Samenvatting politieke geschiedenis van België (PDF)

Summary

This document summarizes the political history of Belgium, focusing on the period from 1830 to 1848. It details the transition from the Ancien Régime to an industrial society, highlighting the role of the Enlightenment, the French Revolution, and the rise of the middle class. It explains the key events and challenges that contributed to the Belgian Revolution of 1830.

Full Transcript

Hoofdstuk 1: De doorbraak van de burgerlijke parlementair-constitutionele staat (1830 -- 1848) **Inleiding:** Het jaar 1830 -- 1848 is een overgangsperiode van het Ancien Régime, dus van de oude samenleving, naar een industriële burgerlijke samenleving. In het Ancien Régime wonen dus veel mensen n...

Hoofdstuk 1: De doorbraak van de burgerlijke parlementair-constitutionele staat (1830 -- 1848) **Inleiding:** Het jaar 1830 -- 1848 is een overgangsperiode van het Ancien Régime, dus van de oude samenleving, naar een industriële burgerlijke samenleving. In het Ancien Régime wonen dus veel mensen nog op het platteland, ze zijn afhankelijk van hun landbouw, ze maken deel uit van de landbouweconomie. De macht lag bij de vorst en de kerk, de vorst gaat dus alleen heersen en hij wordt gelegitimeerd door god. De vorst heerst over een grondgebied en heeft zijn onderdanen. De kerk aan de andere kant heeft ook zijn macht: ze heeft haar eigen rechtbanken. De kerk voert spraken uit voor huwelijken, afstammingen,.... De adel en de kerk zijn de privilegieerde standen. Hoewel er ongelijkheid is in de maatschappij voor de 3^de^ stand (dit is een grote groep van boeren en stedelingen), vond men deze ongelijkheid niet abnormaal, de mensen zijn gelovig en vinden dus dat er een bepaalde sociale positie is in de maatschappij waarbij de regels niet hetzelfde moeten zijn voor iedereen. In de 19^e^ eeuw begint dit te veranderen door de verlichting, wetenschap en de filosofie. Jozef II, onze keizer, die probeert om deze privileges van de kerk en de adel te breken, later ook de Franse Revolutie. Deze overgang is niet alleen een economische maar ook een politieke overgang. De kerk aan de andere kant verliest zijn bezittingen onder het Franse regime (1795), dit vreest ze nu met de Verenigde Koninkrijk Der Nederlanden (1814-1815) en zal dus in de Belgische Revolutie proberen om haar macht te grijpen. Willem I wordt een verlicht despoot genoemd, dit betekent dat hij zich wel inzet voor progressie in de samenleving maar zelf de absolute macht heeft. Hij had wel tolerantie tegen het geloof maar was wel voor de economische vooruitgang. Door nieuwe wetenschappelijke technieken te gebruiken in de industrie komt er meer productie. De industriëlen worden dus alleen maar rijker terwijl de arbeiders zullen lijden door slechte omstandigheden in deze fabrieken. De lonen zijn te laag,... De overgang zal geen zwart-wit overgang zijn, dat zul je ook zien met de kerk bijvoorbeeld. **Ancien Régime** ================= Het Ancien Régime was een periode die plaats vond in ongeveer de 16^e^ en de 17^e^ eeuw. Deze periode zullen wij hebben tot aan de Franse Revolutie, tot aan de aanhechting met Frankrijk in 1795. De macht lag bij de vorst maar hij kan niet alles doen wat hij wil. De vorst moet rekening houden met de meningen van 3 standen. Deze standen zijn de clerus (paters, nonnen, priesters,...), de adel (bezitten grond, zijn rijk) en de 3^e^ stand (boeren & stedelingen). Ze komen samen in Statenvergaderingen, deze zijn vergaderingen in elke provincie. Je zou het een confederaal systeem kunnen noemen. Een confederaal systeem is een systeem waarin de regionale overheden meer macht hebben dan de centrale overheid. Aantal voorbeelden zijn: Vlaanderen, Brabant, Henegouwen,... Onze gebieden waren vroeger in 2 hoofdblokken: het Prinsbisdom Luik (deze was dus apart) & Zuidelijke Nederlanden. In het Zuidelijke Nederlanden had je meer Nederlandstalige inwoners dan de Franstalige. Brussel was onze hoofdstad en ze bestuurde dus de andere provincies en er waren ook meer Nederlandstaligen in Brussel. Onze gebieden werden bestuurd vanuit Wenen (Oostenrijk). Daarnaast hadden we ook 2 schoonmoederregimes: Groot-Brittannië en de voorganger van Nederland (Der Verenigde Provinciën). Nederland: 1) versterkingen gecreëerd in onze gebieden om Nederland te verdedigen tegen aanvallen uit Frankrijk, 2) haven van Antwerpen werd onderworpen waardoor de economie niet goed was in Antwerpen en 3) wij mochten geen overzeese kolonies stichten (naar Afrika, Azië,\...). We kunnen dus hieruit besluiten dat de macht bij ons verdeeld is: er is een grote invloed van de kerk en op internationaal gebied zijn wij afhankelijk van de andere landen, België bestaat niet we zijn maar een geheel van provincies die vanuit Wenen wordt bestuurd. **Franse Régime (DIB)** ----------------------- In het jaar 1795 komen de Fransen in 'België'. **'België' wordt een deel van Frankrijk**: 1) we worden geannexeerd door Frankrijk, we worden een [eenheidsstaat]. 2) Er zijn geen vorstendommen maar [departementen], voor de Franse Régime hadden de provincies elk een eigen grondwet en dus vinden ze dat ze elk aparte geconstitueerde (grondwettelijke) entiteiten (gehelen) zijn. Daarnaast gaan de Fransen **het leenrecht en de privileges afschaffen**: 1) er is sprake van een [nationale soevereiniteit], dit wil dus zeggen dat alle burgers samen een natie vormen en deze natie is de soevereiniteit van dat land. En de wet is dezelfde voor alle leden van die natie. De macht gaat uit van de verkozenen van het volk (=nationale soevereiniteit), dit gaan we in de Belgische Revolutie terug willen. 2) De afschaffing van de privileges leidt dus tot aanvallen tegen de rijkdom van de kerk. De kerk was heel rijk, ze had ongeveer 30-35% van de grondgebieden, er werden bij ons kathedralen bijvoorbeeld afgebroken. [De goederen van de kerk werden openbaar verkocht]. Soms werden er goederen gekocht door industriëlen (bijvoorbeeld een fabriek in een klooster). De macht van de kerk gaat achteruit terwijl de macht van de industriëlen en burgerij vooruitgaat. Ook komt er dus een **nieuw juridisch systeem**: 1) de Fransen stellen een systeem van [rechtbanken] die de corrupte oude rechtbanken vervangen. 2) Ze [voeren wetboeken] in: Burgerlijk Wetboek, Strafwetboek,.... En 3) ze gaan een einde maken van de versnippering van het recht. Er is een [exit van gewoonterecht]. Dit nieuw systeem zorgt ervoor dat de juristen opnieuw gaan moeten studeren. Bovendien gaan ze **de haven van Antwerpen** weer **vrijmaken**. Antwerpen werd vroeger geblokkeerd door Nederland. De eigendommen van de kerk worden geconfisqueerd[^1^](#fn1){#fnref1.footnote-ref}, de Fransen hadden problemen met priesters die geen eed van trouwen[^2^](#fn2){#fnref2.footnote-ref} in de republiek wilden afleggen. Tot in 1801, **Napoleon sluit een concordaat met de kerk**. Dit is een soort verdrag waarin de Kerk compensaties krijgt voor de schade die haar is toegediend. 1) De priesters krijgen weddes[^3^](#fn3){#fnref3.footnote-ref} en 2) de kerkgebouwen worden beheerd door kerkfabrieken. Deze kerkfabrieken krijgen van de staat geld voor als er renovaties,... moeten gedaan worden. Val van het Franse Régime ------------------------- In 1813-1814 worden de Fransen verslagen[^4^](#fn4){#fnref4.footnote-ref}. Er is een onzekerheid van wat er met onze gebieden moeten gebeuren. Oostenrijk laat onze gebieden gaan, het is te ver en het Franse recht werd al toegepast. Er is dus de vraag gekomen wat er nu met de voormalige Oostenrijkse Nederlanden en Luik. **Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815)** ---------------------------------------------- Willem I wil de voormalige Oostenrijkse Nederlanden en Luik bij Nederland voegen. Hij wil deze gebieden ook verdedigen zodat de Fransen Duitsland niet kunnen binnenvallen. In het Congres van Wenen (1814-1815) gaan de grootmachten akkoord dat Willem I vorst mag worden van het Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Het samenvoegen van deze 2 landen is een gevolg van de internationale politiek. In het **Congres van Wenen** wordt het zuiden met het noorden samengevoegd, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. 1) Er wordt een [bufferstaat gevormd tegen Frankrijk]. Dit was om de macht van de Fransen tegen te houden en ook om Duitsland te beveiligen. Er worden op Franse kosten[^5^](#fn5){#fnref5.footnote-ref} forten gebouwd, het wordt een sterk gecentraliseerd land. En 2) dit betekende dus ook [een uitbreiding voor het huis van Oranje]. Het Huis van Oranje werd verheven tot koninklijke status toen Willem I werd uitgeroepen tot Koning der Nederlanden. Willem I kreeg *les Départements Réunis* (huidige België) maar ook Luxemburg, de zone rond Maastricht en de huidige Limburg *een apart statuut* waarbij Willem I groot hertog werd. Deze laatste 3 gebieden maakten deel uit van het Duitse Bond om Duitsland te beveiligen en ook om zo te kunnen interveniëren mocht er iets fout gaan. Side note om te onthouden: Willem I was een belangrijk aandeelhouder van het Société Générale. Problemen voor de Belgen ------------------------ Er komt **de grondwet** (1815) die voor problemen zal zorgen. De Europese Grootmachten willen dat de ideeën van de Fransen verdwijnen, ze willen dus dat de vorst de grondwet aan zijn onderdanen geeft. 1) [De macht gaat uit van de vorst], dus Willem I. Willem I had *geen ministeriële verantwoordelijkheid*[^6^](#fn6){#fnref6.footnote-ref}. Dit wil zeggen dat Willem I zelf ministers kon aanstellen of ontslaan. Door dit is er de minister van Maanen die de persvrijheid zal onderdrukken en de journalisten zal vervolgen. Willem I kan dus zowel in de wetgevende macht als in de uitvoerende macht tussenkomen. Daarnaast kon hij *tussenkomen in processen*. De rechters zijn dus niet 100% onafhankelijk. 2) Willem I gaat de 1^ste^ zitting van [het Statengeneraal] openen in Brussel met een *bikameraal*[^7^](#fn7){#fnref7.footnote-ref} systeem. Het Statengeneraal is een vergadering van alle standenvergaderingen (Vlaanderen, Zeeland, Holland,...). De *vertegenwoordiging van zuid en noord is 50/50* terwijl het zuiden toen groter was, hier waren de Belgen niet blij mee. Er was een *tienjarige begroting*[^8^](#fn8){#fnref8.footnote-ref}, dit wil zeggen dat de staat om de 10 jaar belastingen int zonder dat er controle is. Daarnaast is het noorden protestant terwijl het zuiden katholiek is. De goddeloze koning Willem I wil macht grijpen in het onderwijs waardoor de kerk boos wordt omdat ze zelf het monopolie had in het Ancien Régime. Willem I trekt de noordelijke Nederlanders voort bij de benoeming in het leger, magistratuur[^9^](#fn9){#fnref9.footnote-ref},... waardoor de zuiderlingen niet voort kunnen in hun carrière. **De Belgische Revolutie in 1830** ---------------------------------- Er breekt een revolutie uit in het zuiden van de Verenigde Koninkrijk der Nederlanden. Eind augustus 1830 zijn er rellen in het centrum van Brussel. De politie doet niets en blijft rustig waardoor er een machtsvacuüm[^10^](#fn10){#fnref10.footnote-ref} ontstaat. De revolutionairen richtten hierdoor een burgerwacht[^11^](#fn11){#fnref11.footnote-ref}, ze gaan de controle overnemen. De revolutionairen in het centraal comité noemen zichzelf het **Voorlopig Bewind**. De leden van het Voorlopig Bewind leiden de revolutie. Wie zijn deze leden? Dit zijn een lijst van jonge mannen die universitaire studies hebben. Er zit een mengeling van liberalen en katholieken van burgerlijke en adellijke elementen. De Nederlanders trekken zich terug. België zat voorlopig nog in een transitiefase: hoewel er nog landbouw was begon België, onder andere dankzij Willem 1, een jong industrieland te worden. Maar in 1829-1830 gaat de industrie slechter waardoor er meer arbeiders ontslagen worden en zo meer armoede ontstaat. Daarom gaan de armen dus ook meedoen aan die revolutie. Jammer genoeg voor de arbeiders zullen ze toch gemarginaliseerd[^12^](#fn12){#fnref12.footnote-ref} worden ookal zijn zij diegene die de revolutie gemaakt hebben, ze worden uitgesloten van de macht. Er zijn 2 **oppositiegroepen** die zich tegen Willem I gaan verzetten. **De liberale middenklasse**: Er zitten jonge mensen die sociaal omhoog willen klimmen, ze kunnen een enorme carrière voorsprong krijgen. De liberale middenklasse willen de Franse Revolutie verderzetten. Ze willen de macht breken van de koning. Ze vinden dus m.a.w. dat de koning te veel macht heeft. Wat zijn de **eisen** van de liberale middenklasse? 1) [Volkssoevereiniteit]: het volk kiest zelf zijn machthebbers. 2) [Een parlementair regime]: de macht gaat uit van het parlement. 3) [Ministeriële verantwoordelijkheid]: het parlement controleert de regering, de regering kan dus niet zomaar zelf beslissingen nemen. En 4) de bescherming van [de rechten en vrijheden] van het individu. **De adel en de clerus**[^13^](#fn13){#fnref13.footnote-ref}: De clerus is bondgenoot met de adel omdat de adel grond bijvoorbeeld heeft die deze aan de pastoor verhuurd. Hun doel is om de macht te herstellen, ze willen de klok terugdraaien naar hoe het in het Ancien Régime was. Zij willen dus ook zoals de liberale middenklasse de macht van de goddeloze koning Willem I, die greep wil krijgen in het onderwijs, beperken. Daarnaast heeft de clerus ook al schrik sinds de Franse Revolutie dat ze haar macht zal verliezen dus zal ze in deze Belgische Revolutie haar kans grijpen. De conservatieven *herinnerden* zich aan de Brabantse Omwenteling: de soeverein keizer Jozef II had maatregelen genomen tegen de kerk, hij wou de corrupt oude rechtbanken vervangen,..., dit zorgde voor een conservatieve opstand. Deze opstand was nu aantrekkelijk voor de katholieken, de conservatieven omdat ze het Ancien Régime terug willen. De middenklasse die vrijheid belangrijk vindt van het individu, dat kan niet alleen vanuit een liberale perspectief gezien worden maar ook vanuit een katholieke. Aangezien vrijheid belangrijk is, niet alleen individualistisch en liberaal maar ook dat er vrijheid is van de kerk die niet door de staat gecontroleerd wordt. De onderwijspolitiek van Willem I was de kerk niet blij mee. Willem I wilde eerder scholen oprichten die het analfabetisme te verbeteren. De kerk vond dat niet leuk omdat d.w.z. dat ze niet meer in de scholen kon moeien. De kerk wil haar eigen katholieke scholen en zal dus **2 eisen** hebben om zo haar macht te verspreiden. 1) [Vrijheid van godsdienst] en 2) [vrijheid van onderwijs]. Deze eisen zijn bedacht zodat de kerk haar macht zo in het land, dat nu gescheiden is van de protestante noordelijke Nederland, kan verspreiden en haar geloof kan uitbreiden over het volk. De kinderen moeten naar school dus zal hij/zij waarschijnlijk naar een katholieke school gaan. De armen hebben hulp en gaan dus naar de kerk,... Zo worden de mensen meer afhankelijk van de kerk. Deze 2 oppositiegroepen: De liberale middenklasse en de clerus & adel zullen een monsterverbond (1827) maken. Hoewel ze beiden andere ideeën hebben, is er 1 gemeenschappelijk vijand: Willem I. Het verloop van de Belgische Revolutie -------------------------------------- Er worden petities gericht aan het parlement en de koning om gehoor te geven aan de eisen van het Monsterverbond maar deze lukken niet. In de septemberdagen in 1830 wordt er in Brussel gevochten waardoor er doden vallen en daarom een mobiliserend[^14^](#fn14){#fnref14.footnote-ref} effect komt. In oktober 1830 is er een Onafhankelijkheidsverklaring van het Voorlopig Bewind. In november wordt de grondwetgevende vergadering gekozen. Over deze meer informatie in het volgend stukje. Tijdens de septemberdagen zouden de Nederlanders kunnen doordoen maar ze trekken zich terug. Het leger van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden heeft een sterk leger dat gemakkelijk België kan verslaan. Maar de Nederlanders doen dit niet ze trekken zich terug. Waarom ze dat doen is wegens de publieke opinie: als zij gaan schieten op de burgers zou dat een slecht beeld geven en is de kans nog kleiner dat ze zich weer zullen verenigen. De Nederlanders worden gedreven tot naar de citadel van Antwerpen die ze tot 1832 zullen houden. De commandant van de Nederlandse troepen begaat een grote fout: hij gaat Antwerpen beschieten. Hierdoor is er een point of no return: het wordt nog moeilijker om zich te gaan verenigen met Nederland (publieke opinie). Conferentie van Londen 1830-1831 ================================ Nederland kan altijd terugkomen en België veroveren maar dat doet Willem I niet. Dit is zo omdat er op internationaal vlak iets gebeurt. Voor de onafhankelijkheid van België is de erkenning van de andere landen zeer belangrijk. België kan namelijk zeer gemakkelijk weer onder controle worden gezet met al die grootmachten naast zich. Maar op internationaal vlak gebeurt er iets: er wordt een conferentie van Londen gehouden door de grootmachten. Hoewel er een schending is van de orde van het Congres van Wenen zullen Frankrijk en Groot-Brittannië België steunen in het Congres van Londen omdat België een gelijkaardig systeem heeft met Groot-Brittannië en bij de aangepaste Charte van de Franse grondwet na de revolutie juli 1830 gaat de macht ook uit van de natie. Daarnaast zijn er ook andere crisissen aan de gang (Griekenland, Polen & Italië), de Russen, Pruisen en Oostenrijk houden zich bezig met Polen. Daarnaast wil niemand oorlog. In november 1830 besluiten ze om onze onafhankelijkheid te erkennen maar met beperkingen met wat België mag doen of niet. **Het Nationaal Congres voor de grondwet** ------------------------------------------ In november 1830 zijn er de verkiezingen van de grondwetgevende vergadering. Deze verkiezingen zijn de 1^ste^ belangrijke verkiezingen van het onafhankelijke België. In de grondwetgevende vergadering zal er dus de grondwet gemaakt worden. De mensen die dus verkozen worden komen in het Nationaal Congres. Wat voor regime zal het worden? Het Nationaal Congres duwt alle radicalen aan de kant: het is geen democratie omwille van het internationale kader. De landen naast hebben een koning, en hun grondwet kan je vergelijken met die van 1815 onder Willem I. Dus als België een democratisch regime wordt zal ze niet lang standhouden. Aan de andere kant wordt het ook geen republiek omdat de republikeinen niet de meerderheid haalden in het Nationaal Congres. Ze willen een koning dat niet veel macht krijgt in de grondwet maar het parlement. Wie wordt koning? Als de nieuwe België een Belg tot koning maakt loopt dat niet goed af, het leidt tot ruzie & tweedracht[^15^](#fn15){#fnref15.footnote-ref}. Men krijgt dus het idee om de zoon van de koning van Frankrijk uit te nodigen. De koning zegt neen: België heeft ongeveer hetzelfde rechtssysteem als Frankrijk, België ligt naast Frankrijk, spreekt Frans en Frankrijk had al een aantal gebieden afgenomen in de voorbije eeuwen. De kans is groot dat België dan opgaat in Frankrijk, wat de andere staten nooit zouden aanvaarden. Consensus kandidaat wordt **Leopold van Saksen-Coburg**, een kleine Duitse prins die niet zo belangrijk is in zijn territorium. Hij heeft goede relaties met de Britten ( grootste koloniale en commerciële rijk). Goede relaties met banken & familie Rothschild die kredieten leveren aan het jonge België. Het is dus iemand die niemand stoort en toch genoeg connecties heeft. Hoe verlopen de verkiezingen van het Nationaal Congres? De verkiezingen van het Nationaal Congres hebben geen algemeen stemrecht. Vrouwen mogen niet meedoen en er is een cijnskiesrecht. Het zijn de liberale middenklasse en de katholieken die hier zullen meedoen. Deze verkiezingen verlopen rechtsreeks maar er is een hoge kiescijns, dit wil zeggen dat men dus belastingen moet betalen om te mogen stemmen. Daarnaast heb je ook het capacitair stemrecht, deze is alleen voor het Nationaal Congres gebruikt en dan niet meer. [Hoge kiescijns]: dit zorgt ervoor dat alleen rijke mensen in het Nationaal Congres terecht komen. Deze manier van stemrecht invoeren werd niet gezien als een probleem. Een van de redenen is diegene die wil stemmen zal meer zijn best moeten doen om te kunnen stemmen. Arbeiders waren arm en hielden zich niet bezig met de politiek. Om de politiek te volgen moet je de kranten volgen en dus ook kunnen betalen, de meerderheid van de arbeiders waren analfabeet. Op deze manier konden ze dus de zogezegde garantie niet leveren dat ze de politiek zullen volgen. Daarnaast speelt de hoge kiescijns voordeel in de grootgrondbezitters en de rijke industriëlen. Dit recht speelt dus tegen de armen die zelf meededen met de revolutie, de kleine burgerij en de democraten/republikeinen. [Het capacitair stemrecht]: deze werd enkel gebruikt voor de verkiezingen van het Nationaal Congres. Mensen die een universitair diploma hebben en priesters mochten meestemmen. **De grondwet (DIB)** In de grondwet is er geen sprake van volkssoevereiniteit maar van een **nationale soevereiniteit**. Hoewel de liberale middenklasse een volkssoevereiniteit wilde kon ze dat niet krijgen doordat er verschillende politieke stromingen waren, anderen hadden andere ideeën van een staat. De adel en de intellectuelen maken een compromis voor de vorming van de grondwet. Het volk, en dat is maar een klein percentage wegens de kiescijns, kiest de vertegenwoordigers die in het parlement terecht komen. Het volk bestuurt dus niet zelf rechtsreeks. In het Nationaal Congres zitten 2 belangrijke groepen: [de adel], ze zijn grootgrondbezitters (rijk). En [de intellectuelen], dit zijn eerder conservatieven en gematigde[^16^](#fn16){#fnref16.footnote-ref} katholieken *dan* antiklerikalen[^17^](#fn17){#fnref17.footnote-ref} en democraten ( want zij zijn voor de volkssoevereiniteit). Wat zijn de prioriteiten van de grondwet? (DIB) 1. **De macht van de koning wordt aan banden gelegd**, de koning zijn macht wordt beperkt in de grondwet. Aan de andere kant hebben de adel en de rijke burgerij/intellectuelen dus meer macht. De adel en de rijke burgerij/intellectuelen die verkozen zijn komen in het parlement om diegene die op hen gestemd hebben te vertegenwoordigen en zij controleren de ministers. Wat staat er in de grondwet? - De **rechten en de vrijheden van het individu** staan centraal. - **De koning is gebonden aan de grondwet**: de koning heeft geen andere macht dan wat hem toegekend is in de grondwet. - Er moet **een scheiding der machten** zijn: de wetgevende macht maakt wetten, de uitvoerende macht voert deze wetten uit en de rechterlijke macht spreekt recht. Deze machten zijn onafhankelijk van elkaar: de wetgevende macht kan de taak van de uitvoerende macht niet uitvoeren. - **Ministeriële verantwoordelijkheid**: de minister is verantwoordelijk tegenover het parlement. De minister mag niets doen waarbij het parlement niet mee akkoord is. - **Contraseign**: de verplichting van de koning om alle daden (macht) die hij wil uitvoeren, eerst te laten tekenen door een minister. En denk eraan dat de minister een ministeriële verantwoordelijkheid heeft. 2. **De macht van de burgerij en de adel moeten erkend worden in de grondwet**. De macht die de koning verliest is een macht dat anderen grijpen: er is geen machtsvacuüm in de politiek. Hier hebben diegene die in het Nationaal Congres zitten de macht, deze zijn de rijke burgerij en de adel. Zij gaan dus wetten in de grondwet zetten die in hun voordeel staan (**politieke vrijheid**), en ze gaan deze ook waken omdat ze in het parlement zitten (**bewaken vrijheid**). Deze grondwet is een [progressieve] grondwet: de macht van de koning is beperkt en de rechten van het individu staan centraal. Terwijl in de andere landen er nog sprake is van bijvoorbeeld een vorstsoevereiniteit. De grondwet beschrijft dus **de bevoegdheden van de organen van de staat**. De rollen in dit nieuw systeem ============================== - De rol van het parlement: het parlement zal 1) wetten stemmen en rationeel discussiëren. 2) Maar hoewel het het toezicht is van de staat, zal ze niet veel interveniëren met zaken waarmee diegenen in het parlement niet zouden willen: sociale wetten, tussenkomst in het onderwijs, sociale zekerheid. - De rol van de overheid: in de 19^e^ eeuw is de overheid voor 1) veiligheid en 2) het eigendomsrecht te beschermen. - De rol van de politieke vrijheden: hier is 1) het recht om te vergaderen belangrijk en vereniging. En 2) persvrijheid: om je mening te mogen verkondigen/uiten. In de grondwet staat ook dat **preventieve censuur niet** toegelaten is: je kan niet iemand verbieden dat iets verschijnt. **Verkiezingen van 1830 - 1848 (DIB)** Hoe werkt het systeem van België? --------------------------------- Het Nationaal Congres is op basis van het cijnskiesrecht verkozen in 1 kamer. - Het Nationaal Congres besluit om weer een **bikameraal systeem** te maken. De andere landen hadden een niet verkozen eerste kamer, België gaat voor een iets democratischer variant: bij de verkiezingen kan men zowel voor de kamer als voor de senaat kiezen. 1. Senaat: voor de senaat moet je heel erg rijk zijn om verkozen te worden. Er is een verkiesbaarheidscijns[^18^](#fn18){#fnref18.footnote-ref} van 1000 florijnen. Dit zijn meestal mensen van adellijke families uit het Ancien Régime en conservatief. 2. Kamer van volksvertegenwoordigers: er is geen minimumgrens, iedereen kan worden verkozen maar er is wel een kiescijns van minimum 20 florijnen dat in de grondwet staat. Hoeveel je minimum moet betalen hangt af waar je woont: in Brussel bijvoorbeeld 80 florijnen. Diegene die in die kamer zitten moeten vooral het eigendomsrecht beschermen, de belastingen laag houden en geen sociale maatregelen. Er is [geen] [capaciteitsstemrecht] meer, dat werd 1 keer gedaan voor het Nationaal Congres en dan [niet] meer. - De verkiezingen worden om de **2 jaar** gedaan voor de kamer waarbij 50% vernieuwd wordt en om de **4 jaar** voor de senaat, ook waarbij 50% vernieuwd wordt. Deze periodes zijn kort om druk op de regering te houden. Zodat men zijn macht niet zal misbruiken en zodat er telkens rekenschap[^19^](#fn19){#fnref19.footnote-ref} wordt afgegeven. - Hoe de verkiezingen verlopen heet een **plurinominaal meerderheidsstelsel**: het meerderheidsprincipe houdt in dat wie de [meerderheid van de stemmen] heeft, [1 zetel] krijgt. Plurinominaal systeem betekent dat je [evenveel stemmen hebt als er zetels beschikbaar zijn] in jouw gebied waar je woont. De schaal van de verkiezingen is wel klein, er zijn een beperkt aantal namen op wie u kunt stemmen. Voorbeeld: in jouw gebied zijn er 5 kandidaten met 3 beschikbare zetels, dan kan je je stemmen over deze 3 kandidaten verspreiden. - Beperkt politieke vrijheden: - Coalitieverbod: men mag niet samen komen staken, mag geen vakbonden[^20^](#fn20){#fnref20.footnote-ref} maken,... Hoewel dit een schending is van de vrijheid van vereniging, vond men dat niet zo in de 19^e^ eeuw. - De **kiescijns** is minimum 20 florijnen in de grondwet maar de **kieswet zal verschillen**: er is sprake van een **[differentiële cijns]**. Dit betekent dat men niet overal hetzelfde bedrag betaalt om te kunnen stemmen: het hangt af waar je woont. Bijvoorbeeld in Brussel is dat 80 florijnen, op het platteland in Gent is dat 30 florijnen,... Dit zal dus ook een invloed hebben op het aantal stemmen dat een kandidaat meer krijgt dan een andere kandidaat. Als het op het platteland veel minder is dan in de stad zullen **meer kunnen stemmen**, de kerk is dominant op het platteland dus zal ze ook meer stemmen krijgen. En in de stad zijn dat de liberalen. Dat is een gevolg van de differentiële cijns. Daarnaast is er een **kleine schaal van kandidaten**, die kunnen zowel op het platteland als in de stad stellen. - Dagbladzegel: hoewel er persvrijheid is, is er een belasting op kranten. Kranten zijn duur en niet iedereen kan ze betalen, daarnaast kunnen sommigen ook niet lezen. Diegene die het wel kunnen betalen zullen dus redelijk losser kunnen stemmen. Er zijn 2 rondes omdat niet alle zetels gevuld zijn. Hoe verlopen de verkiezingen? ============================= - Heel beperkte lijst van kandidaten waarop je kan stemmen, ze kunnen zowel op het platteland als in de stad kandidaat stellen. - Differentiële kiescijns zorgt ervoor dat er meer stemmen zijn op het platteland omdat er meer kunnen stemmen. - In de Senaat komen er meestal mensen uit adellijke families die al heel rijk waren (verkiesbaarheidscijns). - Het aantal zetels van de Senaat en de Kamer hangen af van de bevolkingsgrootte. Brussel had bijvoorbeeld recht op 4 Senatoren. **De kerk op dat moment** ------------------------- De kerk zat comfortabel in de grondwet. In de maatschappij is de **meerderheid katholiek**, je hebt ook liberalen die katholiek zijn. - De katholieke moraal lag aan de basis van de maatschappij. Dit was ook zo voor liberale katholieken. Het katholicisme[^21^](#fn21){#fnref21.footnote-ref} is gebaseerd op gezag en respect voor autoriteit. De kerk kan dus mensen individueel culpabiliseren[^22^](#fn22){#fnref22.footnote-ref} als ze zich niet gedragen volgens het katholicisme. - Er is een **voordeel bij de scheiding van kerk** **en staat**: 1) de staat bemoeit zich niet met onderwijs, zorg of eredienst. 2) De staat financiert de kerk (Concordaat Napoleon). En 3) Lekensamenleving[^23^](#fn23){#fnref23.footnote-ref} is onmogelijk. Je woont in een gebied waar de kerk de baas is, katholieke scholen heeft, non voor gezondheidsproblemen,... Door deze zaken kan je de kerk als de staat in de staat beschouwen. - Enig nadeel is dat de preventieve censuur verboden is in de grondwet. Er is dus vrije meningsuiting en de kerk kan dat niet tegenhouden. En ook de meest radicale katholieken vonden zelfs dat er geen vrije meningsuiting moest zijn omdat daardoor de mensen zelf een keuze kunnen maken terwijl de kerk alleen maar de waarheid spreekt. Maar zij hadden in 1830 niet de meerderheid. **België in de wereld van 1830 - 1848** --------------------------------------- - Conferentie van Londen 1830-1831 ================================ - In 1830 zijn we niet alleen, overal in Europa brandt het een beetje, er is een revolutiegolf: Frankrijk (juli 1830), Brunswijk (Duitse bond), Willem I,... - Tiendaagse veldtocht - Verdrag der XXIV-artikelen - Schelde - Conventie van Zonhoven 21 mei 1833 - 1838 wil Willem I toch tekenen - Verdrag van Londen 19 april 1839 **Nieuwe staat en zijn binnenlandse tegenstanders** - Orangisme: zijn mensen die voor Willem I zijn. Traditioneel zijn zij vaak industriëlen of handelaars in de havens. Vanuit Gent, Antwerpen, Sint-Niklaas. Ze worden gelinkt met vrijzinnigheid[^25^](#fn25){#fnref25.footnote-ref} en het liberalisme en ze spreken Nederlands. \ Maar onderzoek van Els Witte (2015) blijkt dat er ook Orangisten waren bij de adel en ook op het platteland. Dat ze ook katholiek konden zijn of Franstalig. De Belgische revolutie was dus een scheuring binnen 1 elite. - Reunionisten: deze zijn mensen die voor de vereniging zijn van België & Frankrijk. Maar dit is geopolitiek onhaalbaar omdat Groot-Brittannië dat niet zou steunen en er zou een Europese oorlog ontstaan. **Politiek na de revolutie van 1830** Overgangsperiode Tot 1839 is het statuut van België nog niet zo duidelijk of het voltooid is of niet, op internationaal vlak moest ze nog erkend worden door de andere landen/grootmachten. Er waren dus nog geen partijen gemaakt. **De levensbeschouwelijke breuklijn van 1830 - 1848** Inleiding In het begin van de onafhankelijkheid van België zijn er niet echt partijen gemaakt. De staat is nog klein in 1830, niet veel ambtenaren, ministeries, \... De sociale organisatie die de mensen het meeste raakt is de kerk. In elk dorpje is er een pastoor (trouwregister, doopregister,...) en ook wordt er lesgegeven door de pastoor in een school. De kerk werkt samen met een multinational: de Katholieke kerk. De kerk is hiërarchisch georganiseerd: van de paus tot naar de bisschop en tot naar de pastoor. Voor de meest conservatieve katholieken staat de kerk boven de staat, staat het woord van God boven de wet. De gematigde katholieken die meededen bij het maken van de grondwet vertaalden de macht van de kerk in liberale vrijheden (liberale vrijheid van godsdienst & onderwijs). In de encycliek[^26^](#fn26){#fnref26.footnote-ref} Mirari Vos (1832) van de paus staat er dat de grondwet van België niet goed is omdat ze liberale ideeën steunen zoals bijvoorbeeld de vrijemeningsuiting, \... Omdat men hierdoor aan het woord van God twijfelt en dus wetten maakt die niet overeenkomen met de katholieke leer. Maar de Belgische bisschoppen stellen de paus gerust, ze leggen aan de paus uit dat ze genoeg macht zullen hebben in België om deze vrijemeningsuiting in hun handen te krijgen. Deze breuklijn is geen conflict tussen de wel en niet katholieken, maar over de macht van de kerk in de maatschappij (onderwijs, zorg,...) tegenover de antiklerikalen, degenen die problemen hebben met deze macht van de kerk. In de grondwet geven deze vrijheden indirect veel macht aan de kerk. De katholieken hebben manieren gebruikt om hun macht uit te breiden. Manieren om macht uit te breiden (hoofdzaak) 1. Kieswet 1831: om te kunnen stemmen moet je een minimum aan belastingen betalen. Dit verschilde van gebied tot gebied. Op het platteland was het goedkoper dan in de stad. In de stad kon dat 80 florijnen zijn terwijl het op het platteland 30 florijnen was. Op het platteland kunnen er dus meer mensen stemmen dan in de steden. (Platteland is katholiek) 2. (!) Onderwijs 1842: de wet van Nothomb werd gestemd. In elke gemeente moet er een lagere school zijn. De gemeenteraad is het bevoegde orgaan om een school op te richten. De gemeenteraad wordt op basis van het cijnskiesrecht gekozen door de burgers. Op het platteland waren de katholieken dominant, dit wil dus zeggen dat waar er katholieken aan de macht zijn, komen er katholieke scholen waar de pastoor lesgeeft. Waar de liberalen meer aan de macht zitten, dit zijn de steden, zullen er dus neutrale scholen opgericht worden (Bv Luik, Brussel, Gent,...). Deze school werd gefinancierd door de staat, geld wordt gegeven aan de non of de pastoor die lesgeeft zonder een gewettigd diploma. Een school dat al eerder bestond werd de gemeenteschool (dus op platteland katholiek). Onderwijs is heel belangrijk, de kinderen leren op school en dat kan invloed hebben over hoe ze zaken bekijken. Op de katholieke scholen is gezag heel belangrijk en de machtspositie van de kerk. De kinderen die later gaan stemmen hebben politieke voorkeuren, deze kunnen grotendeels beïnvloed worden door wat ze aangeleerd zijn. Zo kan het katholicisme nog meer uitbreiden. 3. De rijksuniversiteit Leuven wordt afgeschaft door de katholieken en ze maken de katholieke universiteit Leuven. Een jaar voor deze afschaffing richtten ze een katholieke universiteit in Mechelen waarop de liberalen reageerden met de stichting van de ULB in Brussel. Het was dus een strijd. 4. Er is een zegelbelasting waardoor de kranten duur zijn, alleen rijken kunnen het betalen. In de grondwet is censuur verboden maar in de praktijk zullen de katholieke burgemeesters theaters tegenhouden als ze aanstootgevend zouden zijn. 5. Kieswijkenwet (1842): de partijen gaan de grenzen van gebieden aanpassen dat ze meer stemmen kunnen halen. Ervoor was er een plurinominaal meerderheidssysteem waarbij men evenveel stemmen heeft als er zetels zijn. Dit was goed voor de katholieken op het platteland omdat zij daar domineren maar voor de katholieken in de stad was dit slecht omdat de liberalen daar dominant zijn. In deze nieuwe kieswijkenwet zullen de katholieken de steden opdelen in districten waardoor het extra moeilijk wordt voor de liberalen om de meerderheid te halen. Zonder kiesdistricten moeten alle kiezers stemmen voor elke zetel; met kiesdistricten is de stad opgedeeld in verschillende deeltjes en moet een deel van alle kiezers maar op sommige zetels stemmen. Men groepeert dus de katholieken in wijken waar ze de meerderheid hebben. 1. Wie verzet zich tegen de kerk? (Ideologisch) De mensen uit de middenklassen en de kopers van kerkelijke goederen (hebben bv fabrieken in kloosters, willen niet dat de kerk dit retroactief[^27^](#fn27){#fnref27.footnote-ref} in vraag stelt). (Economisch) En ook de mensen die tegen het protectionisme[^28^](#fn28){#fnref28.footnote-ref} zijn en tegen de grootgrondbezitters. Dit zijn industriëlen & bankiers. Daarnaast zullen de Orangisten na het Verdrag van Londen zich meer thuis voelen bij de liberalen. 2. Theodoor Verhaegen was een stichter van de ULB als reactie tegen de universiteit in Mechelen van de katholieken (die later de KU Leuven werd). 3. Daarnaast maakte hij ook deel uit van de vrijmetselarijloges. Deze loges zijn clubs waar mensen samenkomen om te discussiëren. In de 19^e^ eeuw gingen deze clubs over de afzetting van de wereldlijke macht van de kerk. De Orangisten horen na 1839 meer bij de liberalen, zij en de liberalen komen samen bij de verkiezingen om de macht van de katholieken te verbreken. Het is ook vanuit deze vrijmetselarijloges waaruit het liberale partij zal ontstaan. 4. In het liberalisme zitten er 2 vleugels. 1) Sociaal conservatieve stroming: ze zijn niet voor veel verandering in de maatschappelijke ordening. Vb.: ze zijn niet voor het stemrecht van arbeiders, niet tegen het verbod op arbeid. Vb.: Frère, Verhaegen, Lebau. 2) Linkse stroming: hier zijn er ook democraten en republikeinen van onze revolutie. Ze zijn humanitair, willen het stemrecht uitbreiden, beter lot voor arbeiders,... 5. Eerste politieke partij opgericht in 1846: de liberalen. Dit waren een verzameling van individuen & netwerken zoals bijv. Verhaegen (ULB). Democraten, vroege republikeinen & Orangisten. Mensen vanuit die loges. Deze combinatie geeft de kiesverenigingen. Deze kiesverenigingen gaan zich samen organiseren in steden om samen campagnes te maken (via de pers of petities gericht). 6. Wat is het programma van de liberalen? 1) Scheiding van de kerk en staat. 2) Wet van het lagere onderwijs weg (=gemeentekieswet 1842, staat niet veel te zeggen), 3) kieswijkenwet weg (ondemocratisch, minder zetels liberalen dan ze zouden moeten hebben), 4) Kiescijns moet overal (platteland & stad) gelijk zijn. 5) Situatie van de arbeiders verbeteren. 7. In 1847 is er een liberale doorbraak: ze halen een absolute meerderheid. (Vb.: Brussel, Gent) **De levensbeschouwelijke breuklijn van 1830-1848 zou je kunnen verklaren dat er een conflict was tussen de opkomst van de liberale partij en de macht van de kerk in de samenleving. In die periode was België nog nieuw en kende ze pas na 1839 voor het eerst de liberale partij. Het is een strijd tussen de klerikalen en de antiklerikalen die manieren hebben gebruikt om hun ideologieën in het land uit te breiden.** **De sociaal-economische breuklijn van 1830 - 1848** Inleiding (zorg ervoor dat je over de grondwet praat in je inleiding) In de Belgische grondwet zien we dat de rijkere mensen de macht hebben. De belangen van degenen die de grondwet gemaakt hebben staan erin, denk maar aan zaken zoals het coalitieverbod & het cijnskiesrecht (liberaal) en vrijheid van onderwijs & godsdienst (katholiek). De grondwet kadert alles wat de politiek en de wetgever kan doen. De grondwet is moeilijk te veranderen. Diegenen die aan de macht zitten willen lage belastingen & een kleine staat (een nachtwakerstaat). In de uitvoerende macht hebben ze wantrouwen, het is het parlement die de controle heeft over de uitgave en inkomsten van de overheid. De Belgische overheid gaf geld uit om industrie te stimuleren. In de grondwet die gemaakt werd was er weinig tot geen overheidsinterventie in de economie en het sociaal welzijn van de burgers. 1. De trein is de eerste industriële revolutie. Men kan veel meer produceren door machines in fabrieken. Deze producten werden per kar vervoerd maar nu kan dat via de trein die op steenkool rijdt; steenkool hebben we in Wallonië. 2. Er is tol op de Schelde (Verdrag der XXIV-artikelen) waardoor Antwerpen zich niet zo goed verder ontwikkelt. Er is industrie in Gent en Aalst maar het meeste is vooral in Luik, Verviers, Bergen & Charleroi. 3. Een periode waarbij het economische zwaartepunt van de kust naar Wallonië verschuift, naar Henegouwen & Luik. De welstand kwam vroeger vanuit de havens, maar met de industriële revolutie is dat nu in de Waalse staalbekken. Henegouwen zal een boost krijgen van inwoners. Dit omdat de boeren zich beseffen dat er tegenslag kan komen van hun landbouw of de (-internationale-) prijzen kunnen slecht vallen. De boeren moeten huur betalen en overleven maar als ze alleen afhankelijk zijn van hun landbouw is dat gevaarlijk voor hen, aangezien er in die tijd geen werkloosheidsuitkering, leefloon etc. was. 4. De boeren kunnen ook niet veel bijverdienen met huisnijverheid omdat de fabrieken sneller producten produceert met dezelfde kwaliteit. Ze gaan zich verplaatsen om in die fabrieken te gaan werken, (plattelandsvlucht). 5. Vlaanderen was in hongerwinter door patattenziekte. Deze was afkomstig van Ierland wat voor ravages[^29^](#fn29){#fnref29.footnote-ref} zorgde. 6. Pachtprijzen[^30^](#fn30){#fnref30.footnote-ref} zijn hoog en de graanprijzen staan in de macht van grootgrondbezitters, ze kunnen het protectionisme hier toepassen omdat de katholieken tot 1847 dominant zijn. Er is een industriële vooruitgang: 1. In Brussel zitten de aandeelhouders en kapitalisten. 2. In Wallonië is er een boom[^31^](#fn31){#fnref31.footnote-ref} in de industrie. Er worden technieken van metaal en steenkool gebruikt. 3. De Société Générale was een bank die biljetten zelf mocht drukken. Ze gaf het geld uit en investeerde in bedrijven. Deze bank wordt dus een aandeelhouder en zal geld uitlenen aan mensen. 4. Er is nood aan meer kapitaal, dus er komt de naamloze vennootschap. 5. Er wordt ook een Banque de Belgique opgericht die ongeveer hetzelfde doet, maar de Société Générale blijft belangrijk. De katholieken steunen het protectionisme, ze willen dus geen handel met het buitenland. De liberalen willen meer ruimte voor industrie, ze zijn bereid om de marge van de grootgrondbezitters onder druk te zetten. De liberalen klagen omdat ze een einde willen aan het protectionisme. De overheid zal wel iets doen, de overheid zal de export vergemakkelijken: 1. De **overheid investeert in infrastructuur: betere kanalen, wegen en ook spoorwegen**. 2. De **overheid sluit handelsverdragen af met Duitsland (simpel gezegd) en Frankrijk**. - België heeft een booming in de industrie, ze heeft heel veel producten die niet allemaal in België verkocht kunnen worden. - Frankrijk heeft veel consumenten maar de industrie is daar minder efficiënt. Hierdoor kan België Frankrijk wegconcurreren. Frankrijk doet een voorstel: douane-unie. Dit is een gemeenschappelijke overeenkomst tussen 2 of meerdere landen waarbij er samen een tarief bepaald wordt bij de grenzen en deze erna verdeeld wordt. Frankrijk zou ons hiermee gemakkelijk kunnen koloniseren omdat de Franse rekenhof bevoegd zou zijn, \... Maar aangezien België neutraal is mag dat dus niet omdat de andere landen dat niet zouden toelaten. Ze mag geen essentiële beslissingen over het handelsbeleid aan een ander land overlaten. De katholieken zijn tegen deze investeringen van de overheid voor de industrie omdat dit het protectionisme wegzet. Bijvoorbeeld de Theux is een ervan. Er zijn geen wetten die de arbeiders beschermen: 1. **De werknemer en de werkgever worden als gelijk gezien**. Als de werknemer hem niet aanstaat moet hij ergens anders werk gaan zoeken. 2. **Stakingen en vakbonden zijn illegaal. Er is een coalitieverbod**[^32^](#fn32){#fnref32.footnote-ref}. 3. **De liefdadigheid**[^33^](#fn33){#fnref33.footnote-ref} **laat de situatie van de arbeiders een klein beetje vermilderen**[^34^](#fn34){#fnref34.footnote-ref}, maar de omstandigheden van de arbeiders blijven heel slecht. Er was wel het vroegsocialisme die naar een betere leefwereld streefde. Dit waren de revolutionairen-democraten die gemarginaliseerd werden na de revolutie. - Ze bevinden zich in Brussel (uni), Gent, Luik, Verviers. - Ze zijn ijverig maar hebben geen succes. - Invloed van: Fourrier (beperkingen in het eigendomsrecht), Saint-Simon (maatschappij geregeerd door ingenieurs) & Babeuf (pleit voor gelijkheid). - Maar: ze gaan geen geweld gebruiken (anarchisten wel), ze vinden dat er correcties nodig zijn in het eigendomsrecht maar geen afschaffing (Marx wilde dat wel). Ze geloven in rede. Deze intellectuelen denken aan de arbeiders maar ze hebben daar geen sociale link mee. De massa arbeiders zijn zich niet bewust van de politiek, ze zijn net van het platteland gevlucht. Enige die erin slaagde was Kats: marche beweging om meetings te doen, een volkstoneel in dialect waarin uitgelegd wordt aan de mensen dat ze ook stemrecht,... moeten hebben. Ook een kleine beweging bij de ambachten (kapper, schoenenmaker,\...) Leopold I België heeft een koning nodig om reden van het internationaal vlak. Leopold I wordt koning in juli 1831, terwijl de grondwet al in februari 1831 is gemaakt. In de grondwet staat de macht bij het parlement, er is een nationale soevereiniteit. Dit wil dus zeggen dat de macht eerst bij de natie zit en daarna pas bij de koning der Belgen. In de realiteit is Leopold I belangrijk op internationaal, diplomatiek[^35^](#fn35){#fnref35.footnote-ref} en financieel vlak. Hij is iemand die de politici kan domineren. Hij gaat de grondwet continu in zijn voordeel interpreteren. Hij vindt altijd een minister die wilde gaan mee tekenen (contraseign). Door Unionistische[^36^](#fn36){#fnref36.footnote-ref} kabinetten te vormen kon hij zelf heel veel macht hebben. Hij kon zelf ministers benoemen. Leopold I slaagt erin om zijn macht te vergroten Voorbeeld: - **Gemeentewet 1836**: wordt gestemd, deze wet organiseert de verkiezingen van de gemeenteraad. In deze gemeenteraad moet de burgemeester de meerderheid hebben maar hij kan pas zijn functie uitoefenen **als hij benoemd wordt door de koning omdat het Orangisme een dreiging nog is in die tijd**. **Leopold I stelt dus een burgemeester zelf aan, en die burgemeester moet dan wel de steun hebben in de gemeenteraad**. De burgemeester is zelf een agent die de uitvoerende macht op gemeentelijk niveau uitoefent. - **In 1842 kan de koning zelf een burgemeester benoemen** ookal is hij niet verkozen in de gemeenteraad. - **Nauwe banden met de Société Générale en Rothschild**. - **Leopold I zal het parlement regelmatig onder druk zetten**. 1847 komt de liberale partij aan de macht: Rogier & Frère[^37^](#fn37){#fnref37.footnote-ref} Programma Liberale partij: 1. Wat is het programma van de liberalen? **1) Scheiding van de kerk en staat. 2) Wet van het lagere onderwijs weg (=gemeentekieswet 1842, staat niet veel te zeggen), 3) kieswijkenwet weg (ondemocratisch, minder zetels liberalen dan ze zouden moeten hebben), 4) Kiescijns moet overal (platteland & stad) gelijk zijn. 5) Situatie van de arbeiders verbeteren.** In 1848 is er een revolutie in Parijs. Ze zetten de koning buiten en voeren een republiek, ze voeren het algemeen stemrecht terwijl wij nog het cijnskiesrecht hebben, ze voeren het recht op werk voor iedereen in wat een soort van begin is van een sociale staat. Dit zorgt voor heel veel schrik, deze schrik zal leiden tot hervormingen. Er is schrik dat er in België ook een revolutie zal komen door potentiële jonge intellectuelen. De liberalen gaan dus hervormingen maken om ervoor te zorgen dat de **potentiële revolutionairen niets hebben om ontevreden te zijn**. Deze **preventieve maatregelen** zijn (DIB) (uit je hoofd zeker kennen!): 1. **De afschaffing van de differentiële kiescijns zorgt ervoor dat de cijns voor iedereen hetzelfde is**. Deze mensen krijgen dus ook stemrecht waardoor ze op de liberalen zullen stemmen. 2. **De zegelbelasting wordt afgeschaft**, ervoor konden alleen de rijke mensen de krant lezen. Maar met deze afschaffing kunnen de niet-rijken dit ook lezen. Deze afschaffing zal sociale maar ook communautaire gevolgen hebben**. De kranten werden in het Frans geschreven omdat iedereen die de krant kon betalen wel al Frans kon. Nu dat deze afschaffing er is kan er ook Nederlandstalige pers ontstaan**. 3. **Afschaffing van het ambtenarenparlement en de magistraten**. Hierdoor wordt de scheiding der machten strikter toegepast. Hierdoor wordt het parlement onafhankelijker. 4. **Afschaffing van de kieswijkenwet**: **de stad mag niet meer onderverdeeld worden in kieswijken**. Hierdoor ontstaat er een mogelijkheid dat de liberalen de meerderheid in steden kunnen krijgen. (De kieswijkenwet bevoordeelde de katholieken die in de steden zitten). **In de sociaal-economische breuklijn van 1830 -- 1848 kunnen we dus verklaren dat de situatie van de arbeiders niet verbetert. Door de preventieve maatregelen van de liberale partij Frère Orban & Rogier blijven er niet evenveel potentiële revolutionairen over dan zonder deze maatregelen. Men behoudt de bestaande orde, er is nog steeds eigendomsrecht en kapitalisme zonder sociale maatregelen voor de arbeiders. (Marginalisatie van potentiële revolutionairen) Daarnaast zien we dat in België de industrie steeds meer aan het groeien is. De katholieken zullen in deze periode het protectionisme willen behouden terwijl de liberalen meer vrijheid willen in handel en economie.** ### **De communautaire breuklijn van 1830 -- 1848** Inleiding --------- De communautaire breuklijn gaat over degenen die het Nederlands meer recht willen geven versus degenen die alleen het Frans gebruiken. Deze breuklijn zit ingebakken[^38^](#fn38){#fnref38.footnote-ref} in de revolutie van 1830. De Belgische revolutie van 1830 is Franstalig: alle officiële Nederlandstalige documenten werden in het Frans veranderd. De revolutionairen spraken allemaal Frans en verwonderen Frankrijk. Ze kijken naar de Franse revolutie in juli 1830,... Dat heeft gevolgen, onze gebieden liggen op de scheidingslijn van de Nederlandstalige (taal verwant met het Duits) wereld, Franstalige wereld en de Romaanse. In het Nederlandssprekende (taal verwant met het Duits) deel van ons land is het al zo sinds de 10^e^ eeuw en dat de grens met het Frans niet beweegt. Ze werden altijd al in het Nederlands bestuurd, er was een co-existentie met het Nederlands en het Frans heeft het[^39^](#fn39){#fnref39.footnote-ref} nooit weggeduwd. Pas wanneer er de Franse Régime kwam in 1795 gaat dit beginnen te veranderen en zet het zich door in 1830. De voorgeschiedenis van de verfransing -------------------------------------- In de 18^e^ eeuw was het Frans de internationale taal voor de handel en wetenschap, een beetje zoals het Engels van vandaag. Voor 1830 werden grote delen van Vlaanderen, Brabant & Prinsbisdom Luik in het Nederlands bestuurd. Het Frans werd aan het hof, de top gesproken. Maar de rechtbanken, administratie,... gebeurden in volkstaal. De breuk kwam pas bij het Franse Régime in 1795: het Franse recht wordt toegepast, we behoren tot Frankrijk, de verkozenen in onze gebieden gaan verzetelen in het Franse parlement en de ambtenaren, rechters,... switchen naar het Frans. In 1814-1815 komt Willem I aan de macht, we worden de Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Hij wil dat het Nederlands de officiële bestuurstaal is in onze gebieden. Hij zal een poging doen in 1823 om het Nederlands in de Vlaamse provincies op te leggen. Hier slaagt hij er niet in omdat de notabelen en magistraten het Frans wilden blijven gebruiken in plaats van de volkstaal. Het Nederlands werd niet gezien als een taal waarmee je het land kan besturen. De verhouding van het Frans en het Nederlands na de Belgische revolutie en het verzet (DIB) - Willem I bemoeide te veel met zaken vandaar dat er ook grondwetten gemaakt zijn die tegen Willem I zijn. In 1823 wilde hij in de Vlaamse provincies het Nederlands opleggen, in de grondwet komt er **de grondwet van taalvrijheid**. - Hoewel er taalvrijheid was, was **het Frans in praktijk de enige officiële taal**. De Belgische revolutie werd Franstalig gegeven. De mensen die mochten stemmen via **het cijnskiesrecht** spreken zelf Frans. De kans is klein dat iemand die in het parlement zit een wet zou maken dat het Nederlands verplicht. Er is in 1830 -- 1848 geen verdere vooruitgang van het Nederlands. De cijns is heel hoog en diegene die **meedoen aan politiek spreken zelf Frans**. **Er kan geen derde partij van de Vlaamse Beweging ontstaan door het kiessysteem**. - **Brussel wordt verfranst omdat ze nieuwe inwoners krijgt die Frans spreken**. Als iemand in de administratie wil werken gaan ze naar Brussel. Als je een advocaat wil zijn van aandeelhouders en bedrijven moet je naar Brussel. Kapitaalkrachtige inwoners en ook buitenlanders die Frans spreken komen in Brussel. De expansie van Brussel begint in 1830, er komt een serieuze boost van de verfransing. - **Literatoren als Willems en Conscience schrijven in het Nederlands voor een klein publiek om de taal in ere te houden**. Willem zal zich bezighouden met oude volksvertellingen. Conscience schrijft verhalen over het verleden. Conscience wordt gevraagd door Leopold I om te werken aan een eigen spelling en Nederlandse leraar te worden van zijn kinderen. Maar ze hebben verder **weinig prestige**. - (Extra informatie vanuit die quotes:) Conscience en Willems hebben geen problemen met Fransen in de Vlaamse gebieden. Het probleem is dat de **gewone mens niets verstaat in het bestuur, gerecht en onderwijs**. - **Mensen die in het Nederlands lezen participeren niet met de politiek**. - **Conscience is er net om België te versterken en niet Vlaanderen onafhankelijk te maken**. Als iedereen in België Frans praat is er de risico op een oorlog omdat we dan tot Frankrijk zouden kunnen behoren. De andere landen zouden daar nooit mee akkoord gaan, vandaar dat het belangrijk is om te beklemtonen dat er ook een andere taal en cultuur in België is. - **Het Frans wordt gezien als een status**, iemand die mooi Frans spreekt wordt gezien als iemand met een hoog maatschappelijk prestige[^40^](#fn40){#fnref40.footnote-ref}. Terwijl het Nederlands in die tijd niet overal hetzelfde was: er waren dialecten en het werd gezien als een volkstaal. - De mensen komen af met petities in 1840 om naast het Frans ook het Nederlands te erkennen in de provincieraden van Antwerpen en Oost-Vlaanderen. Bij de katholieken militeert[^41^](#fn41){#fnref41.footnote-ref} kanunnik[^42^](#fn42){#fnref42.footnote-ref} David. Maar deze Vlaamse beweging gaat om een vreedzame en gematigde beweging. **We kunnen besluiten dat er in deze periode minder gebeurt in verband met het Nederlands, we zien dat het Franse Régime een grote impact heeft gehad voor het Frans in ons rechtssysteem en in België. Het Nederlands werd gezien als een volkstaal waarmee je het land niet mee kan besturen terwijl het Frans aantoonde dat je een goede/hoge positie hebt in de maatschappij. Het Nederlands zag in deze periode geen vooruitgang wegens het kiessysteem, er kon geen Vlaamse Beweging ontstaan in de politiek. Degenen die meededen aan politiek spraken zelf Frans.** **Hoofdstuk 2: Triomf van het liberalisme (1850 -- 1884)** **Inleiding:** In 1848 breekt er revolutie uit in Frankrijk. Er zijn preventieve hervormingen in België door de liberale regering Frère Orban en Charles Rogier. Ze verlagen de kiescijns tot het normale minimum, er is geen discriminatie tussen platteland en stad. De periode 1850 -- 1884 is een gevolg van wat er gaat gebeuren als mensen in Antwerpen, Brussel, Luik, Gent,... kunnen gaan stemmen. De economie bepaald welke groepen er zijn in de samenleving, vanuit die groepen komen er politieke eisen. Deze eisen dringen dan op tot het parlement en uiteindelijk de wet. In 1848 komen er nieuwe bevolkingslagen waardoor dit een invloed zal hebben. De liberalen zullen niet altijd aan de macht zijn, er zijn ook nog 2 unionistische kabinetten en de katholieken hebben ook af en toe de macht. Maar in het algemeen domineren de liberalen deze periode. Dit wil niet zeggen dat er meer neutrale scholen zullen worden gemaakt, het ideologisch conflict domineert pas de laatste 5 jaren van de periode. Daarvoor gaat het vooral om het economische gedachtegoed van het liberalisme. Dit houdt in: kleine staat, lage belastingen, steun aan de export & industrie. **De sociaal-economische breuklijn van 1850 - 1884** Inleiding Het vroeg geïndustrialiseerde België heeft succes. In de sociaal-economische breuklijn gaan we de verdere ontploffing zien van de industriële revolutie: meer fabrieken, meer mensen in ellende omstandigheden en extreme rijkdom aan de andere kant. 1850-1884 boomt de industrie, uitvoering van glas, staal,... Door de liberalen wordt de industriële groei geholpen. - **De industriële export bloeit**: de textiel in Gent & Verviers, de vraag naar kolen, machines, zink, glas en wapens verkopen heel goed. - Doordat **de lonen zo laag zijn kunnen de producten goedkoper worden verkocht**. Door deze lage lonen is er **meer winst voor de aandeelhouders**[^43^](#fn43){#fnref43.footnote-ref}, ze krijgen grote dividenden. - De industrie groeit zo snel door middel van een juridische fictie: **de naamloze vennootschap**. Het is een rechtspersoon (=persoon die niet echt bestaat, een constructie op papier dat rechten en plichten heeft) die los staat van de eigenaars. In de naamloze vennootschap wordt er een rechtspersoon gecreëerd waarbij er een muur is tussen het vermogen[^44^](#fn44){#fnref44.footnote-ref} van de onderneming en de mensen die daar eigenaar van zijn. Als het bedrijf slecht doet en failliet gaat, wordt alleen het geld dat ze erin hebben gestoken verloren. - In het begin was de overheid voorzichtig met deze naamloze vennootschap: je hebt toestemming nodig van de regering om zoiets te mogen oprichten. Want als de kerk ermee begint kan er een macht ontstaan van de kerk. In deze periode gaat die **toestemming weg**. - Rijke mensen willen rijk worden **met een eigen bedrijf maar ook aandeelhouder** worden van een ander bedrijf om zo mee winst te krijgen. Voorbeelden (vgm niet uit de hoofd te kennen, alleen nakijken): Tesch (staal Luxemburg, zuiden van België), Empain (metro in Parijs, bouwt stad in Caïro), Solvay (soda, chemische industrie, grote liefdadiger ULB), Boël (staal in Wallonië). - **Liberalen en katholieken beginnen met elkaar te trouwen**. Mensen uit adellijke families zien dat er meer winst is uit die boomende industrie dan uit het klassieke grootgrondbezit. - **Katholieken laten hun ideeën varen over het protectionisme, ze gaan ook voor vrijhandel zijn**. - Miserie neemt toe van het proletariaat[^45^](#fn45){#fnref45.footnote-ref} door deze economische ontwikkeling, maar het biedt ook jobs aan mensen uit **de middenklasse die intellectuele beroepen hebben of kleine zelfstandigen zijn**. Ze worden **de** **hulpklasse** genoemd, omdat deze industrie eigenaars een nood hebben aan mensen die voor de banken werken,... Ze zijn het kiespubliek voor de liberalen en de katholieken. - Voor **het industrieel proletariaat zijn de omstandigheden zeer slecht**: 12 tot 14u werken per dag, vrouwen- en kinderarbeid (hoewel de vrouwen niet werkten in die tijd moest het nu wel door tekortkomingen), beluiken[^46^](#fn46){#fnref46.footnote-ref}, slechte hygiëne en de levensverwachtingen was 45 jaar. Hoe zat het met het liberale economische beleid? - **Baron Lambermont** was een belangrijke Belgische diplomaat. Hij **slaagde erin om de tol van de Schelde op te heffen**. Hij gaf samen met zijn handelspartners een lumpsum aan de Nederlanders. Hierdoor kan de haven van Antwerpen terug concurreren. - **De haven van Antwerpen bloeit in de tweede helft**[^47^](#fn47){#fnref47.footnote-ref} **van de 19^e^ eeuw**, na jaren stilstand door die tol. Er is bloei door Congo in de jaren 1880 en dus ook de vrijmaking van de tol op Schelde. - Een land als België start met een fragiele geopolitieke[^48^](#fn48){#fnref48.footnote-ref} status, ze moet neutraal zijn en onder de garantie leven van de grootmachten **maar België begint een omvangrijk**[^49^](#fn49){#fnref49.footnote-ref} **diplomatie te hebben en de commerciële**[^50^](#fn50){#fnref50.footnote-ref} **voordelen** te zien in haar neutraliteit. - De **ideeën en waarden van het liberalisme waren: het individualisme, het eigendomsrecht en de vraag en aanbod**[^51^](#fn51){#fnref51.footnote-ref}. - De katholieken en de liberalen waren het erover eens dat het proletariaat niet moest klagen. Voor **de** **liberalen was het idee dat als je geen succes hebt, is dat jouw eigen schuld**. Voor **de** **kerk was het idee dat de industriële proletariaat tevreden moest zijn met hun plaats in het leven**, de kerk hield het systeem in stand. "Messieurs, il faut qu'il y ait des pauvres". - De staat mag **niet veel** doen, **weinig interventie**: de belastingen moeten laag blijven maar de staat mag wel de ondernemingen helpen zoals bijvoorbeeld met aanleg van kanalen, ondersteuning Belgische frank,... Wat doen de liberalen in praktijk? - **De liberalen schrijven wetgeving op vraag van de werkgevers ongeacht partij**. **1)** Afschaffing van de wegentol (geen belastingen om wegen te gebruiken) (1867), **2)** afkopen van de Scheldetol (1863), **3)** geen toestemming (van koning) meer nodig voor naamloze vennootschappen (1872) en **4)** de beurs[^52^](#fn52){#fnref52.footnote-ref} is volledig vrij. - **De Nationale bank wordt opgericht in 1850**. Het is een gemengde entiteit, de overheid is eigenaar ervan maar ook anderen kunnen aandeelhouders zijn. De bank kan ook winst maken en dividenden uitkeren[^53^](#fn53){#fnref53.footnote-ref}. In 1850 geeft de Nationale Bank het geld uit. Ervoor was dit de Société Générale. - **De Nationale Bank biedt hulp aan de Société Générale**. De Société Générale was diegene die geld uitleende. Dit wil dus zeggen dat ze niet mocht speculeren[^54^](#fn54){#fnref54.footnote-ref}, de Société Générale moest voorzichtig zijn met waarin ze het geld investeert omdat het geld afhankelijk is van de waarde die ze krijgt in de economie. De Société Générale kon niet in zaken investeren die een risico hadden om failliet te gaan (bv. Bedrijven). Maar door de liberalen werd dus het Nationale Bank opgericht die geld zal uitlenen. - **De gemeentelijke tollen** (taxen dat je moet betalen aan de gemeente als je handelt) worden **afgeschaft in 1860** door Frère-Orban, in de plaats daarvan komt het gemeentekrediet in 1860: een bank die leningen geeft aan de gemeente en de gemeente kan zelf ook aandeelhouder worden van die bank om winst te maken en dividenden te krijgen. - **De Algemene Spaar en Lijfrentekas bank** wordt opgericht in 1865. Dit is een trucje om de arbeider in het systeem te houden. De arbeiders hadden een spaarboekje in deze bank, ze kregen daarbij ook een percentje. Hierdoor hebben ze iets te verliezen en is er zo minder kans op een uitbraak van een revolutie. (Liberale idee: je zult er wel uitgeraken als je je goed gedraagt, sparen) - **Er zijn handelsverdragen vanaf de jaren 1860**. De andere grote partners, NL, FR, GB & DE willen met België delen, wat goed is voor de Belgische industrie. Maar we hebben wel een neutraliteitsstatuut: we mogen geen[^55^](#fn55){#fnref55.footnote-ref} douane-unie aangaan of spoorwegen verkopen aan de Fransen. - (DIB) **De liberale staat investeert in bedrijven maar de winsten zijn voor de privé**[^56^](#fn56){#fnref56.footnote-ref} (bedrijven/mensen). - (DIB) De werkgever profiteert terwijl de werknemer problemen heeft: 1) op de gemeentes houdt men een **werkboekje** bij, deze was bedoeld om de arbeider in controle te houden zodat **hij zijn werk braaf doet**. Dit werkboekje werd door de werkgever ingevuld en als de arbeider iets verkeerds deed werd dit genoteerd waardoor de arbeider in zijn volgende sollicitatie niet zou worden aangenomen. 2) **Coalitieverbod**: het is verboden om samen te komen en betere arbeidsrechten te eisen. Als deze coalitieverbod wordt opgeheven na 1867 is het **nog steeds verboden om te staken, strafbaar zelfs**. 3) De werkgever kan naar de burgemeester gaan waardoor er **de politie op die staking** wordt afgestuurd, als dat niet werkt kan het tot **het leger oplopen**, je kan geschoten worden als het moet. 4) Hoewel de werknemer en de werkgever als gelijk worden gezien, staat in het burgerlijk wetboek dat de werkgever op zijn woord wordt geloofd. Er zijn **bewijsregels** om het woord van de werkgever te ontkrachten. - **2 verschillende werelden tussen arm en rijke wijken**. Rijken hadden mooie rijke wijken, de rijken spraken Frans en gingen naar opera's/theaters,... voor ontspanning. De arbeider leefde in beluiken en sprak in dialecten. Voor ontspanning was alcohol vaak de keuze. Was er een vorm van verzet tegen deze ongelijkheid van arbeiders en rijke burgerij? Er was een vorm van verzet, voorbeeld van de vroege arbeidersbeweging: Moyson, een textielarbeidersleider in Gent. Het vroegsocialisme begon te ontstaan. - Er zijn **veel problemen om de arbeiders te doen verenigen**: 1) de arbeider heeft geen tijd om aan politiek te doen, **de arbeider moet werken om te overleven** anders heeft hij geen loon. 2) **Staken is strafbaar**. Maar toch worden er organisaties/vakbonden opgericht om elkaar in nood te steunen. 3) De maatschappij wordt in stand gehouden door de kerk. De kerk heeft invloed op de mensen (onderwijs, zorg,...). **De kerk zegt dat men tevreden moet zijn met hun sociale positie**. Diegene die zich zou verzetten is zelf antiklerikaal. - **Een revolutie moet geleid worden door mensen die kunnen overtuigen & denken**. Er is een wisselwerking met onze buurlanden: **Marx komt uit Duitsland en Proudhon komt uit Frankrijk**. **Proudhon was een anarchist**[^57^](#fn57){#fnref57.footnote-ref}. Het doel dat ze willen bereiken klinkt gewelddadig maar ze bedenken concepten uit die ook op een zachtere manier kan toegepast worden. Proudhon is een voorstander van **coöperatieven: een bedrijf waarbij de arbeiders samen de baas zijn**. Er is geen groep van aandeelhouders,... De macht gaat uit van de mensen zelf. - **De radicale arbeidersbewegingen die zich inspireren op Marx of Proudhon zijn zelf antiklerikaal**. - Het hoogtepunt van de arbeidersbeweging bij ons is in 1869-1870. **60.000 arbeiders worden lid van het arbeiders internationale**. - Marx organiseert een unie van revolutionairen. Maar er ontstaat een probleem: **2 verschillende ideologieën**, Marxisme en anarchisme, er is hierdoor veel onderlinge ruzies. Marx vindt dat we in een volgend stadium zullen gaan na de botsing tussen de burgerij en arbeiders. **De anarchisten willen een gewelddadige omwerping**[^58^](#fn58){#fnref58.footnote-ref} **van het bestaande systeem zonder de propaganda, waarin we aan de arbeiders uitleggen dat er tegenstellingen zijn tussen arm en rijk, van Marx te voeren**. - Er komt opnieuw **een revolutie in Parijs in 1871 waardoor deze vereniging uit elkaar valt omdat de revolutionairen in Parijs uitgeschoten worden**. Het sociaal progressieve middenklasse In de steden kunnen de sociaal progressieve middenklasse nu ook stemmen door de cijns die nu voor iedereen hetzelfde is dankzij de preventieve maatregel van de liberale partij in **1848**. De potentiële revolutieleiders gaan dus nu geen revolutie meer uitvoeren. 1. **Onder invloed van de sociaal progressieve middenklasse komen er een paar verzachtingen voor de arbeiders**. Vb. van deze verzachtende sociaal progressieve maatregel is dat er **in 1867 een nieuw strafrechtboek komt waarin staat dat de coalitieverbod afgeschaft is maar staken nog altijd strafbaar is**. De vakbonden zijn niet verboden maar kunnen ook niet zomaar doen wat ze willen. 2. **Verenigingen L'Affranchissement en Les Solidaires werden opgericht voor verbetering voor het lot van de arbeiders**. Een Brusselse afdeling van **Les** **Solidaires**, **Le** **Peuple**, lag mee aan de basis van de Belgische afdeling van de **Eerste** **Internationale**. 3. De mensen uit de middenklasse die nu kunnen stemmen vinden we terug **in bijna alle** **politieke strekkingen van deze periode**. Bij de liberalen zijn dat de **sociaal** **progressieve liberalen**. 4. In tegenstelling tot Marx die voor de klassenstrijd is, bij de sociaal progressieve middenklasse denkt men aan **klassenintegratie**: **hoe kunnen wij mensen in het systeem integreren en perspectieven geven om vooruit te gaan**. Voorbeeld hiervan is de oprichting van de ASLK. 5. We moeten een andere mogelijkheid vinden om te mogen stemmen, en niet alleen je rijkdom die dit bepaalt. De sociaal progressieve liberalen zijn voor **capaciteitsstemrecht**: mensen met een diploma mogen meestemmen omdat ze kritisch hebben leren nadenken. Ze willen dus een **neutraal onderwijs** zodat men niet beïnvloed kan worden door de kerk. De liberalen zijn bang voor de uitbreiding van de macht van de kerk op het platteland. Ze zijn dus **antiklerikaal**. 6. De sociaal progressieve middenklasse zijn daarnaast ook bij de katholieken maar ook bij de **Vlaamse Beweging**. 7. Er zijn dus **Nederlandstalige middenklassen**, als deze nu kunnen stemmen zullen ze naar de Vlaamse beweging aansluiten. Ook te vermelden bij sociale-economische breuklijn: - In Antwerpen kunnen meer mensen stemmen na de lage cijns in 1848. In 1860 beslist de regering in Brussel om in Antwerpen grote werken door te voeren. De regering wil forten bouwen in Antwerpen voor bescherming (weten niet tegen wie maar het kan geen kwaad, bv NL). Er wordt een nieuwe partij gecreëerd in Antwerpen: de Meetingpartij. Het heet de meeting omdat zij bij publieke bijeenkomsten in de volkstaal aan de kiezers uitlegt dat ze geen forten mogen bouwen omdat dat alles zou blokkeren in dat gebied. De Antwerpenaars stemmen op deze partij. Door het meerderheidsstelsel komen zij in het parlement terecht maar breekt niet door in andere provincies. - In **1866 komt de afschaffing van het coalitieverbod** door effect van de sociaal progressisme. - **1871 verlagen de katholieken de kiescijns voor de steden en provincies door vraag van de progressieve sociale middenklasse**. (d'Anethan) - In **1883** gaan de conservatieve liberalen luisteren naar de sociaal progressieven en wordt **het capacitair stemrecht gecreëerd maar enkel voor de gemeenteraadsverkiezingen**, voor het parlement blijft de cijns. In die tijd was er geen leerplicht en er zijn maar 4 universiteiten: Gent, Leuven, Brussel & Luik. Leuven & Brussel zijn vrij, Gent en Luik zijn van de staat. Wie naar deze universiteiten gaat zijn de kinderen uit zeer geprivilegieerde milieu. Het middelbaar is voor de mensen die al weten dat ze gaan verder studeren. En tot 14 en lager is er geen leerplicht. Het capacitair stemrecht raakt niet zoveel mensen. De **sociaal progressieven willen een algemeen stemrecht**, terwijl de **conservatieve (doctrinaire) liberalen dit te ver vinden**. De katholieken zullen zeggen dat hun diploma uit het lager onderwijs ook telt. De katholieken, de socialisten, de liberalen en de Vlaams Nationalisten gaan campagne voeren waardoor er **bekwaamheidskiezersbonden** ontstaan. In deze bonden kan je **les gaan** volgen zodat de mensen kunnen slagen op hun bekwaamheidsexamen om te kunnen stemmen. - De socialisten in 1870-1880 gaan winst beginnen op te bouwen en met die winst beginnen ze te investeren in slagerijen,... **De omstandigheden waren zeer slecht voor de arbeiders. Er waren weinig maatregelen genomen maar toch een beetje druk via de sociaal progressieve middenklasse. Weinig mensen kunnen stemmen, de mensen in het parlement luisteren sociaal-economisch naar de rijken (industrie & grootkapitaal). De katholieken laten zich overtuigen dat zij ook rijk kunnen worden met investeringen en industrie. Ze voeren dus een beetje hetzelfde sociaal-economisch beleid.** **Verkiezingen van 1850 - 1884** Vanaf 1848 kan de sociaal progressieve middenklasse stemmen. In Gent & Antwerpen wordt de middenklasse actief. Door het kiessysteem in België heeft dat speciale effecten. In 1831 gebruiken we het plurinominaal meerderheidssysteem. Dit heeft gevolgen: - Je hebt de meerderheid van de stemmen nodig om een zetel te kunnen halen. Een partij die lokaal populair is kan dus een zetel krijgen in het parlement. - In Antwerpen kunnen meer mensen stemmen na de lage cijns in 1848. In Antwerpen is er een chauvinisme: eigen stad eerst. In 1860 beslist de regering in Brussel om in Antwerpen grote werken door te voeren. De regering wil forten bouwen in Antwerpen voor bescherming (weten niet tegen wie maar het kan geen kwaad, bv NL). Als je een fort bouwt in Antwerpen is dat slecht voor diegenen die grond bezitten omdat er rond die fort kilometers ook niets gebouwd mag worden. Er wordt een nieuwe partij gecreëerd in Antwerpen: de Meetingpartij. Het heet de meeting omdat zij bij publieke bijeenkomsten in de volkstaal aan de kiezers uitlegt dat ze geen forten mogen bouwen omdat dat alles zou blokkeren in dat gebied. De Antwerpenaars stemmen op deze partij. Door het meerderheidsstelsel komen zij in het parlement terecht maar breekt niet door in andere provincies. De Meeting partij is een mengsel van liberale en katholieke kiezers. Maar ze zullen zich eerder aansluiten bij de katholieken. De katholieken zullen in het volgende hoofdstuk die Vlaamse inslag behouden. Er opent een breder nationaal debat - De liberalen zijn in de minderheid. Als je de bevolking zou bekijken kunnen de katholieken de mensen veel gemakkelijker bereiken door bv. de mis, school,... Dit noemen de katholieken het werkelijke land. Het wettelijke land zijn de mensen die kunnen stemmen via het cijnskiesrecht, wat veel minder mensen zijn dan in de werkelijkheid. - De progressieve liberalen willen wel mensen toelaten die niet alleen door hun rijkdom mogen stemmen maar dan voor diegene die kritisch kan denken: iemand met een diploma. De katholieken zijn hier niet mee akkoord en ze gaan de cijns direct verlagen. **In 1870 gaat de katholieke regering d'Anethan de cijns verlagen**, zowel voor de gemeente als voor de provincies. Hierdoor komen er veel meer mensen die kunnen stemmen waardoor de katholieken meer stemmen krijgen. - De liberalen gaan zeggen dat voor de berekening van de belastingen mogen de mensen die thuis een meid tewerkstellen, die meid niet meer meetellen. Dit wil zeggen dat er duizenden priesters niet meer mogen meestemmen. - De katholieken herkwalificeren de belastingen van de cafébazen. Dit wil zeggen dat ze dus niet meer mochten stemmen voor de liberalen. De liberalen verliezen zo een deel van hun stempubliek. - De liberalen zijn zelf niet voor het algemeen stemrecht omdat er mensen gemanipuleerd kunnen worden door de kerk. Ze zijn wel voor het capacitaire stemrecht. Een voorbeeld hiervan is de Franse revolutie in 1848 die ervoor zorgde dat bij de verkiezingen door het algemeen stemrecht de linkse kandidaten bijna geen stemmen kregen. Meetingpartij in Antwerpen citaat De Meetingpartij gaat gebruik maken van de rechten en vrijheden van de grondwet. Ze zeggen dat ze propaganda mogen maken en perfect in het systeem zitten. Ze zijn voor het Antwerps belang, dus noch rechter/linker/katholiek/liberaal. De Meetingpartij geeft kritiek op de liberale kiesverenigingen. De kandidaten werden uit die loges onderling gekozen. De Meeting partij gaat zijn eigen kandidaten stellen. De lokale partij kan dus wel doorbreken en in het parlement komen door het meerderheidsstelsel. Effect sociaalprogressisme Je zou denken dat er druk is op de liberalen om iets te doen voor die middenklasse en dat is ook zo. - In **1866 komt de afschaffing van het coalitieverbod**. - **1871 verlagen de katholieken de kiescijns voor de steden en provincies door vraag van de progressieve sociale middenklasse**. (d'Anethan) - In **1883** gaan de conservatieve liberalen luisteren naar de sociaal progressieven en wordt **het capacitair (dus wie een lager diploma bezit) stemrecht gecreëerd maar enkel voor de gemeenteraadsverkiezingen**, voor her parlement blijft de cijns. In die tijd was er geen leerplicht en er zijn maar 4 universiteiten: Gent, Leuven, Brussel & Luik. Leuven & Brussel zijn vrij, Gent en Luik zijn van de staat. Wie naar deze universiteiten gaat zijn de kinderen uit zeer geprivilegieerde milieu. Het middelbaar is voor de mensen die al weten dat ze gaan verder studeren. En tot 14 en lager is er geen leerplicht. Het capacitair stemrecht raakt niet zoveel mensen. De **sociaal progressieven willen een algemeen stemrecht**, terwijl de **conservatieve liberalen dit te ver vinden**. De katholieken zullen zeggen dat hun diploma uit het lager onderwijs ook telt. De katholieken, de socialisten, de liberalen en de Vlaams Nationalisten gaan campagne voeren waardoor er bekwaamheidskiezersbonden ontstaan. - De progressieve liberalen zullen later bij de sociaaldemocratie/socialisme aanschuiven. **De levensbeschouwelijke breuklijn van 1850 -- 1884** Inleiding Weinig mensen kunnen stemmen, de mensen in het parlement luisteren sociaal-economisch naar de rijken (industrie & grootkapitaal). De katholieken laten zich overtuigen dat zij ook rijk kunnen worden met investeringen en industrie. Ze voeren dus een beetje hetzelfde sociaal-economisch beleid. Waar de liberalen en de katholieken een conflict zullen hebben is de levensbeschouwelijke breuklijn. Het is het conflict tussen de kerk en degenen die tegen de maatschappelijke macht van de kerk zijn. Dus het is het conflict tussen de klerikaal en antiklerikaal. Liberale vrijdenkersbeweging: - **François Laurent is een liberale vrijdenker**. Hij richt zich **tegen de katholieke kerk omdat de kerk voor censuur, verdrukken van het individu en autoriteit staat**. - De **liberale partij bestaat als een reactie op de katholieken in 1846**. De industrie ontwikkelt zich in 1850-1884 nog veel verder. Er ontstaat een **hulpklasse** die ook jobs krijgen door de industriële groei. Dit zijn leerkrachten, advocaten, ambtenaren, boekhouders,... de dienstsector. **Zij zullen zich meer aansluiten bij de vrijdenkers**. - De vrijdenkers zijn dus: 1. **Positivistisch**. Dogma's[^59^](#fn59){#fnref59.footnote-ref} van de kerk doen ze niet aan mee. 2. Ze vinden dat **het individu centraal staat, ze zijn rationalistisch**. 3. Zoals de sociaal progressieven geloven zij dat **de kennis van de mens verrijkt kan worden via het onderwijs.** 4. **Ze willen de autoriteit van de kerk breken door zelf na te denken (rationalisme) en eigen keuzes te maken (individualisme)**. 5. Ze willen dat er **tolerantie** is, de **mogelijkheid is om verschillende meningen** te hebben in de maatschappij en niet enkel de mening van de kerk. De kerk vindt dit natuurlijk niet goed omdat dit een bedreiging is voor de macht van de kerk. - Wat stoort de vrijdenkers aan de kerk? 1. De **openbaring van de kerk wordt als de waarheid beschouwd**. 2. De kerk heeft een **grote materiële rijkdom** waardoor haar maatschappelijke macht nog sterker is. **Ze bemoeit zich met zaken die alleen volgens de liberalen de staat mag doen**. Conflicten tussen vrijdenkers en kerk: 1. De begraafplaatsen worden volgens het katholieke geloof uitgevoerd. Diegenen die sterven krijgen een kruis op hun begraafplaats,... Diegenen die niet gelovig zijn willen begraven worden maar op een neutrale manier en niet volgens de gemeentelijke (katholieke) kerkhof. **Ze wilden dus ook een stukje voor de niet-gedoopte/niet religieuzen op de gemeentelijke begraafplaatsen**. 2. Het tweede probleem was de mengeling in het onderwijs. Op de katholieke school leert men autoriteit en gezag aan. Op de neutrale scholen leert men op basis van de verlichting, wetenschap & rationalisme. De **vrijdenkers willen dus meer openbaar onderwijs**. In 1842 (gemeentewet) moet elke gemeente een school hebben, op het platteland domineert de kerk dus zijn er alleen maar katholieke scholen beschikbaar. **Charles Rogier (minister van binnenlandse zaken) vraagt in 1850 dat de scholen in gemeentes neutraal moeten zijn. Hierop protesteren de bisschoppen en Rogier verliest daartegen**. Rogier mag wel nieuwe scholen oprichten maar de oude katholieke staatsscholen blijven verder gaan. 3. Er komt een 3^de^ conflict in 1856 dat draait rond **François Laurent & Brasseur**. Laurent & Brasseur zijn professors die lesgeven in de Gentse faculteit. **Laurent steunt het protestantisme, dat het moderner is en meer plaats geeft aan de wetenschap dan het katholicisme**. **Brasseur trekt in zijn les in twijfel** **of Jezus de zoon is van god**. In de 19^e^ eeuw is dat heel gevoelig omdat dit de basis is van het katholicisme. Als je niet gelooft dat Jezus de zoon is van god dan behoor je ook niet tot het katholicisme. De studenten die les krijgen vertellen aan de ouders wat ze geleerd hebben in de les. **De ouders gaan klagen bij de bisschop van Gent** waardoor die **bisschop eist dat ze ontslagen** **worden**. Deze kwestie wordt besproken in het parlement en ze worden **niet ontslagen maar ze krijgen wel een berisping**[^60^](#fn60){#fnref60.footnote-ref}. Frère Orban, de grote liberale leider, zegt dat ze niet voorzichtig zijn en dat ze de morele overtuiging van de studenten **niet** mogen choqueren. 4. De **kloosterwet** leidt tot de val van de laatste unionistische regering in **1857**. De kloosterwet heeft te maken met de wereldlijke macht van de kerk, de macht van de kerk in de maatschappij. De kerk controleert niet alleen het onderwijs maar ook de armenzorg en de ziekenzorg. De zieken en de armen kunnen dus naar de kerk gaan, als een soort OCMW van vandaag. De liberalen/vrijdenkers staan wantrouwig tegenover de macht van de kerk. In **1857 komt er een voorstel van de unionistische regering (gedomineerd door de katholieken)** die zegt dat als iemand heel gelovig is, en vanuit het katholieke idee van liefdadigheid, ik ga in mijn testament of via een schenking geld geven aan de armen dan zou dat eigenlijk ook naar de kerk moeten kunnen, naar de kerk maar wel gecontroleerd. Het ontwerp van de kloosterwet zegt we gaan organen oprichten, commissies, en die commissies gaan die gelden beheren voor kerkelijke liefdadigheidsactiviteiten. Die commissies worden gecontroleerd door de lokale verkozenen van de gemeente en van de gemeente. Dit zijn in de meeste gebieden de katholieken. Dit is dus eigenlijk geen controle omdat de katholieken grote stukken van het land controleren. De liberalen gaan in protesten op straat, de burgemeesters van de steden laten ze gewoon doen waardoor de druk op de regering immens wordt. Koning Leopold I zegt aan de Decker (leider van het kabinet) dat het veel te gevaarlijk is en dat hij deze tekst moet intrekken. De Decker trekt zijn tekst in, de koning had hem wel gezegd dat hij geen ontslag mocht nemen anders zou dat voor instabiliteit zorgen. De straatprotesten houden aan en de Decker zegt dat als ze verliezen bij de gemeenteraadsverkiezingen gaat hij ontslag nemen. En dit gebeurt inderdaad, **de liberalen winnen de gemeenteraadsverkiezingen waardoor de Decker weggaat**. Er komen nieuwe verkiezingen en **de liberalen gaan aan de macht zijn van** **1857 tot 1870**. 5. Het conflict gaat niet direct tot een hoogtepunt komen maar het zal stilaan intenser worden. Ook **de doctrinaire**[^61^](#fn61){#fnref61.footnote-ref} **liberalen begrijpen dat de kerk nodig is om de mensen braaf te houden. Dat bijvoorbeeld de arbeiders niet in opstand komen voor arbeidsrechten**. Tot eind jaren 1870 is er een soort garantie van stabiliteit dankzij de godsdienst. Maar toch zijn er radicaliseringen van beide kanten. 6. Er ontstaan vrijdenkersbewegingen die aan activisme gaan doen. Ze gaan dus de kerk blijven strijden. 7. De vrijdenkers hebben ook wat successen behaald: **1)** **de begraafplaatsen werden voor iedereen** (1859). **2)** De **overheid beheerde de kerkelijke goederen** (1866-1869). **3) De** **studiebeurzen werden door de staat gesteund en niet meer door de kerk** (1865). En **4) de relaties met de Vaticaan werden verbroken**. De paus verliest zijn eigen macht in Italië. In 1870 werd het Rome ingelijfd bij het koninkrijk Italië waardoor de paus niet meer de wereldlijke macht heeft. Het ultramontanisme: 8. De **ultramontanen worden door de Paus** geradicaliseerd door **1) de eenmaking van Italië** en **2) de invoering van dogma's van de Paus**. De ultramontanen zijn de meest radicale katholieken. Ze geloven dat het woord van god boven de wet van de staat ligt. De ultramontanen zijn dus extremer dan de gematigde katholieken. 9. In 1870 wordt Rome ingenomen bij de eenmaking van Italië, waardoor de paus zijn wereldlijke macht verliest. **Wanneer de liberalen aan de macht komen in 1878 gaan ze de relaties met het Vaticaan verbreken omdat het geen staat meer is** waardoor ze geen diplomatieke betrekkingen mee hebben. 10. **De ultramontanen zullen hier kwaad op zijn**. **De radicale katholieken gaan zich manifesteren in de jaren 1870**, de katholieke regeringen zoals d'Anethan, De Theux en Malou worden als verraders gezien in de ogen van de ultramontanen, ze zijn te soft. 11. In **België bloeit het ultramontaanse verenigingsleven**. (Processies, vakbonden waar ook werkgevers in zitten,...) 12. Hoewel er verenigingen (federale Bond kiesverenigingen in 1865, Bond Katholieke Kringen in 1868 of de Federatie van Katholieke Kringen en Conservatieve Verenigingen in 1878) worden gemaakt om de kerk te steunen hebben de **katholieken zelf geen politieke partij omdat ze daartegen zijn**. Ze vinden dat eigenlijk iedereen bij hen moet horen en hun plaats in de maatschappij kennen. **Deze verenigingen hebben weinig controle op de parlementsleden**. 13. De **ultramontanen in België in 1870 is een coalitie met de bisschoppen, de adellijke GGB en de middengroepen die schrik hebben voor het socialisme** (door bv de commune revolutie in Parijs 1871 en de arbeidersinternationale). - Ze gaan betogen voor **meer religieuze maatregelen**. - Ze zijn tegen de Belgische grondwet, ze zijn **voor een katholieke staat** met het gezag van de Paus - Ze vinden dat **het liberalisme en katholicisme onverzoenbaar**[^62^](#fn62){#fnref62.footnote-ref} is. De liberalen geloven dat de mens zelf beslissingen kan maken,... terwijl de ultramontanen geloven dat de kerk zelf alleen mag beslissen. - Ze willen zoals in **de middeleeuwen dat de standen het parlement vervangen**. In het middeleeuwen heb je **de clerus, adel en de 3^e^ stand** die elk hun positie in de samenleving kent. (Met de Franse Revolutie is hier weg) - Deze ideeën leiden tot de Bond der Belgische Katholieke Werkmanskringen in 1867. Een ultramontaanse organisatie die antisocialistisch is. Ze willen iedereen harmonieus samenbrengen om ervoor te zorgen dat de werknemers niet beïnvloed worden door het socialisme. 14. Van **1870 tot 1878 zullen de ultramontanen aan de macht zijn**, maar verliezen deze in **1878 door de liberale partij**. Ze verlagen de kiescijns door vraag van de progressieve sociale middenklasse bij de katholieken. Maar **de liberalen halen een overwinning** **wat tot ontploffing zal zorgen op het levensbeschouwelijke conflict**. - De **ultramontaanse fractie zelf verloor haar betekenis rond 1881**. De schooloorlog 1878-1884 Het ministerie van **Frère Orban & Van Humbeeck staat bekend als het ministerie van de schooloorlog**. Van Humbeeck: vrijmetselaar die zwaar aangevallen werd in de katholieke kranten omdat hij slecht had gesproken tegen de katholieke kerk, dat de kerk in de weg ligt voor de vooruitgang van de mens. Onder het ministerie van Frère & Humbeeck gaat het levensbeschouwelijke conflict ontploffen. - (DIB) Dat conflict gaat gepaard met de **Wet-Van Humbeeck in 1879**: het is moeilijk om op gebieden zoals op het platteland waar de katholieken domineren, als ouder een neutrale school te vinden. Volgens Van Humbeeck, als ze dit probleem overlaten aan de gemeentes zal het nooit opgelost worden. Van Humbeeck zegt dus dat de gemeenten centraal verplicht moeten worden. De liberalen richten het ministerie van het Nationale Opvoeding op. **1)** Van Humbeeck verplicht **de gemeenten om alleen scholen te subsidiëren waar mensen lesgeven met een officieel diploma van een rijksnormaal school**. De **pastoors en nonnen hebben dat niet** dus kunnen zij geen lesgeven in scholen. **2)** Tijdens de schooluren **mag er geen godsdienst les gegeven** worden. Het mag **enkel buiten** de schooluren. **3)** Als er in een gemeente alleen een katholieke school is, **moet er een nieuwe neutrale school** opgericht worden. In **1881** doet hij dat ook voor het **middelbaar onderwijs**. - De **katholieke kerk vindt dit natuurlijk heel slecht** omdat dit **haar macht kan verminderen in de maatschappij** doordat kinderen geen katholieke opvoeding zouden kunnen krijgen. De kerk kan dus hiermee geen gelovigen fabriceren, ze kan haar macht verliezen doordat mensen geen katholieke opvoeding kunnen krijgen. - In de pers van de Vlaamse katholieken zijn ze niet blij met de wet-Van Humbeeck. De katholieken betreuren de hervorming. Enkele zaken die in deze krant staan: de staat verdeeld de maatschappij in voorstanders en tegenstanders van de kerk. - **De radicale katholieken reageren op deze wet**: 1. De kerk zegt dat ze **zelf veel meer scholen kunnen bouwen** dan de staat. Door de **katholieke rijke mensen die schenkingen/donaties gaan doen aan de kerk komen er overal in het land katholieke scholen** bij. Er wordt een race uitgezet om het katholiek onderwijs uit te breiden. Al het geld dat ze ontvangen gaan zij in de eerste jaren in het onderwijs besteden. 2. **Ouders die hun kinderen naar zulke 'goddeloze' scholen** sturen, volgens hun geweten dat de wet van god boven de wet van de staat ligt, zullen **uitgebuit worden**. Ze mogen niet meer naar de kerk komen,... ze worden beschouwd als ongelovigen. 3. De **kerk vraagt aan mensen om geld te doneren** hoeveel ze maar kunnen en ook aan de rijke zodat ze dit probleem met de liberalen kunnen overwinnen door meer katholieke scholen te kunnen bouwen. Als je van adel bent moet je geld geven voor katholieke scholen (**adelplicht**). Denk maar aan scholen die naar adels vernoemd zijn ter ere van hun liefdadigheid. 4. Uit de Franse pers komt dat Leopold II deze 'rampzalige' wet heeft getekend. Dat men god heeft verjaagd uit het parlement. De meerderheid doet niets tegen iemand die oud en een beetje 'gek' aan het worden is (Frère Orban). Leopold II doet niets hiertegen. Het atheïsme en het vrijdenken zal heersen in 3000 scholen waarin met de god, de kerk en de katholieke moraal heeft weggejaagd. De katholieke pers reageert dus heel sterk tegen. 5. De bisschoppen zullen meetings houden (wat mag volgens de grondwet), manifesteren en organiseren petities. De kerk (dus de bisschoppen) gaan op bezoek naar de katholieke burgemeesters en ambtenaren om te zeggen dat ze deze wet niet mogen uitvoeren omdat je hierdoor het woord van god lager beschouwt dan de wet van de staat. Hoe zal de regering hierop reageren? - Enerzijds gaat de regering inhoudelijk toegeven dat **de godsdienst de basis mag zijn van de maatschappelijke moraal in het lager onderwijs**. - **Maar de regering zal wel sancties geven aan diegenen die de wet blokkeren, dus de katholieke politici en ambtenaren. Hierdoor wordt het erger en zorgt het voor een burgeroorlog.** Er is oorlog tussen het episcopaat (de bisschoppen) tegen de loge. Een neutrale school voor de katholieken kan niet, het zijn de liberalen en de vrijmetselaars die de hoofden van de mensen willen 'controleren'. Tussen informatie over de grondwet: **Verzet in België wordt geformuleerd met verwijzing naar de grondwet**. Van beide kanten is er **een andere visie over wat de vrijheid van onderwijs** **betekent**. Voor de katholieken is dit dat ze hun geloof mogen uitbreiden in scholen. Voor de liberalen betekent dit dat men de keuze moet hebben tussen een neutrale of katholieke school. - Er **was geen grondwettelijk hof om te gaan vragen of een wet de grondwet schendt: de grondwet is dat wat de meerderheid van het parlement verklaart wat het is**. De katholieken zeggen bijvoorbeeld dat de wet van 1842 (gemeentewet) wel overeenstemt met de grondwet maar de wet van 1879 (Van Humbeeck) niet. Het probleem zal zich escaleren: - De kerk gaat niet alleen druk zetten op de overheid maar ook **druk zetten op de individuen**. De kerk zal **geen sacramenten meer geven aan mensen die lesgeven in neutrale scholen of aan ouders die hun kinderen naar de neutrale scholen sturen**. - Het gevolg is dat **de staatsscholen in Vlaanderen gaan leeg staan: geen personeel of leerlingen**. - **Kerk krijgt geld van de adel en rijke gelovigen terwijl de staat de belastingen zal moeten verhogen voor neutrale scholen.** Ze zullen dus afgebeeld worden als een partij die alleen maar om geld vraagt. - Hierdoor **verliezen de liberalen de verkiezingen in 1884**. Na deze periode zullen de liberalen nooit meer alleen regeren, ze behalen nooit meer de meerderheid in België. - **80% van de kinderen zullen op een vrije school zitten**, dus niet op een neutrale school. - Er komt de oprichting van **de Unie voor het Herstel van de Grieven**: een katholiek programma als revanche tegen de liberale partij. - De **katholieken winnen in 1884**, ze schaffen het ministerie van het onderwijs af en gaan terug naar het regime van 1842 (gemeentewet). **De liberale partij kent moeilijke tijden hierna, de progressieve liberalen gaan naar de socialisten. De wet-Van Humbeeck is niet gelukt, de katholieke scholen zijn nog meer uitgebreid door het verzet van de katholieken. Het katholicisme blijft dominant in de maatschappij. De schoolstrijd heeft ervoor gezorgd dat de liberalen hun macht verliezen. De katholieken zijn hierna krachtiger geworden dan de liberalen.** **België in de wereld van 1850 -- 1884** Inleiding De thema België in de wereld is nauw vervlochten[^63^](#fn63){#fnref63.footnote-ref} met de levensbeschouwelijke breuklijn in deze periode. In de jaren 1850 -- 1860 in België wordt er heel erg meegeleefd met wat er gebeurt in Italië. Voor de katholieken is de paus het hoofd van de kerk (het katholicisme heeft een soort hiërarchie waarbij de paus helemaal bovenaan staat vervolgd door de bisschop,...). Het Ultramontanisme: **De ultramontaanse katholieken** zijn de **meest radicale katholieken**. - De ultramontanen geloven dat **het woord van god boven de wet van de staat** ligt. - De ultramontanen worden **geradicaliseerd door de strijd rond de paus**. 1. Italië is in 1815 allemaal in aparte staten. De paus heerst over een zeer groot gebied in het midden van dat land. Vanaf 1848 begint er een grote uitbreiding van een staat in het noordwesten van Italië: het koninkrijk Piëmont Sardinië. Deze koninkrijk heeft een constitutionele monarchie zoals in België met een grondwet en een parlement. **De liberalen in België steunen deze rijkdom, terwijl de katholieken daartegen zijn**. De katholieken gaan ook niet akkoord met het pluralisme: de vrijheid van meningsuiting. **Er gingen ook katholieken uit België naar Italië om te strijden**[^64^](#fn64){#fnref64.footnote-ref} **voor de paus tegen de liberalen**. Dit zorgde voor een groot debat in het Belgische parlement omdat die mensen konden sterven. De katholieken werden hier niet blij mee omdat de liberalen geen sympathie toonden voor de Paus. 2. De **paus voert dogma's** **in** zoals bijvoorbeeld de onbevlekte ontvangenis (Maria die geestelijk bevrucht werd). **Door extreme standpunten te maken om aan te tonen wie wel of niet tot het geloof behoort** worden de katholieken geradicaliseerd. Dingen zoals mirakels,... moeten geloofd worden. - De ultramontanen zeggen ook dat ze **het werkelijke land veel meer controleren** dan de liberalen. Ze geloven **dat zij de macht moeten hebben**. - De **ultramontanen hebben ook teksten van de paus** zoals bijvoorbeeld het encycliek Quanta Cura waarin de Kerk op de toenemende secularisering reageert van staten,... - Er zijn veel banden tussen de Belgische antiklerikalen (bv. François Laurent) en de Italianen die ook antiklerikaal zijn. - Internationaal begint het katholicisme meer te verspreiden, in alle katholieke landen. In Nederland, Engeland,... **De communautaire breuklijn van 1850 -- 1884** Inleiding In 1848 kunnen nieuwe groepen in de maatschappij politiek participeren. Voor 1848 werden de mensen van de Vlaamse beweging de taalminnaren of de literatoren genoemd. In deze periode zullen ze het kleinburgerlijke Flamingantisme genoemd worden. Ze worden kleinburgerlijk genoemd omdat het de middengroepen zijn die politiek participeren in de steden. Dit zijn de mensen in de onderste zone van de middenklasse die net aan politiek beginnen te doen. Het aanpakken van de taalproblematiek in het strafrecht is de eerste taalwet die zal lukken. - Er is **een afschaffing van de zegelbelasting en een verlaging van de kiescijns waardoor deze groep ook actief kan meedoen in de politiek**. - De **kleinburgerlijke Flaminganten zijn nog niet absoluut separatistisch**. Ze zijn niet heel ambitieus in hun doelstellingen. Ze willen dat het Nederlands in gebieden waar men ook Nederlands spreekt, naast het

Use Quizgecko on...
Browser
Browser