Summary

This document provides a summary of various legal theories, subjects and concepts in international relations. It details different types of legal obligations, the concept of ENAC, and the relation to the retention right. This document is useful for law students.

Full Transcript

IRW SUBJECTIEF VS OBJECTIEF RECHT Objectief recht (droit objectif; the law) = het geheel van gedragsregels voor het maatschappelijke leven, waarvan het respect wordt afgedwongen door de overheid. Die regels hebben tot doel de belangen van de mensen in hun onderling verkee...

IRW SUBJECTIEF VS OBJECTIEF RECHT Objectief recht (droit objectif; the law) = het geheel van gedragsregels voor het maatschappelijke leven, waarvan het respect wordt afgedwongen door de overheid. Die regels hebben tot doel de belangen van de mensen in hun onderling verkeer te ordenen en te beschermen. Subjectief recht (droit subjectif; right) = een aanspraak die een persoon aan een rechtsnorm ontleent, hetzij om een zaak te gebruiken, hetzij om van een ander individu een prestatie te vereisen. MIDDELEN VS RESULTAATS VS GARANTIEVERBINTENIS Resultaatsverbintenis (obligation de résultat) Sommige rechtsregels (of contracten) houden een verplichting in om een bepaald resultaat te bereiken, onafhankelijk van de daartoe vereiste inspanningen. De enige manier om zijn aansprakelijkheid te weerleggen, is het bewijs van overmacht. Overeenkomstig de artikelen 1147 en 1315 BW stelt de vaste cassatierechtspraak dat de schuldeiser bij een resultaatsverbintenis het beloofde resultaat en het uitblijven daarvan moet bewijzen. Bewijslast op SA Garantieverbintenis (obligation de garantie) =houdt in dat men zich onder alle omstandigheden verbindt tot het bereiken van een bepaald resultaat, en het beroep op overmacht uitsluit. Middelenverbintenis of inspanningsverbintenis (obligation de moyen) =Deze verbintenissen houden enkel een verplichting in om de wettelijke zorgvuldigheidsnorm in acht te nemen. Bewijslast op SE: Hij moet aantonen dat de schuldenaar niet alle middelen heeft aangewend die daartoe redelijkerwijze voor handen waren. (art. 1137 BW) De schuldenaar van de te uit te voeren middelenverbintenis is bevrijd indien hij op zijn beurt het bewijs levert dat overmacht hem belette de verbintenis uit de voeren ENAC EN RETENTIERECHT ENAC (artikel 5.239 BW) Partijen maken soms juridisch verbindende afspraken, waarbij de ene partij iets belooft in ruil voor een tegenprestatie van de andere. We noemen dergelijke afspraken wederkerige overeenkomsten (contrats synallagmatiques). Wanneer de partij die eerst zijn prestatie moet leveren daaraan verzuimt, heeft de andere partij, zonder tussenkomst van de rechter, het recht om zijn eigen tegenprestatie tijdelijk op te schorten, zolang de wederpartij in gebreke blijft. Men noemt dat de exceptio non adimpleti contractus of niet-uitvoeringsexceptie. Toepassingsvoorwaarden: o WEDERKERIGE RECHTSVERHOUDING ▪ Er moet een wederkerige overeenkomst zijn of minstens een juridische verhouding die wederkerigheid inhoudt (contractueel) o VERBINTENIS TEN LASTE VAN DE EXCIPIENS (degene die het inroept) o ZEKERE, OPEISBARE EN NIET NOODZAKELIJK LIQUIDE SCHULDVORDERING ▪ De excipiens (schuldenaar) is schuldeiser van een schuldvordering, die als eerste opeisbaar wordt, d.w.z. dat de debiteur die de exceptie inroept niet zelf de verplichting had eerst te presteren. Die schuldvordering moet zeker zijn, d.w.z. niet betwist. De vordering van de excipiens hoeft niet noodzakelijk liquide (i.e. precies in geld waardeerbaar, effen, vaststaand) te zijn o SUBJECTIEF EN OBJECTIEF TE GOEDER TROUW ZIJNDE EXCIPIENS ▪Subjectieve goede trouw betekent dat de excipiens niet zelf aan de oorsprong mag liggen van de niet-nakoming door de wederpartij van haar verbintenis. ▪ Objectieve goede trouw veronderstelt een evenredigheid, wat je opschort moet in verhouding zijn met je nadelen. o OPSCHORTING MAG DE NAKOMING VAN DE EIGEN PRESTATIE NIET DEFINITIEF ONMOGELIJK MAKEN ▪ ENAC is niet meer dan een tijdelijke exceptie Retentierecht Het retentierecht verleent aan de schuldeiser (i.e. de rechtmatige bezitter/retentor) het recht om de teruggave van een goed dat hem door zijn schuldenaar werd overhandigd of bestemd is voor zijn schuldenaar, op te schorten zolang zijn schuldvordering die verband houdt met dat goed niet is voldaan (zie art. 73 Boek III titel XVII BW, “Zakelijke zekerheden op roerende goederen” Vergelijking retentierecht en ENAC Retentierecht soms als bijzondere toepassing ENAC Begrip retentierecht dekt 2 ladingen i. In de eerste plaats heeft men het retentierecht dat een gevolg is van de toepassing van de exceptio non adimpleti contractus: bij wederkerige overeenkomsten waarvan één verbintenis de afgifte van een zaak tot voorwerp heeft of impliceert en de andere bijvoorbeeld strekt tot betaling van geld, is dat verband een juridische band en valt het retentierecht samen met de exceptie van niet-nakoming. ii. Daarnaast staat het zuiver retentierecht, het zelfstandig retentierecht. De werking van die instelling is gebaseerd op de samenhang tussen een zaak en een schuldvordering die de bezitter van die zaak heeft op de eigenaar (“debitum cum re junctum”). Het eigenlijke retentierecht is de bevoegdheid van de houder van andermans zaak om de teruggave van die zaak aan de eigenaar uit te stellen, totdat die hem de schuld betaalde die met betrekking tot de zaak verschuldigd is. Daartoe is vereist dat de schuldvordering haar oorsprong vindt in de achtergehouden zaak en dat er tussen partijen geen andere rechtsverhoudingen bestaan die de schuldvordering rechtvaardigen. AANVULLEND VS DWINGEND VS OPENBARE ORDE Aanvullend recht (le droit supplétif) vult de door partijen min of meer intentioneel gelaten leemtes in. Ten suppletieve titel stelt de wetgever een modeloplossing voor die moet gelden bij stilzwijgen van de partijen rechtszekerheid Dwingend recht (règles impératives) Het zijn normen die onvoorwaardelijk binden en dus niet buiten werking gesteld kunnen worden door andersluidende afspraken. Het dwingende karakter is inherent aan de finaliteit van die regels. Diverse categorieën van personen beschermd door dwingende rechtsnormen In te roepen door beschermde partij + je kan er pas van afwijken nadat het recht verworven is + Relatieve nietigheid Openbare orde (ordre public) Bepalingen die de openbare orde raken zijn dwingende bepalingen ter bescherming van de essentiële grondslagen van de maatschappij. (= algemeen belang) Absolute nietigheid: door iedere belanghebbende en ambtshalve door de rechter suppletief/aanvullend dwingend recht dwingend recht van openbare recht orde mogelijkheid tot voorafgaandelijk afstand mogelijk wanneer niet vatbaar voor afstand (want afstand doen? bescherming vervalt (nadat het maatschappelijk belang) recht verworven is) dadingsvatbaar? dadingsvatbaar dadingsvatbaar wanneer niet dadingsvatbaar bescherming vervalt doel vult lacunes in partij- beschermt private belangen v/e beschermt algemeen belang afspraken aan zwakkere groep of partij sanctie relatieve nietigheid = miskenning v absolute nietigheid = schending regels die dwingend zijn zonder bepaling openbare orde openbare orde te raken door wie? door de beschermde partij of groep door iedere belanghebbende, ook ambtshalve door rechter SOCIALE AFSPRAKEN Gentlemen’s agreements Overeenkomsten tussen twee of meer partijen die als essentieel kenmerk hebben dat de juridische afdwingbaarheid door de partijen wordt uitgesloten. De bedoeling is uiteraard dat iedereen zijn verplichtingen nakomt, maar de partij die een wanprestatie pleegt, zal daarvoor niet juridisch gesanctioneerd worden worden vaak afgesloten in de politieke wereld en in de bedrijfswereld (e.g. niet-bindende afspraken die gemaakt worden tijdens onderhandelingen voorafgaand aan belangrijke overeenkomsten). De partijen die spontaan de afspraken uit het gentlemen’s agreement nakomen, kunnen daar nadien niet meer op terugkomen Natuurlijke verbintenis (obligation naturelle) (art. 5.2 BW) Een natuurlijke verbintenis is een dwingende morele plicht. Een juridische plicht om te handelen is er niet, maar de maatschappij voelt dat het dermate moreel juist is dat iemand toch presteert, dat artikel 5.2 BW in werking treedt. Wie vrijwillig zijn natuurlijke verbintenis uitvoert, kan daar achteraf niet meer op terugkomen met het argument dat hij juridisch gezien niet verplicht was om te handelen. 2 rechtsgevolgen o onmogelijkheid om een uitgevoerde prestatie terug te vorderen, tenminste indien de natuurlijke schuldenaar vrijwillig presteerde. o In de tweede plaats kan de persoon die vrijwillig zijn natuurlijke verbintenis uitvoerde, ook gedwongen worden om voor de toekomst te blijven uitvoeren. De rechtspraak is wel zeer voorzichtig met het opleggen van een verplichting voor de toekomst. Er wordt onderzocht of de natuurlijke schuldenaar de wil geuit heeft om die verplichting ook voor de toekomst op zich te nemen, Obliegenheiten (incombance) Onafdwingbare verplichting (geen verbintenis) die bij niet-nakoming toch gesanctioneerd wordt door verlies van een voordeel of door het ontstaan van een specifiek nadeel Hoewel de Obliegenheit sterk lijkt op een natuurlijke verbintenis, onderscheidt ze zich ervan doordat de niet-naleving van een Obliegenheit steeds resulteert in een juridische sanctie (verlies van voordeel of ontstaan van nadeel). Dat is nooit het geval bij niet-nakoming van een natuurlijke verbintenis. Voorbeeld: De ingebrekestelling van een schuldenaar. De niet-voorafgaandelijke ingebrekestelling kan impliceren dat de sancties voor wanprestaties niet (meteen) kunnen worden aangewend. Onafdwingbare verbintenissen Verbintenissen kunnen onafdwingbaar worden, indien een specifieke wettekst aan de schuldeiser de mogelijkheid tot afdwinging ontneemt. De verbintenis blijft bestaan, maar is juridisch onafdwingbaar. Het verschil met de natuurlijke verbintenis, is dat het hier niet noodzakelijk om een morele plicht gaat. Een voorbeeld is de kwijtschelding na faillissement (art. XX.173 WER) Sociale afspraken Verschillende afspraken in het dagelijkse leven gebeuren zonder de bedoeling om overeenkomsten te sluiten en dus zonder de bedoeling om juridisch bindende afspraken te maken. Opdat een afspraak juridisch bindend kan zijn, is immers vereist dat ze wordt gesloten met een animus contrahendae obligationis (de bedoeling om een juridisch bindende afspraak te maken) Bv. Uitnodiging voor een feest Sociale afspraken lijken op gentlemen’s agreements. In beide gevallen maken partijen immers onafdwingbare afspraken. Nochtans moeten ze van elkaar onderscheiden worden. Bij de gentlemen’s agreement is de onafdwingbaarheid een bewuste keuze van de partijen. Zij zijn er zich van bewust dat hun afspraak juridisch bindend kán zijn, maar kiezen ervoor dat uit te sluiten. Bij een sociale afspraak is van een dergelijke keuze geen sprake, aangezien de partijen überhaupt nooit een juridische bedoeling hebben, laat staan afspraken zouden maken rond de toegelaten juridische afdwingingsmechanismen. DWANGSOM: 1385BIS GER. W. Dwangsom (astreinte) (art. 1385bis – 1385nonies Ger.W.) De dwangsom is een bijkomende rechterlijke veroordeling van de schuldenaar (van een verbintenis om iets te doen of iets niet te doen) tot betaling van een geldsom aan de schuldeiser voor het geval hij niet voldoet aan de hoofdveroordeling. Die dwangsom kan per uur, dag, week, maand of ander tijdsinterval worden opgelegd. De grootte van de dwangsom hoeft niet in verband te staan met de schade die de schuldeiser ondergaat. De dwangsom is immers een middel om op de schuldenaar druk uit te oefenen opdat hij de tegen hem uitgesproken hoofdveroordeling zou nakomen. De dwangsom moet hoog genoeg zijn om de schuldenaar (indirect) onder druk te zetten om de verbintenis na te komen. De veroordeling tot een dwangsom bestaat maar als een accessorium (i.e. bijzaak) bij de veroordeling door de hoofdvordering. voorwaardelijke karakter van de dwangsom: een dwangsom kan maar worden verbeurd op voorwaarde dat de veroordeelde de hem opgelegde verbintenis niet nakomt. Drukkingsmiddel zonder schadevergoedend karakter, eerder aanzettend Niet voor verbintenissen tot betaling geldsom of arbeidsovereenkomsten RICHTLIJN, VERORDENING, BESLUIT 288 VWEU Richtlijn = directive Besluit = décision Verordening = règlement Verordening Richtlijn Besluit Bindende kracht Verbindend in al haar Verbindend ten aanzien Verbindend onderdelen van te bereiken resultaat Bestemmeling Alle lidstaten Lidstaat waarvoor Sommige lidstaten of bestemd (meestal allen) particulieren Toepasselijkheid in Rechtstreeks Omzettingsplicht van Rechtstreeks interne rechtsorde toepasselijk bevoegde overheid toepasselijk (federale staat of deelstaat), Keuzevrijheid vorm en middelen Werking In principe uit zijn aard Uit zijn aard geen Soms rechtstreekse rechtstreekse werking rechtstreekse werking werking voor voor omzettingstermijn particulieren -Na verstrijken omzettingstermijn Verticale werking Geen horizontale werking -Richtlijnconforme interpretatie +Schadevergoedingsplicht overheid IMPLICIETE BEVOEGDHEDEN: ARTIKEL 10 BWHI (COMPÉTENCE IMPLICITE) De gemeenschappen en de gewesten kunnen via de zogenaamde impliciete bevoegdheden inbreuk maken op de bevoegdheden van de federale overheid of van elkaar. Het Grondwettelijk Hof heeft in zijn rechtspraak zeer restrictieve voorwaarden gesteld voor de toepassing van de impliciete bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten: de door de gemeenschappen en gewesten buiten hun bevoegdheid genomen bepalingen moeten ‘noodzakelijk’ zijn voor de zinvolle uitoefening van een aan hen uitdrukkelijk toegewezen bevoegdheid. Er is met andere woorden een zeer nauwe band vereist tussen de uitdrukkelijke gemeenschapen gewestbevoegdheid en de op grond van artikel 10 BWHI betreden federale aangelegenheid, zodat die laatste als een noodzakelijk accessorium beschouwd kan worden; de federale regeling die wordt betreden moet een gedifferentieerde regeling toelaten; de weerslag op de federale regeling moet marginaal zijn. TEGENWERPBAARHEID BIJ ONROERENDE GOEDEREN (OPPOSABLE AUX TIERS) Tegenover derden die echter geen kennis hebben van de verkoop (de zogenaamde derden te goeder trouw), geschiedt de eigendomsoverdracht van een onroerend goed pas bij de integrale overschrijving van de koopakte (instrumentum) in het daartoe bestemde register op het kantoor Rechtszekerheid van het arrondissement waar het onroerend goed gelegen is (art. 1 Hypotheekwet). Voor de nakoming van dat publiciteitsvoorschrift, aanvaardt de hypotheekbewaarder enkel authentieke akten IN PARI CAUSA + NEMO AUDITUR Het adagium 'nemo auditur propriam turpitudinem allegans' betekent dat niemand in rechte kan worden gehoord wanneer hij zich beroept op een ongeoorloofde rechtshandeling. Dit adagium is gesteund op artikel 1131 B.W. en betreft een regel van materieel recht. De toepassing ervan kan dan ook niet leiden tot de nietontvankelijkheid van de vordering, maar hoogstens tot de ongegrondheid. Het adagium ‘in pari causa turpitudinis cessat repetitio’ betekent dat er bij gelijkwaardig schandalig gedrag geen plaats is voor teruggave. Wanneer zowel eiser als verweerder zich schandalig/ strijdig met de openbare orde hebben gedragen kan er niets worden teruggegeven VERSCHIL PERSOONLIJKE RECHTEN/ PERSOONLIJKHEIDSRECHTEN/ ZAKELIJK R ECHT/ ZAKELIJKE OK Persoonlijke rechten/ vorderingsrechten (le droit personnel/ droit de créance) o Een rechtsverband tussen één of meer personen die de schuldeiser een recht verleent om van de schuldenaar een bepaalde gedraging te verkrijgen o Bv. Recht om een bepaalde schuld te innen Persoonlijkheidsrechten (droits de la personnalité) o Subjectieve rechten die ieder individu, door de enkele omstandigheid van zijn persoon, tegenover eenieder kan doen gelden en die ertoe strekken zijn fysieke, psychische en morele integriteit te beschermen o Bv. Recht op eerbied voor het lichaam of vrije meningsuiting,… Zakelijk recht (droit réel) o Met een zakelijk recht wordt een recht bedoeld dat de titularis ervan een aanspraak verleent op een zaak of een ander goed. Een zakelijk recht staat hiermee in tegenstelling tot een persoonlijk recht, dat een persoon een aanspraak verleent op een prestatie. o Bv. Eigendomsrecht, de opstal, erfdienstbaarheid Zakelijke overeenkomst (contrat réel) o Deze overeenkomsten komen pas geldig tot stand wanneer de zaak of de prijs wordt overhandigd o Bv. Pand en bewaargeving VASTSELLINGSOVEREENKOMSTEN Vaststellingsovereenkomsten = manier van buitengerechtelijke geschillenbeslechting, altijd over een subjectief recht Dading (la transaction): is een bijzondere soort vaststellingsovereenkomst. Een vaststellingsovereenkomst waarbij partijen een gerezen geschil (schriftelijk) beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen en waarbij beide partijen wederzijdse toegevingen doen. Zij legt een tussen partijen bestaande rechtsverhouding definitief vast. Over die rechtsverhouding bestond voorafgaandelijk onzekerheid, die van dien aard was dat partijen hierover een geschil hadden of werkelijk dreigden te hebben. Specifiek voor die dading is dat die vaststellingsovereenkomst gebaseerd is op wederzijdse toegevingen. Elk partij doet water bij de wijn en claimt uiteindelijk iets minder dan oorspronkelijk. Hiermee wordt geprobeerd een gerezen geschil te beëindigen of een toekomstig geschil te voorkomen. Bindende derdebeslissing (tierce décision obligatoire): houdt in dat partijen, buiten de wettelijke arbitrage om (art 1676 Ger.W), een onzeker punt van hun rechtsverhouding aan een bepaalde of bepaalbare onafhankelijke en onpartijdige derde ter beslechting voorleggen en zijn beslissing als definitief bindend erkennen. Arbitrage (l’arbitrage): het compromis of de arbitrage-overeenkomst is een overeenkomst waarin de partijen alle geschillen of sommige geschillen die tussen hen gerezen zijn of zouden kunnen rijzen met betrekking tot een bepaalde, al dan niet contractuele, rechtsverhouding aan arbitrage voorleggen (art 1681 Ger.W). Elke arbitrage start zodoende met een voorafgaande overeenkomst waarbij partijen, binnen de grenzen van de wettelijke bepalingen daarover (art 1676 Ger.W), een tussen hen bestaande betwisting voorleggen aan het oordeel van derden (scheidsrechters of arbiters genoemd), die rechtstreeks of onrechtstreeks door hen zijn aangeduid. De eigenlijke arbitrage is niets anders dan de uitvoering van de arbitrage-overeenkomst. BIJZONDERE MACHTENBESLUIT 105GW (LOI DE POUVOIRS SPÉCIAUX OF EXTRAORDINAIRES) Kaderwet die machtiging inhoudt bestaande wetten op te heffen, aan te vullen, te wijzigen en te vervangen Daarmee krijgt hij een taak van de wetgevende macht zelf, aangezien hij formele wetten of wetsbepalingen ongedaan kan maken of tot stand kan brengen. In dat geval wordt bovendien zelden de strekking van de te nemen regelingen omschreven Enkel in uitzonderlijke omstandigheden De techniek leeft op gespannen voet met de artikelen 36 en 108 Gw. et nemen van de ‘bijzondere machtenbesluiten’ wordt dan ook met bijzondere waarborgen omkleed, zoals de verplichte publicatie van het verslag aan de Koning en het advies van de Raad van State RECHTSTREEKSE WERKING (L’EFFET DIRECT’) / RECHTSTREEKSE TOEPASSELIJKHEID De rechtstreekse toepasselijkheid betreft de vraag of Europese rechtsnormen als dusdanig deel uitmaken van de nationale rechtsorde, dan wel of ze er maar onrechtstreeks toe behoren door nationale rechtsregels die er de inlijving, implementatie, omzetting, … van verzekeren. Rechtstreekse werking → o Objectief criterium = voldoende duidelijk, precies en onvoorwaardelijk o Subjectief criterium = norm moet bedoeling hebben rechten en plichten toe te kennen ALGEMENE RECHTSBEGINSELEN (+ WAARDE) (PRINCIPES GENERAUX DU DROIT) zijn de ongeschreven gedragsregels die rechtsregels zijn, omdat ze op een bepaald ogenblik wezenlijk geacht worden voor de samenleving; / zijn fundamentele opvattingen die behoren tot het wezen van een samenleving en die geacht worden van een dergelijk groot belang te zijn, dat zij juridisch normerend zijn. Algemene rechtsbeginselen zijn geen materiële wetten: het zijn geen rechtsregels die formeel uitgevaardigd worden door de wetgever of door de grondwetgever. Ze worden evenmin uitgevaardigd door de rechter. Die stelt alleen het bestaan ervan vast wordt onderscheid gemaakt tussen: o algemene rechtsbeginselen met een grondwettelijke waarde → impliceert dat ook een wet op haar grondwettigheid getoetst kan worden o algemene rechtsbeginselen met een wettelijke waarde → mag niet contra legem toegepast worden o algemene rechtsbeginselen met een louter aanvullende waarde Voorbeelden: Scheiding der machten, redelijkheid en billijkheid, algemene beginselen van behoorlijk bestuur, het verbod op rechtsmisbruik, recht van verdediging, vermoeden van onschuld, ne bis in idem, motiveringsbeginsel, onpartijdigheid van de rechter MORATOIRE VS COMPENSATOIRE INTRESTEN Wanneer men een verplichting heeft om een numeriek bepaalde geldsom op een bepaald tijdstip te betalen, berokkent de laattijdige betaling een bepaalde schade. Moratoire interesten (intérêts moratoires), geregeld in artikel 5.240 BW, zijn erop gericht die schade te vergoeden. Moratoire interesten moeten onderscheiden worden van compensatoire interesten voor waardeschulden o Artikel 5.240 BW is ongetwijfeld van toepassing wanneer de verbintenis primair tot betaling van een geldsom strekt, zoals de verbintenis tot betaling van de koopsom o Artikel 5.240 BW is ook van toepassing op verbintenissen tot schadevergoeding voor zover hun bedrag numeriek bepaald is o Indien de contractspartijen hierover niets zijn overeengekomen, wordt de moratoire interest bepaald volgens een vast percentage (2% particulieren en 8 % ondernemingen) o De moratoire interest is een forfaitaire schadevergoeding. De vergoedende interest, ook compensatoire interest (intérêts compensatoires) genoemd, is een bijkomende vorm van schadeloosstelling bij ‘waardeschulden’. Waardeschulden moeten onderscheiden worden van verbintenissen tot betaling van een geldsom o Toepassingen van waardeschulden zijn de schulden resulterend uit een contractuele wanprestatie of onrechtmatige daad 4 verschilpunten: o Bij de vergoedende interest moet de werkelijk geleden schade worden bewezen. o Er is meestal geen ingebrekestelling vereist (met name bij een onrechtmatige daad en bij wanprestatie) o De rentevoet bij vergoedende interest wordt vrij door de rechter bepaald. o Anatocismeregeling: Dus kan de rechter in een concreet geval toch interest op compensatoire interest toekennen voor een vroegere periode dan één jaar, ONROEREND GOED DOOR INCORPORATIE EN DOOR BESTEMMING Onroerend door incorporatie (immeuble par incorporation) = onderdelen en uitrustingen van een gebouw, die een geheel vormen met het gebouw en dus nuttig of noodzakelijk zijn voor de normale werling en het genot van het onroerend goed Onroerend door bestemming (immeuble par destination) = Ook alle roerende voorwerpen die de eigenaar bestemd heeft om duurzaam (blijvend) en gewoonlijk met het erf verbonden te blijven of erin verwerkt zijn, worden onroerend door bestemming (bvb.centrale verwarming) KANSCONTRACT Een kanscontract (contrat aléatoire) is een wederkerige overeenkomst, waarvan de gevolgen, met betrekking tot winst en verlies, hetzij voor alle partijen, hetzij voor een of meer van hen, van een onzekere gebeurtenis afhangen (art. 1964 B.W.). ABSORPTIETHEORIE bij gemengde contracten prevaleert een type contract die de rechtsverhouding beheerst. (zie voorbeeld aanneming en lastgeving) PARALLELLE, CONCURRERENDE EN GEDEELDE BEVOEGDHEDEN het beginsel van exclusieve bevoegdheden voor de federale overheid en de deelstaten. Een aangelegenheid kan maar aan één overheid toekomen: aan de federale overheid, aan de gemeenschappen of aan de gewesten. In principe is het dus onmogelijk dat twee of meer overheden voor dezelfde aangelegenheid bevoegd zijn. Parallelle bevoegdheden = In andere gevallen kunnen de federale overheid en de gewesten en de gemeenschappen in bepaalde aangelegenheden, zij het elk binnen hun exclusieve bevoegdheden, cumulatief en zonder met elkaar rekening te houden naast elkaar optreden. Concurrerende bevoegdheden = Het essentiële kenmerk van de concurrerende bevoegdheid is dat meerdere overheden een aangelegenheid kunnen regelen, maar dat er een ondergeschikte verhouding bestaat tussen de (potentiële) normen van de verschillende overheden. Men maakt daarbij een onderscheid tussen de ‘integraal’ of ‘eigenlijke concurrerende bevoegdheden’ en de ‘beperkt’ of ‘oneigenlijk concurrerende bevoegdheden’. o Bij integraal (eigenlijk) concurrerende bevoegdheden mogen de deelgebieden alleen maar regelend optreden zolang de federale overheid in dat verband geen regeling heeft getroffen en de regeling van de deelgebieden wordt opnieuw opgeheven vanaf het ogenblik dat de federale overheid in dezelfde aangelegenheid normerend optreedt. o Bij de (beperkt) oneigenlijk concurrerende bevoegdheden legt de federale overheid de basisregels vast en kunnen de deelstaten die basisregels toepassen of aanvullen zonder ze evenwel te kunnen aantasten. Gedeelde exclusieve bevoegdheden = Bij de techniek van de gedeelde exclusieve bevoegdheden worden sommige deelaspecten van een aangelegenheid exclusief aan een overheid toegewezen en andere deelaspecten van die bevoegdheid exclusief aan een andere overheid voorbehouden OK ZONDER RECHTERLIJKE TUSSENKOMST BEËINDIGEN Hoe? Dood van een partij Buitengerechtelijke ontbinding Opzegging Uitdrukkelijk ontbindend beding 1184 BW Verval van voorwerp Minnelijke beëindiging (met wederzijds akkoord) BESTUURLIJKE LUS De bestuurlijke lus laat de rechter toe in elke stand van het geding bij wijze van tussenuitspraak, de mogelijkheid te bieden aan de andere partij om binnen een bepaalde termijn een onregelmatigheid (bv. Met vormvereisten) in de bestreden beslissing te herstellen of te laten herstellen Werd strijdig geacht met beginsel vaan onpartijdigheid van de rechter De bestuurlijke lus was daarom in se beperkt tot het herstellen van externe onwettigheden, zoals bijvoorbeeld de schending van de formele motiveringsplicht Maar vernietigd door Grondwettelijk hof in arrest 2015 ADMINISTRATIEF TOEZICHT Het algemeen toezicht (tutelle administrative) is de bevoegdheid waarover de toeziende overheid beschikt om te verhinderen dat gedecentraliseerde lichamen hun zelfstandigheid zouden misbruiken om handelingen te verrichten die met de wet of met het algemeen belang in strijd zijn. Als de toezichthoudende overheid toetst of de gedecentraliseerde overheid al dan niet het algemeen belang schaadt, oefent ze een opportuniteitscontrole uit. Die toetsing heeft dan geen uitstaand met de ‘hiërarchie der normen’. Het administratief toezicht is dus niet noodzakelijk een legaliteitscontrole en onderscheidt zich zo van de rechterlijke toetsing die enkel de legaliteit kan betreffen. FEDERALE LOYAUTEIT Het beginsel van de federale loyauteit of de Bundestreue houdt in dat de verschillende geledingen van de staat zich ertoe verbinden bij de uitoefening van hun bevoegdheden ‘het evenwicht van de totaalconstructie’ niet in gevaar te brengen en de belangen van de andere geledingen van de staat niet te schaden. Artikel 143, § 1 Gw. GEZAG VS KRACHT VAN GEWIJSDE Iedere rechterlijke beslissing krijgt kracht van gewijsde vanaf het moment dat deze beslissing niet meer met een rechtsmiddel kan worden bestreden dat de tenuitvoerlegging ervan schorst. Kracht van gewijsde betekent dus dat de rechterlijke eindbeslissing zonder enig beletsel ten volle kan worden uitgevoerd. Gezag van gewijsde houdt in dat de rechterlijke beslissing bindend is tussen partijen (art. 236 lid 1 Rv). VERENIGING VS VENOOTSCHAP Een vennootschap is een organisatievorm met als hoofddoel het realiseren van winst voor de eigenaars van de vennootschap. Aldus is het een ondernemingsvorm waarbij de onderneming of het bedrijf al dan niet over rechtspersoonlijkheid beschikt al naargelang de gekozen rechtsvorm. Voorbeelden zijn BVBA/bv, nv en V.O.F Vereniging = groepering van personen, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die gericht is op een bepaald doel, evenwel zonder winstoogmerk. o Verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, zoals: ▪ de feitelijke vereniging o Verenigingen met rechtspersoonlijkheid, zoals: ▪ de vereniging zonder winstoogmerk (VZW) THEORIE VAN DE WILSAUTONOMIE Wilsautonomie (autonomie de la volonté) Aan de individuen zelf wordt (onder voorwaarden) in min of meer grote mate de vrijheid gelaten om, hetzij eenzijdig, hetzij bij onderlinge afspraak, hun (wederzijdse) rechten en plichten te regelen. We noemen dat het principe van de ‘wilsautonomie’. Mits de voorwaarden zijn vervuld, verleent het recht daarbij een bindende kracht aan een eenzijdige wil of aan onderlinge afspraken. Artikel 1134 BW Filosofie erachter = partijen behartigen hun belangen het best IMPREVISIELEER (AANVAARD? PRO CONTRA) De imprevisieleer is in het recht een leer die de rechter de mogelijkheid geeft om een contract aan te passen of te ontbinden wanneer er zich na het ogenblik van de contractsluiting onvoorzienbare en ontoerekenbare wijzigingen voordoen in de omstandigheden waarin de partijen hun contract uitvoeren waardoor het (economisch) evenwicht van het contract ernstig verstoord wordt en waardoor de prestaties van de debiteur sterk verzwaard worden. In België wordt in principe de imprevisieleer verworpen door de rechtspraak en rechtsleer. Het zou de rechter namelijk te veel macht geven en ingaan tegen de bindende kracht van de overeenkomst. Toch bestaan er op deze verwerping een paar uitzonderingen: o Imprevisie contractueel bedingen o Huurprijsherziening in huurrecht o Weens Koopverdrag o Prijsherzieningsclausule LINK MET RECHTSMISBRUIK o In de rechtsleer beargumenteert men dat indien de ene partij tóch de uitvoering van de verbintenissen van de andere partij eist, dit eisen rechtsmisbruik kan uitmaken en derhalve in strijd zou zijn met de goede trouw. Het hof van Cassatie heeft deze redenering gevolgd TOEGEWEZEN BEVOEGDHEDEN OP NATIONAAL EN SUPRANATIONAAL NIVEAU Supranationaal: art. 5, 2° VWEU Nationaal: art. 38 en 39 GW PROCEDURE TOT BUITENGERECHTELIJKE INVORDERING VAN GELDSCHULDEN BIJ ONDERNEMING Artikel 1394/21 en 1394/24 Ger. W. → aanmaning, pv van niet-betwisting, uitvoerbare titel, … TOEPASSING VAN HET GEMEEN EN BIJZONDER RECHT Lex specialis derogat generali: voorrang van de bijzondere regel op de algemene regel. Lex posterior anteriori derogat: waneer een algemene wet wordt gevolgd door een latere afwijkende andere algemene wet, of een bijzondere wet door een latere afwijkende bijzondere wet is er geen probleem. In dat geval past men in principe de meest recente rechtsnorm toe op grond van het adagium: lex posterior anteriori derogat. INTERPRETATIEVE WET Interpretatieve wet (loi interprétative): wet waarmee de wetgevende macht zelf de verklaring (interpretatie of uitleg) geeft van een vroegere wetsbepaling. Om te kunnen spreken van een interpretatieve wet zijn er drie voorwaarden vereist: De geïnterpreteerde wet veroorzaakt rechtsonzekerheid Interpretatieve wet wil remediëren aan de rechtsonzekerheid en geeft interpretatie die al besloten lag in de geïnterpreteerde wet Retroactieve werking voor interpretatieve wet, ook voor hangende geschillen OPDRACHTWETTEN Opdrachtwetten (loi d’attribution): de wetten die aan de koning, met toepasing van artikel 105 Gw een bredere regelgevende bevoegdheid verlenen dan die waarover hij op grond van art 108 Gw (de uitvoering van de wetten) beschikt. Kaderwet (loi cadre): een opdrachtwet die alleen een aantal algemene beginselen of krachtlijnen en doelstellingen voor een bepaald beleid aangeeft en die aan de Koning de opdracht geven om die beginselen uit te werken in concrete regelgevingen. Die opdrachtwet is niets meer dan een ‘kader’ of ‘raam’ dat de uitvoerende macht moet invullen. Bijzondere machtenbesluit (loi de pouvoirs spéciaux ou extraordinaires): kaderwet die de koning niet alleen de opdracht geeft om nadere regelingen uit te vaardigen, maar ook om binnen zijn opdracht, de bestaande wetten op te heffen, aan te vullen, te wijzigen of te vervangen. Daarmee krijgt hij een taak van de wetgevende macht zelf, aangezien hij formele wetten of wetsbepalingen tot stand kan brengen. o Enkel in uitzonderlijke omstandigheden o De techniek leeft op gespannen voet met de artikelen 36 en 108 Gw o Het nemen van bijzondere machtensbesluiten wordt dan ook met bijzondere waarborgen omkleed, zoals de verplichte publicatie van het verslag aan de Koning en het advies van de Raad van State KONINKLIJKE BESLUITEN Een koninkijk besluit (arrêté royal) is een rechtshandeling waarbij de Koning een algemene bestuurlijke maatregel of een individuele overheidshandeling stelt. Naar de inhoud maakt men een onderscheid tussen reglementaire, organieke en beschikkende besluiten. Reglementaire besluiten: formuleren een rechtsregel (materiële wet) en hebben dus een algemene draagwijdte Organieke besluiten: organiseren een openbare dienst Beschikkende besluiten: passen een rechtsregel toe in een concreet geval (voor een bepaalde persoon of een bepaalde zaak) VERDRAGEN Inhoudelijk onderscheiden we verdragen met algemeen geldende regels, verdragen waarbij een internationale organisatie wordt opgericht en verdragen die niet meer dan een wederzijdse verplichting voor de verdragsluitende partijen bevatten. De eerste soort verdragen legt burgers soms verplichtingen op of kent hen rechten toe, tegenover elkaar of tegenover de overheid, voor een onbepaald aantal gevallen. Enkel in dat geval is het verdrag of de verdragsbepaling een materiële wet en aldus een formele bron van recht. MONISME VERSUS DUALISME Dualisme: in dit stelstel zijn het internationaal recht en nationaal recht volkomen gescheiden rechtssferen: het internationaal recht regels de betrekkingen tussen de volkenrechtelijke subjecten, terwijl het nationaal recht de binnenlandse betrekkingen tussen rechtssubjecten regelt. Monisme: deze benadering gaat uit van de eenheid van recht, waarin internationaal en nationaal recht een onderdeel van dezelfde rechtsorde zijn. In een monistisch stelsel, zoals het Belgische, is een verdrag in de nationale rechtsorde geïncorporeerd wanneer is voldaan aan de volkenrechtelijke (meestal bekrachtiging of toetreding en inwerkingtreding) en grondwettelijke (meestal parlementaire instemming of publicatie) voorwaarden die gelden om de staat op het internationale vlak door het verdrag te binden. Internationale inwerkingtreding: Internationale verdragen kunnen pas deel uitmaken van de interne rechtsorde eens ze de Belgische Staat binden. De rechtsregel moet vooreerst ‘bindende kracht hebben in het internationale recht’. Dat betekent dat de regel volkenrechtelijk moet bestaan en gelding moet zijn. Het verdrag moet internationaalrechtelijk in werking getreden zijn. Nationale inwerkingtreding: verdragen maken maar deel uit van de Belgische rechtsorde als ze de instemming hebben verkregen van alle bevoegde parlementaire vergaderingen (art 167 Gw). Bekendmaking: het beginsel van rechtszekerheid vereist dat verdragen worden bekendgemaakt opdat zij tegenwerpelijk zijn aan particulieren. INTERNATIONAAL PRIVAATRECHTELIJKE OPENBARE ORDE -EXCEPTIE Artikel 21 IPR: toepassing van buitenlands recht kan geweigerd worden voor zover zij tot een resultaat zou leiden dat kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. Voorbeeld: stel in Somalië mag je al op je 14e trouwen → en Belgische rechter moet buitenlands recht toepassen → het feit dat een 14-jarig meisje trouwt is onverenigbaar met onze openbare orde → de rechter kan dus weigeren het recht toe te passen NIETIGHEID relatieve nietigheid absolute nietigheid schending van een bepaling van gewoon dwingend recht schending van een bepaling van openbare orde kan alleen door partijen worden ingeroepen kan door elke belanghebbende worden ingeroepen kunnen wel bevestigd worden kunnen niet bevestigd worden moet opgeworpen worden in het begin van een geschil kan op elk moment opgeworpen worden RECHTSMISBRUIK Rechtsmisbruik: de uitoefening van een recht op een manier die klaarblijkelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en bezorgd persoon. Voorwaarden Schuldcriterium Bedrieglijk oogmerk van de titularis van het recht o Animo nocendi = oogmerk om andere partij schade te berokkenen o Qui suo iure utitur neminem laedit = het feit dat de uitoefening van een recht aan een derde bepaalde schade berokkent, is in se niet ongeoorloofd Afwezigheid van enig (redelijk) belang bij de titularis van het recht o Afwezigheid van enig redelijk belang: een zelfstandig misbruikcriterium Tussen verschillende manieren van rechtsuitoefening met hetzelfde nut, mag de titularis van het recht niet deze kiezen die voor een ander (het meest) schadelijk is o Schadebeperkingsplicht tussen partijen Proportionaliteitstest o Wanverhouding tussen voor- en nadeel Sanctie: wanneer de rechter rechtsmisbruik vaststelt, biedt hij rechtsherstel. Dat kan bestaan in een schadevergoeding. In de mate van het mogelijke beoogt men echter een hertel in natura. De sanctie is in dat geval niet het volledige verval van het recht, maar de beperking ervan tot de normale uitoefening of het herstel van de erdoor veroorzaakte schade. WILSGEBREKEN DWALING Dwaling is een verkeerde voorstelling van de werkelijkheid en meer in het bijzonder een verkeerde voorstelling die een partij zich maakt van een bestanddeel van de overeenkomst bij de contractsluiting. Voorwaarden Verkeerde voorstelling van de werkelijkheid Zelfstandigheid van de zaak (subjectief en objectief) o Subjectief: via kenmerken inherent aan een bepaald type zaak o Objectief: kenmerken die voor de concrete contractspartij determinerend waren Verschoonbaarheid: een bonus pater familias zou de dwaling ook begaan hebben Partij was aan het dwalen op het moment van de totstandkoming Dwalingsrisico en bewijslast: door partij die gedwaald heeft, met alle middelen van recht Sanctie: relatieve nietigheid te vorderen door de dwalende partij en eventueel bijkomende schadevergoeding BEDROG (ART 1116 BW) Er is een bedrog wanneer een partij kunstgrepen of listen aanwendt om de andere partij op grond van een verkeerde voorstelling van zaken te bewegen tot het aangaan van de overeenkomst. Voorwaarden Materieel element: kunstgrepen of listen aanwenden om een verkeerde voorstelling van zaken te geven, iemand doen dwalen Moreel element van bedrog: het opzet om de wederpartij te misleiden Geen zelfstandigheidsvereiste, geen verschoonbaarheidsvereiste Bedrog moet uitgaan van de wederpartij en niet van een derde Onderscheid hoofdbedrog en incidenteel bedrog o Hoofdbedrog: overeenkomst zou niet gesloten zijn zonder het bedrog o Incidenteel bedrog: partij zou overeenkomst aangegaan zijn, maar wel onder meer bezwarende omstandigheden Sanctie: Hoofdbedrog: relatieve nietigheid Incidenteel bedrog: schadevergoeding GEWELD (ART 1112-1113 BW) Geweld of dwang is het uitoefenen van een fysieke of morele dwang, of de dreiging ermee, op de persoon de eer of vermogen van de medecontractant, of op zijn echtgenoot of bloedverwanten in neerdalende of opgaande lijn Voorwaarden Kwaad van fysieke, materiële of morele aard Ongeoorloofde dwang o Evenredigheidscriterium → geen disproportionele schade berokkent? o Dreigen met niet-beschikbare rechtsmiddelen o Zwakkere of behoeftige partij intimideren Indruk op een redelijk persoon (bonus pater familias) Geweld kan uitgaan van een contractant, een derde of zelfs de omstandigheden Vrees voor aanzienlijk kwaad Effect op het geven van toestemming (geweld is determinerend) Sanctie: Hoofdgeweld: relatieve nietigheid Incidenteel geweld: schadevergoeding BENADELING (ART 1118 BW) Benadeling (lésion): economisch onevenwicht tussen twee partijen Verkoop van onroerende goederen (benadeling voor meer dan 7/12) (art 1674 BW) Verdelingen (bij benadeling ten belope van meer dan een vierde) (art 877 BW en 1079 BW) Leonijns beding = vennootschapsovereenkomst waarin een vennoot vrijgesteld wordt van alle verlies, of waarin 1 vennoot alle winst krijgt (art 31 W.Venn) Sanctie: relatieve nietigheid GEKWALIFICEERDE BENADELING Het absoluut verbod tot inroepen van benadeling (behalve in de wettelijke uitzonderingsgevallen), corrigeerden de rechtspraak en rechtsleer omwille van de billijkheid door het algemeen rechtsbeginsel van de gekwalificeerde benadeling (lésion qualifiée). De gekwalificeerde benadeling kan maar worden ingeroepen indien drie toepassingsvoorwaarden vervuld zijn: Ernstige benadeling van een van de contractspartijen Misbruik van die concrete omstandigheden waarin de benadeelde partij zich bevond Waarbij zonder het misbruik het contract oftewel niet gesloten zou zijn ofwel gesloten zou zijn tegen minder gunstige omstandigheden KAN EEN KB INGAAN TEGEN EEN WET? In principe niet omwille van de hiërarchie der normen Uitzondering: bijzondere machtenbesluit kan wetten wijzigen/opheffen Wordt gegeven door bijzondere machtenwet Beperkt in tijd Art. 105 GW RECHT OP EEN EERLIJK PROCES Zie artikel 6 EVRM AFDWINGBAARHEID VAN HET RECHT (SANCTIEMIDDELEN) 1) Uitvoering in natura of bij equivalent of inroepen exceptie (enac of retentierecht) 2) Sanctie door middel van herstel: schadevergoeding en compensatoire of moratoire intresten 3) Sanctie door middel van repressie (publieke en private straffen) a. Bv. Boete, gevangenisstraf b. Vermogensverlies BEWIJSRECHT = Als principe geldt dat partijen enkel gehouden zijn de feiten aan te tonen waarop ze zich beroepen. Om de gegrondheid van een aanspraak te kunnen staven, moet een partij alle feitelijke elementen bewijzen die aan de grondslag liggen van die aanspraak. Het betreft niet alleen de materiële feiten maar ook de rechtsfeiten (in strikte zin), evenals de rechtshandelingen. Bewijs van rechtshandelingen (tussen partijen) TEGEN BURGERS o Gereglementeerd bewijs = primauteit van geschreven bewijs ▪ Art. 1341 BW (>375 euro) ▪ Authentieke akte, onderhandse akte, advocatenakte Een onderhandse akte is een geschrift dat rechtsgevolgen beoogt, dat door de partij(en) ondertekend wordt met de bedoeling om met de inhoud ervan in te stemmen, en dat geen authentieke akte is Een onderhandse akte kan ook medeondertekend worden door de advocaat van de onderscheiden partijen. Dan spreekt men van een zogenaamde advocatenakte. Die laatste heeft op het vlak van de bewijskracht de waarde van een authentieke akte. Ze vormt echter geen uitvoerbare titel. Een authentieke akte: een geschrift dat in de wettelijke vorm is verleden voor een openbare of ministerieel ambtenaar die de bevoegdheid en hoedanigheid heeft om te instrumenteren (8.1, 5° Nieuw BW) (zoals een notaris, een rechter of een ambtenaar van de burgerlijke stand). Een authentieke akte vormt een uitvoerbare titel. TEGEN ONDERNEMINGEN o Vrij bewijs o Alle bewijsmiddelen zijn toegestaan Bewijs van rechtshandelingen t.o.v. derde (= bewijs van een rechtsfeit) Vrij bewijs = alle bewijsmiddelen zijn toegestaan RECHTSZEKERHEIDSBEGINSEL De rechtszekerheid – niet te verwarren met de materiële zekerheid (bescherming tegen ongevallen, diefstal, agressie) – refereert aan de betrouwbaarheid van de rechtsorde. De rechtsorde moet het een persoon inderdaad mogelijk maken over langere tijd te plannen en te beslissen. Dat betekent dat de rechtzoekende in redelijke mate de gevolgen van een handeling moet kunnen voorzien, op het tijdstip dat de handeling wordt verricht. Dat is een fundamentele voorwaarde voor de vrijheid van het individu, die inhoudt dat het individu zelf zijn eigen levensontwerp kan bepalen en realiseren. Die eis van rechtszekerheid wordt in de eerste plaats gericht tot de regelgever. Die moet zorgen voor een eenvoudige, duidelijke, berekenbare en voorspelbare regelgeving. Vereiste van bekendmaking (art. 190 GW) Vereiste van duidelijkheid Vereiste van coherentie Vereiste van juridische stabiliteit KWALITATIEVE AANSPRAKELIJKHEID Bij risicoaansprakelijkheid (of kwalitatieve aansprakelijkheid) is iemand aansprakelijk voor de schade die door een ander wordt veroorzaakt zonder dat de aangesprokenen zelf enig verwijt treft. Iemand is aansprakelijk op grond van zijn hoedanigheid of rol (kwaliteit), niet op grond van schuld. Zo is een ouder aansprakelijk voor de onrechtmatige gedragingen van zijn kind, de werkgever voor de fouten van zijn werknemers (werkgeversaansprakelijkheid) en de huiseigenaar voor zijn opstallen. ONDERSCHEID FORMEEL EN MATERIEEL Materiële wet = rechtsregel met algemeen bindend karakter, uitgevaardigd door bevoegde overheid + moet afdwingbaar zijn Formele wet = beslissing van wetgevende macht Materieel recht = spelregels, inhoudelijke regels Formeel recht = zegt wat er gebeurt bij niet-naleving van recht Formele bron van recht = rechtspraak, rechtsleer, gewoonterecht, algemene rechtsbeginselen en wet in materiële zin ANATOCISME Het verbod van anatocisme ligt vervat in artikel 1154 BW Dat bepaalt: “Vervallen interesten van kapitalen kunnen interesten opbrengen ofwel door een gerechtelijke aanmaning, ofwel door een bijzondere overeenkomst, mits de aanmaning of de overeenkomst betrekking heeft op interesten die ten minste voor een geheel jaar verschuldigd zijn.” Anatocisme komt van het Grieks en betekent letterlijk ‘samengestelde interest’. Het betreft de kapitalisatie van de vervallen en niet-betaalde interesten die dan op hun beurt, zoals het kapitaal, interest opbrengen. Bondig uitgedrukt is er anatocisme wanneer interest nieuwe interest opbrengt. De verkregen interest wordt aan het kapitaal toegevoegd en dat nieuwe kapitaal brengt interest op. INSTEMMINGSWET = Is een formele maar geen materiële wet die instemt met verdragen, een wet die instemt dat België zich gaat binden aan een bepaald verdrag Het Grondwettelijk Hof is bevoegd om de geldigheid te toetsen van een wet tot goedkeuring van een verdrag. o Het Grondwettelijk Hof kan een instemmingswet nietig verklaren of niet-toepasselijk verklaren waardoor een verdrag binnen de interne rechtsorde rechtskracht wordt ontnomen, hoewel België internationaalrechtelijk gebonden en aansprakelijk is voor de naleving van het verdrag. De termijn voor nietigverklaring van een instemmingswet van een verdrag aanzienlijk korter. De termijn bedraagt immers maar zestig dagen in plaats van zes maanden. Prejudiciële vragen (waarvoor geen vervaltermijn geldt, in tegenstelling tot wat geldt voor annulatieberoepen) zijn niet mogelijk voor wetskrachtige normen die instemmen met een constituerend verdrag betreffende de Europese Unie of met het Verdrag van 4 november tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden of met een Aanvullend Protocol bij dat Verdrag (art. 26, § 1bis Bijzondere Wet Grondwettelijk Hof). HIËRARCHIE DER NORMEN Grondwet Bijzondere wetten Wetten in formele zin (Gewone) formele wetten Decreten (en ordonnanties) Koninklijke besluiten Regeringsbesluiten Ministeriële besluiten Ministeriële besluiten Provinciale verordeningen Gemeentelijke verordeningen EXCEPTIE VAN ONWETTIGHEID (ART. 159 GW) Artikel 159 Gw. bepaalt dat “de hoven en de rechtbanken de algemene provinciale en plaatselijke besluiten en verordeningen alleen toepassen in zoverre zij met de wetten overeenstemmen.” In die bepaling ligt een van de meest oorspronkelijke vormen van rechtmatigheidscontrole op overheidsbeslissingen vervat. Voor welke rechtbanken? o alle met rechtspraak belaste organen, dus ook naar de administratieve rechtscolleges en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. o De exceptie van onwettigheid kan niet worden toegepast door de administratie zelf. Met betrekking tot welke normen? o GETOETSTE NORM: AL DAN NIET MATERIËLE WET LAGER DAN DE WET/HET DECREET – De toetsing heeft betrekking op ‘besluiten en verordeningen’. Aangezien beide begrippen uitdrukkelijk zijn vermeld, kan de exceptie van illegaliteit zowel tegen reglementaire als individuele beslissingen worden aangewend Aan welke norm? o Elke bindende rechtsbron boven besluiten en verordeningen Geen beperking in de tijd Artikel 159 Gw. is duidelijk een bepaling van openbare orde en de rechter heeft de bevoegdheid ambtshalve te onderzoeken of het besluit of de verordening waarvan de toepassing wordt gevraagd, met alle hogere normen in overeenstemming is BEROEP TOT NIETIGVERKLARING BIJ RAAD VAN STATE (ART. 14 RVS) Vooreerst bezit de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op basis van artikel 14 RvS-wet de bevoegdheid een administratieve rechtshandeling te vernietigen (i.e. te annuleren/uit de rechtsorde te doen verdwijnen). Voor welke normen? o GETOETSTE NORM: BESLUIT/NORM AL DAN NIET MATERIËLE WET LAGER DAN DE WET – Het beroep tot nietigverklaring staat open tegen de akten (met ‘individuele draagwijdte’) en reglementen (met ‘algemene draagwijdte’) van Belgische administratieve overheden. Aan welke norm? o DRIE ANNULATIEGRONDEN – De nietigverklaring kan worden uitgesproken op drie gronden: i) wegens overtreding van hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, ii) wegens machtsoverschrijding (onbevoegdheid, schending recht of onwettigheid motieven) of iii) wegens afwending van macht. Termijn? o De termijn om een beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State in te stellen, bedraagt zestig dagen na de bekendmaking van de bestreden verordening of na betekening van de bestreden beslissing aan de betrokkene. BELANG VEREIST – Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die doet blijken van een belang, wat betekent dat de persoon moet kunnen aantonen dat de bestreden beslissing hem nadeel berokkent en dat de annulatie dat nadeel kan opheffen, kan een annulatieberoep instellen. EXCEPTIE VAN INTERNATIONALE ONRECHTMATIGHEID : SMEERKAASARREST n een ophefmakend arrest van 27 mei 1971 (het ‘smeerkaasarrest’, of arrest Franco-Suisse Le Ski) poneerde het Hof van Cassatie dat elke rechter de toepassing moet weigeren van een wet die strijdig is met een internationaal verdrag met directe werking. Het Hof van Cassatie vulde daarmee een leemte in het recht. Over de verhouding tussen het internationale recht en het nationale recht houdt de Grondwet geen uitdrukkelijke bepaling in. Vrij algemeen aanvaardt men dat het Hof van Cassatie in zijn arrest een algemeen rechtsbeginsel heeft verwoord. Het betreft een constitutioneel rechtsbeginsel, dat alleen door een Grondwet(swijziging) buiten werking zou kunnen worden gesteld. WERKING VAN DE WET IN DE TIJD We kunnen bovenstaande theorie samenvatten in een stappenplan voor het oplossen van intertemporele wetsconflicten: 1) Is er een uitdrukkelijke overgangsbepaling (of kan uit de formulering van de nieuwe wet worden afgeleid dat het gaat om een interpretatieve bepaling), dan moet deze overgangsbepaling worden toegepast, tenzij ze strijdig is met hogere normen. a. Heeft de norm betrekking op het materieel strafrecht? i. -Is de nieuwe wet een zwaardere strafwet die van toepassing is op feiten die plaatsvonden vóór de inwerkingtreding, dan is die retroactiviteit ipso facto ongrondwettig/in strijd met artikel 7.1 EVRM (en art. 15.1 IVBPR en art. 49.1 Handvest van de Grondrechten van de EU).+ art. 14 Gw. ii. -Is de nieuwe wet een lichtere strafwet, dan moét ze van toepassing zijn op feiten die plaatsvonden vóór de inwerkingtreding. b. Tast de wet definitieve rechterlijke uitspraken aan, dan is ze ipso facto in strijd met de Grondwet/artikel 6 EHRM. c. Heeft de wet tot doel/gevolg om de uitkomst van hangende gedingen te beïnvloeden, dan is ze in strijd met de Grondwet/artikel 6 EVRM, tenzij de wetgever een dwingende reden van algemeen belang kan geven die de inmenging in de hangende gedingen kan verantwoorden (of tenzij de nieuwe wet een echte interpretatieve wet is). d. Gaat het slechts om een ‘gewone’ retroactieve wet, dan is de retroactiviteit in strijd met de Grondwet, tenzij ze onontbeerlijk of absoluut noodzakelijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang, zoals de goede werking of de continuïteit van de openbare dienst. Tast de intertemporele toepassing van de wet al ontstane vorderingsrechten aan, dan is ze in strijd met artikel 1 Eerste Protocol EVRM, tenzij de aantasting in overeenstemming is met de wet en met de algemene beginselen van internationaal recht, het algemene belang dient, en proportioneel is ten aanzien van het te bereiken doel. e. Heeft de nieuwe wet onmiddellijke werking, dan is haar intertemporele toepassing in principe grondwettig. Dat is evenwel anders, indien de rechtmatige verwachtingen van een bepaalde categorie van rechtsonderhorigen worden miskend zonder dat een dwingende reden van algemeen belang voorhanden is die het ontbreken van een overgangsregeling kan verantwoorden. 2) Is er geen overgangsbepaling, dan moet worden nagegaan of de wetswijziging het contractenrecht betreft. 3) Betreft de wetswijziging niet het contractenrecht, dan heeft de nieuwe wet onmiddellijke werking (tenzij ze een mildere strafwet vorm, in welk geval ze van toepassing is op reeds gepleegde misdrijven). 4) Betreft de wetswijziging wel het contractenrecht, dan moet worden nagegaan of de nieuwe wet suppletief is 5) Is de nieuwe wet suppletief, dan heeft ze eerbiedigende werking. 6) Is de nieuwe wet dwingend of van openbare orde, dan heeft ze onmiddellijke werking. TOEPASSING VAN WET IN DE RUIMTE 1) Territorialiteitsbeginsel = Het territorialiteitsbeginsel houdt in dat de wet geldt binnen het bevoegdheidsgebied van de normgever. Dat impliceert dat de Belgische wet geldt voor alle personen en rechtsverhoudingen binnen het Belgische grondgebied. 2) Afwijkingen van het territorialiteitsbeginsel a. Personaliteitsbeginsel voor persoonsgebonden materies = De rechtstoestand wordt dan gelokaliseerd in het rechtsstelsel waaruit de persoon afkomstig is of waarin de persoon verblijft. (actief= dader, passief= slachtoffer) b. Universaliteitsbeginsel = men verklaart de Belgische strafwet voor bijzonder ernstige misdrijven soms van toepassing op misdrijven die buiten België worden gepleegd, zelfs wanneer noch de dader, noch het slachtoffer een band hebben met België. Men spreekt in dat verband van het ‘universaliteitsbeginsel’. TEGENBEWIJS: VALSHEID IN GESCHRIFTE Tot bewijs van het tegendeel heeft de authentieke akte externe bewijskracht zodra ze er als een authentieke akte uitziet en ze voldoet aan de in artikel 8.1, 5° Nieuw Burgerlijk Wetboek gestelde vereisten (in de wettelijke vorm verleden voor een ter plaatse en ook ratione materiae bevoegde ambtenaar). Hetzelfde geldt voor de advocatenakte (art.8.23 Nieuw BW). Wanneer een partij beweert dat een akte ten onrechte wordt toegeschreven aan een openbaar ambtenaar moet de strafrechtelijke procedure van valsheid in geschrifte worden gevolgd. Een authentieke akte levert tot betichting van valsheid een bewijs op van wat de openbare of ministeriële ambtenaar persoonlijk heeft verricht of vastgesteld, zonder dat het voor partijen mogelijk is om daarvan af te wijken. Iedere overeenkomst die afwijkt van die regel is nietig. In geval van betichting van valsheid kan de rechter de uitvoering van de akte schorsen (art. 8.17 Nieuw BW). LASTGEVING Overeenkomst van opdracht waarbij de ene partij, de lasthebber, zich jegens de andere partij, de lastgever, verbindt om voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen te verrichten. Artikel 1987 BW maakt onderscheid tussen een bijzonder (beperkt) mandaat en een algemeen (onbeperkt) mandaat. BIJZONDER MANDAAT VOOR ÉÉN BEPAALDE ZAAK – Volgens die bepaling is een lastgeving bijzonder wanneer ze maar één welbepaalde zaak of bepaalde zaken (van de lastgever) betreft. Een lastgeving kan ook bijzonder zijn omdat ze maar één welbepaalde handeling betreft. ALGEMEEN MANDAAT VOOR ALLE ZAKEN – Lastgeving is algemeen wanneer ze alle zaken van de lastgever betreft. STERKMAKING Sterkmaking is een overeenkomst op grond waarvan een persoon (de sterkmaker) zich tegenover een andere persoon (de begunstigde), persoonlijk verbindt tot een specifieke resultaatsverbintenis om iets te doen, namelijk een derde (op min of meer afzienbare tijd) overtuigen om zich te verbinden tot het verrichten van een materiële handeling of tot de sluiting of uitvoering van een nog te stellen rechtshandeling of tot de bekrachtiging van een rechtshandeling die al zonder bevoegdheid in naam en voor rekening van de derde werd gesteld. Bij het uitblijven van het beloofde resultaat, is de sterkmaker (behalve conventionele of wettelijke uitzondering) niet persoonlijk gebonden door de beloofde verbintenis, maar wel tot de betaling van een schadevergoeding. De wettelijke basis van sterkmaking vindt men in artikel 1120 Burgerlijk Wetboek. De verbintenis die de sterkmaker aangaat is een persoonlijke verbintenis waarbij de sterkmaker zich in eigen naam verbindt tegenover zijn medecontractant met wie hij de overeenkomst van sterkmaking sluit. De derde is dan ook geen partij bij de overeenkomst van sterkmaking op het moment dat zij gesloten wordt (art. 1165 BW). Het betreft dus geen drie-partijenovereenkomst CENTRIPETAAL VERSUS CENTRIFUGAAL FEDERALISME Centripetaal federalisme = federalisme bij wijze van associatie Verenigde Staten: Verscheidene tot dan toe soevereine staten verenigen zich in dat model en stellen een gemeenschappelijke grondwet op die zal dienen voor een nieuwe gemeenschappelijke staat met een federale staatsstructuur. Centrifugaal federalisme = federalisme bij wijze van dissociatie België: De staat die tot dan toe een eenheidsstaat was, bouwt door een herziening van zijn Grondwet zijn samenstellende administratieve bestanddelen om tot gefedereerde entiteiten. RECHTOSBJECTEN EN RECHTSSUBJECTEN Tegenover het begrip ‘rechtssubject’ (degene aan wie een recht toebehoort) staat de notie ‘rechtsobject’ (datgene waarop het recht betrekking heeft). Beide begrippen zijn nauw met elkaar verbonden. Het begrip rechtsobject wordt inderdaad gedefinieerd als ‘al wat bestaat buiten het rechtssubject (de persoon) en dat deze laatste op enigerlei wijze van nut kan zijn’. Dat een rechtssubject (natuurlijke persoon) zelf geen rechtsobject kan zijn, kan je al afleiden uit de systematiek van het Burgerlijk Wetboek. DERDEMEDEPLICHTIGHEID AAN CONTRACTBREUK Een derde die andermans contractuele rechten miskent, kan onder omstandigheden een onrechtmatige daad begaan. Men spreekt dan van derdemedeplichtigheid aan andermans contractbreuk. Volgens de rechtspraak van het Hof van Cassatie moeten vier voorwaarden vervuld zijn om tot derdemedeplichtigheid aan andermans contractbreuk te kunnen besluiten: 1) een geldig contract tussen de contractpartijen; 2) een schuldenaar die zich schuldig maakte aan contractbreuk; 3) een derde die rechtstreeks deelnam aan of meewerkte aan de wanprestatie (de derde moet een onmisbare hulp geboden hebben aan de in gebreke blijvende schuldenaar); 4) die derde handelde met kennis van zaken (hij moet bewust aan andermans contractuele wanprestatie hebben deelgenomen). EVOCATIERECHT Totstandkomingsprocedure wetgeving, het gaat over de optioneel bicamerale procedure → art. 78 GW → Vanaf de overzending wijkt de gedeeltelijk bicamerale procedure af van de klassieke volledige bicamerale procedure. De Senaat is niet verplicht het ontwerp te onderzoeken: enkel wanneer de meerderheid van zijn leden met minstens één derde van de leden van elke taalgroep hierom verzoekt binnen vijftien dagen na de ontvangst van het wetsontwerp, oefent de Senaat zijn ‘evocatierecht’ uit. Dat heeft tot gevolg dat de Senaat het ontwerp daadwerkelijk onderzoekt. + Vertegenwoordiging (middellijk, onmiddellijk, naamlening, schijnmandaat, …: zie ook PAL) + bewijsregels aanpassen SOORTEN CASUSSEN Schijnvertegenwoordiging/ bekrachtiging Wilsgebreken +- 2 vragen ivm persoverzicht Consumentenrecht (BW + WER) Discriminatie Formele/materiële wet!! Hiërarchie der normen!! 1382 ENAC IPR (vooral art. 21: openbare orde exceptie) Werking wet in tijd (soms 1 casus) Rechtsmisbruik!!! o Cf. casus over aankoop ballonnen Niet-omgezette richtlijn Derde-medeplichtigheid aan contractbreuk Impliciete bevoegdheden!!! Bevoegdheidsconflict Vzw/vennootschap Smeerkaasarrest

Use Quizgecko on...
Browser
Browser