Cluster 15.3 Psychosociale risicosituaties (SV) PDF

Document Details

RiskFreePalmTree

Uploaded by RiskFreePalmTree

Campus Vesta Politieopleidingen APB

Tags

psychosociale risicosituaties interventie voorbereiden inlichtingen inwinnen veiligheid

Summary

This document provides guidance on preparing for actions or interventions in situations involving psychosocial risks. It outlines steps for gathering information, assessing situations, and creating action plans, emphasizing safety and a clear understanding of roles. The document examines various factors impacting the effectiveness of the response.

Full Transcript

Cluster 15.3 Psychosociale risicosituaties Hoe een actie / interventie voorbereiden Inlichtingen inwinnen  Initiële info: o Info die je bij aanvang van de melding meekrijgt o Info komt van: melder, radiokamer o Doorvragen op info: verdacht voertuig, waarom...

Cluster 15.3 Psychosociale risicosituaties Hoe een actie / interventie voorbereiden Inlichtingen inwinnen  Initiële info: o Info die je bij aanvang van de melding meekrijgt o Info komt van: melder, radiokamer o Doorvragen op info: verdacht voertuig, waarom? Lastige klant, wie wat waar wapen?  Situationele info: o Info die je ter plaatse krijgt / vergaart o Info komt van: jezelf, collega, slachtoffer, getuige, verdachte Situationele info < > initiële info  Omstandigheden  Aanwezige personen: hoeveel daders of verdachten, aanwezig of niet, slachtoffers, hulpdiensten al verwittigd  Wapens aanwezig  8 W’s: wie, wat, waar, wanneer, waarmee, wijze, waarom, wetenschap Opdracht bepalen  Wat is de (hoofd)opdracht? o Bestuurlijke of / en gerechtelijke aanhouding? Welke feiten?  Zijn er nevenopdrachten?  Wettelijkheid? WPA + SWB Bv. lastige klant in café: strafbare feiten? Slagen en verwondingen, wapenwetgeving, … 1 Cl. 15.3 Psychosociale risicosituaties Wat zijn de gevaarsindicatoren Aan de hand van bepaalde info die je verkrijgt of waarneemt, bepalen of iets gevaar oplevert om je actie uit voeren Bv. glas op de grond, andere personen, wapens, …  Hoe meer info men kan verzamelen over een gevaarssituatie, hoe preciezer het gevaar en de waarschijnlijkheid tot gevaar kan ingeschat worden.  Hoe meer men kan te weten komen over de mogelijkheid tot gevaar, hoe beter men zich kan voorbereiden hierop.  -> kan ik het aan? Actieplan(nen) maken Hiermee zal men rekening houden met:  Welke tactiek  Wettelijk kader o Legaliteit o Opportuniteit o Proportionaliteit  Taakverdeling Bv. eerst sommeren (communicatie), café ontruimen, collega’s gebruiken om omstaanders op afstand te houden, pepperspray gebruiken of niet (ruimte, personen in de buurt) Het juiste actieplan kiezen  Meerdere actieplannen, 1 ervan als meest mogelijke  Actieplan = dynamisch gegeven.  Nieuwe info = mogelijks aanpassing van het actieplan 2 Cl. 15.3 Psychosociale risicosituaties Hoe een interventie voorbereiden 1. Inlichtingen inwinnen 2. Opdracht bepalen 3. Gevaarsindicatoren bepalen 4. Mogelijke scenario’s plannen 5. Welk actieplan? Kwaliteit van een interventie  3 C’s: Controle, consolidatie, communicatie o Controle: de situatie zo snel mogelijk onder controle krijgen: anticiperen en juiste beslissingen nemen o Consolidatie: behouden wat men verworven heeft o Communicatie: verbale, non-verbale, para-verbale  Tactische beslissingen kunnen nemen: kwaliteit tot het lezen van de toestand + anticiperen  Bewegingen: gevaarsindicatoren herkennen => zoekpatroon, gezichtsveld, verantwoordelijkheidszone, relatieve plaatsing, taakverdeling, doelaanduiding, communicatie  Individuele kwaliteiten: kalmte, stress, alertheid, zelfvertrouwen Interventiester TACTIEK PRECISSIE FYSIEKE/MENTALE GEBRUIK GEWELDSMIDDELEN UITRUSTING 3 Cl. 15.3 Psychosociale risicosituaties 1. Tactiek: is het belangrijkste 2. Fysieke / mentale conditie 3. Uitrusting 4. Gebruik geweldsmiddel: wanneer mag je welk gebruiken 5. Precisie: toepassing Basisprincipes Wettelijk kader WPA art. 37: opportuniteit, legaliteit, proportionaliteit, subsidiariteit Gevaarsgraden Gevaarsgraden  Gevaarsgraad 1: geen gevaar, gewone alertheid  Gevaarsgraad 2: wel mogelijk gevaar + verhoogde alertheid  Gevaarsgraad 3: acuut gevaar + mogelijkheid vuurwapengebruik Houding - veiligheid Prioriteiten: 1. Eigen veiligheid 2. Veiligheid van de collega’s 3. Veiligheid van derden 4. Veiligheid van de verdachte Er kan niemand u dwingen om uw eigen leven in gevaar te brengen. Dat is uw eigen perceptie  Is waarneming / zintuiglijke informatie  In functie van betekenisverlening niet te snel oordelen. Uit perceptie kunnen misverstanden ontstaan o Beoordelingsfouten -> invloed van interne factoren 4 Cl. 15.3 Psychosociale risicosituaties Mentale voorbereiding Voor PA gelden zouden enkel geel – oranje – rood moeten gelden! Dit is persoonsgebonden  niet opdrachtgebonden. Mentale conditie  Proactief: interveniënt heeft een voordeel tov tegenstander. Bv. je hebt al een wapen in de hand.  Reactief: de interveniënt loopt achter op de situatie. Bv. tegenstander heeft al een wapen vast en de politie moet nog een wapen ter hand nemen  (Overleven: er is nog geen reactie)  Actie verslaat reactie: aanval verslaat gemiddelde reactietijd + handelingstijd  Als je niet proactief werkt, kom je altijd te laat 5 Cl. 15.3 Psychosociale risicosituaties Beslissingsproces  L Lokalisatie: Waar is de dreiging, tegenstander, GTP, collega, vluchtwegen  I Identificatie: Wat is de dreiging?  D Decision: Hoe gaan de dit aanpakken: beslissen  A Actie: Actie - DOEN Zich beschermen Vier hoofdgedachten om jezelf te beschermen: Beschermen - veiligheidsprincipe  D Distance: afstand  O Obstacle: plaats een hindernis tussen u en de verdachte  C Cover: gebruik een hindernis als (vuur)dekking  S Surprise: verras de verdachte door onverwachte bewegingen Transitie van bewapening Aangezien we heel wat middelen krijgen om ons te beschermen is het belangrijk dat de interveniënt leert om het juiste wapen op het juiste moment te gebruiken en vlot kan overstappen naar een ander geweldsmiddel (Transitie) Proportionaliteit 6 Cl. 15.3 Psychosociale risicosituaties Complementariteit Het wapengebruik tussen de 2 interveniënten dient op elkaar te worden afgestemd. Vb: Persoon dreigt met een mes  Beiden vuurwapens?  Beiden pepperspray?  Of 1 vuurwapen en 1 pepperspray Reversibiliteit Een veilige en vlotte overgang tussen de verschillende wapens is onontbeerlijk en zorgt voor een professionelere tussenkomst. Daarom:  Snel en blindelings holsteren  Snel en blindelings wapen grijpen  Weten waar het hangt. Te veel materiaal in de gordel kan nadelig zijn. Plaats van uw materiaal. 7 Cl. 15.3 Psychosociale risicosituaties Schieten op voertuigen WPA art. 38 Wettelijkheid is (soms) OK maar hoe zit het met:  Opportuniteit o Wegspringen of schieten? (wettige verdediging?) o Wat tracht je te raken? (bestuurder of banden) o Bestuurder: Hoe groot is de kans op raken? o Kan onze munitie door een raam? o Wat doet de wagen na het schot?  Proportionaliteit o Wat met inzittenden?  Risico voor persoon zelf, derden en PA Conclusie: Het schieten op een voertuig kan in beperkte gevallen legaal zijn, doch uit praktisch oogpunt is het niet altijd verstandig om op een voertuig te vuren. De kans op slagen is zo miniem en het risico op schade door ‘verloren kogels’ of het raken van onschuldigen is groter dan een effectief stoppen van het voertuig. 8 Cl. 15.3 Psychosociale risicosituaties

Use Quizgecko on...
Browser
Browser