Samenvatting Bedrijfskunde Hoofdstuk 5 PDF
Document Details

Uploaded by AdoredGiant4491
KU Leuven
Tags
Summary
Deze samenvatting behandelt hoofdstuk 5 van de bedrijfskunde, met een focus op de algemene boekhouding. De tekst beschrijft de interne en externe middelen die nodig zijn voor de productie en verkoop, en introduceert belangrijke concepten als balans en resultatenrekening. Het document duikt dieper in de principes van de boekhouding, zoals de zaaktheorie en dubbele boekhouding.
Full Transcript
Samenvatting bedrijfskunde hoofdstuk 5: algemene boekhouding 5.1 Inleiding onderneming brengt goederen en/of diensten op de markt o hiervoor zijn productiemiddelen nodig (2 categorieën) 1. externe middelen: alles wat onderneming van buitenuit gebruikt (bv. grondstof)...
Samenvatting bedrijfskunde hoofdstuk 5: algemene boekhouding 5.1 Inleiding onderneming brengt goederen en/of diensten op de markt o hiervoor zijn productiemiddelen nodig (2 categorieën) 1. externe middelen: alles wat onderneming van buitenuit gebruikt (bv. grondstof) 2. interne middelen: a. die in loop van het jaar worden verbruikt (bv. arbeid, reclame, …) b. die in onderneming bewaard blijven (bv. gebouwen, machines, …) → gebruik / verbruik productiemiddelen zal uitgaven tot gevolg hebben verkoop goederen dekken (meestal) externe middelen + interne middelen (a + deel b) o probleem: tijdsverschil: vaak betalen alvorens er inkomsten zijn (bv. reclame) → beroep doen op vennoten + bankiers + leveranciers + … voor financiering algemene boekhouding = weerspiegeling van ondernemingsgebeuren o op regelmatige tijdstippen overzicht (balans) van aanwendingen + bronnen o nagaan hoeveel winst bedrijf heeft gemaakt over bepaalde periode → opbrengsten + kosten vergeleken (resultatenrekening) (balans: foto; resultatenrekening: film) industriële boekhouding / analytische kostprijsboekhouding = registratie van verschillende kostenelementen om kostprijs te analyseren 5.2 Principes van de algemene boekhouding algemene boekhouding geeft waarden + verandering van waarden in onderneming/zaak weer o waarden betreffen aanwendingen (bezittingen + vorderingen) + bronnen (= kapitaal + verplichtingen) o optekenen van geldtransacties gebeurt op 2 belangrijke begrippen of principes: zaaktheorie + dubbele boekhouding zaaktheorie maakt onderscheid tussen vermogen ondernemers + vermogen eigenaars o onderneming is verantwoording + winstuitkering + vereffening verschuldigd aan eigenaar / aandeelhouder (kapitaalschuld 𝑺𝒆 ) dubbele boekhouding: o elementen die in een onderneming ter beschikking worden gesteld: ▪ bezittingen + vorderingen 𝑩 die oorsprong vinden in aangegane schulden ten aanzien van eigenkapitaalbezitters 𝑺𝒆 ten aanzien van derden die extern bij onderneming betrokken zijn 𝑺𝒅 𝐵 = 𝑆𝑑 + 𝑆𝑒 (verhouding blijft steeds geldig ongeacht transactie die plaatsvindt) innerlijke waardeverschuiving binnen 𝐵, 𝑆𝑑 , 𝑆𝑒 : toename (afname) 𝐵, 𝑆𝑑 , 𝑆𝑒 → afname (toename) andere element uit 𝐵, 𝑆𝑑 , 𝑆𝑒 (bv. kasgelden (-B) overgedragen naar bank (+B)) waardeomzetting met effect op 𝐵 en 𝑆𝑑 : toename (afname) element uit 𝐵 = toename (afname) element uit 𝑆𝑑 (bv. aanschaf nieuwe goederen (+B) → verschuldiging leverancier (-𝑆𝑑 )) waardeomzetting met effect op 𝐵 en 𝑆𝑒 of 𝑆𝑑 en 𝑆𝑒 : toename (afname) 𝐵 of 𝑆𝑑 = toename of winst (verlies) van een element uit 𝑆𝑒 (bv. kasmiddelen verhogen (+B) met verdiende interesten (+𝑆𝑒 ) 𝐵 𝑆𝑑 , 𝑆𝑒 𝐵 links en 𝑆𝑑 rechts 5.3 De balans balans = toestand onderneming op een bepaald ogenblik o links: actief = gebruik van bronnen of bezittingen (aanwendingen) o rechts: passief = bronnen of schulden waarop onderneming steunt (bronnen) → activazijde = passivazijde !!! o activazijde: aanwendingen van fondsen + alle middelen waarmee onderneming kan werken ▪ volgens toenemende liquiditeitsgraad (bovenaan minst liquide) vaste activa: liggen vast voor verschillende bedrijfcycli (bv. gebouwen + machines) vlottende activa = courante activa: o realiseerbare / omzetbare middelen: bv klanten + voorraden (tussenin) o beschikbare waarden: bv. kas + bank + postrekening (meest liquide) o passivazijde: bronnen van fondsen die financiering actief mogelijk maken ▪ volgens toenemende opeisbaarheidsgraad ▪ indeling tussen eigen vermogen + vreemd vermogen eigen vermogen = permanent vermogen = niet opeisbare deel totaal vermogen (door vermogensverschaffers geïnvesteerd (= kapitaal) + aangevuld met winsten die in onderneming blijven (= reserves)) vreemd vermogen bestaat uit schulden o schulden op lange + middellange termijn = schulden met looptijd > 1 jaar (bv. leningen + investeringskredieten) o schulden op korte termijn: schulden met looptijd < 1 jaar (bv. leveranciers + lonen + belastingen + winst) belang balans: o beoordelen of op een bepaald tijdstip voldoende vermogen aanwezig is om bedrijfs- activiteit voort te zetten o ook HORIZONTAAL balans bekijken ▪ bv. op KT omzetbaar (€5500) > terug te betalen (€4500) (↔ eigen vermogen moet niet terugbetaald worden!) eigen vermogen op KT omzetbaar terug te betalen voorraad capaciteit o datum balans is ook van belang (kan namelijk sterk variëren naargelang periode) ▪ bv. speelgoedwinkel veel voorraad (→ schulden op KT) in juni 6 12 ↔ weinig voorraad (→ weinig schulden op KT) in december na kerstperiode dubbele functie balans 1. informatiebron voor bedrijfsleiding 2. informatiebron voor geïnteresseerden (bv. kandidaat-aandeelhouders) o bedrijf wenst waarheid in verband met waarde van eigen vermogen o schriftelijke getuigenis van soliditeit onderneming wettelijke voorschriften die balanswaarheid + balanseenheid + balansklaarheid verzekeren zijn noodzakelijk o balanswaarheid = balans moet waarheidsgetrouw beeld geven van onderneming o balanseenheid = eenvormige gedragslijn zodat een vergelijking van opeenvolgende balansen mogelijk wordt o balansklaarheid = eenduidige formele + materiële presentatie van balans → pas vanaf 1975 wettelijke regels o meer boekhoudkundige verplichtingen voor grotere ondernemingen toelichtingen bij balansschema o afschrijving = elk jaar wordt een gedeeltelijke waardevermindering van het betreffende activabestanddeel in rekening gebracht (gespreide tenlastelegging) o overlopende rekening: kosten + opbrengsten worden toegerekend aan de periode waarin ze werden gemaakt / verworven (matchingprincipe) o geflatteerde balans = window dressing = balans gunstig voorstellen door bepaalde balansposten over of onder te waarderen o gedeflatteerde balans = gedeprecieerde balans = balans ongunstig voorstellen vb flatteren vs deflatteren HB p 95 o activeren = opnemen als actief (behouwen als een bezit dat eventueel ook afgeschreven kan worden) jaren 70 invoer idee van sociale balans o naast technisch-economisch aspect balans, wordt ook sociaal-technische aangehaald o veel bedrijven hebben bij jaarverslagen een rubriek sociale informatie ▪ bevat cijfers over personeelsbestand + opleidingen + arbeidsveiligheid + … voor elke verrichting zou een nieuwe balans gemaakt kunnen worden (vb. HB p 96-97) → tijdrovend + niet overzichtelijk ⇒ rekeningen = detaillering van de verschillende onderdelen van de balans o maakt het mogelijk om op ieder moment een balans samen te stellen 5.4 De rekening en het journaal 5.4.1 Rekening rekening = staat per vermogensbestanddeel waarop alle desbetreffende wijzigingen worden genoteerd o in plaats van wijzigingen rechtstreeks in balans worden uitgevoerd, worden voor elk onderdeel een aparte staat opgemaakt + systematisch aangevuld linkerzijde: debet rechterzijde: credit → rekening afgesloten door saldo in te schrijven op zwakste zijde rekeningplan = boekhoudkundig plan = rekeningenstelsel = alle aangewende rekeningen grootboek = volledige verzameling rekeningen in 1 onderneming toename activa aan debetzijde ↔ afname aan creditzijde toename passiva aan creditzijde ↔ afname aan debetzijde andere rekeningen worden samengebracht in de resultatenrekening o onderscheid tussen kostenrekening + opbrengstenrekening o kostentoename aan debetzijde ↔ afname aan creditzijde o opbrengstentoename aan creditzijde ↔ afname aan debetzijde verwoording van elke transactie in aparte journaalpost is praktisch niet uitvoerbaar → soortgelijke transacties worden gegroepeerd (bv. alle betalingen, alle verkopen, …) resultatenrekening vermogensrekening (grootboekrekening) journaalpost = dagboek: rekeningen waarvan voor elke verrichting 1 gedebiteerd + 1 gecrediteerd dient te worden, worden genoteerd in het journaal in plaats van alle transacties te journaliseren, worden ze in hun betreffende hulpboeken geschreven (centralisatiemethode) 5.4.2 Jaarrekening worden periodiek opgesteld (bv. jaarlijks) jaarrekening bestaat uit 3 delen 1. balans: geeft overzicht van vermogen waarover onderneming beschikt 2. resultatenrekening: licht het behaalde resultaat over de beschouwde periode toe 3. toelichting: detailleert bepaalde posten van balans + resultatenrekening verder 5.4.3 voorbeeld VOORBEELD p 101-107 5.5 De resultatenrekening balans = toestand van bezittingen + schulden op een bepaald ogenblik (foto) resultatenrekening = hoe vermogen van onderneming werd aangewend o geeft winst/verlies weer over bepaalde periode o opbrengsten geplaatst tegenover kosten kosten + opbrengsten resultatenrekening kunnen enerzijds gesplitst worden in bedrijfskosten + -opbrengsten én anderzijds overige kosten + opbrengsten o bedrijfskosten + -opbrengsten staan in rechtstreeks verband tot de eigenlijke productie en/of verkoopactiviteiten van onderneming ▪ bedrijfskosten ontstaan doordat bij produceren van goederen of leveren van prestaties, middelen worden verbruikt (geheel of gedeeltelijk) ondernemingsmiddelen: o vaste activa gebruikt (bv. machines) = afschrijvingskost o grondstoffen: aangekochte goederen + beginvoorraad goederen – eindvoorraad goederen = kostprijs goederen werkingsmiddelen: middelen waarvan prestatiecapaciteit niet in voorraad wordt gehouden o personeelskost o telefoon-, water-, reclame-, gas-, elektriciteitskost ▪ verkopen producten vormen belangrijk deel bedrijfsopbrengsten o opbrengst bepalen door omzet te vermeerderen met eindvoorraad producten + verminderd met beginvoorraad producten ↔ overige kosten/opbrengsten = financiële kosten/opbrengsten + uitzonderlijke kosten/ opbrengsten resultatenrekening geeft informatie over o rendement bedrijfsactiviteit + factoren die daarop invloed hebben o factoren die rentabiliteit (= verhouding tussen rendement + vermogen ingezet om rendement te behalen) beïnvloeden ▪ geeft info over ontplooiingsmogelijkheden van onderneming DUS info over opbrengstmogelijkheid + winstgevendheid van de onderneming HB p 110 resultatenrekening moet 2 aspecten in het licht stellen 1. omvang + samenstellende bestanddelen van het product tot onderneming tot stand heeft gebracht 2. inkomsten die door realisatie ervan konden uitgekeerd worden als vergoeding voor de factoren 2 mogelijkheden om rekening voor te stellen (1 is afgewezen) 1. functionele / afdelingsgewijze indeling: omzet tegenover kosten van omzet geplaatst o bedrijfsresultaat = netto-omzet – productiekosten – verkoopkosten – administratieve kosten + overige bedrijfsopbrengsten 2. indeling naar kostensoorten: totale kosten periode tegenover verkochte prestaties (omzet) vermeerderd let eindvoorraad, verminderd met beginvoorraad o staat van verwerking van resultaten wordt mee opgenomen in resultatenrekening ▪ welk deel winst/verlies wordt toegevoegd/onttrokken aan eigen kapitaal + welk deel wordt uitgekeerd aan /gedragen door kapitaalverschaffers ▪ verdeling terug te vinden in jaarbalans moeilijkheid bij opstellen balans + resultatenrekening is evaluatie van voorraden o bv. inflatiepercentages geven een minder getrouw beeld 5.6 Slotopmerkingen jaarrekening is een complexe technische aangelegenheid → beroep doen op deskundige boekhouders + accountants jaarrekening moet een waarheidsgetrouw beeld geven ↔ sommige boekhoudkundige operaties kunnen een vertekend beeld geven (bv. verandering afschrijfregels + activeren van kosten + wijzigen van waardering van voorraad + …) het is verplicht om de goedkeuring van de jaarrekening vooraf te laten gaan door een verslag van een externe deskundige (revisor) die een onafhankelijk deskundig advies geeft o deze is aangesteld door de algemene vergadering Bijlage A: model van een volledige balans p 118-121