Analist Nationale Context, Politiek en Geschiedenis van België 2 PDF
Document Details
Uploaded by RevolutionaryHeliotrope2082
Tags
Summary
This document is a sample of a Belgian history and politics exam for secondary school students. It covers topics such as the Brussels Capital Region, political mechanisms, and minority governments. The exam includes questions and may be used for practice.
Full Transcript
Analist Nationale Context: Politiek en Geschiedenis van België 2 Examen: Openvragen, kennis, toepassingen Les 1: Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: (p.? kaart) Elke Brusselse gemeente heeft een eigen gemeente bestuur en schepencollege. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is...
Analist Nationale Context: Politiek en Geschiedenis van België 2 Examen: Openvragen, kennis, toepassingen Les 1: Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: (p.? kaart) Elke Brusselse gemeente heeft een eigen gemeente bestuur en schepencollege. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een bovengemeentelijke instelling. Deze beslissen over gewestbevoegdheden, niet gemeentebevoegdheden. BHG heeft eigen regering en eigen parlement. De 1.25 miljoen inwoners Brussel met 400.000 stemgerechtigde kiezers maken gebruik van taal gesplitste lijsten. Brusselaars kunnen kiezen voor Nederlandstalige of Franstalige lijst. (P. 308?) ➔ 79 = 72, 40 = 36 in het boek. Nederlandstalige verkozenen komen in de Nederlandstalige taalgroep, net als de Franse verkozenen die in de Franstalige taalgroep komen. Beschermingsmechanisme in het Brussels Parlement: In de jaren 90’ waren er maar 11 Nederlandstalige verkozenen in het Brussels Parlement waarvan Vlaams Blok al 5 zetels had, er was dus schrik. In het jaar 2000 kwamen ze met de beslissing om minimum 17 Nederlandstalige volksvertegenwoordigers in het Brusselsparlement te laten zetelen. Dit is gewaarborgde minimumvertegenwoordiging. Voor de Franstaligen is er een gewaarborgde minimumvertegenwoordiging van 72 volksvertegenwoordigers. Brusselse regering bestaat uit 2 Nederlandstalige en 2 Franstalige ministers ➔ Pariteit In de Federale regering is er ook pariteit 7 Nederlandstalige en 7 Franstalige. In Brussel is de Vlaming in de minderheid (dus 2-2 en minimumvertegenwoordiging) en in de Fransen in de minderheid in België (dus 7-7) In de Federale en de Brusselse ministerraad word er beslist bij consensus. De pariteit geldt voor de ministerraad maar niet voor de ganse regering, noch in Brussel, noch Federaal. Dubbele meerderheid: De verschillende coalitievormingen (Nederlandstalig en Franstalig) moeien zich niet met elkaars coalitievorming. In 2014 Brussel: Noorden van Brussel = Socialisten, In het Zuiden van Brussel liberalen. De Minister President was een Franstalige Socialist. https://arteveldehogeschool.instructure.com/courses/36057/pages/analyse-verkiezingen- 2014-2019?module_item_id=2345870 Dit komt doordat de bevolking in het Zuiden rijker is dan de bevolking van het Noorden. Partijen die in de regering zitten dreigen stemmen te verliezen, de oppositie partijen geven altijd kritiek en kunnen daardoor wel eens de verkiezingen winnen. Voorbeeld op de kaart, Groen is ineens groter. De tweede interessantere verklaring van Groen zijn succes in Brussel is omdat sociologisch gezien het kiespubliek van Groen niet zo veel verschilt met het kiespubliek van de MR. Groen en Ecolo zijn afgestraft in 2024, wellicht was de politiek te Groen. Discreten: Een ontwerp van discreet word ingediend door een Minister. Alle discreten in de deelstaten moeten gestemd worden met een gewone meerderheid. Als partijen op voorhand een coalitie vormen en dus een meerderheid hebben kunnen zei het beleid voeren. Dus streven regeringspartijen ernaar om een meerderheid te hebben van het aantal parlementsleden. Een voorstel van discreet wordt ingediend door parlementsleden door de oppositie, maar in onze democratie worden voorstellen van discreet bijna nooit aangenomen door de coalitie. +-90% van de gestemde discreten zijn ontwerpen van discreet en maar een magere 10% ontwerp van discreet in Vlaanderen. In federale regering is +-80% van wetsontwerpen en 20% wetsvoorstellen. (Wet in het Brussels parlement heet een ordonnantie) Minderheidsregering: Een regering zonder meerderheid, voorbeeld in Frankrijk. De centrumrechtse regering heeft geen meerderheid in zetels en moet dus rekenen op de steun van de oppositiepartijen van links en radicaal rechts. Als de oppositie mee stemt met de minderheidsregering spreken we van een gedoogbeleid. Les 2: De Nederlandstalige ministers in Brussel krijgen alleen maar vertrouwen van de Nederlandstalige taalgroep, hetzelfde voor de Franstalige ministers en de Franstalige taalgroep. Hierdoor kunnen de beide taalgroepen zich niet bemoeien met het aanstellen van elkaars ministers. Beide taalgroepen bemoeien zich in principe niet met elkaars coalitievorming en aanstelling van de ministers. Want uiteindelijk hebben de ministers alleen maar het vertrouwen nodig van hun eigen taalgroep. Eens het Brussels parlement gevormd is moeten de beide taalgroepen natuurlijk samenwerken. Team Fouad Ahidar Vic Anciaux, van de Volksunie, wou dat migranten in Brussel meer in de leefwereld van de Vlamingen gingen komen. Dit omdat Frans meer aanleunt bij migranten en Waalse partijen zoals de PS. zet in op die migrantenstemmen. Vic Anciaux wou migranten dus ook aantrekken tot de Vlaamse gemeenschap i.p.v. de Franse gemeenschap. Vic Anciaux leerde Fouad Ahidar kennen en trok hem aan tot de Vlaamse gemeenschap. Ahidar nam deel aan de Vlaams Nationalistische Volksunie. Na het uiteenvallen van de Volksunie komen gaan de linksere mensen van de Volksunie naar de SP.A (Vooruit). Hij wil de 2e plaats in Brussel op de lijst maar die krijgt hij niet. Naast zijn persoonlijke ambitie zijn er ook ideologische kwesties van hem die niet strookten met die van de Vooruit. Na de uitspraken van Connor Rousseau verlaat Ahidar de partij en richt hij zijn eigen partij op. Hij is dus heel populair want haalt nu in Brussel zelf 3 zetels en Vooruit maar 2, hij haalt dus meer zetels dan de partij die hij verlaten heeft. Afschaffing van de opkomstplicht: De afschaffing ligt binnen de bevoegdheid van de Gewesten. Gevolg: de opkomstplicht is afgeschaft in Vlaanderen maar niet in Brussel en Wallonië CD&V, een partij die 1/3 van de burgemeesters levert was tegen de afschaffing van de opkomstplicht, ook stemden veel boeren CD&V, maar CD&V heeft het stikstofdiscreet mee ingevoerd. Hierdoor kunnen ze wel eens in moeilijke papieren komen bij de aankomende gemeenteraadsverkiezingen. Ideologische ideeën voor opkomstplicht (1893): (1919 Invoering enkelvoudig stemrecht mannen) (1948 Uitbreiding van het stemrecht, vrouwen mogen stemmen en hebben ook opkomstplicht) Socialisten stonden mee aan de basis van de opkomstplicht, zodat arbeiders verplicht waren om te gaan stemmen en ze zo wel eens stemmen zouden kunnen winnen. Ook werd er gezien dat het een burgerplicht is om te gaan stemmen. De opkomstplicht werd aangehouden tot 2021. Ideologische argumenten tegen opkomstplicht: Zelfbeschikkingsrecht, mensen kunnen zelf wel beslissen of ze gaan stemmen (Liberaal standpunt) Je moet de democratie verdienen, je moet mensen overtuigen om te gaan stemmen (Liberaal standpunt) Migranten komen vaak niet stemmen omdat ze zich eerst moeten registreren. Iedereen met een migratie achtergrond (niet Belgische nationaliteit, niet Europees). ➔ 5% van het aantal mensen die zich kon laten registreren heeft zich laten registreren. ➔ 9% van de Europese burgers heeft zich laten registreren. In samenlevingen waar bevolkingsgroepen niet vertegenwoordigd worden zal er vaak ook geen rekening gehouden worden met de politieke belangen van die bevolkingsgroepen. Les 3: Zelfbeschikkingsrecht: De liberale partij vertrekt van het zelfbeschikkingsrecht. Zowel links als rechts liberalen zijn het hier allebei over eens. Het zelfbeschikkingsrecht gaat er van uit dat wij zelf beschikken over ons leven. Dit sluit absoluut uit dat God beschikt over ons leven. Liberalen vinden dat we absoluut zelf kunnen beslissen over het begin en einde van ons leven ➔ gaat dus haaks in tegen religie. Lange tijd in de geschiedenis van Europa hebben liberalen dat zelfbeschikkingsrecht niet kunnen toepassen. Vanaf de jaren 1970 veranderd het ➔ abortuskwestie op politieke agenda, fundamentele juridische gelijkheid tussen man en vrouw. Abortus: Abortus kwam op de agenda door schandalen van dokters die illegaal abortus pleegden op vrouwen. Vrouwen pleegden zelf abortus of gingen naar Nederland of Italië voor abortus. Regering Martens 8: bestaande uit CVP Vlaams en Waals, Socialisten Vlaams en Waals en de Volksunie. Toen die regering was gevormd was er een wetsvoorstel ingediend om abortus uit de strafwet te halen indien abortus werd gepleegd binnen de 12 weken (door een parlementslid( een liberaal en een socialist)). CVP en Volksunie waren niet voor dat abortus wetsvoorstel gewonnen. De socialisten drongen er wel op aan. Om de regering niet te laten vallen werd het voorstel doorgeschoven naar het parlement. In April 1990 werd de abortuswet goedgekeurd gestemd door socialisten en liberalen en een paar mensen van Agalev, dit was dus een wisselmeerderheid. Zo werd abortus binnen de 12 weken uit de strafwet gehaald. Wisselmeerderheid: Een wet gestemd in het parlement door een andere meerderheid dan de coalitie. ➔ KENNEN VOOR HET EXAMEN, ERIC DUIDELIJK GEZEGD. Hierna is de koningskwestie ontstaan, waar Boudewijn de wet niet wou ondertekenen. ➔ koningskwestie niet kennen. Nederlaag voor de CVP dat de koning wel consequent was en eigenlijk katholieker was dan de Christelijke Volkspartij zelf. Euthanasie: Naar aanleiding van de liberalen, toen ze wel in de regering stemmen is ook de euthanasiewet gestemd. Nog een wet die voldoet aan het zelfbeschikkingsrecht dus. Euthanasie is mogelijk voor mensen met ondraagbaar/psychisch lijden en ongeneselijke ziektes. Euthanasie en abortus zijn nog steeds onderwerpen waar veel over gediscussieerd word. Rechten en vrijheden van minderheden: Zelfbeschikkingsrecht heeft ook nog te maken met de rechten en vrijheden van minderheden. Homohuwelijk ingevoerd, erfrecht, adoptie, wetten ten aanzien van samenlevingscontracten. Allemaal mede ingevoerd door Liberalen. Laatste 10 jaar enorme stappen in het erfrecht, want jij bepaalt wat met je geld gebeurd (zelfbeschikkingsrecht). Het klassieke erfrecht bepaalt dat je erfgenamen in aanmerking kwamen voor de erfenis (kinderen, broers, zussen, … bloederfenaren). Tegenwoordig kan je ook een deel van je erfenis schenken een goed doel, een vriend, een adoptie, … Succes van liberalen: De liberale familie werd de grootste familie van België. De liberalen boekten veel succes eind jaren 90. Toen de regering Verhofstadt 1 ontstond werd de CVP na 40 jaar op de oppositiebanken gezet. Er ontstond een paars-groene meerderheid(liberalen, socialisten en groenen). Deze bleef aan tot 2003. De liberalen haalden een score van 24% bij de opvolgende verkiezingen, ze regeerden dus en werden populairder. Toen hebben ze de groenen uit de paars-groene regering gesmeten en hebben ze van 2003-2007 geregeerd met socialisten. Nadien zijn ze blijven deel uitmaken van de macht maar nooit meer een paarse regering. Tussen 2014-2018 hebben de liberalen met CD&V en N-VA geregeerd. Liberalen nu ferm afgestraft, Vlaams 8.3, Federaal 5.5 Ondanks dat de belastingen toch gedaald zijn (zoals de vennootschapsbelasting ➔ betalen van belastingen op de winsten van vennootschap), geen belastingen op de eerste €100.000,- winst, investeringsaftrek,… Daarnaast ook een verlaging van de werkgeversbijdragen (loonkosten) van 33% naar 25%, ondanks dit zijn de liberalen dus toch afgestraft. Sociale Zekerheid: Er bestaat in België een sterk uitgebouwd systeem van sociale zekerheid. Het bied ons sociale zekerheid indien we pech hebben in ons leven of niet meer werken. Het bestaat in de eerste plaats dus uit vervangingsinkomens: 1. Pensioenen, 2. Werkloosheidsuitkeringen, 3. Uitkeringen voor wie langdurig ziek is / invalide / gehandicapt, … Daarnaast heb je nog het systeem van de gezondheidszorg. Je kan dus rekenen op een terugbetaling van de kosten wanneer je ziek bent. De steunpilaar van het systeem zijn de loontrekkende, er worden bijdragen op het loon gegeven om die sociale zekerheid te financieren. Werkgevers en werknemers dragen bij aan die sociale zekerheid. Dit was toch in het begin zo. Nu kan de volledige sociale zekerheid niet meer gefinancierd worden met die bijdragen op een loon. (werkgevers- en werknemers bijdragen). Belgen vonden dat die loonkosten veel te hoog waren in ons land in vergelijking met onze buurlanden. Maar onze sociale zekerheid is niet te vergelijken met dat van andere landen. In de regering van liberalen hebben ze de loonkosten verlaagt. ➔ Dit leid tot een terugverdieneffect (BELANGRIJKE TERM) Dit wil zeggen dat werklozen zullen evolueren naar werkenden en zo er minder werkloosheidsuitkering meer moeten betalen en dat de overheid er zo zal uit winnen. Extralegale voordelen zijn een manier om extra loon te geven zonder daar belastingen op te betalen zoals bedrijfswagens, telefoons, maaltijdcheques, … ingevoerd door liberalen. De liberalen hebben ook minder belastingen op flexijobs doorgevoerd en als laatste de studentenjobs: ze hebben het aantal uren verhoogd en het aantal sectoren verruimd. Ze wouden het financieren via het terugverdien effect maar dit effect was te matig om de uitgaven die men deed te financieren. Ook besparingen zoals pensionhervormingen. En als laatste via de taks shift, dit betekend de belastingdruk verschuiven. Lineaire belastingen, iedereen betaald evenveel belastingen voor producten. Iemand die veel verdient betaald evenveel voor sigaretten dan iemand met een lager inkomen. Liberalen hebben dus in 25 jaar regeertijd veel veranderd. Les 4: Neoliberalisme, Keynes en Gemengde Economie Het Neoliberalisme was een antwoord op de politiek van de jaren daar voor. Het is een economische politiek die nog altijd hier en daar deels wordt toegepast. Een politiek die de lijn volgt van een van de bekendste economen John Maynard Keynes ➔ Boek: General theory of employment, interest en money (1936). En economische politiek die zeer gunstig was om op te starten na WOII. Theorie van Keynes in 3 grote stappen: De overheid is de stimulator van de economie 1. De overheid gaat geld lenen bij banken 2. Hierdoor kan de overheid de werkgelegenheid aanzwengelen. 3. Met gevolg hebben mensen geld om te consumeren en produceren, er vanuit gaande dat men deftige lonen krijgt. Dit is gunstig voor de private markt ➔ private markt gaat groeien. Wat door de overheid in gang gezet word kan de private markt van profiteren = gemengde economie (overheid als private markt nemen rol op) Politiek van openbare werken om de werkgelegenheid te stimuleren. (havens, autosnelwegen, …) Typisch voor die tijd: lintbebouwing, een enorme groei van de openbare sector (NMBS, Post, BRT, RTT) allemaal volledig in handen van de overheid, gemeenschapsonderwijs de scholingsgraad nam enorm toe, aantal vakantiedagen nam toe, mooie pensioenen, verdere uitbouwing van de sociale zekerheid en voortdurende loonindexering. Dit leidt allemaal tot een enorme economische groei. Uitbouw van openbare sector ging ook gepaard met politiek dienstbetoon. Job krijgen of functie via politiek dienstbetoon ➔ politieke benoeming Partijen van de regering verdeelden dit onder elkaar. Tussen 1916 en 1970: verdubbelde jaarlijkse stijging voor consumptie van 3.3% jaarlijks. Tussen 1958-1967: verdubbeling van beschikbaar gemiddeld inkomen Private en industriële sectoren groeien. Gemengde economie: een economie waarbij de vraag gestimuleerd word door de overheid en dit komt ten goede van de private markt door de toegenomen consumptie en productie. Risico’s bij een gemengde economie: Als je geld leent bij de banken, en je moet de leningen terug betalen en de rente stijgt dan ga je schulden opbouwen. Economie moet blijven groeien om voldoende terugverdieneffecten te hebben. Je moet er zeker van zijn dat de werkgelegenheid, consumptie en productie stijgt. Je bent dus afhankelijk van de economische groei. De belastingdruk moet redelijk hoog blijven op de loontrekkenden. Je moet een zekere belastingdruk uitoefenen. In 1973 breekt een oliecrisis uit, Arabische landen draaien de oliekraan naar het Westen dicht. Arabische landen verklaren de oorlog aan Israël en vinden dat de Westerse landen te veel de kant kiezen van Israël. Die Arabische landen zijn solidair met de Palestijnen en draaien de oliekranen dicht. We voeren de autoloze zondagen in. De prijzen gaan in snel tempo stijgen en we krijgen een inflatie van 13%. Hierdoor gaan de lonen stijgen, dit heet het indexmechanisme. Wanneer de prijzen stijgen gaan de lonen stijgen. Om dit te berekenen maken ze gebruik van een indexkorf, dit zijn alle producten die in aanmerking komen voor die berekening. Dus welke producten er moeten stijgen voor de lonen stijgen. Olie zat in de indexkorf waardoor de lonen hard begonnen te stijgen. Hierdoor heeft met tot in 1981 de koopkracht kunnen behouden (tot 8 jaar na de crisis). We kampten hierdoor wel met een enorme economische handicap: de schuld van de overheid toenemen. Maar ook de bedrijven moeten hogere lonen gaan uitkeren. ➔ Gevolg: de concurrentiekracht van de ondernemingen neemt af. Ze hebben minder kracht t.o.v. concurrenten in de buurlanden. Hierdoor gaan bedrijven mensen ontslaan, minder mensen aanwerven en minder investeren. In 1981 had 10% van de werkende bevolking minder werk. (250.000 banen) Vooral de industrie zag daar van af: de industriële werkgelegenheid daalde met 1/5 de Wanneer er meer mensen werkloos worden gaan de uitgaven van de sociale zekerheid stijgen. Tussen 70’-80’ stijgen de totale overheidsuitgaven daarvan van 16% naar 22%. Tussen 1973-1978 verdubbeld het begrotingstekort. Ze namen toen een aantal maatregelen om energie te verkrijgen zonder afhankelijk te zijn van Arabische landen: (ook wel maatregelen voor andere dingen idk) maatregelen om economische crisis aan te pakken (aanpak met nog meer uitgeven en werkloosheid aanpakken): De eerste grote gascontracten werden getekend, met bijv. Algerije De eerste kerncentrales toen gebouwd in Doel en Tihange Enkele belastingen verhoogd: verkeersbelasting, loonbelasting en de vennootschapsbelasting. Het brug pensioen ingevoerd. Dat is vroeger op pensioen met dezelfde pensioenuitkering als mocht je langer gewerkt hebben. Dit om de jongere generatie een kans te bieden op de arbeidsmarkt in volle crisis. Zodat de ouderen stoppen met werken en de jongeren hun plaats konden innemen. In de praktijk gingen bedrijfsleiders meer mensen op brugpensioen sturen dan dat ze jonge mensen gingen aanwerven. Het deeltijds werken is ingevoerd voor de vrouwen. De overheid heeft geld gepompt in nieuwe overheidsjobs (NMBS, POST, ect…) 200.000 mensen aangeworven om die werkloosheid proberen op te lossen. Een migratiestop op basis van arbeid. Spanjaarden en Portugezen maakten wel gebruik van terugkeerpremies, Turken en Marokkanen bleven. Dit omdat Spanje en Portugal leden van de EU waren en de kansen op werk groter was dan in Turkije of Marokko. 2 andere maatregelen de volgende les (zie volgende pagina) Eind jaren 1970 ontstaat neoliberalisme, als antwoord op het keynesalisme. Les 5: Vanaf 1973 is er een enorme toename van het aantal werklozen. Hoe reageert de overheid hier op, de 2 andere maatregelen: Subsidiëren van verouderde verlieslatende industrieën ➔ Mijnindustrie, staalindustrie, glasindustrie, scheepsbouw en textiel Of de industrieën nog kans op overleven hadden was niet meteen duidelijk. Dus subsidies pompen in de hoop dat ze nog overleven en met een doel om een sociaal bloedbad te vermijden zodat geen duizenden mensen op straat belanden. Er werkten toen veel meer mensen in de industrie dan nu. Het industriehart van Wallonië zou getroffen worden (Luik en Henegouwen), er was dus vrees voor protesten. Wafelijzerpolitiek Wanneer men overheidssubsidies toekende aan sectoren in Vlaanderen dan moest Wallonië die zelfde subsidies krijgen. Hierdoor steeg de uitgaven van de overheid enorm. Men investeerde meer in Vlaanderen dan in Wallonië omdat Vlaanderen er economisch beter voor stond dan Wallonië (ingezet eind jaren 1960 voluit eind jaren 1970) Deze 2 soorten politiek doet de communautaire discussies toenemen. ➔ Discussies tussen Vlaanderen en Wallonië Voor de jaren 1970 hadden die conflicten vaak te maken met taal maar na jaren 1970 hadden meer te maken met het sociaaleconomische ➔ De transfers van Vlaanderen naar Wallonië. Vlaanderen werd rijker na de tweede helft van de jaren 1960, Vlaanderen word rijker, Wallonië word voornamelijk armer. Vlaanderen 60% vd inkomsten, Brussel 10% Wallonië 30%. Vanaf het einde van de jaren 1970 tot op de dag van vandaag krijgt Wallonië verhoudingsgewijs meer van de uitgaven dan de inkomsten die ze binnen brengen. Belangrijkste sector waarlangs die transfers verlopen is de sector van de sociale zekerheid. ➔ interpersoonlijke solidariteit. (geen interpersoonlijke solidariteit op Europees niveau) Er zijn de volgende kritieken: Lange tijd geen zicht op die transfersommen We hebben geen controle/zicht, we hebben niets te zeggen op de wijze waarop met die transfers word omgegaan. M.a.w. geen voorwaarden aan de transfers Hieruit vloeide de kritiek dat na ettelijke decennia, ondanks de transfers dat Wallonië er economisch onvoldoende op vooruitgaat. De overheid geeft heel veel geld uit wat leidt tot een overheidstekort eind jaren 1970. ➔ Overheid geeft veel meer uit dan inkomsten ontvangt. Tot 13% v.h. bbp (bbp is de som van alle goederen en diensten op een jaar geproduceerd) Daarnaast heb je ook een overheidsschuld, dat is een schuld van alle overheden in België (federaal, deelstaten, provincies, sociale zekerheid) Men evolueerde van eind 1970 begin 1980 tot een overheidsschuld van 100% v.h. bbp Wanneer de rente stijgt krijg je enorme problemen bij het betalen van de overheidsschuld. Zolang de rente laag blijft valt de schuld mee, maar vanaf stijging = problemen. Die schulden leidden tot een rentesneeuwbaleffect. Men maakt in de jaren 1980 zodanig veel schulden dat men alleen nog maar de rente kon afbetalen op de schuld maar niet de schuld zelf. Politiek instabiele periode: Tussen 1971-1981 komt voor de eerste keer Wilfried Martens aan het hoofd van de regering. Hij was een christendemocraat en kan beschouwt worden als één v.d. belangrijkste naoorlogse christendemocraten. Er zijn 4 regeringen van Martens I tot Martens IV Regering dus veel gevallen Het was instabiel door: Economische crisis Staatshervormingen ➔door sterke conflicten tussen Vlamingen en Walen Wouden een versoberingsbeleid voeren maar regeerde met de socialisten die daar niet toe bereid waren. Waalse socialisten waren echt niet bereid om besparingen door te voeren. In zijn memoires schrijft Martens over zijn regeringen die niet regeerden en legde de schuld bij de socialisten. Na 1981 komen we in een nieuwe periode. Juli 1981 word de anti racisme wet gestemd, dit houdt verband met de economische crisis. Elke economische crisis treft vooral de verouderde industrieën. Het verschil is dat er toen veel meer mensen in de industrie werkten dan nu, er werden dus veel meer mensen getroffen door die crisis. Die economische crisis trof vooral de kort geschoolden en die zijn het meest kwetsbaar op de arbeidsmarkt. De economie veranderd en die mensen met nauwelijks een diploma konden niet in andere sectoren bewerkstelligd worden. Veel van hen hadden het niet breed en er ontstaat een sociaaleconomisch racisme ➔ sterkst aanwezig in de grote verstedelijkte centra. Ze wonen in dezelfde buurten als mensen met een migratieachtergrond. Die antiracismewet verbied een strafrechtelijk verbod op racisme op basis van een aantal criteria: ras, huidskleur, nationaliteit, afstamming. Onder racisme verstaat men haat, discriminatie op basis van die criteria. Ze wouden racisme op arbeids- en woningmarkt vermijden. ➔ In België is men daar absoluut niet in geslaagd, er is zeer veel discriminatie geweest. UZO heeft België terechtgewezen. PVV: Voorloper van Open VLD (Partij voor Vrijheid en Vooruitgang) Willy Declercq, voorzitter 1992: PVV word ➔ VLD (geen Open VLD) onder impuls van Guy Verhofstadt ➔ Belangrijkste naoorlogse liberaal Verhofstadt drukt op 26 jarige leeftijd al een belangrijke stempel op de Liberale partij. Dit als jongerenvoorzitter, op een ideologisch congres domineert hij met de jongeren de ouderen. Dit samen met zijn kompaan Patrick Dewael. ➔ radicaal manifest voor nieuw liberalisme ➔ dit is gebaseerd op het neoliberalisme. 2 belangrijke ideologen en economen: Friedrich Hayek en Milton Friedman Economisch uitgangpunt van neoliberalen (ander uitgangspunt dan Keynes, het was een reactie/kritiek op Keynes): Keynes: de overheid stimuleert de vraag naar consumptie en productie. Neoliberalisme: Dat is de taak niet van de overheid om het economisch verkeer te regelen, dat is de taak louter en alleen van de markt. De markt zelf bepaalt het aanbod. De prijsbepaling van producten en consumptie word bepaalt door de markt ➔ monetaristische politiek. Hiermee wordt gehoopt dat de inflatie sterk afgeremd word. (deflatoire politiek) Neoliberalisme heeft een sterk verwantschap met het doctrinair liberalisme. Op basis van dit uitgangpunt/theorie worden er concrete standpunten opgesteld: De eis tot privatisering: ➔ Stoppen overheid die de trein, luchtvaart, … in handen heeft. Privatiseren en dat zou moeten leiden tot enorme besparingen wat overheid moet de werknemers niet meer betalen. Als je het overlaat aan de privé zal er veel efficiënter gewerkt worden. En het zal de prijzen doen dalen. Voorstander van het ontvetten van de administratie: ➔ Dit komt er op neer dat de overheid te veel ambtenaren heeft. Je hebt niet zo veel ambtenaren nodig voor de kerntaken van de overheid Ze vonden dat men (in eerste instantie de bedrijven) minder belastingen moeten betalen: Als bedrijven minder belastingen moeten betalen hebben ze meer winsten en kunnen ze meer investeren en dan neemt de werkgelegenheid toe. Orthodox begrotingsbeleid: Dat betekent een evenwicht in de begroting, evenveel inkomsten als uitgaven. Willen evolueren naar een begrotingsevenwicht Besparen in de sociale zekerheid: Dit omdat er te veel uitgaven zijn en er te veel geprofiteerd word. Het primaat van de politiek: De politiek moet voorrang krijgen, primeren ten aanzien van de sociaaleconomische politiek. Het zijn de politici die moeten besluiten nemen, regeren en dat moeten ze ook doen ten aanzien van de sociaaleconomische politiek. Voorheen was er sociaal overleg. Dit wil zeggen dat de vakbonden en de werkgevers samen sociaaleconomische besluitvorming zullen nemen, voornamelijk over lonen en arbeidsvoorwaarden (Belgisch systeem dus niet van toepassing in bv. Engeland) (➔ nog een stukje die ik niet genoteerd heb, dus vragen) ➔ Het is de politiek die moet beslissen en niet de sociale partners Les 6: Martens V: Situering regering Martens-Gol, startte in december 1980 en eindigde in oktober 1985 A.k.a Martens V, bestond uit christendemocraten en liberalen. ➔ Rooms-blauwe regering Bestond uit 4 partijen: Vlaamse en Waalse christendemocraten en Vlaamse en Waalse liberalen. ➔ Zou nu onmogelijk zijn door de grootte van extremen. https://nl.wikipedia.org/wiki/Regering-Martens_V Voor Jean Gol vicepremier werd was hij partijvoorzitter voor Franse liberalen. Zelfde aan Nederlandstalige kant, Willy Declercq was ook voorzitter van CVP. ➔ Drukten dus stempel op de actualiteit. Ministers moeten loyaal zijn aan het regeerprogramma, ze moeten beslissingen verdedigen. Het was dus slim om voorzitters in de regering op te nemen want die verdedigen de partijbelangen als het regeerprogramma. Voorbeeld: George-Louis Bouchez zat in de Vivaldi-regering maar vond het te links, gaf daarom veel kritiek op die regering. Dit terwijl hij er zelf in zat. ➔ Hiermee heeft Bouchez de nieuwe verkiezingen gewonnen, maar belette hierbij wel de regering. Gebeurtenissen van de jaren 1980: Doorbreken van de monopolie van de BRT (voorloper VRT) ➔ Voldoet aan het neo-liberaal denken, want halve-privatisering Hierdoor blijft de BRT bestaan maar zijn private zenders wettelijk ook mogelijk. De BRT was te links, daarom was men gewonnen voor de privatisering. ➔ Gevolg VTM word opgericht in 1987 Plaatsing van de kernraketten Amerikanen beslissen het plaatsen van kernraketten in Amerika maar ook in Europa. Deze fase van de koude oorlog had te maken met een bewapeningswedloop. ➔ Redenering was: als we allemaal over massavernietingswapens beschikken gaan we geen directe oorlog voeren. Martens komt dit overeen met Ronald Reagan, de regering beslist daar in consensus over. Zo werden er dus kernwapens (kruisraketten)t in België geplaatst. ➔ Enorme kritiek van socialisten, groenen en de linkervleugel van de Volksunie. 23 oktober 1983 kwamen 400.000 mensen op straat tegen de bewapening. De overvallen van de bende van Nijvel Overvallen op verschillende Delhaize, met ongeveer 28 dodelijke slachtoffers. 1. Bende nooit opgerold 2. Het dossier is afgesloten 3. Er is een groot vermoeden van betrokkenheid van de toenmalige leden van de rijkswacht. 4. Er zijn een aantal getuigenverslagen verloren gegaan en getuigen vermoord geweest. 5. Je kan veel vraagtekens stellen bij de wijze waarop het onderzoek is verlopen 6. Vermoeden dat extreemrechts betrokken is (ook Franstaligen, uit Brussel) ➔ Zou dan terreur zijn en wilden angst en hysterie creëren en daardoor de maatschappij te destabiliseren in de hoop zo een staat te creëren waar de politie/leger de macht heeft geleid door een autoritaire leider. Hierdoor kunnen de democratie en de rechtstaat omvergeworpen worden. Er waren wel 100% terreuraanslagen door extreemlinks, door de CCC. Cellules Communistes Combattant ➔ extreemlinkse groep die de gewapende strijd wou voeren tegen de kapitalistische bourgeoisie, er zijn dan bomaanslagen uitgevoerd die het doel hadden om gebouwen te vernielen die symbool stonden voor het kapitalisme en de bourgeoisie. Bv: banken, NAVO, CVP en Liberale kantoren. Deze mensen viseerden gebouwen terwijl de Bende van Nijvel personen viseerde. Leider Pierre Carette was opgepakt ➔ levenslang veroordeeld maar kwam in 2003 vrij. Deze extreemrechtse en extreemlinkse aanslagen deden zich ook voor in het buitenland. Bv: Rode Brigades in Italië (links), aanslag op station in Bologna (rechts), terreuraanslagen door IRA (Irish Republican Army) (heeft niets te maken met het beleid van Martens V, de andere 2 wel) De regering Martens V werkte met volmachten oftewel bijzondere machten. Context waarin de regering met volmachten werkt: Er is een zware sociaaleconomische crisis, grote werkloosheid, enorme overheidsschulden, en een zwaar overheidstekort. België maakte deel uit van de commissie van de Europese gemeenschap. De regering wilde dus zo snel en zo grondig mogelijk handelen. Wat zijn die volmachten: Het is in die context dat de regering kan vragen aan het parlement om tijdelijk met volmachten te werken. Die volmachten zijn dan een pakket van maatregelen (in dit geval sociaaleconomische maatregelen). Het parlement moet dan 1 keer stemmen over het toekennen van die volmachten. Zo kan de regering snel maatregelen nemen zonder dat ze iedere keer langs het parlement moet passeren. Zo kan men snel en grondig werken. ➔ Dus even een versterking van de uitvoerende macht en een verzwakking van de parlementaire macht, het parlement wordt eigenlijk even buitenspel gezet. Actueel: De context nu is vergelijkbaar met de context van begin de jaren 1980. De regeringsvorming is moeilijk en er zou dus een regering met Vooruit moeten gevormd worden. Als ze vormen met Open VLD is de overschot te krap, 1 zetel op overschot maar. Wat dan de mogelijkheid is werken met volmachten, er moet dan maar 1 keer een meerderheid zijn en dan kan het parlement een jaar of welke tijdsperiode dan ook werken zonder het parlement in het schakelen. Martens V had dus volmachten aangevraagd en kreeg ze. Wouden loonverlaging van 10% doorvoeren, maar is uiteindelijk niet gedaan, na overleg met vakbonden. Vakbonden dreigden met algemene stakingen, en zo het land plat te leggen. Hierna kwam hij met een ander soort maatregel: de devaluatie van de Frank met 8.5%. ➔ Dat is de waarde verminderen van de Frank, dit om de export (uitvoer van producten) te bevorderen. Hierdoor konden we goedkopen dingen aanbieden dan andere landen. Ook werden de loonlasten van de werkgevers verlaagd als begeleidende maatregel op de devaluatie van de frank. Want dat was het grote probleem in de jaren 1980, dat niet vergelijkbaar is met vandaag: het grote werkloosheidprobleem. De maatregelen die men daarbij nam waren meerdere methodes invoeren om deeltijdse arbeid te stimuleren, ze hopen hiermee vrouwen te stimuleren. En willen ouderen vervroegd op pensioen sturen waardoor jongeren een deel van die plaatsen konden innemen. 70% van de tewerkstelling lag op dat moment in de handen van de dienstensector. De transportsector en communicatiesector waren snel groeiende op de private markt in de dienstesector. België kampte met een verouderde industrie, die arbeiders waren vaak kort geschoold en vonden moeilijk werk in andere sectoren. Op dat moment ontstaat een structurele werkloosheid. Er was een activeringsbeleid nodig, maar werd nooit over nagedacht tot jaren 1990, toen was het al te laat. Eerste verband met vandaag: we staan onderdruk door Europa door ons begrotingstekort Tweede verband: we kampen in Europa met serieuze problemen voor de industrie. Het zal een hele uitdaging worden om die mensen die dan werkloos worden te herintegreren in de arbeidsmarkt. Wat wel anders was toen stuurden ze mensen vervroegd op pensioen, dit is nu het tegenovergestelde nu mogen we pas later op pensioen. Een ander verschil is dat vandaag de werkloosheid bij de inactieven ligt. 1985: nieuwe verkiezingen en de verwachting was dat CVP zou verliezen door drastische maatregelen. Maar CVP won en kreeg er zelf Kamerzetels bij. De liberalen verloren zetels. Martens maakte een hele goede campagne, waaronder politieke videoboodschappen ook eens gebruikt werden. Wat we hierbij willen zeggen is dat regeringspartijen niet altijd verliezen, zelf als doen ze de bevolking pijn of een crisis. Want als de bevolking vind dat het evenwichtig is, zal de bevolking je belonen. Slogan: “Geen ommekeer”.