H9 ALPSY PDF - Hoofdstuk 9: Denken
Document Details
![RazorSharpJasper9981](https://quizgecko.com/images/avatars/avatar-17.webp)
Uploaded by RazorSharpJasper9981
UGent
Tags
Summary
Dit document beschrijft verschillende methoden voor het oplossen van problemen, en belicht de cognitieve processen die daarbij betrokken zijn, zoals heuristiek en algoritmen. De context suggereert een leerboek of studie-materiaal.
Full Transcript
Filmpje: lokalisatie taal identificeren Bij ernstige epilepsie patiënten zal men soms overwegen een deel uit hersenen weg te nemen → belangrijk om geheugengebied & taalgebied niet te schaden! 1. schedel opensnijden 2. patiënt wakker maken 3. laat hem taal gebruiken door vb.te tellen....
Filmpje: lokalisatie taal identificeren Bij ernstige epilepsie patiënten zal men soms overwegen een deel uit hersenen weg te nemen → belangrijk om geheugengebied & taalgebied niet te schaden! 1. schedel opensnijden 2. patiënt wakker maken 3. laat hem taal gebruiken door vb.te tellen. 4. ondertussen kleine elektrische stroompjes gegeven op delen v/d hersenen. ⇒ Wanneer patiënt stop m/ praten tijdens elektrische schokje weten we dat het een cruciaal stukje is voor de taal is! HOOFDSTUK 9: DENKEN - cognitief proces - manipulatie van cognitieve representaties - begrijpen van de wereld ⇒ flexibiliteit = gedrag aanpassen aan situatie - nodig voor: problemen oplossen, redeneren, beslissingen nemen & invloed van taal 1. PROBLEMEN OPLOSSEN probleem bestaat uit 3 delen – metafoor v/e doolhof: - beginpunt = probleemstelling - verschillende paden = mogelijkheden/keuzes - goede paden & slechte paden - eindpunt = oplossing EXPERT VS LEEK - experten zijn meer vertrouwd m/ bep. probleemstellingen - vele oplossing zitten al in hun geheugen ⇒ lossen problemen op een makkelijkere manier - opeenvolging v/ acties: 3 strategieën: - algoritmen - heuristieken - analogieën Algoritmen = reeks v/ operaties die oplossing garanderen - gestructureerd probleem: we weten dat oplossing bestaat & oplossing = heel duidelijk - vb.: kruiswoordraadsel - vb.: _o_ _ _o_ _ _j_ → soort vogel - mogelijke algoritmen: - lijst v/ vogels aflopen tot eentje overeenkomt met letters - alle lettercombinaties genereren & zien welke vogel voorstelt 85 Gestructureerd vs ondergestructureerd probleem GESTRUCTUREERD ONDERGESTRUCTUREERD = er bestaat een oplossing en staat vast = eindtoestand is onduidelijk - eindtoestand is duidelijk - we kunnen onze vooruitgang niet - vb.: Rubik's cube oplossen vergelijkeN met einddoel - vb.: Toren van Hanoi vb.: negenstippenprobleem - Toren van Hanoi: - DOEL: in zo weinig zetten toren rechts verplaatsen - zonder grote stukken op kleine te zetten - steeds maar 1 blok verplaatsen - OPL: gebeurt in 7 stappen - negenstippenprobleem: - DOEL: in 4 stappen alle 9 stippen gekruist hebben - OPL: gebeurt enkel als je ‘out of the box’ denkt (letterlijk) ! correcte toepassing v/e algoritme ⇒ ALTIJD juiste oplossing ! Beperkingen: - enkel bij volledig gestructureerde problemen - niet altijd meest voor de hand liggende oplossing - vb.: “brief en pen kosten samen €1,10; pen kost €1 meer dan brief” ⇒ hoeveel kost de brief? - omslachtig en veel herhalingen - zoeken naar kortere sluipwegen & strategieën - vb.: kruiswoordraadsel Heuristieken = informele, intuïtieve en speculatieve oplossingsstrategieën - garandeert meestal een oplossing - ze gaan sneller en gelden ook voor ondergestructureerde problemen vb.: een IT’er zal bij een computerdefect niet elk ding van de computer controleren ⇒ hij zal gericht enkele componenten checken - hoe meer ervaring men heeft men een specifieke taak ⇒ betere kennis v/ heuristieken - experts vinden sneller een oplossing, ook bij ondergestructureerde problemen - komt doordat ze intuïtief heuristisch aan de slag gaan 86 Algemeen toepasbare heuristieken subdoelanalyse complex probleem wordt opgedeeld in kleinere, overzichtelijke vragen - vb.: voor maken v/e vliegtuig, alle componenten apart testen! middel-doelanalyse afstand tss probleem & opl. verkleiner door tussendoelen te stellen - vb.: alledaagse problemen, zoals lekkend toilet werken v/ eind- - vb.: voor een verassingsfeestje te organiseren ga je eerste naar begintoestand bepalen hoe de persoon op locatie komt zonder iets door te hebben trial and error we gaan proberen totdat iets lukt - vb.: je weet niet welke sleutel uit de sleutelbos de juiste is → je probeert elke sleutel tot dat je de juiste vindt - Niet altijd mogelijk → dokter kan niet allemaal verschillende medicamenten toedienen voor een bepaald symptoom in de hoop het betert Heuristieken kunnen WEL falen ⇒ overstappen naar algoritme - vb.: je bent portefeuille kwijt - heuristiek: kijken op alle plaatsen waar ze normaal kan liggen - algoritme: systematisch zoeken op alle plaatsen waar je bent geweest Analogieën = zoeken naar soort gelijke problemen dat je al eens gehad hebt → interessant wanneer dat analoge probleem al een oplossing heeft Gick & Holyoak: tumorprobleem: (teksten op cursus H9D1 p.12) STELLING: men wil tumor bestralen, maar enkel 2 opties voor intensiteit: - te lage intensiteit: vernietigt tumor niet - te hoge intensiteit: beschadigt naastliggende weefsel → Analogie: men moet tumor bestralen vanuit verschillende plaatsen bestralen zodat de concentratie op tumor maximaal is zonder de weefsels te beschadigen RESULTATEN: - 5-10% ziet een overeenkomst tussen 2 teksten - expliciete verwijzing naar de analogie (verband) → 75% lossen tumor probleem op - geen expliciete verwijzing naar analogie → 30% lost tumorprobleem op 87 Instelling = rigide verwachtingspatroon als resultaat v/ herhaaldelijk zelfde heuristiek te gebruiken - kan juiste oplossing vinden bemoeilijken - convergent denken ⇒ niet open voor nieuwe manier v/ oplossen - functionele gefixeerdheid = vastzitten aan conventioneel gebruik v/ voorwerp EXPERT VS LEEK - experts scoren minder goed - ze zijn minder geneigd creative oplossingen te zoek Proef van Duncker: STELLING: kaars moet rechtop aan muur worden gezet zodat kaarsvet niet op grond druipt, er liggen ook punaises in een doos en lucifers op tafel → OPLOSSING: punaises gebruiken voor stevige base in doos & kaars daarin steken Inzicht 2 soorten problemen: INCREMENTELE DISCONTINUE stap-voor-stapbeandering v/ einddoel initieel vooruitgang → impasse → grote - vereist geen inzicht inspanning om opl. te bereiken; lukt niet altijd! vb.: rebus vb.: Aha-Erlebenis (W. Köhler)= abrupt inzicht - typisch patroon: - springen, dingen gooien - frustratie - nadenken (= belangrijk periode v/ incubatie) - Aha-Erlebnis - informatieprocessen bij inzichtelijk leren - bij problemen waar verkeerd opl.pad aannemelijk lijkt - probleemruimte: sterke neiging pad kiezen die leidt tot impasse - vb.: 9stippen vullen dr enkele 4 lijnen te zetten - instellingen doorbreken: - incubatie-effect: tijdelijke wachtperiode: x actief bezig, wel bewust op zoek nr opl. - brainstormen: ideeën wildweg spuien in de groep en kijken of iets bruikbaars is - brainstormsessie pas nuttig als iedereen individueel → in groep nadenkt - motivatie: belangrijk bij oplossen v/ incrementele EN discontinue problemen - aanwijzing uit omgeving: associaties - vb.: Moss et al., 2011: verre associatietaak 88 Mentale modellen = naïve theorieën, gebruikt om problemen op te lossen - geheel v/ intuïties, kennis & overtuigingen over bep. onderwerp - schema + voorstelling hoe wereld in elkaar zit - verfijnde mentale presentatie → makkelijk oplossen van een probleem - weinig kennis → moeizaam oplossen van een probleem - verkeerd mentaal beeld: - leidt tot verkeerd gedrag - vb.: werking v/ thermostaat - verkeerd beeld: hoe hoger thermostaat, hoe harder verwarming brandt - correct beeld: boiler brandt altijd even hard en blijft branden tot gewenste temperatuur is bereikt - kennisillusies: indruk meer te weten over werking van dingen dan geval is - illusie v/ interpretatiediepte: denken fenomenen beter te begrijpen dan zo is - vb.: “Beschrijf in detail hoe een rits werkt.” - abstracte kennis (weten hoe iets eruit ziet, waarvoor het dient) verwarren m/ concrete kennis - Veel van onze kennis is receptenkennis: - weten hoe je iets moet gebruiken, maar niet hoe het functioneert - vb. auto, computer, fietsslot EXPERTEN vs. LEKEN: - mentale modellen van experten benaderen realiteit beter - experten passen modellen constant aan o.b.v. systematische observatie & manipulatie & leren v/ kennis eerdere experts - vb.: chirurg, fysicus 2. REDENEREN DEDUCTIEF INDUCTIEF - o.b.v. premissen conclusies trekken - vanuit specifieke gebeurtenis - van algemene kennis → voorspelling algemene conclusies trekken voor specifieke gebeurtenis - basis v/ wetenschappelijk denken Deductief redeneren - belangrijk om voorspellingen te maken - o.b.v. logica? logicisme: logica vormt basis van alle informatie-verwerking → Leidde tot ontwikkeling computerprogramma’s - Drie grote vormen: - voorwaardelijk redeneren = syllogisme - categorisch redeneren - lineair redeneren 89 Syllogisme = 3 regels: - 2 premissen - 1 besluit → telkens correct? → voorwaardelijk syllogisme 1. Als het heeft geregend, is de straat nat. 2. Het heeft geregend. 3. Dus, de straat is nat → enkel correct als de premissen waar zijn Categorisch redeneren → verschillende vormen: - alle A’s zijn B’s - geen enkele A is een B - sommige A’s zijn B’s - sommige A’s zijn geen B’s → categorisch syllogisme 1. alle Fransen zijn chauvinistisch 2. alle chauvinisten zijn zelfingenomen - 3. dus, alle Fransen zijn zelfingenomen → Geldig als 1 & 2 waar zijn, hier is 1 niet waar Lineair redeneren = hoe verhouden elementen in reeks zich t.o.v. elkaar → lineair syllogisme 1. Jan is groter dan Dirk 2. Dirk is groter dan Wim 3. Jan is dus groter dan Wim → ongeldige redenering; zie foto → → moeilijker: Mensen maken heel wat fouten: 1. als het heeft geregend is de straat nat 2. de straat is nat 3. dus het heeft geregend → de straat kan ook om een andere reden nat zijn Wat zorgt ervoor dat we afwijken van logica en fouten maken in redeneringen? - type syllogisme: sommige zijn complexer dan anderen - scholing en intelligentie - geloofwaardigheid, beïnvloed door inhoud → Deze 3 factoren tonen aan dat mensen eigenlijk niet redeneren volgens de logica - inhoud v/h syllogisme zou geen invloed mogen hebben - kunnen enkel mensen die naar school zijn gegaan rationeel denken? 90 Hoe redeneren mensen dan wel? - OZ Johnson-Laird et al., 1992: mentale modellen - redeneren o.b.v. beelden, niet van regels - oorzaak redeneerfouten: geen mentaal beeld hebben gevormd v/ alle toestanden die volgens premissen mogelijk zijn Toepassing v/ foute redenering door mentale model 1. als het heeft geregend, is de straat nat 2. de straat is nat 3. dus, het heeft geregend - Bij premis 2 zijn er 2 mogelijkheden! → de straat kan nat zijn door zowel regen of geen regen ⇒ er zijn 2 mentale modellen die in conflict gaan → als er “het heeft geregend” staat zou maar 1 mogelijkheid zijn: de straat is nat - Niet alle modellen worden gegenereerd - aannemelijke premissen: tevreden m/ 1ste beeld dat wordt opgeroepen - werkgeheugen: moeilijkere informatie meer belastend ⇒ dus minder geneigd alle modellen uit te werken - abstracte (inhoudloze) vs. concrete informatie - vb. “Als p dan q. Niet q, dus niet p.“ vs. “Als het regent is de straat nat. De straat is niet nat, dus het regent niet.” - theorie v/ 2 systemen - associatief leren (intuïtief): - automatisch en snel redeneren o.b.v. verbanden/ervaring - vb.: redeneren o.b.v. verband tss woorden & niet o.b.v. logische regels - gecontroleerd proces: o.b.v. logische regels - intelligentie en scholing belangrijk - Problemen met syllogismen - andere interpretatie van vraag - vb. gewone ‘als’ vs. biconditionele ‘als’ (= ‘als en slechts als’) → ‘straat is nat, dus het regent’ is geldig syllogisme bij biconditionele ‘als’ - betekenis woordenschat kan uitkomst veranderen CONCLUSIE: mensen redeneren niet altijd volgens regels logica - regels logica stemmen niet altijd overeen met betekenis die zij aan woordenschat geven - ze baseren zich in grote mate op inhoud syllogisme en geloofwaardigheid besluit - ze maken gebruik van intuïtieve mentale representaties 91 Inductief redeneren = vinden v/ regels die elementen m/ elkaar in relatie brengen - 3 probleemtypes - classificatie: gemeenschappelijke eig. identificeren - vb.: stoel, bed, tafel → meubelen - reeksen voortzetten - vb. 2, 3, 5, 9, 17, 33 → formule: (laatste getal * 2 ) -1 - analogieën - vb. klein staat tot groot, zoals wit staat tot... (zwart) - intelligentie - taken inductief redeneren maken veelal deel uit v/ intelligentietests - dagelijks leven: wereld ordenen - generalisaties maken - soms overgeneraliseren - correlaties detecteren - correlatie ≠ causaliteit → illusoire correlatie = niet alle verbanden, gevonden o.b.v. inductief redeneren, bestaan - bias gevoed dr media; vb.: gaming & serial killers - oorzaak-gevolgrelatie zoeken Confirmatieneiging (bias): = evidentie die overtuiging bevestigt > evidentie die overtuiging in twijfel trekt - Proeven van Wason, 1960: - regel raden voor getallenreeks: 2, 4, 6 (inductief redeneren) - vragen stellen d.m.v. andere driecijferreeksen te geven - “kennen jullie de regel?” → vragen die idee bevestigen - confirmatieneiging in dagelijks leven - vb.: sollicitatiegesprek - ongestructureerd gesprek kan leiden tot vragen die initiële druk v/d interviewer bevestigen ⇒ interview zou gestructureerd moeten zijn 3. BESLISSINGEN NEMEN = doel v/ denken - we nemen dagelijks beslissingen (grote & kleine!) - signaaldetectiemodel: veel beslissingen zijn zo duidelijk dat we er niet bij stil staan - vb.: hete koffie over hand → hand onder koud water houden - psychofysisch OZ: waarnemen v/ signalen - vb.: hoor je toon of niet? 92 signaaldetectietheorie: perceptie signaal & setting antwoordcriterium ANTWOORD? SIGNAAL GEEN SIGNAAL JA HIT VALS ALARM NEE MISS CORRECTE VERWERPING → afhankelijk v/: - antwoordcriterium: bereidheid ‘ja’ te zeggen bij twijfel - vb.:“Ja, ik hoor de toon.” →Bij gehoortest sollicitatie + geneigd als je job graag wil - gevoeligheid: mogelijkheid stimulus van achtergrondruis te onderscheiden - vb.: sterkere toon → meer kans op ‘ja’ Toepassing in dagelijks leven: - vb.: radioloog moet beslissen of diagnose kanker is - diagnose kanker (hit: alarm) - onterechte diagnose kanker (vals alarm) - onterechte diagnose geen kanker (misser) → vroegtijdige behandeling verhoogt overlevingskansen? - Radioloog verschuift antwoordcriterium en maakt liever vals alarm dan misser Beïnvloedende factoren signaal-perceptie Aanvankelijk: subjectief verwachte nut: individueel bepaald: - alle voor- en nadelen keuze afwegen - vb.: Wat zijn de voordelen van niet naar de les te gaan? Wat zijn de nadelen? - waarde van keuze bepalen - vb.: Hoe belangrijk is het in die les te zitten? Hoe erg is het als ik er niet ben? - verwachte kans van elk kenmerk berekenen - vb.: Hoe groot is de kans dat ik slaag als ik naar de les ga? Hoe groot is de kans dat ik faal als ik niet ga? In de jaren 70 werd duidelijk: - mensen wegen zelden rationeel voor- en nadelen van keuzes af (Tversky & Kahneman) - gebruik heuristieken i.p.v. algoritmen: - eenvoudige strategieën om waarde alternatieven te berekenen - suboptimale beslissingen: - heuristieken kunnen perceptie van keuze vertekenen 93 Beschikbaarheidsheuristiek - beperken tot gegevens die snelst uit geheugen kunnen worden gehaald - vb.: veel mensen zijn tegen alcoholcontroles, omdat ze zich makkelijk feestje kunnen inbeelden waar ze zelf graag drinken ⇒ wanneer naaste slachtoffer wordt v/ dronken chauffeur, kan die niet zwaar genoeg worden gestraft - kan worden gemanipuleerd → vraag anders formuleren = bep. antw. waarschijnlijker - vb.: peiling kiesintentie: - “Vreest u niet dat pensioenen onbetaalbaar zullen worden?” - afh. v/ aandacht massamedia - vb.: gevaar vliegtuigrampen (overschat) - vb.: gevaar ongeval in eigen huis (onderschat) - tegenwoordig groter onveiligheidsgevoel → gevoed door media - media richt aandacht herhaaldelijk op schokkende evenementen: - kijker/luisteraar krijgt indruk toename in geweld - media richt aandacht op kwetsbare slachtoffers: - makkelijk mee te identificeren, verhoogt kwetsbaarheidsgevoel Representativiteitsheuristiek - neiging homogeniteit binnen categorie te overschatten - vb.: beoordelen v/ mensen & situaties: enkel letten op wat representatief is voor bep. groep of situatie, andere informatie over hoofd zien → “Maatschappij bestaat uit jongens>meisjes , zal ook zo zijn in aula” FOUT! - vb.: dwaling v/d gokker: misvatting dat alternatieven in toevalsproces constant afwisselen → “ik ben al 4 keer verloren, dus ik zal nu wel winnen!” FOUT! Verkeerd interpreteren v/ statistieken - vb.:: medische wereld: “In V.S. zijn de overlevingskansen bij diagnose prostaatkanker na vijf jaar 82 %, in V.K. 44 %” - MAAR: manier waarop men in 2 landen een diagnose doet, is compleet anders: VS kijkt men naar een antigeen, in VK kijkt men pas naar symptomen - In VS vaak valse alarmen Beïnvloedende factoren antwoordcriterium → neiging om ‘ja’ te zeggen bij twijfel - vooral bepaald door gevolgen v/ beslissingen - positief gevolg: genomen o.b.v. minder sterke evidentie - negatief gevolg: sterkere evidentie is nodig - beschikbare info (beschikbaarheidsheuristiek) - Risicogedrag: groepseffect → in groep nemen we meer risico’s - jongeren > volwassenen 94 Formuleringseffect (framing effect) = effect dr gevolgen verwoord in termen v/ winst of verlies “Stel je voor dat de V.S. zich voorbereidt op een ongewone Aziatische ziekte, waarvan verwacht wordt dat ze 600 mensen zal doden. Er zijn twee programma’s om de ziekte te bestrijden:” - Programma A: 200 mensen gered - Programma B: ⅓ dat alle 600 mensen gered worden & ⅔ dat niemand gered wordt → 72% kiest A - Programma C: 400 mensen sterven - Programma D: ⅓ dat niemand sterft en ⅔ dat alle 600 mensen sterven → 78% kiest D ↳verklaring: percipiëren andere basistoestand (responscriterium) - winstformulering: geen risico nemen - vb.: programma’s A en B - verliesformulering: wel risico nemen - vb.: programma’s C en D - “Wie niet waagt, niet wint” Emotionele vertekeningen Niet alle beslissingen zijn rationeel → ok o.b.v. emotie, vnl. onder stress - huidig gedrag voortzetten, nieuwe info negeren - actieplan aanvaarden zonder nadenken - verantwoordelijkheid uitstellen of afschuiven - impulsief meest belovende oplossing kiezen effect v/ gemaakte kosten: voortzetten waar je tijd/energie/geld energie hebt ingestoken - OZ Arskes & Blumer, 1985: - als mensen moeten kiezen tss opgeven v/e goedkope bestemming waar ze veel zin in hadden of opgeven ve vakantie die duurder was en minder v/ verwachten ⇒ kiezen mensen om duurdere vakantie voort te zetten Gepercipieerde verliezen zo klein mogelijk houden Mensen hebben neiging om te zeggen dat ze doorgaan om verlies te proberen verkleinen → in realiteit kan het juist erger worden - vb.: geld blijven investeren in projecten die verlies maken Gemotiveerde scepsis = mensen minder kritisch over gewenste info, maar hyperkritisch over ongewenste info - Studenten uit uni B tevreden over resultaat en gaan niet kritisch bekijken - Studenten uit uni A zijn kritischer en zeggen dan men naar % moet kijken ipv individuen 95 Belang van slaap voor maken van beslissingen - OZ Dijksterhuis et al., 2006: - onbewuste denkprocessen tijdens slaap actief - probleem op achtergrond verwerken ⇒ betere beslissingen - Strick et al., 2011: effect toch niet zo sterk Hindsight bias bij evalueren v/ beslissingen = “ik heb het altijd geweten”, “ik wist dat het defoute keuze was” - gebeurtenissen uit verleden lijken eenvoudiger, begrijpelijker en voorspelbaarder - neiging om verkeerde beslissing, toe te schrijven aan onkunde v/d beslisser → hindsight bias maakt lessen leren uit fouten in verleden minder waarschijnlijk hindsight bias blijft, ook al ben je je ervan bewust: - experts vertonen wel een minder grote vertekening - gebeurtenissen uit verleden vertekenen in richting die zelfbeeld ten goede komt - vb: ontslagen werknemers zeggen dat de herstructurering niet te voorspellen was, niet-ontslagen werknemers zeggen van wel Conclusie mensen zijn in het nemen van hun beslissingen dus irrationeel, maar voorspelbaar - gedragseconomie (Kahneman) - nudging: ‘schouderklopjes aan mensen geven om ze de goede beslissingen te laten nemen (bv: papier hier Efteling) 4.INVLOED VAN TAAL B. Whorf: “taal speelt een cruciale rol bij het denken” linguïstisch determinisme linguïstische relativiteit ons denken wordt volledig bepaald door taal taal heeft invloed op denken → verschillende talen leiden tot verschillende perceptie v/d werkelijkheid Taal & kleurperceptie - # basiswoorden per taal voor kleur varieert v/ 2 tot 11+ - kleur onthouden o.b.v. perceptuele eigenschappen of o.b.v. woorden? - Berlin & Kay, 1969: kleuren volgen in alle talen dezelfde hiërarchie - 2: zwart en wit - 3: + rood - 6: + geel, groen, blauw - 7: + bruin - 11: + paars, roze, oranje, grijs 96 Linguïstische relativiteit Heider, 1972: Kleurperceptie is gebaseerd op fysiologisch, perceptuele syst. & niet op woorden - Dani (Papoea Nieuw-Guinea) hebben maar twee kleur-woorden, maar konden beter kleuren onthouden die Amerikanen als best mogelijke geel, groen, rood, blauw omschreven. Andere tinten waren moeilijker. → Dani waren gevoeliger voor primaire kleuren - kinderen leren moeilijk kleurwoorden - komt niet overeen m/h idee dat kleurnamen aansluiten bij aangeboren perceptueel systeem - OZ Roberson: resultaten v/ Heider ≠ repliceerbaar - Britten zagen goed onderscheid tss grenstinten bij groen en blauw, maar niet bij ‘nol’ en ‘wor’ → Berinmo vertoonden tegenovergesteld patroon Conclusie er is invloed v/ taal op hoe kleuren worden gepercipieerd en onthouden - Berlin & Kay, 1969: maar taal is niet de enige invloed - geen evidentie voor linguïstisch determinisme Taal, tijd & ruimte ruimtemetafoor voor tijd: - Nederlands: horizontale dimensie: toekomst ligt voor ons en verleden achter ons - Mandarijns: verticale dimensie: toekomst ligt onder ons en verleden boven ons effect v/ taal op ruimtelijke perceptie: - Nederlands: relatieve formulering → de boom staat links van de struik - wanneer we ons omdraaien, verandert de richting - Tzeltal: absolute formulering → de boom staat ten noorden van de struik - wanneer we ons omdraaien, blijft het noorden hetzelfde Taal & sociale cognitie Hoffman et al., 1986: weetaligheid en persoonlijkheidsperceptie - Engels: ‘artistieke type’ = briljant, humeurig, impulsief - Chinees: ‘Shi Gu type’ = wereldwijs, sociaal vaardig, toegewijd → OZ participanten die over artistieke type in Engels lazen en over Shi gu type in Chinees lazen, hadden meer valse herinneringen voor trekken op toepassing v/d stereotype Woordkeuze beïnvloedt de attitude - negatieve mededeling zo acceptabel mogelijk formuleren - vb: ontslagen = reorganisaties - schuld bij de ander leggen - vb: slecht examen → prof = zak met slechte cursus) Conclusie: denken ≠ onafh v/ taal, maar ook niet afh. ⇒ linguïstisch relativiteit! 97