Vrouwelijke filosofen - HOWI - PDF

Summary

Dit document bevat een overzicht van verschillende vrouwelijke filosofen. Het beschrijft hun ideeën, werken en context. De filosofen worden kort besproken en er worden bijbehorende verwijzingen gegeven naar bronnen.

Full Transcript

Waaier van Wereldbeelden: Vrouwelijke filosofen 1. Hipparchia 2. Sophie Olúwolé 3. Hannah Arendt 4. Iris Murdoch 5. Martha Nussbaum 6. Susan Haack 7. Sally Haslanger 1. HIPPARCHIA Hipparchia van Maroneia was een van de eerste vrouwelijke filosofen, die leefde in de derde eeuw v.o.t. Zij maakte, s...

Waaier van Wereldbeelden: Vrouwelijke filosofen 1. Hipparchia 2. Sophie Olúwolé 3. Hannah Arendt 4. Iris Murdoch 5. Martha Nussbaum 6. Susan Haack 7. Sally Haslanger 1. HIPPARCHIA Hipparchia van Maroneia was een van de eerste vrouwelijke filosofen, die leefde in de derde eeuw v.o.t. Zij maakte, samen met haar man Crates van Thebe, deel uit van het cynisme, waarin schaamteloosheid en behoefteloosheid centraal stonden. Volgens de legende probeerde Crates, na bezwaren van haar familie, Hipparchia te overtuigen hem niet te huwen door al zijn kleren uit te trekken en te zeggen: “Dit is de bruidegom, dit is zijn bezit, neem daarover nu je beslissing, want wij kunnen geen partners zijn, tenzij ook wat betreft dezelfde levenswijze” (zoals geciteerd in Laes 2012, p. 35). Hipparchia koos onverwijld en resoluut voor Crates en de levensstijl van de cynische filosofen (Laes 2012). Een andere legende illustreert zowel Hipparchia’s cynisme als haar in die tijd volstrekt onconventioneel feminisme. Hipparchia vergezelde Crates op symposia en op een van die gelegenheden had ze een aanvaring met de filosoof Theodorus, die haar aanwezigheid niet op prijs stelde. Zij diende hem van antwoord: “Als men bij een bepaalde daad van Theodorus hem niet van onrecht beschuldigt, kan men ook Hipparchia niet van onrecht beschuldigen als ze hetzelfde doet” (zoals geciteerd in Laes 2012, p. 36). Theodorus trekt echter haar kleren omhoog om te demonstreren dat ze een vrouw is en haar plaats als vrouw dient te kennen, waarop Hipparchia vinnig reageert: “Ik ben het, Theodorus. Je vindt toch niet dat ik een verkeerde beslissing over mezelf heb genomen als ik de tijd die ik aan weven had kunnen besteden voor mijn opvoeding heb gebruikt?” (zoals geciteerd in Laes 2012, p. 37). 2. SOPHIE OLUWLE Sophie Oluwole (1935-2018) was een Nigeriaanse filosofe, die werkte als hoogleraar aan de Universiteit van Lagos. Ze promoveerde op meta-ethiek, i.e., de vraag of goed een objectieve dan wel een subjectieve eigenschap is, en de vraag of ethische uitspraken waar of vals kunnen zijn. Na haar doctoraat bekritiseerde zij echter het eurocentrisme in de filosofie, met inbegrip van de meta- ethiek, en richtte zij zich op de Afrikaanse filosofie, die ze opnieuw definieerde en herinterpreteerde. Oluwole wijst ten eerste de idee van Kwame Anthony Appiah af dat filosofie universeel is en er bijgevolg geen aparte Afrikaanse filosofie bestaat. Ze bestrijdt tevens de opvatting van haar collega’s Peter Bodunrin en Kwasi Wiredu dat de Afrikaanse filosofie slechts een tijdelijke categorie zou zijn die op termijn op zou gaan in een universele filosofische traditie. Maar waar ze zich, aan de andere kant van het spectrum, ook tegen verzet zijn de essentialistische denkbeelden van de Negritude-beweging dat er een gemeenschappelijke zwarte identiteit bestaat en dat de Afrikaanse filosofie haaks op het westerse denken staat (Muller 2012). Sophie Oluwole ziet zichzelf als een kritisch traditionalist die in de orale en literaire Afrikaanse cultuur authentieke denkwijzen opspoort die onder de noemer filosofie ressorteren in de ruimere zin van “verschillende vormen van wijsheid waarin verscheidene aspecten van de menselijke ervaring worden samengebracht met het doel mensen in het leven de weg te wijzen” (zoals geciteerd in Muller 2012, p. 442). 3. HANNAH ARENDT Hannah Arendt (1906-1975) was een Duits-Amerikaanse filosofe uit een niet-religieus Joods gezin die zich aan het begin van de jaren dertig afkeerde van de metafysica (van ondermeer Heidegger) en zich begon toe te leggen op politieke filosofie. Volgens Arendt bestaat een zinvol en waardig leven in een politiek leven. Net als in de klassieke Griekse polis waar burgers samenkwamen om te overleggen en beslissingen te nemen, vergt dat een ‘publieke ruimte’, maar in de moderne tijd staat die onder druk. In The Origins of Totalitarianism, haar eerste hoofdwerk, analyseert Arendt (1951) totalitaire systemen in termen van de combinatie van terreur en ideologie die niet alleen de menselijke pluraliteit vernietigt, i.e., de diversiteit van visies op de wereld, maar uiteindelijk zelfs de gemeenschappelijke wereld. Het enige lichtpuntje is wat Arendt ‘nataliteit’ noemt, i.e., het vermogen om een nieuw begin te maken. Volgens Arendt vormt die ‘tweede geboorte’ de kern van de menselijke vrijheid, en in haar tweede hoofdwerk The Human Condition stipt Arendt (1958) zowel ‘nataliteit’ als ‘pluraliteit’ aan als menselijke condities, en bepleit ze ‘amor mundi’, i.e., zorg voor de gemeenschappelijke wereld. Arendt is wellicht het bekendst van haar notie ’de banaliteit van het kwaad’. Toen zij in Jeruzalem het proces tegen Adolf Eichmann volgde, viel het haar op dat hij niet ideologisch gedreven was; hij leek veeleer een ‘gewone’ carrièrist. Zijn gruweldaden als een van de hoofdverantwoordelijken voor de Holocaust, ontsprongen volgens Arendt aan ‘gedachteloosheid’, in de zin van het onvermogen om zich in anderen te kunnen verplaatsen (Borren 2012). 4. IRIS MURDOCH Iris Murdoch (1919-1999) was een filosofe die zowel de analytische als de continentale filosofie van haar tijd bekritiseerde en die samen met Elizabeth Anscombe, Philippa Foot en Mary Midgley ‘Het Kwartet’ vormde, i.e., vier vrouwelijke filosofen die goed bevriend waren en elkaar inspireerden in Oxford. Er zijn heel wat verschillen aan te stippen tussen hun denkbeelden en de domeinen waarin ze actief waren -Anscombe viel ondermeer Humes regelmatigheidstheorie van causaliteit aan en Philippa Foot bedacht het oorspronkelijke trolley geachte-experiment- maar ze beschouwden alle vier het gebruik van atoomwapens in Hiroshima en Nagasaki op 6 en 9 augustus 1945 als objectief slecht, wat hen alle vier tot moreel realist maakt. Dat is meteen ook een centraal punt in het filosofische werk van Iris Murdoch, die wellicht breder bekend is als auteur van zesentwintig romans. Volgens Murdoch zijn morele waarden niet gebaseerd op de rede of op subjectieve voorkeuren, maar veeleer op een objectieve realiteit die onafhankelijk van de mens bestaat en die zij -refererend aan Plato’s Vormenwereld, waar het Goede een transcendente, eeuwige en perfecte realiteit is- de Idee van het Goede noemt. In Metaphysics as a Guide to Morals herwerkt Murdoch (1993) zelfs het ontologisch Godsbewijs tot een Goedsbewijs. Murdochs diagnose is dat de mens van nature zelfzuchtig is. Desalniettemin acht ze het mogelijk om die zelfzucht goeddeels te remediëren door ‘aandacht’ en ‘liefde’. De aandacht richten, is een daad van liefde, volgens Murdoch, omdat het vergt dat men zich losmaakt van het eigen ego en de eigen vooroordelen, zich focust op het bijzondere, het individuele en het unieke van een andere persoon, zaak of situatie, en zich op die manier verbindt met de wereld. In die optiek is ook het onderscheid tussen fantasie en verbeelding belangrijk: waar het zelfzuchtige ego middels fantasie probeert te ontsnappen aan de wereld, laat verbeelding net toe om ons ermee te verbinden (Willemsen 2012). 5. MARTHA NUSSBAUM Martha Nussbaum (1947-) werkt in de ethiek, de politieke filosofie en de feministische filosofie. Haar denkbeelden zijn beïnvloed door de klassieke Griekse filosofie, in het bijzonder Aristoteles en de stoïcijnse traditie. In The Fragility of Goodness: Luck and Ethics in Greek Tragedy and Philosophy ontwikkelt Nussbaum (1986) de notie dat veel aspecten in een mensenleven afhankelijk zijn van geluk of ongeluk. Griekse tragedies zoals Oedipus and Antigone illustreren hoe kwetsbaar het goede leven is, hoe we in situaties kunnen belanden waarin we een onmogelijke keuze moeten maken, en dat de controle die we hebben over ons doen en laten, beperkt is (Van der burg 2012). In Upheavals of Thought: The Intelligence of Emotions bestrijdt Nussbaum (2001) de klassieke overtuiging dat emoties beteugeld moeten worden door de rede. Emoties zijn niet zomaar gevoelens, ze hebben ook cognitieve inhoud en kunnen ‘intelligent’ zijn. Nussbaum argumenteert ook dat menselijke emoties, zoals medeleven en compassie, cruciaal zijn voor onze morele ontwikkeling en onze relaties met anderen. In Creating Capabilities: The Human Development Approach werkt Nussbaum (2011) haar eigen versie van de capability-approach uit, die ze initieel opzette met de ontwikkelingseconoom en Nobelprijswinnaar Amartya Sen. Het betreft een politieke filosofie die naar globale rechtvaardigheid streeft. Wat in de wereld ongelijk verdeeld is en gelijker verdeeld zou moeten worden, is niet alleen inkomen of welvaart, maar veeleer ‘capabilities’ (zeg maar, ontwikkelingskansen). In tegenstelling tot Sen, identificeert Nussbaum tien essentiele ‘capabilities’, waaronder lichamelijke integriteit, emotionele integriteit, toegang tot onderwijs en zorg enzovoort. Er is veel overlap tussen Nussbaums wezenlijke capabilities en de ‘sustainable development goals’ van de Verenigde Naties. 6. SUSAN HAACK Susan Haack (1945-) kan in de traditie van het klassiek Amerikaans pragmatisme van Peirce, James en Dewey gesitueerd worden. De bijdrage waarmee ze wellicht het beroemdst geworden is en zal blijven, heeft betrekking op de verantwoording van overtuigingen. De klassieke benadering van verantwoording heet fondationalisme (fondationalism). Het belangrijkste argument ervoor is een regressieargument. Stel: je zit in een auditorium en je bent ervan overtuigd dat het buiten regent. Waarom geloof je dat? Je overtuiging dat het buiten regent wordt verantwoord door een andere overtuiging van jou, namelijk de informatie die buienradar je verstrekt. Maar wat verantwoordt die overtuiging dan weer? Volgens het regressieargument kan dit verantwoorden van overtuigingen door andere overtuigingen niet tot in het oneindige doorgaan. Ooit moet je aan basisovertuigingen toe komen, i.e., overtuigingen die geen verdere verantwoording hoeven noch kunnen krijgen, overtuigingen waarin je onfeilbaar bent, typisch: ongeinterpreteerde waarnemingsgegevens. Volgens het fondationalisme is onze kennis als een piramide die gefundeerd wordt door een fundatie van sense data. Het probleem is echter wat Sellars ‘de mythe van het gegevene’ noemt: of zintuiglijke ervaringen worden niet geïnterpreteerd, maar als dusdanig kunnen ze geen overtuigingen verantwoorden, omdat het nog geen overtuigingen zijn, of ze worden wel geïnterpreteerd, maar dan zijn de resulterende overtuigingen feilbaar. De Amerikaanse filosoof Quine heeft een alternatieve benadering van verantwoording ontwikkeld en verdedigd: coherentisme. Om deze optie te doorgronden, moeten we even de lineaire verantwoording van de ene naar de andere overtuiging -zoals ondermeer het fondationalisme dat veronderstelt- loslaten, en veeleer beginnen te denken in termen van holistische verantwoording: een overtuiging kan verantwoord worden doordat het deel uitmaakt van een netwerk of van web van overtuigingen, een overtuigingssysteem dat in mindere of meerdere mate coherent is; vandaar de naam coherentisme. De minimale conceptie van coherentie is logische consistentie, maar de meest coherentisten geloven dat verklarende samenhang aanzienlijk kan bijdragen aan de gehele coherentie van een overtuigingssysteem. Intuïtief zijn vier compleet ongerelateerde, maar onderling consistente overtuigingen minder coherent, dan drie verschillende symptomen en een enkele diagnose die de drie waargenomen symptomen tegelijk verklaart. Tegen het coherentisme zijn veel bezwaren, maar de grootste bron van zorg -het probleem dat zich het vaakst en hardnekkigst stelt- is het isolatieprobleem: zoals een vlot ver van de oever of van de kust kan afdrijven, kunnen overtuigingssystemen weliswaar coherent zijn en/of gehouden worden, maar toch geheel losgezongen geraken van de werkelijkheid. Ondermeer om dit probleem op te lossen, heeft Susan Haack fondherentisme voorgesteld als theorie van verantwoording. Kennis is daarbij als een kruiswoordraadsel. De clues van het kruiswoordraadsel zijn het equivalent van perceptuele ervaringen. We kunnen ze goed interpreteren, maar we kunnen er ons ook in vergissen. Daarom vullen we onze antwoorden tentatief -in potlood- in, zodat we ze -wanneer dat nodig blijkt- kunnen herzien. Naarmate het kruiswoordraadsel vordert en we clues moeten interpreteren waarmee we niet meteen raad weten, speelt de samenhang met de woorden en meer bepaald de letters die we reeds tentatief ingevuld hebben, een steeds grotere rol bij het completeren van de puzzel. 7. SALLY HASLANGER Sally Haslanger (1955-) is een Amerikaanse filosofe die belangrijke bijdragen levert aan de metafysica, epistemologie en feministische filosofie. In wat volgt situeren we eerst haar concept van ‘verbeterende analyse’ en vervolgens bespreken we haar metafysische benadering van persistentie doorheen de tijd. Zoals Plato’s socratische dialogen reeds illustreerden, leidt traditionele conceptuele analyse van filosofische relevante begrippen zelden tot bevredigende definities in termen van noodzakelijke en voldoende voorwaarden. Omdat we definities nodig kunnen hebben om problemen op te lossen, stelde Carnap als bruikbaar alternatief ‘explicaties’ in termen van noodzakelijke en voldoende voorwaarden voor. Een en hetzelfde begrip kan op verschillende manieren ‘geëxpliciteerd’ worden en het hangt af van de context -of concreter: het probleem dat opgelost moet worden- met welke explicatie men aan de slag dient te gaan. In het verlengde daarvan beschouwt men in de hedendaagse wijsbegeerte, filosofen als ‘conceptuele ingenieurs’. Neem bijvoorbeeld de discussie over het begrip ‘complottheorie’. Sommigen gaan uit van een neutrale definitie, bijvoorbeeld: een complottheorie verklaart een toestand of gebeurtenis als het gevolg van een geheime samenzwering. Een mogelijk nadeel hiervan is dat theorieën over samenzweringen die echt hebben plaatsgevonden, zoals Watergate, ook als complottheorieën beschouwd moeten worden. Om die reden verkiezen anderen een definitie waarin vereist wordt dat de samenzwering waarin de complotdenkers geloven, niet klopt. Conceptueel ingenieur Gulia Napolitano (2021) beargumenteert daarentegen dat daar het epistemisch schoentje niet wringt: het probleem met de overtuigingen van complotdenkers is veeleer dat ze irrationeel zijn omdat ze zich afschermen van tegenbewijs. Ook Sally Haslangers conceptie van ‘verbeterende analyse’ past in de traditie van alternatieven voor conceptuele analyse. Ze beoogt meer bepaald rechtvaardigere en eerlijkere sociale concepten, zoals ‘gender’ en ‘handicap’. Nadat impliciete vooroordelen en machtsstructuren opgespoord zijn die in onze denkaders zijn geslopen, kunnen sociale concepten worden herzien op een manier die de ervaringen en perspectieven van gemarginaliseerde groepen in rekening brengt. Een duidelijk voorbeeld is de verbeterende analyse van ‘een vrouw’ in Haslanger (2000): “S is een vrouw als en slechts als S systematisch onderworpen wordt in enig opzicht (economisch, politiek, juridisch, sociaal, etc.), en S wordt "aangemerkt" als doelwit voor deze behandeling door waargenomen of ingebeelde lichamelijke kenmerken die worden beschouwd als bewijs voor de biologische rol van een vrouw bij de voortplanting.” Evident zijn ook verbeterende analyses vatbaar voor kritiek. Zo ervaren transvrouwen Haslangers definitie als marginaliserend. Bovendien is opgeworpen dat Koningin Elisabeth II een mogelijk tegenvoorbeeld vormt. Wat persistentie doorheen de tijd betreft, is Sally Haslangers beroemdste bijdrage het ontmantelen van David Lewis argument tegen het ‘endurantisme’ en voor het ‘perdurantisme’. Volgens het endurantisme bestaat een object doorheen de tijd doordat het in zijn geheel aanwezig is op elk moment van zijn bestaan. In zijn beroemde boek On the Plurality of Worlds, ontwikkelt Lewis (1986) echter het bezwaar vanuit tijdelijke intrinsieke eigenschappen. Stel dat Lewis op enig moment zit en op een later moment staat. Dan heeft hij eerst de intrinsieke eigenschap een gebogen vorm te hebben en later de intrinsieke eigenschap een rechte vorm te hebben. Volgens Lewis kan het endurantisme niet uitleggen hoe doorheen de tijd een object hetzelfde kan blijven, terwijl zijn intrinsieke eigenschappen veranderen, want iets kan niet en gebogen en recht zijn; die verschillende vormen sluiten elkaar uit. Perdurantisme kan dat wel. Volgens het perdurantisme heeft een object niet alleen ruimtelijke delen -zoals een voor- en een achterkant- maar ook temporele delen -zoals een 2023-deel en een 2025-deel- en blijft het doorheen de tijd bestaan als een geheel van verschillende, temporele delen elk met zijn eigen intrinsieke eigenschappen. Perdurantisme wordt ook wel eens de wormtheorie genoemd, omdat een object erin beschouwd wordt als een vierdimensionaal object dat een baan door tijd-ruimte beschrijft. Volledigheidshalve vermelden we nog kort een derde optie in het debat over persistentie: het exdurantisme of de stadium-theorie. In "All the World’s a Stage" schaart Ted Sider (2001) zich achter perdurantisme wat de idee van temporele delen of ‘stadia’ betreft, maar ontkent hij dat een object meer is dan louter een reeks van stadia. Afhankelijk van de context identificeren we een object met een welbepaalde stadium of momentopnames en alle andere temporele delen zijn louter tegenhangers daarvan. Ook Hasslanger bekritiseert het perdurantisme, maar zij verwerpt de idee van temporele delen en pleit voor een terugkeer naar het endurantisme. Het probleem van tijdelijke, intrinsieke eigenschappen kan opgelost worden door het hebben van contradictorische, intrinsieke eigenschappen door hetzelfde object te relateren aan verschillende momenten: Waarom moeten we zeggen dat tijdelijke eigenschappen extrinsiek zijn? Toegegeven, als we zeggen dat het ‘enduring’ ding intrinsiek krom en recht is, leidt dit tot een contradictie. Echter, er is geen contradictie in beweren dat het op een moment intrinsiek krom is en op een ander moment intrinsiek recht (Haslanger 1989, p. 123, mijn vertaling). Het endurantisme kan dus ‘persistentie’ of ‘blijven bestaan’ doordenken zonder intrinsieke verandering uit te moeten sluiten. Nochtans hebben we de optie om tijdelijke eigenschappen als extrinsiek te beschouwen, enkele malen aangestipt in de loop van de cursus. Het komt neer op procesfilosofie, maar hoewel Haslanger die optie als eerste vermeldt, werkt ze haar niet uit: De eerste [optie] is ‘to bite the bullet’ en ontkennen dat er tijdelijke intrinsieke eigenschappen] zijn, i.e. alle tijdelijke eigenschappen als relationeel beschouwen (Haslanger 1989, p. 120, mijn vertaling). Waarmee de cirkel rond is, want het is precies dit probleem wat de eerste natuurfilosofen biologeerde en Herakleitos tot een eerste aanzet tot procesfilosofie voerde. REFERENTIES Arendt, Hannah (1951). The Origins of Totalitarianism. New York: Harcourt. Arendt, Hannah (1958). The Human Condition. Chicago: University of Chicago Press. Boren, Marieke (2012). “Hannah Arendt”. In Carolien Ceton (red.) Vrouwelijke filosofen: Een historisch overzicht. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas, pp. 393-399. Haslanger, Sally (1989). “Endurance and Temporary Intrinsics”. Analysis 49 (3): 119-125. Haslanger, Sally (2000). "Gender and Race: (What) Are They? (What) Do We Want Them to Be?". Noûs 34 (1): 31–55. Laes, Christian (2012). “Hipparchia”. In Carolien Ceton (red.) Vrouwelijke filosofen: Een historisch overzicht. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas, pp. 35-38. Lewis, David (1986). On The Plurality of Worlds. Oxford: Blackwell. Muller, Louise (2012). “Sophie Oluwole”. In Carolien Ceton (red.) Vrouwelijke filosofen: Een historisch overzicht. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas, pp. 441-446. Murdoch, Iris (1993). Metaphysics as a Guide to Morals. Londen: Penguin Books. Napolitano, Giulia (2021). “Conspiracy Theories and Evidential Self-Insulation”. In Sven Bernecker, Amy K. Flowerree & Thomas Grundmann (eds.), The Epistemology of Fake News. New York, NY: Oxford University Press. pp. 82-105. Nussbaum, Martha (1986). The Fragility of Goodness: Luck and Ethics in Greek Tragedy and Philosophy. Cambridge: Cambridge University Press. Nussbaum, Martha (2001). Upheavals of Thought: The Intelligence of Emotions. Cambridge: Cambridge University Press. Nussbaum, Martha (2011). Creating Capabilities: The Human Development Approach. Cambridge, MA: Harvard University Press. Sider, Ted (1996). "All the World’s a Stage”. Australasian Journal of Philosophy 74: 433–453. Van der Burg, Simone (2012). “Martha Nussbaum”. In Carolien Ceton (red.) Vrouwelijke filosofen: Een historisch overzicht. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas, pp. 479-485. Willemsen, Mariette (2012). In Carolien Ceton (red.) Vrouwelijke filosofen: Een historisch overzicht. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas, pp. 412-416.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser