Les 4_SOCIALE PERCEPTIE-3 PDF
Document Details
Uploaded by GoodObsidian7727
Universiteit Antwerpen
Prof. dr. A. DeSmet
Tags
Summary
This document is part of a social psychology lecture series, focusing on social perception. It covers topics like social perception, attribution, and social cognition.
Full Transcript
Inleiding in de Algemene en Sociale Psychologie S04. Sociale perceptie Prof. dr. A. DeSmet Faculteit Sociale Wetenschappen Even herhalen 1. Hanna behaalt slechts matige studieresultaten. Ze heeft echter vrienden gevonden die allemaal slechtere resultaten behalen da...
Inleiding in de Algemene en Sociale Psychologie S04. Sociale perceptie Prof. dr. A. DeSmet Faculteit Sociale Wetenschappen Even herhalen 1. Hanna behaalt slechts matige studieresultaten. Ze heeft echter vrienden gevonden die allemaal slechtere resultaten behalen dan zij, ze voelt zich daardoor in haar vriendenclubje de slimste van de bende. Welk mechanisme van zelfverheerlijking treedt hier op? A. Zelfdienende informatieverwerking B. Zelfhandicappering C. Zich koesteren aan het succes van anderen (BIRGing) D. Afstand nemen van het falen van anderen (CORFing) E. Neerwaartse sociale vergelijking 1 Overzicht Onderdeel Inhoud 1. Observatie (eerste indruk) De elementen van sociale perceptie Het uiterlijk Gedrag Leugendetectie Situaties Gelaatsuitdrukkingen Non-verbaal gedrag 2. Attributie Van elementen tot disposities 3. Integratie Van disposities tot impressies 4. Confirmatievertekeningen Van impressies naar realiteit 2 De eerste indruk (pg. 84-95) Herkennen van emoties: Gelaatsuitdrukking om af te leiden hoe iemand zich voelt Facial Action Coding System (FACS, Ekman) Via studie van gelaatspieren nauwkeurig beschrijven hoe emoties uitgedrukt worden Primaire emoties: Geluk, angst, verdriet, woede, verbazing en afkeer 3 Micro-expressies (FACS) Wenkbrauwen rond en Wenkbrauwen opgetrokken en opgetrokken samengetrokken in dunne lijn Huid onder de wenkbrauw is Rimpels op voorhoofd in het uitgerekt midden tussen de wenkbrauwen Horizontale rimpels op Bovenste ooglid omhoog, maar voorhoofd onderste is gespannen Oogleden open, oogwit Oogwit zichtbaar boven pupil zichtbaar rondom pupil maar niet onder Kaak open en tanden uit elkaar, Mond open en lippen licht maar geen gespannen mond gespannen 4 Micro-expressies (FACS) https://www.scienceofpeople.co m/microexpressions/ Basis micro-expressies: disgust, Walging,anger, fear, sadness, boosheid, angst, happiness, surprise and contempt verdriet, blijdschap, verrassing, Verdriet Afkeer afkeer Minachting, ongeloof Boos 5 Herkennen van een echte glimlach Oogspieren worden niet gebruikt bij een ‘nep glimlach’ (geen kraaienpootjes of rimpels in onderste ooglid) Mondhoeken en kaken omhoog bij echte glimlach 6 Bron: Face Recognition Behind a Mask. How face coverings are changing the way we perceive and recognize faces. Posted Apr 30, 2020, Psychology Today 7 Universele emoties en gelaatsuitdrukkingen Emoties en hun uitdrukkingen universeel Maar: We herkennen ze gemakkelijker bij iemand die meer op ons lijkt Niet in elke cultuur worden ze vaak getoond, soms cultureel bepaald om emoties te verbergen 8 Glimlachtraining andere culturen Glimlachtraining tijdens Olympische Spelen Beijing “South Korea Charming smile corrector”, Waikiki smile supporter 9 Cross-culturele identificatie van emoties (Ekman et al., 1987) 3 soorten foto’s: spontane emoties, gemaakte emoties, instructies om bepaalde gelaatspieren te gebruiken Alle foto’s hiervan werden getoond aan deelnemers uit verschillende culturen Resultaten: goede herkenning voor alle type foto’s, alle emoties Emoties als minder intens ervaren bij mensen uit andere culturen 10 Herkennen van emoties Wat merken we sneller? Basisemoties met adaptieve functies Boze gezichten Afwijkend boos gezicht werd snelst opgemerkt in groep, in vergelijking met blij of neutraal gezicht (Hansen & Hansen, 1988) Zelfs bij zeer korte blootstelling aan boos gezicht, roept het een fysiologische arousal op Na het zien van een boos gezicht, is de reactiesnelheid om de aandacht naar iets anders te wenden trager dan bij een blij/neutraal gezicht Afkeer Het zien wat afkeer op iemands gelaatsuitdrukking activeert dezelfde hersenregio als wanneer we zelf afkeer ervaren Bijv. giftig voedsel Herkenning van basisemoties aangeboren 11 Herkennen van emoties in ander non-verbaal gedrag Manier van stappen Slenteren of voeten opheffen Oogcontact Lang oogcontact houden: afhankelijk van context Intimiteit, oprechtheid, zelfvertrouwen, respect Wordt negatief ervaren in een vijandige context Aanraking Positieve relatie, zorg en seksuele belangstelling Maar ook dominantie en controle (bijv: je baas een schouderklopje geven) Te lang durende handdruk 12 “Presidential Grab and Yank” https://www.youtube.com/watch?v=T84se4fc4KU 13 Slide Lichaamstaal- gebaren In tegenstelling tot de universele betekenis van emoties, verschillen andere non- verbale gedragingen tussen en zelfs binnen cultuur Napolitaanse gebaren (de Jorio, 1832) 1. Stilte 2. Negatief 3. Schoonheid 4. Honger 5. Bespotten 6. Vermoeidheid 7. Domheid 8. Op zijn hoede zijn 9. Oneerlijk 10. Sluw 14 Culturele verschillen in handgebaren in Iran (‘middenvinger’) in Japan (‘rekening’); in Arabische landen (‘boze oog, ellende’); in Zuid-Amerika (‘anus’) ‘peace’, maar in VK en Australië ‘up yours’ afhankelijk van hoe de hand gehouden wordt 15 Overzicht Onderdeel Inhoud 1. Observatie (eerste indruk) De elementen van sociale perceptie 2. Attributie Van elementen tot disposities Attributietheorieën (=verzameling van Attributievertekeningen karaktereigenschappen) 3. Integratie Van disposities tot impressies 4. Confirmatievertekeningen Van impressies naar realiteit 16 Attributies (pg. 95-99) Niet alles volgens ‘eerste indruk’, vaak ook grondigere analyse van gedrag van anderen Attributies: causale verklaringen voor gebeurtenissen en gedragingen Cognitieve hulpbronnen en motivatie nodig Indien afwezig: heuristieken, gemakkelijke, korte weg om een besluit te nemen (zie handboek) 17 Attributietheorieën Proces van het toeschrijven van oorzaken aan gedrag Interne attributie of persoonsattributie Toeschrijven van oorzaken van gedrag aan persoonlijke (interne) kenmerken Externe attributie of situatie-attributie Toeschrijven van oorzaken van gedrag aan externe factoren Stabiele attributie Stabiel in tijd (ook in toekomst aanwezig) Instabiele attributie Vaak eenmalig, toevallige omstandigheden 18 Bijvoorbeeld Slagen taak Op tijd toekomen, deadline halen Intern Extern Stabiel Aanleg, Sociale klasse, persoonlijkheid kwaliteit van opleiding in land Instabiel Humeur, Taakmoeilijkheid, inspanning, ziek toeval, anderen, trein te laat, … 19 Oefening Zelfdienende informatieverwerking: Wat doen we ingeval we onze mislukkingen aan omstandigheden toeschrijven, maar onze successen aan talent? Intern Extern Stabiel Instabiel 20 Oefening Zelfdienende informatieverwerking: Wat doen we ingeval we onze mislukkingen aan omstandigheden toeschrijven, maar onze successen aan talent? Intern Extern Stabiel slagen falen Instabiel falen falen 21 Perceptie van oorzaken van syndromen Hoe lager de gepercipieerde persoonlijke controle over de ziekte, hoe meer medeleven men getuigt en men geneigd is om te helpen 22 ‘Eigen schuld, dikke bult’ (bron: Weiner, 1993) Stigma ‘zonde-gezondheid’ Indien oorzaak als intern wordt geattribueerd is de neiging om te helpen lager. Meer situationeel attribueren, kan stigma verlagen 23 Theorie van corresponderende gevolgtrekkingen/inferentie (Jones) Omschrijft de voorwaarden waaronder gedrag aan de eigenschappen van een persoon (=intern) worden toegeschreven Corresponderende gevolgtrekking: komt het gedrag overeen met een stabiele, onderliggende karaktertrek? Sociaal wenselijk? Indien hoog: kans groot dat iedereen zo zou reageren in een dergelijke situatie en een kleinere kans op interne attributie Afwijkend van de norm: grotere kans op interne attributie (‘out-of-role’) Keuzevrijheid? Gedwongen gedrag: minder kans op interne attributie Consequenties van gedrag? Indien gedrag leidt tot verscheidene aantrekkelijke uitkomsten, moeilijker toe te schrijven aan interne eigenschappen van persoon 24 Corresponderende gevolgtrekking Experiment Jones & Harris (1967) Conditie 1: ze mochten zelf kiezen of ze een positief of negatief essay zouden schrijven over Fidel Castro Conditie 2: ze hadden opdracht gekregen om een positief of negatief essay te schrijven over Fidel Castro Essays werden door medestudent gelezen die moest beoordelen wat de werkelijke attitude was van de student t.a.v. Castro 25 Theorie van corresponderende gevolgtrekkingen (Jones & Harris, 1967) 26 Kelleys covariatietheorie Omschrijft de manier waarop mensen verschillende bronnen logisch combineren om er oorzaken voor te bepalen Attributies volgen logica van een experiment: als een stimulus steeds samen met een effect voorkomt (en het effect niet optreedt als de stimulus afwezig is), dan is die stimulus de oorzaak van dat effect (=covariatieprincipe) 3 soorten covariatie-informatie in relatie tot attributies: Consensusinformatie Distinctiviteitsinformatie Consistentie-informatie 27 Consensusinformatie Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere personen (‘actoren’) Covariatie tussen effect en personen Hoge mate van consensus (bijv. iedereen gedraagt zich zo): Lage mate om persoonsattributie te maken Lage mate van consensus (bijv. gedrag komt maar bij 1 persoon in de groep voor): Hoge mate om persoonsattributie te maken 28 Distinctiviteitsinformatie De mate waarin enkel de stimulus tot het effect leidt, en het effect niet ook bij andere stimuli voorkomt Covariatie tussen effect en stimuli Bijv. Laurent is angstig: Als hij op een vliegtuig zit Als hij op een bus zit Als hij op de trein zit Als hij thuis in de zetel zit… 29 Distinctiviteitsinformatie Bijv. Luis Suaréz: indien enkel het spelen van wedstrijden, of het verliezen van een punt leidt tot een agressieve reactie, zal een stimulusattributie gemaakt worden. Treedt dit echter ook op bij andere stimuli, in andere situaties, dan wordt het toegeschreven aan de persoon Luis Suarèz ‘Gebrek aan zelfdiscipline’ (overgewicht, alcoholmisbruik) ‘emotionele instabiliteit’ (aangedaan door elke beslissing van scheidsrechter) 30 Consistentie-informatie Treedt het gedrag altijd op, ook op andere tijdstippen en onder andere omstandigheden? Covariatie tussen effect en modaliteiten of tijdstippen Hoge consistentie: persoon Lage consistentie: omstandigheid Bijv. Laurent is altijd angstig op een vliegtuig, of enkel wanneer er een storm is, wanneer de piloot naar alcohol ruikt en wild aan het roepen is, wanneer ze hebben omgeroepen dat het vliegtuig vertraging had doordat het eerst nog moest hersteld worden maar nu wel kan vertrekken, … 31 Samengevat Persoonsattributie: lage consensus, lage distinctiviteit, hoge consistentie Bijv. niemand anders bijt, gedrag niet enkel bij voetbal, in alle omstandigheden en tijdstippen Stimulusattributie: hoge consensus, hoge distinctiviteit, hoge consistentie Bijv. andere spelers doen dit ook, enkel bij voetbalmatchen, en er wordt telkens op deze manier zo gereageerd (bijv. tacklen ipv bijten) Omstandigheidsattributie: lage consistentie (andere aspecten dan niet van belang) Bijv. gebeurt in een bepaalde omstandigheid, net nadat ze gedegradeerd zijn, hij ontslaan werd, hij net de andere voetballer betrapt heeft met zijn vrouw … 32 Covariatietheorie 33 Voorbeeld consensus distinctiviteit consistentie LAAG PERSOONS- LAAG HOOG Anderen zijn niet ATTRIBUTIE Dylan is bang van Dylan is altijd bang van Bull Iets in verband andere honden bang voor Bull met Dylan Dylan is bang voor de hond Bull STIMULUS HOOG HOOG HOOG ATTRIBUTIE Anderen zijn ook Dylan is niet bang Dylan is altijd bang Iets in verband bang van Bull van andere honden van Bull met Bull 34 Attributievertekeningen (pg. 99-103) Vormen: Fundamentele attributiefout Tweestappenmodel Perceptueel fenomeen Culturele constructies Cognitieve heuristieken Motivatievertekeningen 35 Fundamentele attributiefout Veronderstelling dat iedereen zich altijd en overal hetzelfde gedraagt Verklaren van gedrag van ANDEREN: neiging om de rol van persoonlijke factoren te overschatten en de rol van situationele factoren te onderschatten Zelfs als de invloed van de situatie erg duidelijk is, wordt het gedrag nog altijd ten onrechte aan de persoon toegeschreven 36 Televisiequiz (Ross et al., 1977) Studenten werden uitgenodigd om per 2 voor publiek aan quiz deel te nemen 1 at random toegewezen aan rol van quizmaster 1 at random toegewezen aan rol van kandidaat Quizmaster schreef 10 vragen op Speelden spel Alle betrokken beoordeelden nadien de kennis van kandidaten en quizmasters 37 Er werd weinig gecorrigeerd voor de situationele factor die de quizmaster in het voordeel stelde 38 Tweestappenmodel Waarom houden we zo weinig rekening met situatie? Twee stappen model 39 Tweestappenmodel Onderzoek ondersteunt dit We maken snel beoordelingen en vormen gemakkelijk eerste indrukken (automatisch). Hiervoor is weinig cognitieve inspanning nodig. In de tweede stap is bewuste reflectie nodig Als het cognitieve systeem belast is (bijv. gefocust op iets anders), er weinig motivatie is om zorgvuldig/accuraat te zijn, er weinig tijd is, is er een grotere kans op een fundamentele fout, doordat de tweede stap overgeslagen wordt 40 Attributies als cultureel fenomeen De cultuur waarin we leven geeft vorm aan onze attributies: het individu ontleent zijn zelfgevoel aan de groep waartoe die behoort De neiging tot het maken van dispositionele of persoonsattributies aan anderen komt voor in vele culturen, maar in collectivistische culturen wordt informatie over culturen ook meer meegenomen in de attributie Amerikanen maken meer persoonlijke (individualistische culturen) en Indiërs meer situationele attributies Bij jonge kinderen zijn er weinig verschillen tussen culturen, deze worden groter naarmate de leeftijd toenam 41 In individualistische culturen worden meer persoonsattributies gemaakt 42 PAUZE 43 Overzicht: volgende les Onderdeel Inhoud 1. Observatie (eerste indruk) De elementen van sociale perceptie 2. Attributie Van elementen tot disposities 3. Integratie Van disposities tot impressies Basisbevindingen Afwijkingen van het gemiddelde model 4. Confirmatievertekeningen Van impressies naar realiteit 44 Basisbevindingen: volgorde is van belang (pg.108-109) Asch (1946) een doelpersoon werd beschreven aan de hand van de trekken intelligent, vlijtig, impulsief, kritisch, koppig en afgunstig Fase 1 Conditie 1: intelligent, vlijtig, impulsief, kritisch, koppig en afgunstig Conditie 2: afgunstig, koppig, kritisch, impulsief, vlijtig, intelligent Fase 2: Beide condities krijgen score te horen van persoon op test (15/30) Deelnemers in conditie 1 oordeelden positiever over deze persoon dan in conditie 2 Een belangrijke bevinding: Primauteitseffect: informatie die het eerst in een reeks voorkomt, heeft meer impact heeft op impressies dan later gepresenteerde informatie 45 Waarom? Aandacht verzwakt naarmate men meer informatie krijgt Eens men denkt een accuraat beeld te hebben, is men niet meer gemotiveerd open te staan voor verdere info Treedt minder op als men meer tijd heeft Treedt meer op als men minder goed tegen ambiguïteit kan (behoefte aan afsluiting / need for closure) Treedt minder op als men gemotiveerd is een volledig beeld te verkrijgen Betekenisveranderingshypothese Nieuwe inconsistente informatie wordt geherinterpreteerd in overeenstemming met de initiële impressie Vriendelijk en kalm Wreed en kalm: de nieuwe info wordt geïnterpreteerd in kader van het eerste 46 Centrale versus perifere trekken Trekken die een sterke invloed uitoefenen of de impressie en die ons de aanwezigheid van andere trekken doen veronderstellen, zijn centrale trekken. Perifere trekken hebben minder effect op de globale impressie Asch studies met treklijsten De aanwezigheid van 1 karaktertrek veronderstelt ook aanwezigheid van andere trekken ‘hartelijk’ vervangen door ‘koel’ heeft een groot effect op de globale evaluatie ‘Beleefd’ vervangen door ‘lomp’ heeft een klein effect Impliciete persoonlijkheidstheorie: Netwerk van assumpties over relaties tussen persoonlijkheidstrekken en gedragingen 47 Overzicht Onderdeel Inhoud 1. Observatie (eerste indruk) De elementen van sociale perceptie 2. Attributie Van elementen tot disposities 3. Integratie Van disposities tot impressies Basisbevindingen Afwijkingen van het gemiddelde model 4. Confirmatievertekeningen Van impressies naar realiteit 48 Afwijkingen van het gemiddelde model Ten gevolge van: Dispositie (persoonlijkheid) van de waarnemer Effecten van primeren Eigenschappen van de doelpersoon 49 Disposities van de waarnemer Persoonlijke schema’s filteren de perceptie en kleuren de waarneming We gebruiken het eigen gedrag als norm: niet iedereen vindt dezelfde karaktertrekken belangrijk Waarnemers beoordelen dezelfde doelpersoon op een verschillende manier (r=.42) Grotere gelijkenissen tussen beoordeling van 2 doelpersonen door eenzelfde waarnemer, dan van 1 doelpersoon door verschillende waarnemers 50 Primeren Primeren: recent gebruikt materiaal heeft neiging om gemakkelijk voor de geest te komen en beïnvloedt interpretatie van nieuwe info Lijst 1: ‘dapper’, ‘onafhankelijk’ en ‘avontuurlijk’ (niet gelinkt aan man uit verhaal) Lijst 2: ‘roekeloos’, ‘dwaas’ en ‘onvoorzichtig’ Verschillend oordeel over man die bergen beklom, aan avontuurlijke tochten deelnam en met een zeilboot de oceaan probeerde over te steken. 51 Eigenschappen van de doelpersoon Eén negatief kenmerk is voldoende om reputatie te schaden: vuile was buitenhangen tijdens politieke campagnes werkt 52 Overzicht Onderdeel Inhoud 1. Observatie (eerste indruk) De elementen van sociale perceptie 2. Attributie Van elementen tot disposities 3. Integratie Van disposities tot impressies 4. Confirmatievertekeningen Van impressies naar realiteit Persistentie van opvattingen Confirmatorische hypothesetoetsing Zelfvervullende voorspelling 53 Persistentie van opvattingen (pg. 109-115) “1 negatieve eigenschap weegt sterker door dan een hele reeks positieve”: maar soms blijven we in iemand geloven ondanks een heleboel bewijzen van negatieve eigenschappen Weinig geneigd onze opinie te herzien Confirmatievertekening: de tendens informatie te interpreteren en vervormen in overeenstemming met bestaande opvattingen 54 Persistentie van opvattingen “ze klaagden over de drank op de fuif” Studenten Ouders Bij ambigue informatie zien we erin wat we willen/verwachten te zien, afhankelijk van bestaande overtuigingen en meningen (bijv. studenten drinken te veel, ouders willen dat ze minder drinken) Is meer informatie altijd beter? Neen: als er nog meer ambigue informatie wordt aangevoerd, wordt de persistentie enkel sterker Niet-ambigue extra informatie kan soms tot minder vertekening leiden, maar niet altijd 55 Persistentie van opvattingen Wanneer wordt mening bijgesteld: Als de info die niet te ver afligt van de vooropgestelde opinie (anders wordt het toegeschreven aan toeval) Dient consistent aanwezig te zijn Niet teveel extra info: teveel extra informatie zorgt ervoor dat men geen zin meer heeft de informatie te verwerken en leidt het tot immobilisme 56 57 Ambigue informatie aanbieden versterkt vertekeningseffecten 58 Loftus (1974) Fictieve juryzaak: Conditie 1: enkel bewijslast Weinig bewijslast tegen beklaagde (18% achtte hem schuldig) Conditie 2: extra getuige die beweerde hem op de plaats van het misdrijf te zien (72% achtte hem schuldig) Conditie 3: getuige, maar net voor uitspreken van oordeel werd meegedeeld dat de getuigenis vals was (68% achtte hem schuldig) 59 Advocaat Jef Vermassen zegt over dit proces: 'Verdachten die blijven ontkennen, worden door de speurders al snel ervaren als “ambetanteriken”, die het onderzoek boycotten’. 'Je houdt het gewoon niet voor mogelijk. Alle getuigenissen à decharge van mijn cliënt en van de andere beschuldigden werden gewoon onder de mat geveegd. Dat is typerend voor het fenomeen waarover ik al sprak: je hebt een verdachte, en als je een keer de “klik, hebt gemaakt en overtuigd bent dat die verdachte ook werkelijk de dader is, dan pas je het onderzoek aan tot alles in die hypothese past’. De Standaard 24/10/09 60 Overzicht Onderdeel Inhoud 1. Observatie (eerste indruk) De elementen van sociale perceptie 2. Attributie Van elementen tot disposities 3. Integratie Van disposities tot impressies 4. Confirmatievertekeningen Van impressies naar realiteit Persistentie van opvattingen Confirmatorische hypothesetoetsing Zelfvervullende voorspelling 61 Confirmatorische hypothesetoetsing Het zoeken van informatie die in overeenstemming is met de bestaande opvattingen Er werd zelfs geconstateerd dat professionals zoals psychotherapeuten aan confirmatorische hypothesetoetsing lijden 62 63 Overzicht Onderdeel Inhoud 1. Observatie (eerste indruk) De elementen van sociale perceptie 2. Attributie Van elementen tot disposities 3. Integratie Van disposities tot impressies 4. Confirmatievertekeningen Van impressies naar realiteit Persistentie van opvattingen Confirmatorische hypothesetoetsing Zelfvervullende voorspelling 64 Zelfvervullende voorspelling Het proces waarbij de verwachtingen over een persoon hem of haar er toe brengen om zich conform die verwachtingen te gaan gedragen 65 Zelfvervullende voorspelling 66 67 Voorwaarden voor zelfvervullende voorspelling Treedt meer op: Als de beoordelaar minder gemotiveerd is een accurate indruk te krijgen van de doelpersoon en meer geneigd de eerste indruk te bekrachtigen (voorwaarde voor 1e fase) Afhankelijk van contextuele factoren: als de beoordelaar in een machtspositie zit (gedrag zal meer aangepast worden aan de verwachtingen, voorwaarde voor 2 e fase) Als de doelpersoon zich bewust is dat de indrukken vals zijn, zal die ze proberen te ontkrachten. Indien dit niet geval is, zullen waarnemers hun verwachtingen niet herzien 68 Relativering 69 Fake news (De keersmaecker & Roets, 2019) 390 mensen namen deel aan een experiment ‘eens indrukken gevormd zijn, wordt bijkomende info in dit kader geïnterpreteerd en zijn de indrukken moeilijk te veranderen’ Beïnvloed door cognitieve mogelijkheden van redeneren, begrip, probleem-oplossen en geheugen? Wat als rekening gehouden wordt met ideologie (conservatief) en need for closure? 70 Conditie 1: Fase 1: Beschrijving van Nathalie, een jonge verpleegster, die betrapt werd op het stelen van ziekenhuismateriaal om te verkopen en het geld te gebruiken om designer kleren te kopen Nathalie beoordelen Fase 2: Expliciete boodschap dat de info over de diefstal incorrect was Nathalie beoordelen Conditie 2: Enkel correcte info over Nathalie Nathalie beoordelen 71 Resultaten Hoewel er gecorrigeerd werd, corrigeerde vooral de groep met lagere cognitieve mogelijkheden niet volledig 72 Lessen voor campagnevoering / teamleiders Waarom? Zorg voor een sterke eerste indruk Tweestappenmodel Betekenisveranderingshypothese Vooral op karaktertrekken die centraal Gewogen gemiddelde van kenmerken zijn voor jouw doelgroep Zorg dat enige informatie die je in diskrediet brengt: - Ambigu is en in dat geval vaak Versterken van vertekenings-effecten bij gegeven wordt persistentie van opvattingen - Situationele attributies versterkt Geen invloed op jouw dispositie Priming met sterke kenmerken in Rest wordt hierdoor gekleurd boodschap, positieve stemming 73