Leereenheid 15 Bewegingsdiagnostiek en passend bewegingsonderwijs PDF

Summary

This document provides information about movement diagnostics and appropriate physical education. It covers different methods, such as skill tests and quantitative motor tests, and their use in educational settings. It also touches upon learning systems and support structures for students.

Full Transcript

LEEREENHEID 15 BEWEGINGSDIAGNOSTIEK EN PASSEND BEWEGINGSONDERWIJS © René Rosalina 15.1 Bewegingsdiagnostische methoden Om een goed bewegingsbeeld van de deelnemers te krijgen pas je bewegingsdiagnostiek toe. Bewegingsdiagnostiek : 1....

LEEREENHEID 15 BEWEGINGSDIAGNOSTIEK EN PASSEND BEWEGINGSONDERWIJS © René Rosalina 15.1 Bewegingsdiagnostische methoden Om een goed bewegingsbeeld van de deelnemers te krijgen pas je bewegingsdiagnostiek toe. Bewegingsdiagnostiek : 1. Voorbereiden: beginsituatie bepalen, doelstellingen vaststellen 2. Uitvoeren: gekozen methode toepassen 3. Evalueren: terugkijken en aanpassen waar nodig © René Rosalina De verschillende methoden A. Vaardigheidstests: Bepalen van basisvaardigheden zoals balanceren, rollen, werpen e.d. B. Kwantitatieve motorische tests: Bewegingsvaardigheid of bewegingseigenschappen meten. (coördinatie, lenigheid, uithoudingsvermogen, kracht en snelheid) Bewegingsvaardigheid meten: > De Movement ABC 2 (= Movement Assessment Battery for Children) drie leeftijdsgroepen: 3 – 6 jaar; 7 – 10 jaar; 11 – 16 jaar Doel: signaleren van motorische problemen filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=4oq9SBoVDD0 (zie ook blz. 476 t/m 478) © René Rosalina De verschillende methoden (2) > OMT ( = Onderwijsgeschikte Motorische Test) Onderdelen: stuiten, dribbelen, mikken, vangen, springen, op hakken lopen, op tenen lopen, op één been staan, klimmen etc. Geeft duidelijk beeld van bewegingsvaardigheid van kinderen. (speciaal onderwijs) Basis voor MRT ( = motorische remedial teaching lessen) > De MQ schooltest (Gebaseerd op athletic skills-model) Geeft goed beeld van motorische ontwikkeling en eventuele achterstanden. > Tests die de bewegingseigenschappen in kaart brengen: richten zich op coördinatie, lenigheid, uithoudingsvermogen (shuttle run-test, coopertest e.d.), kracht en snelheid. © René Rosalina De verschillende methoden (3) C. Kwalitatieve motorische tests: Het gaat niet alleen om eindresultaat maar om het proces. H. F. Pijning: achterhalen motorische leerstijl; fouten-analyserende of momentaanpak D. Vragenlijstmethoden Verzamelen van systematische informatie over bewegingsgedrag, lichaamsbeleving, sportverleden en wensen van leerlingen. E. Observatiemethoden (blz. 484 en 485) Schema of checklist wordt gebruikt om bewegingsgedrag in kaart te brengen. Items: uiterlijk, houding, motoriek en bewegingsbeeld © René Rosalina 15.2 Leerlingvolgsystemen Doel: Voortgang zichtbaar maken en stagnatie of achterstand tijdig opsporen. Toetsen worden op vaste momenten afgenomen. filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=ot9b9flYRRg Beleves (zie blz. 486/487): leerlingvolgsysteem afgestemd op het Basisdocument ‘ Bewegen en spelen (blz. 487 t/m 490): Vaardigheidsniveau bepalen van kinderen van 2 t/m 16 jaar op het gebied van bewegings- en spelontwikkeling. Vier onderdelen: motorische vaardigheid, spelinzicht, gedrag in spelsituaties en klein-motorische vaardigheid © René Rosalina 15.3 Passend onderwijs, diversiteit en bewegingsonderwijs Zorgplicht passend onderwijs: Elk kind heeft recht op een zo passend mogelijke plek in het onderwijs. Grotere verschillen Door de wet op passend onderwijs zijn de onderlinge verschillen tussen kinderen toegenomen. Zorgverbreding als oplossing Werken met leerlingvolgsysteem Differentiatie Extra lessen © René Rosalina Zorgverbreding als oplossing (vervolg) Specifieke lessen Bevorderen betrokkenheid ouders Inzet specifiek opgeleide leerkrachten (intern begeleiders) Ondersteuning vanuit andere disciplines (fysiotherapeut, logopedist, orthopedagoog, psycholoog) Ondersteuning vanuit speciaal onderwijs (ambulante begeleiding) © René Rosalina Consequenties voor het bewegingsonderwijs bij beperkte achterstanden: - bijhouden leerlingvolgsysteem - differentiëren (arrangementsniveau en/of materiaalniveau) - ambulante begeleiding (advies van collega uit speciaal onderwijs) website: https://wij-leren.nl/ambulante-begeleiding.php bij grote achterstanden: - ondersteuningslessen - pre-teaching (Vooraf worden reguliere bewegingsactiviteiten geoefend door motorisch zwakke kinderen.) - verwijzen naar MRT ( = motorische remedial teaching), fysiotherapie © René Rosalina 15.4 Motorische remedial teaching Verhelpen van bewegingsverhinderingen; kind kan weer meedoen met reguliere lessen. De geschiedenis van de MRT 1940: Bijzondere schoolgymnastiek: opheffen van lichaamszwakte en/of houdingsafwijkingen door therapeuten. 1975 Bijzondere schoolgymnastiek: MRT voor angstige teruggetrokken kinderen met bewegingsachterstand en/of gedragsstoornissen. 1975 Commissie MRT wordt ingesteld. 1977 MRT: het verlenen van specifieke bijstand. (motoriek, achterstand somatische ontwikkeling, gedragsstoornissen) © René Rosalina Omschrijving MRT Twee centrale begrippen: 1. Verhelpen: aanpak volgens cyclus > signaleren > diagnosticeren > verhelpen of remediëren > evalueren > bijstellen © René Rosalina 2. Bewegingsverhinderingen Twee soorten achterstanden: > Achterstand ten opzichte van de normale gangbare motorische ontwikkeling. Blijkt uit vergelijking met leeftijdsgenoten. > Achterstand ten opzichte van eigen kwaliteiten en mogelijkheden. Niet leeftijdsgenoten maar individu zelf is de norm. Delen van de motorische ontwikkeling blijven achter. Voor verloop motorische ontwikkeling van een peuter: zie blz. 497 © René Rosalina Visies op MRT 1. Handelingstheorie (Dr. Hendrik Frederik Pijning) 1924 - ….. Bijzonder hoogleraar Hij onderscheidt twee leerstrategieën: Wetenschap van de lichamelijke opvoeding a. foutenanalyserende aanpak: Deelnemer analyseert zijn motorisch gedrag en denkt na vóór de volgende poging. b momentaanpak: Deelnemer denkt niet na; is alleen bezig met het lukt of het lukt niet. H. F. Pijning: “Door vragenderwijs les te geven kan momentaanpak veranderen in foutenanalyserende aanpak”. © René Rosalina 2. Competentiebenadering (Vermeer en van Rossum) Begrip competentie staat centraal. a. cognitieve competenties b. sociaal-emotionele competenties c. fysieke of motorische competenties Door MRT wordt zelfvertrouwen vergroot; zelfbeeld wordt positief beïnvloed. Accent ligt op ervaren van succes in een positief pedagogisch klimaat. Complimenten geven is essentieel. © René Rosalina 3. Bewegingsopvoeding Jaap Kugel psycholoog, historicus, leraar lichamelijke opvoeding 1927 – 2005 Zijn theorie: Lichaamsplan: Het totaal aan bewegingsvaardigheden. Lichaamsbesef: Kennis van het eigen lichaam en lichaamsdelen. Informatie waarover iemand beschikt op basis van waarneming, herinnering. (stand van het lichaam, stand van lichaamsdelen t.o.v. elkaar, bewegingen zoals ze uitgevoerd moeten worden naar richting, uitslag en intensiteit) Lichaamsidee: Subjectief oordeel over eigen lichamelijke verschijningswijze en bewegingsvaardigheid. Belangrijkste doelen MRT: verbeteren van lichaamsplan, lichaamsbesef en lichaamsidee © René Rosalina Het MRT-plan Stappen: 1. beeldvormingsfase: vaststellen eventuele bewegingsachterstand door bewegingsdiagnostische toets (Movement ABC of OMT onderwijsgeschikte Motorische Test) en observaties 2. formuleren van de hulpvraag: b.v. leerling wil goed kunnen omgaan met winst en verlies of leerling wil minder angstig zijn voor ballen of leerling wil minder gespannen zijn bij bewegen 3. bepalen van doelstellingen: onderscheid tussen korte en (middel)lange termijn; formuleer de doelstellingen SMART ( = specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) © René Rosalina 4. opstellen van het MRT plan: aantal bijeenkomsten, individueel of met groepje, keuze bewegingsactiviteiten, bepalen begeleidingswijze, al dan niet ouders betrekken, al dan niet werken met huiswerkopdrachten Uitwerking: beginsituatie en doelstelling keuze sport- en bewegingsactiviteiten organisatie methodiek, opbouw didactische werkvormen 5. de uitvoering: volgens globale planning werken; elke bijeenkomst voorbereiden, uitvoeren en evalueren; indien nodig planning aanpassen op basis van voortgang 6. evaluatie: tussentijds en aan het eind; eventueel samen met anderen evalueren, zowel product- als procesevaluatie (gebruik eventueel bewegingsdiagnostische methoden) © René Rosalina VERWERKINGSOPDRACHTEN LEEREENHEID 15 zie blz. 506 t/m 511 © René Rosalina

Use Quizgecko on...
Browser
Browser