Change Management Doel: Systematisch omgaan met veranderingen in een organisatie om weerstand te verminderen en verandering effectief door te voeren. Verschil met Project Management: Change Management: Richt zich op mensen, communicatie en betrokkenheid. Project Management: Richt zich op budget, scope en tijd. ADKAR-model Een model voor individuele verandering met 5 fasen: 1. Awareness: Bewustzijn van de noodzaak van verandering. 2. Desire: Wens om de verandering te ondersteunen. 3. Knowledge: Kennis over hoe de verandering werkt. 4. Ability: Vermogen om de verandering toe te passen. 5. Reinforcement: Verankering van de verandering voor blijvend resultaat. Kotter’s 8-Step Model 1. Creëer urgentie: Maak duidelijk waarom verandering nodig is. 2. Vorm een coalitie: Verzamel een team van leiders om de verandering te steunen. 3. Creëer een visie: Definieer duidelijk wat de verandering inhoudt. 4. Communiceer de visie: Zorg dat iedereen de visie begrijpt en ondersteunt. 5. Moedig anderen aan: Verwijder obstakels en geef training. 6. Creëer snelle overwinningen: Behaal snel successen voor momentum. 7. Creëer meer verandering: Blijf verandering doorvoeren en evalueer. 8. Veranker de verandering: Zorg dat de verandering blijvend is. Voor- en Nadelen Voordelen: Verkrijg steun van medewerkers. Biedt structuur voor verandering. Samenvatting 17 Nadelen: Top-down benadering kan weerstand veroorzaken. Verandering kan moeilijk te handhaven zijn. Labo Gantt Chart Wat is het?: Een visueel hulpmiddel om taken, deadlines en afhankelijkheden in een project te plannen en te volgen. Kenmerken: Taken en tijdlijn. Afhankelijkheden tussen taken. Balken voor start- en einddatum. Voortgang bijhouden. Kritieke Pad: De reeks taken die de totale projectduur bepaalt. Vertraging hierin vertraagt het hele project. Voordelen: Overzichtelijk, helpt bij planning en identificatie van knelpunten. Kanban Wat is het?: Een visueel bord (To Do, In Progress, Done) om werk te beheren. JIT(Just-In-Time): Gemaakt door Toyota, Een methode om materialen en producten precies op tijd te produceren of leveren, om verspilling te verminderen en efficiëntie te verhogen. Principes: 1. Visualiseer werk. 2. Beperk werk in uitvoering. 3. Pull-systeem (niet pushen). 4. Maak het proces expliciet. 5. Constante feedback. Verschil met Scrum: Samenvatting 18 Kanban: Geen vaste sprints, werk wordt continu toegevoegd. Scrum: Vaste sprints, rollen en rituelen (bijv. Daily Scrum). Leer omgaan met verschillende soorten klanten en pas je Kanban-proces aan om hun behoeften te managen. Begrijp hoe je werk kunt visualiseren, beperken en prioriteren om chaos te verminderen. Klanten: Perfectionist: Hoge kwaliteit en details. → waterfall. Chaoot: Duidelijke prioriteiten en communicatie → Agile/Scrum. Control Freak: Transparantie en betrokkenheid → waterfall. Onbesliste: Beperkte keuzes en sturing → Agile/Kanban. Retrospectives (Retro's) Wat is het?: Een meeting aan het einde van een sprint of project om te reflecteren en verbeterpunten te identificeren. Methodes: Sticky Notes: Ideeën per papiertje, groeperen en acties maken. Four L’s: Loved, Liked, Longed for, Learned. Timeline: Evolutie van het project visualiseren. Awards Night: Positieve erkenning van prestaties. Doel: Continu verbeteren (Kaizen). Jira voor Agile Projecten Wat is het?: Een tool om Agile projecten te beheren, sprints te plannen en user stories bij te houden. Belangrijke concepten: 1. Backlog: Maak epics en user stories met acceptance criteria. 2. Sprints: Plan taken en volg voortgang via het board. 3. User Stories: Beschrijvingen van wat de gebruiker wil (bijv. "Als gebruiker wil ik inloggen"). Samenvatting 19 4. Acceptance Criteria: Voorwaarden om een user story als "voltooid" te beschouwen. Wat te onthouden User stories moeten duidelijk de wensen van de gebruiker beschrijven. Acceptance criteria specificeren wanneer een user story als compleet wordt beschouwd. Jira helpt bij het plannen, beheren en volgen van je Agile project door middel van backlogs, sprints, en user stories. Examen Wat is een Gantt Chart? Een visueel hulpmiddel om taken, deadlines en afhankelijkheden in een project te plannen en te volgen. Wat is het kritieke pad? De reeks taken die de totale projectduur bepaalt. Vertraging in deze taken vertraagt het hele project. Wat is een risicoregister? Een document waarin alle risico’s van een project worden vastgelegd, inclusief kans, impact en maatregelen. Wat is een risicomatrix? Een visueel hulpmiddel om risico’s te beoordelen op kans en impact (laag, middel, hoog). Hoe stel je een risicomatrix op? Maak een tabel met kans (laag, middel, hoog) en impact (laag, middel, hoog). Plaats elk risico in de juiste cel. Wat is een retro? Een meeting aan het einde van een sprint of project om te reflecteren en verbeterpunten te identificeren. Wat is het doel van een retro? Continu verbeteren (Kaizen) door te leren van wat goed ging en wat beter kan. Hoe organiseer je een retro? Gebruik methodes zoals Sticky Notes, Four L’s, of Timeline. Bespreek wat goed ging, wat beter kan, en maak actiepunten. Wat zijn de voor- en nadelen van sticky notes? bvb Voordelen: Visueel, eenvoudig te groeperen, stimuleert creativiteit. Samenvatting 20 Nadelen: Kan rommelig worden, minder geschikt voor grote groepen. Wat is het verschil tussen Kanban en Scrum? Kanban: Geen vaste sprints, werk wordt continu toegevoegd en uitgevoerd. Scrum: Werkt in vaste sprints met vooraf geplande taken en rollen (Product Owner, Scrum Master). Hoe gebruik je Jira voor Agile projecten? Maak een backlog met epics en user stories. Plan sprints en wijs taken toe aan teamleden. Volg de voortgang via het board. Wat zijn user stories en acceptance criteria? User Story: Beschrijving van wat de gebruiker wil (bijv. "Als gebruiker wil ik inloggen"). Acceptance Criteria: Voorwaarden om een user story als "voltooid" te beschouwen (bijv. "De inlogpagina moet een gebruikersnaam en wachtwoordveld hebben"). Testing Waarom Testen? Zorgt ervoor dat de oplossing voldoet aan de vereisten van de gebruiker. Vermindert risico's en voorkomt frustraties door bugs. Wat Testen? Software: Werkt het zoals bedoeld? Hardware: Werkt de hardware goed met de software? Organisatie en Procedures: Zijn interne processen effectief? Documentatie: Is alles goed gedocumenteerd? Cutover: Overgang van oud naar nieuw systeem. Testtypes Samenvatting 21 1. Functionaliteitstesten: Werken functies zoals verwacht? 2. Cross-Platform testen: Werkt het op verschillende platformen? 3. Performantietesten: Is het snel en efficiënt? 4. Gebruiksvriendelijkheidstesten: Is het makkelijk te gebruiken? 5. Veiligheidstesten: Is het beschermd tegen inbraak en datalekken? 6. Regressietesten: Werken oude functies nog na wijzigingen? Testlevels 1. Unittesten: Testen van individuele onderdelen (door ontwikkelaars). 2. Integratietesten: Testen hoe onderdelen samenwerken. 3. Systeemtesten: Testen van de hele oplossing. 4. Acceptatietesten: Testen door eindgebruikers. Rollen & Verantwoordelijkheden Ontwikkelaars: Unittests en integratietests. Testers: Systeemtesten en documentatie. Eindgebruikers: Acceptatietesten. Testmanager/Projectmanager: Coördinatie en planning. Deliverables 1. Testplan: Strategie, scenario’s, testdata en tools. 2. Testscenario’s: Beschrijving van wat getest moet worden. 3. Testresultaten: Documentatie van resultaten. 4. Testdata: Data nodig voor de tests. 5. Testtools: Tools voor automatisering en documentatie. Aandachtspunten 1. Nauwkeurigheid: Zorg dat de juiste mensen testen uitvoeren. 2. Testtools: Automatisering bespaart tijd en kosten. 3. Voldoende tijd: Plan extra tijd voor onverwachte bugs. Samenvatting 22 4. Shift Left: Begin vroeg met testen om problemen vroeg te vinden. 5. CI/CD: Automatiseer testen voor snellere feedback. Oplevering maintenance ITIL (Information Technology Infrastructure Library) Een set van "best practices" voor het beheer van IT-dienstverlening, ontwikkeld in de jaren 80 door de Britse overheid. Focus: Dienstverlening en kwaliteit. DevOps & ITIL: ITIL richt zich op processen, DevOps op samenwerking en automatisering. 4 Grote Luken binnen ITIL 1. Service Management: Diensten maken die voldoen aan klantwensen. 2. Service Operations: Diensten draaiende houden en onderhouden. 3. Configuration Management: Beheer van IT-infrastructuur. 4. Service Lifecycle: Levenscyclus van een IT-dienst. Service Management Wat houdt het in? Diensten opzetten, uitwerken, exploiteren en controleren. Afspraken vastleggen in een Service Level Agreement (SLA). Service Operations Operationele processen die ervoor zorgen dat de klant krijgt wat is afgesproken. Operationale functies: Servicedesk: Aanspreekpunt voor gebruikers. Technisch beheer: Ontwerpen en verbeteren van IT-diensten. IT operationeel beheer: Dagelijkse werking van de infrastructuur. Applicatiebeheer: Beheer van applicaties. Facilitair beheer: Beheer van fysieke locaties. Samenvatting 23 Incident Management Het zo snel mogelijk herstellen van de normale werking na een storing. Prioriteiten: P1 - Blocker: Systeem onbruikbaar. P2 - Critical Defect: Ernstige impact op bedrijfsvoering. P3 - Major Defect: Grote fouten, maar niet kritiek. P4 - Minor Defect: Kleine problemen. P5 - Slight Defect: Cosmetische problemen. Configuration Management Het beheren van de IT-infrastructuur via Configuration Items (CI's). CMDB (Configuration Management Database): Een database waarin informatie over CI's en hun relaties wordt vastgelegd. Service Lifecycle 1. Service Strategy: Strategische planning van IT-diensten. 2. Service Design: Ontwerpen van IT-diensten. 3. Service Transition: Overgang naar nieuwe diensten. 4. Service Operation: Uitvoeren van diensten. 5. Continual Service Improvement: Continue verbetering van diensten. Conclusies ITIL vereist procesmatig werken en een klantgerichte houding. Het invoeren van ITIL kan weerstand oproepen, maar leidt tot betere dienstverlening. Kort samengevat: Waterfall en ITIL bieden structuur voor projecten en IT-dienstverlening. Service Management, Incident Management, en Configuration Management zijn kernonderdelen van ITIL. Service Lifecycle zorgt voor continue verbetering van IT-diensten. Samenvatting 24 Samenvatting 25

Use Quizgecko on...
Browser
Browser