Summary

Deze presentatie gaat over de klassieke oudheid, een periode van ongeveer 3500 jaar met een sterke verweving van aardse en goddelijke aspecten. De presentatie behandelt stadstaten, Griekse en Romeinse goden, het jodendom en christendom in Palestina, en belangrijke mythen en historische figuren zoals Homerus en Sophocles.

Full Transcript

oudheid SCHOOLJA AR 2024-2025 Waarom oudheid? De klassieke oudheid wordt ook wel ‘de tijd van Grieken en Romeinen’ genoemd en het gaat om een periode van ongeveer 3500 jaar. Deze periode werd gekenmerkt door een sterke verweving van het aardse en het goddelijke. De Grieken en Romeinen vereerden ee...

oudheid SCHOOLJA AR 2024-2025 Waarom oudheid? De klassieke oudheid wordt ook wel ‘de tijd van Grieken en Romeinen’ genoemd en het gaat om een periode van ongeveer 3500 jaar. Deze periode werd gekenmerkt door een sterke verweving van het aardse en het goddelijke. De Grieken en Romeinen vereerden een groot aantal goden en halfgoden, die onderling verwant waren en voortdurend met elkaar overhoop lagen. Die verhalen zijn onder andere opgeschreven door de Romein Ovidius. stadstaten De oudheid omvat de periode van 3000 voor Christus tot ongeveer 500 na Christus. In deze periode bestonden er geen landen met duidelijk afgebakende landsgrenzen, maar stadstaten – kleine bestuurlijke eenheden rondom steden. De bekendste Romeinse stadstaten waren Venetië, Florence en Rome. Bekende Griekse stadstaten waren Athene, Troje, Sparta en de eilanden Ithaka en Kreta. stadstaten Invloed romeinse rijk Macht Romeinse Rijk Geloof Romeinse Rijk Griekse en romeinse goden De Grieken geloofden in een groot aantal goden (polytheïsme). De verhalen over de zogenaamde oergoden verklaren het ontstaan van de wereld. Zeus was de oppergod van de Olympische goden, die zo werden genoemd omdat zij op de berg Olympus, een hoge berg in Noord-Griekenland woonden. De vrouw van Zeus was Hera. Toen de Romeinen in de periode tussen 200 voor Christus tot 400 na Christus de ene na de andere Griekse stadstaat veroverden, namen de Romeinen de Griekse goden over, maar gaven die wel Romeinse namen. Palestina In Palestina (een groot gebied in het Midden-Oosten op de plek waar nu Israël, de Palestijnse gebieden, Libanon, Jordanië en Syrië liggen)woonden joden, die maar in één god geloofden (monotheïsme). Dat leidde tot een gecompliceerde situatie toen Palestina in de eerste eeuw van onze jaartelling een Romeinse provincie werd. De Romeinen probeerden problemen te voorkomen door zich niet te bemoeien met godsdienstige aangelegenheden en ze lieten het bestuur van Palestina over aan joodse koningen. Wel stelden ze Romeinse gouverneurs aan om de belastingen te innen en recht te spreken. Jodendom en christendom Het jodendom was ontstaan uit een groot aantal verhalen van profeten. De joden geloofden in de komst van een Messias (verlosser). Toen Jezus van Nazareth, samen met zijn twaalf leerlingen, begon te prediken, ontstond er een tweedeling in het jodendom. Veel mensen (die zich christenen gingen noemen) zagen in Jezus de aangekondigde Messias. Anderen erkenden hem wel als profeet, maar niet als de verlosser en weer anderen zagen hem als een bedrieger of op zijn minst een bedreiging voor het joodse geloof. Op verzoek van een groep joodse hogepriesters werd Jezus gearresteerd. Omdat Palestina een Romeinse provincie was, mochten de joden niet zelf rechtspreken. Zij brachten Jezus voor de Romeinse gouverneur, Pontius Pilatus, die zijn oordeel liet bepalen door een woedende volksmenigte en hem ter dood veroordeelde. Verspreiding christendom De Romeinen vereerden hun keizers als goden en bouwden zelfs tempels voor hen. Omdat zowel joden als christenen alleen hun eigen God mochten vereren, deden ze niet mee aan deze keizerverering. Dat was voor de Romeinen reden om het christendom te verbieden en christenen te vervolgen. Pas twee eeuwen later werd dit verbod ingetrokken. De Romeinse kiezer Constantijn had namelijk in 312 een oorlog gewonnen, nadat hij tot de God van de christenen had gebeden. In 394 werd het christendom onder keizer Theodosius de nieuwe staatsgodsdienst. Vanaf dat moment waren Romeinse tempels verboden en verspreidde het christendom zich verder over Europa. mythologie De personages uit de Griekse en Romeinse literatuur waren vaak afkomstig uit de mythologie. Mythen zijn verhalen waarin ‘verklaringen’ worden gegeven voor raadselachtige gebeurtenissen , zoals overstromingen en onweer. Deze natuurverschijnselen waren in die tijd nog onverklaarbaar. Deze mythen zijn scheppingsverhalen gebaseerd op de Romeinse /Griekse cultuur. Literaire werken Literaire werken worden in drie groepen oftewel genres verdeeld: 1. epiek: verhalende kunst 2. lyriek: alle gedichten en liederen 3. dramatiek: alle toneelteksten. Dramatiek is een Griekse uitvinding. De grieken ontwikkelden hierbij de komedie en de tragedie. Komedies gingen vaak over actuele zaken. Tragedies waren gebaseerd op bestaande mythen, waaruit een les te leren valt. De hoofdpersoon was altijd iemand met wie het door zijn eigen schuld altijd verkeerd afliep. Opbouw tragedie De Griekse filosoof en wetenschapper Aristoteles (384-322 v. Chr.) formuleerde de volgende regels voor de tragedie: Vijf bedrijven met elk een eigen functie 1. uitleg over de voorgeschiedenis: expositie 2. ontwikkelingen die de spaning opwekken: intrige 3. opvoering van de spanning: climax 4. hoogtepunt van de spanning en begin van de ontknoping: catastrophe 5. de onknoping en de afwikkeling: peripetie Eenheid van tijd, plaats en handeling Eerste vier bedrijven worden afgesloten met een koor (rei) Amfitheater. De toneelstukken werden in openluchttheaters opgevoerd. Deze theaters hadden een perfecte akoestiek. Klassieke literatuur Kenmerkend voor de Griekse literatuur is de mengvorm van epiek en lyriek, zoals die voorkomt in het epos (heldendicht): een lang, verhalend gedicht over de heldendaden van personen of goden. De oudste en bekendste heldendichten zijn Homeros’ Ilias en Odyssee. Homerus Homerus was een Griekse dichter die leefde van ongeveer 800-750 v. Chr. Er is weinig over hem bekend: waarschijnlijk een blinde zanger die zijn brood verdiende met het vertellen van verhalen op rijm. Deze verhalen verzamelde hij en hij liet ze waarschijnlijk door iemand anders opschrijven. In zijn verhalen verwerkte Homerus een groot aantal overleveringen uit zijn cultuur. De oudst bekende Griekse literaire werken, de Ilias en de Odyssee, worden aan hem toegeschreven. Homerus: Ilias Twistappel: oorzaak van de Trojaanse Oorlog. Deze oorlog, waarbij de Grieken ten strijde trokken tegen Troje, heeft waarschijnlijk werkelijk plaatsgevonden om en nabij 1184 voor Christus. De mooie Helena wordt ontvoerd door de Trojaan Paris. De Grieken trekken op naar Troje om Helena terug te halen. Na tien jaar beseffen de Grieken dat ze de oorlog niet zullen winnen met geweld en verzinnen ze een list. Ze maken een groot houten paard waarin zich soldaten verstoppen en doen alsof ze zich terugtrekken. In plaats daarvan verstoppen ze hun schepen en blijven ze op de loer liggen. Zodra de Trojanen het paard binnen hun stadsmuren hebben gehaald, begint de beslissende slag, die wordt gewonnen door de Grieken Homerus: Odyssee De Odyssee beschrijft de avontuurlijke thuisreis van Odysseus, een van de Griekse helden van de Trojaanse Oorlog. Deze lange zwerftocht heeft tien jaar geduurd. Na de val van Troje hebben Odysseus en zijn mannen moeite om weer thuis te komen. Ze komen op allerlei plekken in de problemen: cyclopen, sirenen Sophocles Sophocles (496-406 v.Chr.) was de meest productieve toneelschrijver van de Grieken. Sophocles kreeg goede opvoeding, zowel op het sportieve als op het artistieke vlak. Sophocles behoorde uiteindelijk tot de hoogste kringen in Athene en bekleedde enkele belangrijke politieke, militaire en religieuze functies. Ondanks zijn andere taken had hij tijd om meer dan 120 toneelstukken te schrijven, voornamelijk tragedies. Slechts zeven daarvan zijn bewaard gebleven, waaronder Oedipus Rex (Koning Oedipus). Het stuk is gebaseerd op een bestaande mythe. oedipus Oedipus was de zoon van Laius, de konig van Thebe en koningin Jocaste. Toen Laius van een orakel hoorde dat hij zou worden gedood door zijn eigen zoon, beval hij dat de baby met doorboorde enkels Het doel was dat de baby verscheurd zou worden door de wilde dieren.te vondeling moest worden gelegd op de berg Cithaeron. Daar werd hij gevonden door een herder die het naar zijn meester, koning Polybus van Korinthe, bracht. Die voedde het kind op alsof het van hem was. Toen Oedipus volwassen was, bracht hij een bezoek aan Delphi, waar het orakel hem vertelde dat hij zijn vader zou doden en zijn moeder zou huwen. Omdat hij dacht dat Polybus zijn vader was, ging hij niet terug naar Korinte, maar naar Thebe. Onderweg ontmoette hij zijn vader Laius, die hij niet kende, en doodde deze tijdens een twist. oedipus Bij Thebe gekomen loste hij het raadsel van de wrede Sfinx op, waarop deze zich van een rots stortte. Als bevrijder werd hij beloond; hij werd koning en kreeg de weduwe Jocaste als vrouw. De pest breekt uit en het orakel geeft aan dat de moordenaar van Laios moet worden gevonden. Toen Oedipus ontdekte dat hij met zijn moeder was getrouwd, stak hij zijn beide ogen uit. Jocaste verhing zichzelf. De Bijbel De Bijbel bestaat uit een grote verzameling losse geschriften van diverse auteurs. Samen vertellen die ‘Bijbelboeken’ het verhaal over de relatie tussen God en de mensen, vanaf de schepping van de wereld tot aan het einde der tijden. De Bijbel bestaat uit twee delen: het Oude Testament (OT) en het Nieuwe Testament (NT). Het Oude Testament bevat 39 Bijbelboeken, met titels als ‘Genesis’ (ontstaan) en ‘Exodus’ (uittocht). Hierin wordt de geschiedenis van het Joodse volk beschreven vanaf de schepping. Het Nieuwe Testament bestaat uit 27 Bijbelboeken. In dit deel wordt onder andere de geschiedenis van Jezus verteld door enkele volgelingen: Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes. Jezus Jezus van Nazareth is de stichter van het christendom. Hij wordt ook Christus genoemd, wat 'gezalfde' betekent. Jezus groeide op in de joodse traditie. Toen hij een jaar of dertig was, verkondigde hij zijn eigen leer, die afweek van de joodse godsdienst. Hij kreeg leerlingen, genas zieken en verrichtte wonderen. Dat alles bracht hem in conflict met de Romeinse overheid, die hem veroordeelde tot de kruisdood. Na drie dagen herrees hij uit het graf en vertoonde hij zich aan enkele volgelingen. Veertig dagen na zijn dood vond zijn hemelvaart plaats. Twaalf leerlingen – de apostelen – verspreidden Christus’ leer. Zo ontstond het christendom. Christelijke symboliek In het christendom symboliseert het kruis de overwinning van Jezus over de dood. Christenen geloven dat Hij door te sterven zelf de straf voor de zonden van de mensen op zich genomen heeft. De betekenis van het kruis verwijst naar het geloof dat Jezus door de Romeinen gekruisigd werd. De Ichtus is van oorsprong een Oudgrieks woord dat "vis" (ἰχθύς) betekent. De vis staat in verband met de doop in het water, maar de vis gaat ook over de verhalen over de wonderbare visvangst. Ichtus is bovendien een voor christenen belangrijke afkorting. Iedere letter in het woord ἰχθύς is namelijk een afkorting voor een woord. Die woorden tezamen vormen de zin (vertaald): Jezus Christus, Gods zoon, (en / de) Redder. Appel symboliek Griekse mythologie: twistappel Op het huwelijk van Peleus en Thetis gooit Eris, godin van de ruzie, een gouden appel tussen de bruiloftsgasten. Op de appel heeft zij ‘voor de schoonste’ geschreven. De drie godinnen Hera, Pallas Athena en Aphrodite twisten over wie de titel toekomt. Paris, de zoon van de Trojaanse koning moet optreden als scheidsrechter. Hij kiest voor Aphrodite, omdat zij ervoor kan zorgen dat hij de mooiste vrouw van de wereld krijgt. Daarop ontvoert Paris Helena, de vrouw van de Spartaanse koning en zo begint de Trojaanse Oorlog. Bijbel In het christendom staat de appel voor verleiding door het kwade, maar ook voor kennis. Adam en Eva wonen in het Paradijs. God verbiedt Adam en Eva van de boom van de kennis van goed en kwaad te eten. De als slang vermomde duivel haalt Eva over om toch een appel van deze boom te eten. Ze zal een god worden met alle bijbehorende wijsheid, belooft de slang. Eva neemt een hap en biedt ook Adam de appel aan. Adam verslikt zich en er blijft een stuk appel in zijn keel steken. Sindsdien hebben mannen een zichtbaar aandenken aan deze zonde: de adamsappel. De zondeval is een feit; Adam en Eva zijn uit de gratie bij God en worden uit het hof verdreven. symboliek Sprookjes: Verlokking Ook in veel sprookjes komen appels voor, met als bekendste voorbeeld Sneeuwwitje. De jaloerse koningin gebruikt een mooi glanzend, maar vergiftigd exemplaar in een poging om haar stiefdochter Sneeuwwitje te doden. Dit lijkt een verwijzing naar de Bijbel, waar ook de appetijtelijke appel verleidt met alle nare gevolgen van dien. Ook Sneeuwwitje kan de appel niet weerstaan, neemt een hap en valt (schijn)dood neer. Als een prins haar wil meenemen, struikelt zijn dienaar bij het dragen van de kist, waardoor het stukje appel uit Sneeuwwitjes keel schiet en zij weer tot leven komt. Getallensymboliek Drie (3) Volledigheid, goddelijke volheid Het getal 3 is het getal van God (Vader, Zoon en Heilige Geest). Drie is het heilige getal, symbool van de goddelijke drie-eenheid. Zeven (7) Volmaaktheid, Kwalitatieve volheid, Geestelijke volmaaktheid Iets is klaar, afgerond. Zo schiep God de wereld in zeven dagen en gaf hij zeven kleuren aan de regenboog. Tien (10) Kwantitatieve volheid (er zal er niet één ontbreken), Voltalligheid Duidt de tijd van oordeel aan, waarbij de mens óf beloning ontvangt óf onder het goddelijke oordeel komt. Getallensymboliek Veertig (40) Testen, Beproeven: De afsluiting van een slechte periode en de voorbereiding op een nieuw begin. Bijbelverhalen met het getal veertig: Voor het eerst in het verhaal over de regen die valt nadat Noach een ark bouwt: ‘Veertig dagen en veertig nachten lang zou het op de aarde stortregenen.’ (Genesis 7:12) Mozes blijft veertig dagen op de berg Sinai waar hij de tien geboden kreeg van God ( Exodus 24:18). Het volk van Israël reist veertig jaar door de woestijn nadat God hen bevrijd heeft uit de slavernij in Egypte (bijvoorbeeld Numeri 32:13). Na zijn doop gaat Jezus veertig dagen de woestijn in. Deze periode staat voor hem in het teken van toewijding aan God en de voorbereiding op zijn roeping, zijn opdracht Engelen Engelen zijn persoonlijke geestelijke wezens, die intelligentie, emoties en een wil hebben. Dit geldt voor zowel goede als kwaadaardige engelen. Engelen bezitten intelligentie (Matteüs 8:29; 2 Korintiërs 11:3; 1 Petrus 1:12), vertonen emoties (Lucas 2:13; Jakobus 2:19; Openbaring 12:17) en laten zien dat zij een wil hebben (Lucas 8:28-31: 2 Timoteüs 2:26; Judas 6). Engelen zijn geestelijke wezens (Hebreeën 1:14), zonder een stoffelijk lichaam. Het feit dat ze geen lichaam hebben heeft geen invloed op het feit dat zij persoonlijkheden zijn (net zoals dit het geval is voor God). Duivel In de Bijbel is een ontwikkeling te zien. Aanvankelijk is er weinig aandacht voor de satan. In het Oude Testament wordt hij vooral omschreven als een vijandige aanklager van mensen bij God. In de periode tussen het Oude en het Nieuwe Testament wordt de duivel steeds meer een tegenstander van God. Het Nieuwe Testament vertelt hoe Jezus de confrontatie aangaat met de duivel en de demonen en telkens weer overwint. In het laatste Bijbelboek Openbaring wordt de heftige eindstrijd van het kwaad beschreven en hoe deze uiteindelijk door Jezus overwonnen wordt.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser