Algemene Psychologie - Studiegids
Document Details
Uploaded by AvidGladiolus1304
PXL
Tags
Summary
This document is an outline of a general psychology course. It covers modules on the nature of psychology, learning, sensation and perception, memory, thinking and intelligence, motivation and emotion, and consciousness. It discusses different approaches to psychology, psychological careers, and the difference between psychological and intuitive knowledge.
Full Transcript
Algemene Psychologie Inhoud {#inhoud.Kopvaninhoudsopgave} ====== [Module 1: Wat is psychologie? 2](#section) [HC 1 en WZ 1: Hoofdstuk 1 Geest, gedrag en psychologische wetenschap + Biopsychosociaal model + CRAAP-test 2](#hc-1-en-wz-1-hoofdstuk-1-geest-gedrag-en-psychologische-wetenschap-biopsycho...
Algemene Psychologie Inhoud {#inhoud.Kopvaninhoudsopgave} ====== [Module 1: Wat is psychologie? 2](#section) [HC 1 en WZ 1: Hoofdstuk 1 Geest, gedrag en psychologische wetenschap + Biopsychosociaal model + CRAAP-test 2](#hc-1-en-wz-1-hoofdstuk-1-geest-gedrag-en-psychologische-wetenschap-biopsychosociaal-model-craap-test) [1.1 Wat is psychologie en wat is het niet? 2](#wat-is-psychologie-en-wat-is-het-niet) [HC 2 en WZ 2: Hoofdstuk 1 Geest, gedrag en psychologische wetenschap 9](#hc-2-en-wz-2-hoofdstuk-1-geest-gedrag-en-psychologische-wetenschap) [2.1 Ontstaan psychologie 9](#ontstaan-psychologie) [Ontstaan van \"de\" psychologie 11](#ontstaan-van-de-psychologie) [2.2 Wat zijn de zes belangrijkste perspectieven van de psychologie? 11](#wat-zijn-de-zes-belangrijkste-perspectieven-van-de-psychologie) (#section-16) [Module 2: Leren en omgeving 18](#module-2-leren-en-omgeving) [HC 3 en WZ3: Hoofdstuk 4 Leren en omgeving 18](#hc-3-en-wz3-hoofdstuk-4-leren-en-omgeving) [Module 3: Sensatie en perceptie 25](#module-3-sensatie-en-perceptie) [HC 4 (online): Hoofdstuk 3 sensatie en perceptie 25](#hc-4-online-hoofdstuk-3-sensatie-en-perceptie) [Inleiding 25](#inleiding) [4.1 Hoe verandert stimulatie in sensatie? 26](#hoe-verandert-stimulatie-in-sensatie) [4.2 Waarin komen zintuigen overeen/verschillen ze? 29](#waarin-komen-zintuigen-overeenverschillen-ze) [4.3 Wat is de relatie tussen perceptie en sensatie? 35](#wat-is-de-relatie-tussen-perceptie-en-sensatie) [HC 5 en WZ4: Hoofdstuk 5 Geheugen 40](#hc-5-en-wz4-hoofdstuk-5-geheugen) [Hoorcollege 5 40](#hoorcollege-5) [5.1 Wat is het geheugen 40](#wat-is-het-geheugen) [5.2 Hoe vormen we herinneren? 41](#hoe-vormen-we-herinneren) [5.3 Hoe halen we herinneringen terug? 44](#hoe-halen-we-herinneringen-terug) [5.4 Waarom laat ons geheugen ons soms in de steek? 45](#_Toc185871386) [Werkzitting 4 47](#werkzitting-4) [Herhaling HC4: 47](#herhaling-hc4) [HC 6 en WZ5: Hoofdstuk 6 Denken en intelligentie 48](#hc-6-en-wz5-hoofdstuk-6-denken-en-intelligentie) [1.1 Wat zijn de bouwstenen van denken 48](#wat-zijn-de-bouwstenen-van-denken) [1.2 Over welke vaardigheden beschikken goede denkers? 50](#over-welke-vaardigheden-beschikken-goede-denkers) [1.4 Wat zijn de bouwstenen van intelligentie? 53](#wat-zijn-de-bouwstenen-van-intelligentie) [1.5 Hoe verklaren psychologen IQ-verschillen tussen groepen 55](#hoe-verklaren-psychologen-iq-verschillen-tussen-groepen) [HC7 en WZ 6: Hoofdstuk 9 Motivatie en emotie 56](#hc7-en-wz-6-hoofdstuk-9-motivatie-en-emotie) [9.1 Wat motiveert ons? 56](#wat-motiveert-ons) [9.2 Hoe worden onze motivatieprioriteiten gesteld? 57](#hoe-worden-onze-motivatieprioriteiten-gesteld) [9.3 Waar staan honger en seksuele motivatie in de hiërarchie? 60](#waar-staan-honger-en-seksuele-motivatie-in-de-hi%C3%ABrarchie) [9.4 Hoe motiveren emoties ons? 61](#hoe-motiveren-emoties-ons) [9.5 Waar komen onze emoties vandaan? 62](#waar-komen-onze-emoties-vandaan) [HC 8: Hoofdstuk 8 Vormen van bewustzijn 63](#hc-8-hoofdstuk-8-vormen-van-bewustzijn) [8.1 Bewustzijn in relatie tot andere geestelijke processen 63](#bewustzijn-in-relatie-tot-andere-geestelijke-processen) [8.2 Hoe ziet de cyclus van het normale bewustzijn eruit? 65](#hoe-ziet-de-cyclus-van-het-normale-bewustzijn-eruit) [8.3 Andere vormen van bewustzijn 66](#andere-vormen-van-bewustzijn) Module 1: Wat is psychologie? ============================= HC 1 en WZ 1: Hoofdstuk 1 Geest, gedrag en psychologische wetenschap + Biopsychosociaal model + CRAAP-test ---------------------------------------------------------------------------------------------------------- ### Wat is psychologie en wat is het niet? #### Definitie psychologie - Letterlijke betekenis psychologie: "de studie van de geest" *Psyche* is Oudgrieks = geest *Logie* = gebied van de studie - Bredere definitie van vandaag - Gedrag = zichtbaar, extern, waarneembare gedragingen - Geestelijke processen = intern, indirecte waarnemingen Psychologie is een wetenschap = kennis die tot stand komt via de empirische cyclus (bekijken, waarnemen, testen, keer op keer → daarom dat geloof ≠ psychologie) Wie past psychologie als wetenschap toe? Waar wordt psychologie toegepast? - Psychologisch consulenten - Psychologen - Psychiaters #### Stepped care/lijnen in de hulpverlening 0^de^ lijn: zelfzorg + mantelzorg Vb. ontspannen, informeel vanuit je omgeving → voor je zorgen maar ook campagnes etc. 1^ste^ lijn: onmiddellijke professionele hulpverlening Vb. huisarts, psycholoog, AWEL, psychotherapie 2^de^ lijn: specifiek doelgerichte gespecialiseerde hulp → enkel via doorverwijzing Vb. psychiaters 3^de^ lijn: residentiële/intramurale zorg Vb. opname in instelling **! psychiaters zijn essentieel onderdeel van 2^de^ en 3^de^ lijn → drukke wachttijden → inzetten op meer versterking bij 0^de^ en 1^ste^ lijn** #### Verschillende sectoren/specialisaties - A&O: arbeids- en organisatiepsychologie - Ergonomische psychologie - Gerontopsychologie - Schoolpsychologie - Forensische psychologie - Omgevingspsychologie - Sportpsychologie - Klinische psychologie - Cross culturele psychologie #### 3 soorten psychologen - Experimentele psychologen → doen onderzoek - Docentpsychologen → geven les - Toegepaste psychologen → meerderheid van actieve psychologen, gebruiken de door experimentele psychologen ontwikkelde kennis om problemen van mensen op te lossen + staan in het werkveld De term "Toegepaste Psychologen" wordt dus FOUTIEF gebruikt voor: - De meerderheid van de actieve psychologen: diegene die de door experimentele psychologen ontwikkelde kennis gebruiken om de problemen van mensen op te lossen en dus in het werkveld staan - Dit gebruik van de term omvat de master psychologiestudenten = juist gebruik - Voor afgestudeerden in de Bachelor in de Toegepaste Psychologie: dit zijn de psychologisch consulenten #### Psychologisch consulent vs. Psycholoog vs. Psychiater ##### Verschil psycholoog vs. Psychologisch consulent +-----------------------------------+-----------------------------------+ | (toegepaste) Psycholoog | Psychologisch consulent | +===================================+===================================+ | 5-jarige opleiding/masterdiploma | 3-jarige opleiding/ | | "Psychologie" | professionele bachelorsdiploma | | | "Toegepaste psychologie" | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Diagnosestelling kan | Diagnosestelling onder supervisie | | (multidisciplinair) | van een master | | | | | | Nadruk op effectief uitvoeren | | | tests en mee nadenken (eveneens | | | multidisciplinair) | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Begeleiding of behandeling | Begeleiding of counseling\ | | | Kan (nog) geen erkende | | Kan na afstuderen starten aan een | therapieopleiding volgen | | therapieopleiding | | | | Kan wel aan | | Doet dus aan | begeleiding/counseling | | begeleiding/counseling (indien | doen; mogelijkheid | | geen therapieopleiding gevolgd) | vervolgopleidingen | | of behandeling/psychotherapie | (counseling). \ | | (indien wel therapieopleiding | \ | | gevolgd)\ | Nadruk op effectief uitvoeren en | | \ | mee nadenken; | | autonoom, | | | eindverantwoordelijkheid | belangrijke rol in preventie en | | | eerste lijn | | | | | | Behandeling onder supervisie van | | | een master | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Beschermde titel! WUG. | Geen erkenning titel | +-----------------------------------+-----------------------------------+ ##### Gelijkenis psycholoog vs. Psychologisch consulent Passen psychologie als wetenschap toe in de praktijk. Counseling/begeleiding én psychotherapie zijn gebaseerd op hedendaagse stromingen ##### Verschil psycholoog vs. Psychiater +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | | Psycholoog | Psychiater | +=======================+=======================+=======================+ | Hulpmiddel | Testen, observatie, | Testen, observatie, | | | gesprek | gesprek | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | Therapievorm | Biopsychosociaal | Vooral medische | | | model | invalshoek (arts) | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | | Geen medicatie | Wel medicatie | | | | mogelijk | | | | | | | | Arts van opleiding | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | Studieobject | Het gedrag/levens- en | De mentale ziekte → | | | relatieproblemen | minder bezig met | | | | levens- en | | | | relatieproblemen | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | Tussenkomst | Beperkte tussenkomst; | Tussenkomst | | mutualiteit | bepaalde voorwaarden; | | | | afhankelijk van | | | | mutualiteit | | | | | | | | Geconventioneerde | | | | psychologen | | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ ##### Nood aan reglementering Bescherming van titels = bescherming van de cliënt Verschil psychologie en pseudopsychologie #### Psychologie als wetenschap in vergelijking met intuïtieve kennis [**Intuïtieve kennis**: ] - Een vorm van direct weten - Kennis uit opvoeding, media, cultuur, relaties, uitgaan, sport,... - "Zesde zintuig", "gezond verstand", \"pseudopsychologie". - Volkswijsheid, gezegden - Eigen levenservaring **Toepassingen van intuïtieve kennis:** - Persoonlijke besluitvorming - Creativiteit - Kan startpunt zijn van wetenschappelijk onderzoek/empirische cyclus **Beperkingen van intuïtieve kennis:** - Gevoelig voor vertekening: vooroordelen, persoonlijke overtuigingen, soorten van bias - Gebrek aan betrouwbaarheid - Dus: vaak fout en niet wetenschappelijk vastgesteld of te stellen - Eigen ogen (net zoals gevoel,...) kunnen bedriegen → illusies - Contradictorische meningen Psychologie is de **WETENSCHAP** van gedrag en geestelijke processen Intuïtieve mensenkennis vs. Psychologie als wetenschap volgt de: ![](media/image2.png) Vb. verspreiden en afnemen van vragenlijsten, rapport met resultaten van leerexperiment met ratten uitgevoerd door experimenteel psycholoog, geschreven rapport van een klinische of A&O psychologisch consulent,... **[Psychologie als wetenschap]** is gebaseerd op: - **Gecontroleerde en herhaalbare** methoden - **Een representatief aantal betrouwbare en valide** metingen - Wetenschappelijke methoden in de diagnostische of klinische cyclus - **Objectieve, systematische observatie** - **Hypothesen formuleren** - **Experimenten** +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Psychologie | Mensenkennis | +===================================+===================================+ | Objectief | Subjectief, intuïtief | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Feiten verzamelen op | Op basis van eigen ervaringen | | systematische wijze; geen | | | speculaties | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Theoretisch | 'De boekjes'...; toevalligheden; | | | beperkt aantal waarnemingen | | Gefundeerd/experiment/wetmatighed | | | en | | | vastleggen | | | | | | Literatuur; veel onderzoek | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Controleerbaar | Oncontroleerbaar | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Gedrag beschrijven, verklaren, | Gedrag verklaren vanuit onze | | voorspellen, beïnvloeden | ervaring, vanuit sociale | | | contacten; door zelfkennis, | | | zelfontleding | +-----------------------------------+-----------------------------------+ #### Hoe doe je aan psychologie als wetenschap? Door het **verschil** tussen psychologie als wetenschap en intuïtieve mensenkennis **te begrijpen en te herkennen**. Door informatie/kennis te gebruiken dat via de **empirische cyclus, empirische onderzoeksmethoden** (zie enkele voorbeelden op slide 32) of via **betrouwbare bronnen** is gevonden (enkele voorbeelden van betrouwbare bronnen in **bijlage 1**). Door de **empirische cyclus** toe te passen in de praktijk. Door **kritische vragen** te stellen (zie 6 kritische vragen die volgen in deel 2 van WC) bij bronnen, nieuwe methodieken of nieuwe concepten in de praktijk. **Gebruik de CRAAP-test** om (internet)bronnen te beoordelen op hun betrouwbaarheid. Zie ook deel 2 van dit WC. Door aan **evidence-based practice** te doen. (Integreren van individuele klinische expertise EN extern bewijsmateriaal uit systematisch onderzoek. Je combineert hier dus je eigen ervaring (opleiding, werk-, levenservaring, eigen referentiekader) met correcte bronnen en wetenschappelijke vakliteratuur.) Hoe doe je aan psychologie als wetenschap? 6 belangrijke kritische vragen om jezelf steeds te stellen in de praktijk: 1. Wat is de bron van de informatie? 2. Is de bewering redelijk of extreem? 3. Wat is het bewijsmateriaal? 4. Kan er een bias zijn die de conclusie beïnvloed? 5. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden? 6. Zijn er verschillende invalshoeken nodig om het probleem te begrijpen/op te lossen? Moraal van het verhaal: - Gezondheid (mentaal, fysiek): belang van **gekwalificeerde professionals die evidence-based werken**. - Ga steeds na of bepaalde (nieuwe) methodieken, termen in de praktijk, wetenschappelijk onderbouwd zijn.\ = verschil psychologie (wetenschappelijk weten) vs. Pseudopsychologie (intuïtief aanvoelen) - **WAAR vind je wetenschappelijke basis voor theorieën, methodieken?**\ **Zie bijlage 1**: bronnen niet uit hoofd te kennen, wel kunnen toepassen/kunnen raadplegen! Gebruik ook de **CRAAP-test** en **de zes kritische** vragen om na te gaan of bronnen wetenschappelijk zijn en betrouwbaar. **[Biomedisch model]** Historisch dominante visie op ziekte en gezondheid - **Descartes**' mechanistische, dualistische visie (zie ook HC 2) Kenmerken - Enkel aandacht voor biologische oorzaken en behandelingen van ziektes Lineaire visie - Ziekte → klachten → omgaan met klachten Sterktes - Waardevolle inzichten & wetenschappelijke basis voor medische vooruitgang Beperkingen - Zie kritiek **George Engel** **[Kritiek op biomedisch model:]** Reductie tot biologische factoren Geen holistische benadering - Belang van integreren biologische, psychologische en sociale factoren - Belang van interacties tussen biopsychosociale factoren Gaat uit van 1-1 relatie, maar... - Geen verklaring voor symptomen zonder biologische oorzaak - Geen verklaring voor biologische afwijkingen zonder symptomen - Geen verklaring voor disproportionele relatie tussen biologische oorzaak en symptomen - Geen verklaring voor individuele verschillen Patiënt als passieve ontvanger van medische behandelingen Beperkte aandacht voor preventie! **[Biopsychosociaal model]** Reactie op beperkingen biomedisch model Ziekte en gezondheid als resultaat van de [interacties] tussen biologische, psychologische en sociale factoren - **Biologische factoren: ** - genetische aanleg, temperament/persoonlijkheid (bv. big 5), fysiologische processen, biochemische reacties (bv. medicatie), anatomie, leeftijd, geslacht... - **Psychologische factoren: ** - **G**evoelens/emoties (bv. angst), **g**edachten (bv. verwachtingen, overtuigingen), **g**edrag (bv. coping). **Denk aan de 3G's!** - **Sociale factoren: ** - interpersoonlijke relaties (bv. sociale steun), sociale omgeving (bv. schoolbeleid), sociaaleconomische context (bv. gezonde voeding), cultuur (bv. zorg voor ouderen) ![](media/image4.png)Model van de moderne psychologie om naar gedrag, cliënt, casus, fenomeen te kijken. Al het gedrag/menselijk functioneren (dus ook ziekte) is een gevolg van drie invloeden/perspectieven: → "**[Bio]**\": biologische invloed → "**[Sociaal]**\": sociale invloed Een fenomeen of gedrag begrijpen= kan enkel door aan de drie invloeden aandacht te besteden!!! (holistische benadering) Ontwikkeling van een biopsychosociaal referentiekader Biopsychosociale factoren kunnen op verschillende manieren een positieve (+) of negatieve (-) invloed hebben op ziekte en gezondheid - **[Predispositionele factoren]** - Bv. hoge intelligentie (+), hechtingsproblemen (-) - **[Uitlokkende/versnellende factoren]** - Bv. scheiding ouders (-), pesten (-), traumatische ervaringen (-) - **[Onderhoudende factoren]** - Bv. sociale steun (+), lage sociaaleconomische status (-) **Beperkingen biopsychosociaal model:** - Heel vaag en algemeen - Veel aandacht voor de 3 afzonderlijke invloeden, maar minder voor de onderlinge invloeden - Praktische limitaties: - Duur (financieel) - Tijdsintensief - Geen duidelijke richtlijnen - Te weinig psychosociale opleiding artsen Sterktes biopsychosociaal model: - Erkenning complexiteit van relatie tussen ziekte & gezondheid - Preventie, diagnostiek en behandeling: - Aandacht voor psychologische en sociale factoren - Aandacht voor interacties tussen biopsychosociale factoren - Verklaring probleem 1-1 relatie - Basis voor multi-, inter- en trans disciplinaire zorg - Basis voor persoon-gecentreerde aanpak HC 2 en WZ 2: Hoofdstuk 1 Geest, gedrag en psychologische wetenschap -------------------------------------------------------------------- ### 2.1 Ontstaan psychologie #### Oudheid (4^de^ eeuw V.C.) Filosofie hield zich bezig met psychologische kwesties: Griekse, klassieke filosofen - **Plato**: onderscheid tussen de ware/ideale/onzichtbare wereld (ziel en rede) en de zichtbare/veranderlijke/onvolmaakte wereld (observaties) - **Aristoteles**: formuleert axioma's (echte kennis wordt bekomen door rede) Ook in andere delen van de wereld ontstaan er voorlopers van psychologie als wetenschap - Azië (India, China): **yoga** en **meditatie** - Afrika, oorspronkelijke Amerikaanse bevolking, Rusland: **Sjamanen/genezers** ontwikkelen behandelingen, "Volkspsychologie" #### Middeleeuwen (500 tot 1500 na Christus) **Kerk is de belangrijkste bron** - Menselijke geest, lichaam = een mysterie waar de mens zich niet mee mag bezighouden, valt niet te onderzoeken - Geleerden kopiëren en becommentariëren enkel (klassieke filosofen en kerkvaders) - Geen focus op kritisch denken Middeleeuws Europa: **psychische stoornissen** als teken van de **duivel.** Ze verbleven in cellen van ziekenhuizen of gevangenissen. - Therapie bestond niet! Enkel exorcisme - Nog steeds het geval op sommige plaatsen van de wereld Tot nu toe zijn ALLE voorlopers van psychologie gebaseerd op **intuïtie** #### Wetenschappelijke revolutie (16^de^-17^de^ eeuw in Europa) Ware kennis verklaren op basis van **systematische observatie en het actief ingrijpen in de wereld** - Zowel in filosofie als in natuurwetenschappen: **focus op zélf kritisch denken** - Psychologie wordt belangrijk nieuw thema binnen het **filosofisch denken** - Ontstaan **natuurwetenschappelijke methodes** **Impulsen vanuit de filosofie**: **Descartes**: één van de grondleggers van de moderne psychologie - Scheiding van **geest en lichaam** (hersenen, gedrag en denken) - "heilig deel" vs. Beeld van lichaam als machine (1 op 1 relatie lichaam -- symptomen) - **Menselijke gevoelens, gedrag, mentale ziekten, \... konden/mochten bestudeerd worden als onderdeel van het lichaam** (en zijn geen onderdeel meer van het van het Goddelijke) → medische revolutie!! - Hij ging ALLES in twijfel trekken → enkel door nadenken kan er tot kennis gekomen worden (zo hard twijfelen aan zaken dat er uiteindelijk niet meer aan getwijfeld kan worden) Verschillende visies op hoe kennis te vergaren/verschillende stromingen binnen filosofie **Rationalisme:\ **Descartes: het eigen denken of de **ratio **als bron van kennis (nature, de biologie, gedachten als onderdeel van het lichaam) **Empirisme:\ Locke**: "Tabula Rasa": waarnemingen, observaties, ervaringen en experimenten als bron van kennis (nurture). **Impulsen vanuit de natuurwetenschappen** **Copernicus**: De zon is het centrum; planeten, inclusief de aarde, draaien eromheen. **Galilei**: Bewees Copernicus' theorie met telescopische waarnemingen en benadrukte experimenten. **Newton**: Ontdekte zwaartekracht en natuurwetten die beweging op aarde en in het universum verklaren. **Nieuwe ontdekkingen in de geneeskunde**: Ontdekkingen zoals bacteriën, vaccinaties en antiseptica verbeterden de gezondheidszorg enorm. #### 19^de^ eeuw Evolutietheorie van Darwin: - Mens = dier - Natuurlijke selectie (survival of the fittest) - Genetische variatie tussen personen - Groeit uit tot biologisch perspectief (zie lager) Resultaat wetenschappelijke revolutie: start psychologie als wetenschap pas vanaf 19^de^ eeuw (dankzij Wundt) - Wundt = arts en wetenschapper - Past natuurwetenschappelijke methoden toe op het domein van de psychologie - De eerste psycholoog! "Vader van de psychologie" - Start cognitieve stroming #### Modernere tijden (20^ste^ eeuw) Komst psychiatrische inrichtingen - In beste geval lichamelijke verzorging. - Therapeutische behandelingen/begeleidingen minimaal aanwezig. - Nog vaak wrede, beschadigende 'therapieën'. **Door komst psychologie als wetenschap: start evidence-based theorieën en behandelingen (o.a. psychotherapie).** ### Ontstaan van \"de\" psychologie \"De\" psychologie, bestaat niet. Constant groeiende, veranderende discipline. [Psychologie en therapie in historisch/cultureel perspectief]: \ Hoe wij omgaan met psychologische topics, o.a. psychische stoornissen zien= afhankelijk van waar we wonen\.... - **Individualistische** Westerse culturen (Europa, Noord-Amerika): als een ziekteproces, gevolg van ongezonde omgeving en/of stressoren. - Meer **collectivistische culturen**: - Azië: als een verstoring van de verbinding van het individu met de groep. - Afrika: als een vervreemding van de natuur, van de gemeenschap of als spirituele vervreemding van de voorouderlijke geesten. ### 2.2 Wat zijn de zes belangrijkste perspectieven van de psychologie? Elk van deze perspectieven moet in jullie "psychologische gereedschapskist" terecht komen om naar een casus/cliënt te kijken. - = Holistische benadering - = In lijn met biopsychosociaal model: zie WZ 1 Deze stromingen/perspectieven in de psychologie liggen mee aan de basis van psychotherapie maar ook aan (de opleidingen tot) counseling/begeleidingstrajecten. #### 1. Biologisch perspectief ![](media/image6.png)Psychologische verklaringen ↔ lichamelijke eigenschappen. Voorlopers: - **Descartes**: die ook stelde dat denkprocessen deel van het lichaam waren. Biologisch perspectief voegt lichaam en geest opnieuw volledig samen. - Evolutietheorie **Darwin** Geleid tot vakgebied van: - **Neurowetenschappen**: bestudeert de hersenen. - **Evolutionaire psychologie**: Bestudeert gedrag/mentale processen in hoe ze persoon in staat stellen om te overleven en voor te planten. **Soorten therapie **die aansluiten bij dit perspectief: - Behandeling met **medicijnen/psychofarmaca** - Psychochirurgie en therapieën via **hersenstimulatie** **Lichamelijke processen en lichamelijke eigenschappen** bepalen ons gedrag, gedachten... Voorbeelden: - Te traag werkende schildklier als oorzaak lusteloosheid - Tekort aan serotonine als oorzaak depressieve gevoelens - Eetstoornis: er is een genetische component bij eetstoornissen (tweelingstudies). Bv: aanleg tot zelfopgewekt braken. #### 2. Cognitief perspectief Het bewustzijn bestaat uit elementaire processen (geheugen, aandacht,...\ =de hoofdstukken van dit vak!!). Het is aan de psychologie om deze elementen te onderzoeken. Ziet de mens als een informatieverwerker/computer met een input en een output De wijze waarop wij info verwerken, bepalen ons gedrag: - Goede informatieverwerkingsstrategieën = psychische gezondheid - Psychische stoornissen = gevolg van slechte informatieverwerkingsstrategieën ![](media/image8.png) Voorlopers: **Wilhelm Wundt: "eerste psycholoog" **(1879) - Eerste laboratorium voor experimentele psychologie, universiteit Leipzig. - Chemie (tabel Mendeljev) als inspiratie: ook het bewustzijn kan worden opgesplitst in **elementaire onderdelen**. - Vooral **studie van de bewuste waarneming**: onderzocht o.a. de reactiesnelheid van studenten. - Ontwikkelt introspectie als nieuwe methodiek. Geleid tot vakgebied van: 1. **Structuralisme** (USA) **Titchener** = verderzetting/leerling Wundt: elementaire onderdelen van de geest= "structuren". Methoden: introspectie + experimenten. 2. Tegenreactie: **gestaltpsychologie** (Europa) "het geheel is meer dan de (elementaire) onderdelen" (→ leidt later tot holistisch perspectief) Geleid tot vakgebied van: 3. Tegenreactie/kritiek op Wundt/Titchener: **Functionalisme** (USA):\ i.p.v. te focussen op de elementen/structuren waaruit het bewustzijn is opgebouwd, moeten psychologen kijken naar de **functies of het doel van bepaalde menselijke gedragingen** in het dagelijks leven.\ Methoden: introspectie + dierproeven. 4. Algemene kritiek op het cognitieve perspectief: 1, 2 en 3 allen ervaren als te "subjectief" door introspectieve methodiek. **Komst computer (brain imaging technieken) maakt modern cognitief perspectief mogelijk.** **Therapie** die uit deze stroming/perspectief voortkomen: **Cognitieve therapie** Idee: Disfunctionele gedachten veroorzaken psychische stoornissen. Voorbeelden? **Beck's Cognitieve therapie voor depressie** - Negatieve zelfspraak als oorzaak van depressie. - Doel: aanleren van positieve denkwijze. Confrontatie aangaan met destructieve gedachten. - Effectiviteit even groot als medicamenteuze behandeling van depressie. Geïnteresseerd in hoe onze gedachten, emoties, geheugen, informatieverwerkingsstrategieën ons gedrag bepalen en beïnvloeden. #### 3. Behavioristische of gedragsperspectief Grondleggers** Watson (USA), Skinner** - Groeit uit het empirisme: kennis enkel mogelijk op basis van\ waarnemingen. - Psychologen mogen enkel bestuderen wat je kan zien/waarnemen/ objectief kan testen (niet het 'onzichtbare', de 'geest', 'bewustzijn', zoals Wundt, de structuralisten, functionalisten probeerden). - Het enige wat je kan zien van de menselijke psyche is het gedrag. - Gedrag= gevolg van stimuli uit de omgeving, niet door innerlijke mentale processen. Geïnteresseerd in hoe gedrag beïnvloed wordt door de consequenties (gevolgen) ervan en hoe de omgeving (stimuli) invloed hebben op ons gedrag. "Onzichtbare\" processen zoals emoties en gedachten moeten uit het onderzoeksveld gehouden worden (\"black box\"). Beschrijven het menselijk functioneren in termen van S-R connecties (conditioneringsprincipes, zie hoofdstuk 4, leren) (S= stimuli, R= reactie) ![](media/image10.png) ![](media/image12.png)![](media/image12.png) **Therapie** die bij dit perspectief aansluit: **Gedragstherapie**: gedrag veranderen d.m.v. conditioneringsprincipes (zie HC 3). Negatief gedrag veranderen in positief gedrag of\ effectieve gedragspatronen. Idee: ongewenst gedrag is aangeleerd, dus kan je ook weer afleren. Voorbeelden eetstoornis: - hoe werd de persoon met de stoornis in het verleden **beloond** voor haar/zijn/x gedrag: door mager te worden/lichamelijk verschil te zien, complimenten uit omgeving? Hoe werd dit gedrag **aangeleerd**? Zag deze persoon dit bij anderen? Hoe reageren de ouders op de eetstoornis? Met aandacht? Zijn ze extreem streng en is de eetstoornis een manier om zelf controle te krijgen? Samenvoeging van cognitief perspectief (2) en behavioristisch perspectief (3) op vlak van therapie Dan krijg je een \"super\" behandeling= **Cognitieve gedragstherapie (CGT)** - "Een van de grootste successen in de psychologie". - Richt zich zowel op cognities (irrationele denkprocessen, emoties, zelfbeeld) als op gedrag. - Doel: irrationele zelfspraak wijzigen, bereikbare doelen opstellen (!), realistische strategieën bedenken om die doelen te bereiken. Nieuwe kennis en gevoel van zelfredzaamheid ontwikkelen. - Zeer effectief bij o.a. depressies, alcoholisme, PTSS\... Even effectief of effectiever dan medicatie. Bij de stoornissen schizofrenie en bipolaire stoornis is de combinatie van CGT met medicatie effectiever dan een van beide therapieën afzonderlijk. - Uit hersenscans blijkt dat CGT de hersenen zelf kan veranderen. #### 4. Perspectieven vanuit de hele persoon ##### 4.1 Psychodynamische psychologie/dieptepsychologie **Grondlegger: Freud **(Europa) - Kritiek op Wundt, structuralisme (USA):\ Te veel focus op bewustzijn. Idee Freud: veel van onze **persoonlijkheid en psychische stoornissen ontstaan uit processen in de onbewuste geest.** - Wou met zijn theorie de hele persoon verklaren, niet slechts enkele\ onderdelen (aandacht, geheugen, perceptie...) **Kritiek op Freud**: grondleggers niet geslaagd in wetenschappelijke onderzoeksmethode, hedendaagse psychoanalyse tracht methoden wel wetenschappelijk te onderbouwen. **Therapie** die aansluit bij deze stroming/perspectief: - psychoanalytische behandelmethode= **psychoanalyse** - Doel: inhoud van het onbewuste naar het bewuste brengen. - Hoe/methode: vrije associatie, droominterpretatie, hypnose, analyse van overdracht ![](media/image14.png) Voorbeeld eetstoornis: - De eetstoornis is slechts het symptoom aan de oppervlakte. Wordt veroorzaakt door onbewuste conflicten, eventueel (seksueel) trauma uit het verleden/kinder/jeugdperiode, verdrongen taboe rond het 'niet dik mogen zijn', gevolg van de doodsdrift,... - Doel therapie: de onbewuste drijfveren onderzoeken aan de hand van diepgaande analyse van dromen, versprekingen, gesprekstherapie... ##### 4.2 Humanistische psychologie **Ontstaansidee: ** - **Psychodynamische** focust te sterk op 'duistere' onbewust krachten (conflicten, agressie...) - **Behaviorisme**: mens is meer dan S-R (een reactie op prikkels uit de omgeving), meer dan een 'laborat': innerlijke (gedachten, emoties) doen er wél toe Grondlegger: **Carl Rogers** - Rogers ontwikkelde de **grondhouding voor hulpverleners: empathie, ****onvoorwaardelijke acceptatie en echtheid/authenticiteit **=bepaalt nog steeds de huidige praktijk van counseling/therapie! Nadruk op positieve kant van de menselijke natuur: - Mogelijkheden, groei, potentieel, verantwoordelijkheid, creativiteit, zelfontplooiing - Belang van vrije wil in het nemen van beslissingen en het bepalen eigen leven/pad - Kennen van jezelf/eigen fysieke en emotionele behoeften hebben invloed op je gedachten/handelen/emoties zorgen dat je eigen potentieel kan ontwikkelen Geleid tot vakgebied van: De **positieve psychologie ** - Stroming die zich focust op de wenselijke aspecten van het functioneren: optimisme, geluk, \ sociale steun, gezondheid i.p.v. op psychopathologie. - Meer aandacht aan wetenschappelijke onderbouwing dan humanistische psychologen. **Therapie** die aansluit bij deze stroming: Door Carl Rogers ontwikkelde humanistische therapie= **cliëntgerichte therapie** Hoe? - Voedende, veilige omgeving realiseren in therapie waarin mensen hun conflicten kunnen verwerken: "fully functioning person" worden. - Gevoelsreflecties maken= spiegelen= reflectief luisteren: parafraseren van inhoud. - Oprechtheid, empathie, positieve waardering, feedback **APA (American Psychological Association)**: "effectieve therapieën hebben\ Rogeriaanse eigenschappen gemeenschappelijk"! Voorbeeld eetstoornis: - De eetstoornis is ongewenst, negatief gedrag, hier gaan humanistische/cliëntgerichte psychologen** niet** op focussen. Niet de stoornis, de problemen, klachten of \"waarom\" deze persoon dat gedrag stelt worden besproken, maar wel het potentieel van de cliënt tot groei, zelfontplooiing (wat zijn de doelen van deze cliënt in de toekomst?). Welke beslissingen wil deze persoon nemen in haar/zijn/x verdere leven? Focussen op positief, gezond gedrag, de sociale steun in het netwerk. Veel empathie, begrip en acceptatie tonen in de gesprekken met de cliënt. ##### 4.3 Psychologie van karaktertrekken en temperament Verschillen tussen mensen = verschillen **in stabiele** kenmerken en neigingen: - Karaktertrekken/persoonlijkheidstrekken en temperamenten - Consistent doorheen leven - Ongeveer gelijkaardige reactie in verschillende situaties. Voorbeeld eetstoornis: - Angstige persoonlijkheid heeft meer kans op ontwikkelen van eetstoornis (en depressie). #### 5. Ontwikkelingsperspectief Focus op de invloed van erfelijkheid, omgeving en voorspelbare veranderingen die zich voordoen tijdens de levensloop. - **Nature** (genen) vs. **nurture** (omgeving). - In dit perspectief komt het biologische perspectief (nature) en het behavioristische perspectief (nurture) samen. Voorbeeld eetstoornis: - Combinatie genetica en omgeving/geleerd gedrag (bv strenge ouders, zus/broer die ook eetstoornis heeft). #### 6. Socioculturele perspectief Bestudeert de invloed van sociale interactie (groepen waartoe we behoren), sociaal leren en cultuur op ons functioneren - Onderzoeken de kracht van de situatie, van groepen op ons gedrag - Cultuur lang niet in rekening gebracht. Veel psychologisch onderzoek uit Europa en Noord-Amerika (bij blanke psychologiestudenten) Geleid tot vakgebied van: - **Crossculturele psychologie**: onderzoekt de wetten van de psychologie in andere culturele contexten. - **Sociale psychologie** Voorbeeld eetstoornis: - Welke invloeden zijn er door onze samenleving waardoor de cliënt druk voelt om mager te zijn? (gebruik sociale media, dunne modepoppen in etalages). Tot welke groepen behoort het individu en welke druk is daar op vlak van fysiek voorkomen? ![](media/image16.jpeg) Module 2: Leren en omgeving =========================== HC 3 en WZ3: Hoofdstuk 4 Leren en omgeving ------------------------------------------ **Leren** is: een proces waarbij ervaringen leiden tot blijvende veranderingen in gedrag of cognitieve processen. **[Instinct vs. leren]:** - *Nature vs. nurture*: Debat over aangeboren eigenschappen (nature) versus aangeleerd gedrag (nurture). - *Alles is leren*: Zonder leren zouden we enkel afhankelijk zijn van reflexen; leren biedt flexibiliteit. - *Instinctief gedrag*: Gedrag dat genetisch geprogrammeerd is. **[Soorten leren]:** *Eenvoudig leren:* (1 stimulus betrokken) ***Habituatie***: afname van respons op herhaalde, niet-bedreigende stimuli. ***Mere exposure-effect***: voorkeur voor stimuli waaraan men vaker is blootgesteld. *Complexer leren:* (meerdere stimuli betrokken) ***Stimulus-respons leren** (S-R-leren)*: leren via associatie tussen stimuli en reacties. *Interne cognitieve processen*: leren volgens de cognitieve psychologie **S-R-leren vs. cognitief leren:** ***Behavioristen***: richten zich op waarneembaar gedrag en externe stimuli (wat zichtbaar is). ***Cognitieve psychologen***: pleiten voor het betrekken van interne processen, zoals gedachten en interpretaties, bij het begrip van leren. **Hoe verklaart klassieke conditionering leren?** **[Ivan Pavlov (1849-1936)]** - Pavlov, een fysioloog, ontdekte klassieke conditionering tijdens onderzoek naar het spijsverteringssysteem van honden. Hij merkte op dat honden speeksel gingen afscheiden (kwijlen) nog voordat het voedsel in hun bek kwam, bijvoorbeeld bij het horen van voetstappen. Hij is per toeval gestoten op het objectief model van leren (klassieke conditionering) **[Kernpunten klassieke conditionering (S-R-leren)]** - *Definitie:* Een vorm van stimulus-respons-leren waarbij een aanvankelijk neutrale stimulus (NS) het vermogen krijgt om dezelfde aangeboren reflex op te roepen als een ongeconditioneerde stimulus (UCS). De NS wordt dan een geconditioneerde stimulus (CS) die de geconditioneerde respons (CR) uitlokt. **1. Verwerving:** **2. Extinctie (uitdoving) en spontaan herstel:** - De afname van de geconditioneerde respons (CR) wanneer de geconditioneerde stimulus (CS) herhaaldelijk wordt aangeboden zonder de ongeconditioneerde stimulus (UCS). Dit leidt uiteindelijk tot het verdwijnen van de CR, omdat de associatie tussen de CS en UCS verzwakt. - Het onverwachte terugkeren van de uitgedoofde CR na een rustperiode zonder verdere conditionering. Hoewel de CR tijdelijk uitdooft, kan deze opnieuw opduiken, wat aangeeft dat het geleerde niet volledig is verdwenen. **Geconditioneerde respons:** - Blijft niet permanent in het gedragsrepertoire aanwezig. - Kan tijdelijk onderdrukt worden door extinctie. - Dooft uit na herhaaldelijk aanbieden van de CS zonder de UCS, maar kan spontaan herstellen. **3. Stimulusgeneralisatie en -discriminatie** - **Generalisatie**: de uitbreiding van de aangeleerde respons naar stimuli die lijken op de geconditioneerde stimuli (aangeleerde responsen toepassen in nieuwe situaties) - **Discriminatie**: het leren van een nieuwe respons op een specifieke stimulus, maar niet op daarop gelijkende stimuli (selectief leren) **[Toepassingen -- Kleine Albert]** - **Kleine Albert Experiment:** - Uitgevoerd door John Watson en Rosalie Rayner in 1920. - Doel: aantonen dat emotionele reacties (zoals angst) aangeleerd kunnen worden via klassieke conditionering. - **Procedure:** Kleine Albert werd blootgesteld aan een witte rat (neutrale stimulus), die geen angst opriep. Telkens wanneer Albert de rat zag, werd een luid geluid (ongeconditioneerde stimulus) geproduceerd, waardoor Albert schrok (ongeconditioneerde respons). Na herhaalde paringen van de rat en het geluid, begon Albert angst te vertonen (geconditioneerde respons) alleen al bij het zien van de rat (geconditioneerde stimulus). - **Stimulusgeneralisatie:** Albert vertoonde ook angst voor andere harige objecten, zoals konijnen of bontjassen. - **Posttraumatische stressstoornis (PTSS):** - PTSS kan ontstaan wanneer iemand een traumatische ervaring koppelt aan specifieke stimuli, waardoor deze stimuli in de toekomst een angstreactie (CR) oproepen, zelfs zonder de aanwezigheid van het oorspronkelijke trauma. - PTSS is een voorbeeld van een klassiek geconditioneerde angstrespons. - **Contraconditionering:** - **Definitie:** Een techniek om een geconditioneerde angstrespons (CR) te verminderen door de CS (bijv. de rat) te koppelen aan een nieuwe respons, zoals ontspanning. - **Toepassing:** In het geval van angst (bijv. bij Kleine Albert), kan men proberen de angst (CR) te elimineren door de CS (de rat) te koppelen aan een ontspanningsrespons, wat kan leiden tot extinctie van de angst en conditionering van een nieuwe, positieve respons. **[Toepassingen -- voedselaversies en biologische predispositie]** - **Voedselaversies:** - Een unieke vorm van klassieke conditionering waarbij een neutrale stimulus (bijv. een bepaald voedsel) geassocieerd wordt met een negatieve ervaring (bijv. misselijkheid of ziekte). - Dit type conditionering kan zelfs optreden wanneer er een lange tijd zit tussen de consumptie van het voedsel (neutrale stimulus) en de ongeconditioneerde respons (misselijkheid). Bijvoorbeeld: \"Ik heb vast iets verkeerds gegeten." - **Evolutionair nut:** Voedselaversies hebben een overlevingsfunctie, aangezien ze helpen voorkomen dat we giftige of schadelijke stoffen opnieuw consumeren. - **Geconditioneerde aversies:** - **Nature (ingebouwd):** Sommige aversies zijn biologisch bepaald en hebben een evolutionaire basis, zoals het vermijden van bitter voedsel dat giftig kan zijn. - **Nurture (aangeleerd):** Andere aversies kunnen worden aangeleerd door ervaringen of sociale contexten, zoals het vermijden van voedsel dat eerder misselijkheid veroorzaakte. - **Biologische predispositie:** - Bepaalde fobieën of angsten kunnen worden verklaard door genetische *preparedness*, waarbij individuen evolutionair geprogrammeerd zijn om sneller angst te ontwikkelen voor specifieke stimuli (bijv. spinnen, slangen) die vroeger een bedreiging voor overleving vormden. - Deze predispositie gaat verder dan smaak- en voedselaversies en verklaart waarom sommige mensen sneller geconditioneerde angsten of fobieën ontwikkelen dan anderen. **[Hoe leren we nieuw gedrag door operante conditionering?]** - **Operant gedrag:** Waarneembaar gedrag dat een organisme gebruikt om actief in te spelen op de omgeving en deze te beïnvloeden. Dit gedrag wordt beïnvloed door de gevolgen ervan, wat resulteert in een verandering van de kans dat het gedrag zich opnieuw voordoet. - **Operante conditionering:** Een vorm van stimulus-respons-leren waarbij de waarschijnlijkheid van een gedragsrespons wordt aangepast door de gevolgen van dat gedrag. Positieve uitkomsten (beloningen) vergroten de kans dat het gedrag zich herhaalt, terwijl negatieve uitkomsten (straffen) de kans verkleinen. **Belangrijke bijdragen:** - **B.F. Skinner (1904-1990):** - Psycholoog en pionier van operante conditionering. - Stelde dat gedrag voornamelijk wordt beïnvloed door de gevolgen ervan (bekrachtiging of straf). - **Skinner Box:** Een experimenteel apparaat dat werd gebruikt om de invloed van beloningen (bekrachtiging) of straffen op gedrag te onderzoeken bij dieren, zoals ratten en duiven. Gedrag zoals het drukken op een hendel werd beloond met voedsel, wat leidde tot herhaling van dat gedrag. - **Edward Thorndike (1874-1949):** - Psycholoog die het idee introduceerde dat gedrag wordt gestuurd door de gevolgen ervan. - **Puzzeldoos van Thorndike:** In dit experiment probeerden dieren (katten) via trial-and-error een oplossing te vinden om uit een doos te ontsnappen en een beloning te krijgen. Wanneer de katten de juiste actie uitvoerden, zoals het trekken aan een hendel, werden ze beloond met voedsel. - **Wet van het effect:** Gedrag dat leidt tot bevredigende gevolgen wordt versterkt en zal vaker voorkomen, terwijl gedrag dat leidt tot onprettige gevolgen wordt verzwakt en minder vaak zal optreden. **Verschil met klassieke conditionering:** - **Klassieke conditionering:** Passieve, onwillekeurige reflexen worden geconditioneerd door associatie van stimuli. - **Operante conditionering:** Complexere gedragingen worden actief geleerd en aangepast door de gevolgen van die gedragingen (bekrachtiging of straf). **[Principes van operante conditionering: bekrachtiging]** - **Positieve bekrachtiging:** Het aanbieden van een aangename stimulus na een respons, waardoor de kans groter wordt dat het gedrag zich herhaalt. Bijvoorbeeld: een kind krijgt een snoepje voor goed gedrag. - **Negatieve bekrachtiging:** Het wegnemen van een onaangename of aversieve stimulus na een respons, waardoor de kans op herhaling van het gedrag toeneemt. Bijvoorbeeld: een luide piep stopt wanneer een persoon zijn gordel omdoet in de auto. **Gradaties van bekrachtiging:** - **Timing en frequentie:** Deze factoren bepalen hoe effectief de bekrachtiging is. - **Continue bekrachtiging:** Alle correcte responsen worden bekrachtigd. - **Voordeel:** Snelle aanleren van het gewenste gedrag. - **Nadeel:** Het bekrachtigende effect kan afnemen door verzadiging. - **Shaping (stapsgewijze beloning):** Het belonen van steeds betere benaderingen van het gewenste gedrag, totdat het uiteindelijke doelgedrag is bereikt. Dit wordt vaak gebruikt om complex gedrag aan te leren. - **Intermitterende bekrachtiging (partiële bekrachtiging):** Slechts enkele, maar niet alle, correcte responsen worden bekrachtigd. - **Voordeel:** Het gedrag is beter bestand tegen extinctie, omdat de verwachting van bekrachtiging onvoorspelbaar is. **Soorten bekrachtigers:** - **Primaire bekrachtiger:** Een stimulus die een biologische behoefte of verlangen bevredigt, zoals voedsel, water of onderdak. - **Secundaire bekrachtiger (geconditioneerde bekrachtiger):** Een stimulus die bekrachtigende waarde krijgt door een aangeleerde associatie met een primaire bekrachtiger, zoals geld (dat toegang geeft tot primaire bekrachtigers als voedsel). **Token economy (beloningssystemen):** - Een systeem waarin individuen tokens verdienen voor het vertonen van gewenst gedrag, die later ingewisseld kunnen worden voor een beloning. Dit wordt veel gebruikt in scholen, instellingen of therapeutische settings om gedrag te versterken. **[Het probleem van straf]** - **Straf:** Een situatie die volgt op een respons en ervoor zorgt dat de frequentie van die respons afneemt. Straf kan effectief zijn om ongewenst gedrag te verminderen, maar het kent enkele problemen en beperkingen. **Soorten straf:** - **Positieve straf:** Het toedienen van een vervelende of aversieve stimulus na een ongewenste respons, om dat gedrag te verminderen. Bijvoorbeeld: een kind krijgt een standje (aversieve stimulus) na het maken van een fout. - **Negatieve straf:** Het wegnemen van een aantrekkelijke stimulus na een ongewenste respons. Bijvoorbeeld: een kind verliest zijn speeltijd (aantrekkelijke stimulus) omdat het ongehoorzaam was. Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving **Het probleem van straf:** 1. **Effect op lange termijn:** Hoewel straf ongewenst gedrag op korte termijn kan verminderen, leert het het individu niet wat het *juiste* gedrag is. Het onderdrukt alleen het ongewenste gedrag. 2. **Ongewenste bijwerkingen:** Straf kan negatieve emoties zoals angst, vijandigheid, of frustratie veroorzaken, wat op de lange termijn andere problemen kan opleveren, zoals vermijdingsgedrag of een verstoorde relatie met degene die straft. 3. **Modellering van agressie:** Vooral bij het toepassen van fysieke of agressieve straffen kan het individu leren dat agressie een legitieme manier is om problemen op te lossen. Dit kan leiden tot meer agressief gedrag. 4. **Verminderde effectiviteit:** Straf kan zijn effect verliezen als het te vaak wordt toegepast of als het individu leert om de straf te vermijden zonder het ongewenste gedrag daadwerkelijk te veranderen. 5. **Focus op ongewenst gedrag:** Straf richt zich op het verminderen van ongewenst gedrag, maar versterkt geen gewenst gedrag. Dit kan de kans op het ontwikkelen van positief gedrag beperken. **Verschil tussen negatieve bekrachtiging en positieve straf:** - ![](media/image18.png)**Negatieve bekrachtiging:** Het wegnemen van een aversieve stimulus om gewenst gedrag te versterken. Bijvoorbeeld: een luide piep stopt wanneer iemand zijn gordel omdoet (gedrag versterken). - **Positieve straf:** Het toedienen van een vervelende stimulus na een ongewenste respons om het gedrag te verminderen. Bijvoorbeeld: een kind krijgt een standje voor ongewenst gedrag (gedrag verminderen). Hoewel beide technieken gedrag beïnvloeden, versterken ze in verschillende richtingen. Negatieve bekrachtiging versterkt gewenst gedrag, terwijl positieve straf ongewenst gedrag onderdrukt. **[Vergelijking tussen operante en klassieke conditionering]** Kenmerk Klassieke Conditionering Operante Conditionering -------------------------- --------------------------------------------------------------------------------------------------- -------------------------------------------------------------- Leren Passief (reflexen) Actief (vrijwillige gedragingen) Associatie Associatie tussen twee stimuli Associatie tussen gedrag en gevolgen Volgorde Stimulus → Respons Respons → Stimulus Doel Leert een organisme om te reageren op een specifieke stimulus Leert een organisme nieuw gedrag door beloningen of straffen Extinctie Afname van de geconditioneerde respons door het weglaten van de ongeconditioneerde stimulus (UCS) Afname van het gedrag door het weglaten van bekrachtiging Gedrag op nieuwe stimuli Gelijkaardig gedrag kan optreden bij vergelijkbare stimuli (stimulusgeneralizatie) Gericht op het belonen van nieuw gedrag (shaping) **Belangrijkste verschillen:** - **Natuur van leren:** - **Klassiek:** Het leren is passief en gebaseerd op reflexieve reacties. - **Operant:** Het leren is actief en gebaseerd op de gevolgen van vrijwillige gedragingen. - **Associatie:** - **Klassiek:** De focus ligt op de associatie tussen twee stimuli, waarbij een neutrale stimulus een reactie oproept die oorspronkelijk door een andere stimulus werd veroorzaakt. - **Operant:** De focus ligt op de associatie tussen een gedrag en de consequenties (beloning of straf) die daarop volgen. - **Extinctie:** - **Klassiek:** Dit gebeurt door het weglaten van de UCS (ongeconditioneerde stimulus), waardoor de geconditioneerde respons afneemt. - **Operant:** Dit gebeurt door het weglaten van bekrachtiging, waardoor de frequentie van de respons afneemt. Deze vergelijking toont aan hoe beide leerprocessen uniek zijn, met verschillende mechanismen en toepassingen in het begrijpen en beïnvloeden van gedrag. **[Hoe verklaart de cognitieve psychologie leren?]** De cognitieve psychologie verklaart leren op drie belangrijke manieren: 1. **Inzichtelijk leren (Köhler)** - **Concept:** Dit type leren houdt in dat verschillende stukjes kennis worden gecombineerd tot iets nieuws. Het gaat om het vermogen om problemen op een creatieve manier op te lossen. - **Voorbeeld:** Köhler's experimenten met chimpansees toonden aan dat zij in staat waren om verschillende hulpmiddelen te combineren om een doel te bereiken (bijv. het bereiken van een banaan). 2. **Cognitieve plattegronden (Tolman)** - **Concept:** Tolman introduceerde het idee van **cognitieve plattegronden**, waarbij een individu een mentale representatie van zijn omgeving vormt. Dit stelt hen in staat om beslissingen te nemen en een pad te kiezen. - **Latent leren:** Dit verwijst naar leren dat plaatsvindt zonder dat het onmiddellijk zichtbaar is in gedrag. Bijvoorbeeld, ratten die door een doolhof lopen, kunnen informatie opslaan zonder dat ze deze informatie direct toepassen. 3. **Sociaal leren (Bandura)** - **Concept:** Bandura's **sociaal-cognitieve leertheorie** stelt dat mensen leren door naar het gedrag van anderen te kijken en de gevolgen daarvan te observeren. Dit proces wordt ook wel leren door observatie of imitatie genoemd. - **Voorbeeld:** Bandura's Bobo Doll-experiment toonde aan dat kinderen gewelddadig gedrag konden imiteren dat zij in een video zagen. Hij vroeg zich af of het zien van gewelddadig gedrag de kans op gewelddadigheid vergrootte. **Belangrijke inzichten uit de cognitieve psychologie:** - **Geweld in de media:** Er is een correlatie tussen het zien van geweld en gewelddadig gedrag op korte termijn, maar de invloed van opvoeding en het onderscheid tussen virtuele en echte situaties is ook cruciaal. - **Imitatie:** Het imiteren van gedrag is niet altijd schadelijk; het kan ook prosociaal zijn (helpend gedrag) of antisociaal (schadelijk gedrag). - **Praten over onderwerpen:**\ Bespreken van bepaalde onderwerpen kan ook invloed hebben op het gedrag en de overtuigingen van individuen. Deze drie benaderingen in de cognitieve psychologie bieden een breed perspectief op hoe leren plaatsvindt, waarbij zowel interne mentale processen als sociale interacties een belangrijke rol spelen. Module 3: Sensatie en perceptie =============================== HC 4 (online): Hoofdstuk 3 sensatie en perceptie ------------------------------------------------ ### Inleiding **Sensatie** en **perceptie** zijn twee basisprocessen die een cruciale rol spelen in hoe we de wereld om ons heen waarnemen en begrijpen. Hoewel ze nauw met elkaar verbonden zijn, hebben ze ieder hun eigen functie en betekenis in de menselijke waarneming. **Sensatie (gewaarwording)** Sensatie is het **eerste moment van stimuluswaarneming** en een vroege fase van perceptie waarin de receptoren in onze zintuigen externe prikkels omzetten in een patroon van zenuwimpulsen. Deze impulsen worden vervolgens naar de hersenen gestuurd voor verdere verwerking. Met andere woorden, sensatie omvat de ruwe sensorische input zonder enige betekenisgeving. - **Voorbeeld:** Je ziet iets harigs, dat zoemt, vliegt, en een gele en zwarte kleur heeft. **Perceptie (waarneming)** Perceptie is de fase waarin **betekenis wordt toegekend** aan de sensorische patronen, waarbij de hersenen deze input interpreteren en een begrijpelijk beeld vormen. Deze interpretatie kan worden beïnvloed door herinneringen, emoties, motivaties en andere psychologische processen. - **Voorbeeld:** Je ziet een bij en categoriseert dit beeld als beangstigend omdat je vorige week nog gestoken bent. **Sensatie en perceptie** werken samen om ons in staat te stellen niet alleen onze omgeving waar te nemen, maar ook betekenis te geven aan wat we ervaren. Waar sensatie ons helpt bij het registreren van objectieve kenmerken van een prikkel, zorgt perceptie ervoor dat we deze prikkel in context plaatsen en begrijpen op een manier die onze acties en emoties beïnvloedt. Onze **zintuiglijke indrukken** zijn niet kant-en-klaar voor de hersenen; in plaats daarvan moeten ze eerst worden **omgezet in een taal die de hersenen begrijpen**, namelijk **neurale impulsen**. Dit proces, waarbij een **prikkel** wordt waargenomen en omgezet in een begrijpelijk signaal, vormt de basis voor sensatie en perceptie. Afbeelding met vlinder, ongewerveld dier, Motten en vlinders, insect Automatisch gegenereerde beschrijving Hier is een overzicht van hoe dit werkt: 1. **Prikkel omzetten naar neurale impulsen**: De zintuigen detecteren een prikkel en zetten deze om in neurale impulsen. 2. **Hersenen worden de prikkel gewaar**: De neurale impulsen bereiken de hersenen, die de ruwe sensatie registreren. 3. **Sensatie verbinden aan herinneringen en emoties**: De hersenen verwerken de sensatie verder door deze te koppelen aan eerdere herinneringen, emoties, en andere ervaringen. 4. **Betekenis geven (perceptie)**: Uiteindelijk geven de hersenen betekenis aan de sensatie, waarbij de oorspronkelijke prikkel wordt geïnterpreteerd en gecategoriseerd. Dit is het proces van perceptie. Kort gezegd verloopt het proces als volgt: **prikkel → sensatie → koppeling aan herinneringen/emoties → perceptie**. Sensatie is de registratie van de prikkel, terwijl perceptie de fase is waarin we deze prikkel interpreteren en er betekenis aan geven. ### 4.1 Hoe verandert stimulatie in sensatie? Het proces waarbij **stimulatie** wordt omgezet in **sensatie** begint met een fase genaamd **transductie**. Dit is het fundamentele mechanisme waarmee fysische energie uit onze omgeving wordt omgezet in neurale impulsen, die door de hersenen kunnen worden verwerkt. #### 4.1.1 Transductie **Transductie** is het proces waarin **fysische energie** --- zoals lichtgolven, geluidsgolven, of chemische stoffen in voedsel --- wordt **omgezet in neurale impulsen**. Deze impulsen kunnen vervolgens door de hersenen worden geïnterpreteerd als specifieke sensaties. - **Lichtgolven** worden omgezet in neurale impulsen die de hersenen als **visuele sensatie** interpreteren, zoals kleuren en vormen. - **Geluidsgolven** worden omgezet in neurale impulsen die door de hersenen worden waargenomen als **auditieve sensatie**, zoals toonhoogte en volume. - **Chemische stoffen** in voedsel en dranken worden omgezet in neurale impulsen die resulteren in **smaaksensatie**, zoals zoet, zuur, zout of bitter. Bij transductie wordt dus de stimulusinformatie omgezet in een **zenuwimpuls**, die de hersenen kunnen verwerken en omzetten in een bewuste ervaring, oftewel sensatie. #### 4.1.2 Sensorische adaptatie **Sensorische adaptatie** is een belangrijk proces waarmee onze zintuigen zich aanpassen aan een constante of langdurige stimulus. Onze zintuigen zijn namelijk vooral gevoelig voor veranderingen in de omgeving, omdat dit vaak van belang kan zijn voor onze veiligheid en aandacht. Door sensorische adaptatie kan het brein zich concentreren op nieuwe en potentieel belangrijke prikkels. **Wat is sensorische adaptatie?** Sensorische adaptatie is het **proces waarbij receptorcellen minder gevoelig worden** wanneer een stimulus voor een langere tijd op hetzelfde niveau blijft. Hierdoor verschuiven **constante of onveranderlijke stimuli** naar de achtergrond van ons bewustzijn, zodat we ons kunnen richten op nieuwe, mogelijk belangrijkere signalen. - **Voorbeeld**: Wanneer je een lokaal binnenkomt met een muffe geur, merk je dit aanvankelijk duidelijk op. Naarmate je langer in de ruimte bent, merk je de geur echter steeds minder, omdat je reukzintuigen zich hebben aangepast en de geur als \"niet-belangrijk\" beschouwen. Sensorische adaptatie helpt ons om **overprikkeling te voorkomen** en **energie te besparen** door alleen nieuwe of veranderende stimuli te benadrukken, zodat we ons kunnen focussen op signalen die daadwerkelijk aandacht of een reactie vereisen.\ *4.1.3 Drempels (grenzen van sensatie)* Om een stimulus te kunnen waarnemen, moet deze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Dit wordt bepaald door **drempels** binnen de zintuiglijke waarneming, die de grenzen vormen van wat we kunnen waarnemen. **Absolute drempel** De **absolute drempel** is de minimale hoeveelheid stimulatie die nodig is om een stimulus überhaupt te kunnen waarnemen. Als de intensiteit van de stimulus onder deze drempel ligt, wordt deze niet geregistreerd door onze zintuigen. - **Kenmerk**: De absolute drempel varieert van persoon tot persoon en kan ook fluctueren afhankelijk van omstandigheden, zoals aandacht, vermoeidheid of het tijdstip van de dag. **Verschildrempel** De **verschildrempel**, ook wel het **Juist Waarneembare Verschil (JWV)** genoemd, is het kleinste verschil tussen twee stimuli dat een persoon betrouwbaar kan waarnemen als verschillend. Het gaat hierbij om de gevoeligheid van onze zintuigen om veranderingen in intensiteit of kenmerken van stimuli op te merken. **Wet van Weber** De **Wet van Weber** beschrijft de relatie tussen de intensiteit van een stimulus en de verschildrempel. Volgens deze wet moet de verandering in stimulusintensiteit groter zijn wanneer de oorspronkelijke stimulus sterker is, om als verschil te kunnen worden opgemerkt. - **Voorbeeld**: In een donkere kamer valt het licht van een kleine kaars meteen op, terwijl je op een zonnige dag een veel grotere verandering in lichtsterkte nodig hebt om een verschil op te merken. ![Afbeelding met tekst, schermopname Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image20.png) Kortom, onze zintuigen zijn gevoelig voor **veranderingen in stimuli** en vooral voor **relaties tussen stimuli**, zoals verschil in intensiteit. Dankzij deze drempels zijn we in staat om variaties in de omgeving waar te nemen en te reageren op relevante veranderingen. #### 4.1.4 Signaaldetectietheorie De **signaaldetectietheorie**, ontwikkeld door Green en Swets in 1966, stelt dat **sensatie** afhankelijk is van een samenspel van verschillende factoren. Sensatie is niet alleen een reactie op een stimulus, maar ook het resultaat van een dynamisch proces waarbij de kenmerken van de stimulus, achtergrondstimuli, en de eigenschappen van de waarnemer (de \"detector\") allemaal een rol spelen. Afbeelding met voedsel, Fastfood, hamburger, sandwich Automatisch gegenereerde beschrijving **Drie belangrijke factoren volgens de signaaldetectietheorie:** 1. **Kenmerken van de stimulus**: De eigenschappen van de prikkel zelf, zoals intensiteit, frequentie, of helderheid, bepalen deels hoe goed deze wordt opgemerkt. 2. **Kenmerken van achtergrondstimuli**: De aanwezigheid van andere prikkels kan de waarneming beïnvloeden. Zo kunnen geluiden, bewegingen of lichtveranderingen in de omgeving de detectie van een stimulus bemoeilijken. 3. **Kenmerken van de detector**: De geestelijke en lichamelijke toestand van de waarnemer speelt een belangrijke rol in de waarneming. Factoren zoals alertheid, vermoeidheid, motivatie, en verwachting kunnen variëren en beïnvloeden hoe sterk een stimulus wordt waargenomen. **De dynamiek van de detector** De **detector** (de persoon die de stimulus waarneemt) moet voortdurend sensorische informatie vergelijken met veranderende verwachtingen en biologische omstandigheden. Dit betekent dat iemand op verschillende momenten anders kan reageren op dezelfde stimulus, afhankelijk van bijvoorbeeld gemoedstoestand, verwachtingen, en fysiologische omstandigheden. - **Voorbeeld**: Iemand die 's nachts alleen thuis is, zal een klein geluid sneller als bedreigend interpreteren dan wanneer diezelfde persoon zich overdag in gezelschap bevindt. In deze situatie is de gevoeligheid voor de stimulus aangepast door de context en verwachtingen. De signaaldetectietheorie benadrukt dat **waarneming niet puur mechanisch is**, maar een proces waarin subjectieve interpretatie, psychologische en biologische factoren van invloed zijn. Hierdoor kunnen twee personen onder verschillende omstandigheden dezelfde stimulus heel verschillend waarnemen. ### 4.2 Waarin komen zintuigen overeen/verschillen ze? Onze zintuigen hebben overeenkomsten en verschillen in hoe ze informatie verwerken en doorgeven aan de hersenen. Elk zintuig heeft specifieke eigenschappen en werkt via unieke processen, maar ze delen ook enkele basisprincipes, zoals transductie (omzetten van prikkels in neurale impulsen) en sensorische adaptatie. ![](media/image22.png)*4.2.1 Zicht* *\ * **Experimenten en beleving van zicht**\ Een simpele manier om inzicht te krijgen in hoe ons zicht werkt, is door kleine experimenten uit te voeren, zoals het ervaren van de aanpassing van de ogen aan het donker of het vinden van de blinde vlek. Dit soort experimenten laat zien hoe het visuele systeem omgaat met veranderingen in licht en hoe het brein ontbrekende informatie aanvult. Afbeelding met ongewerveld dier Automatisch gegenereerde beschrijving\ Het zichtproces begint in de ogen, maar het **werkelijke zien gebeurt in de hersenen**. Na visuele stimulatie via licht komt informatie binnen via de oogzenuw, waarna de **visuele cortex** in de hersenen verantwoordelijk is voor de verwerking. Deze zet de visuele input om in kenmerken zoals kleur, vorm en omtrek. - **Combineren van tweedimensionale beelden**: De hersenen verwerken tweedimensionale beelden van beide ogen en combineren deze tot een **3D-weergave** van de wereld. Dit proces helpt ons om diepte en ruimtelijke relaties waar te nemen. - **Invloeden op perceptie**: Visuele sensaties krijgen betekenis door verbindingen met herinneringen, motivaties en emoties, evenals de sensaties van andere zintuigen. Hierdoor transformeert een visuele sensatie in een perceptie die een specifieke betekenis heeft voor de waarnemer. **Eigenschappen van visuele sensaties** - **Helderheid**: De mate waarin een object licht weerkaatst, wat bepaalt hoe \"fel\" of \"donker\" het lijkt. Helderheid hangt samen met de intensiteit van het licht dat door het object wordt weerkaatst. - **Kleur**: Het resultaat van de golflengte van licht die door een object wordt weerkaatst en door onze ogen wordt waargenomen. De verwerking van kleur in de hersenen gebeurt via een specifiek systeem dat gevoelig is voor de verschillende golflengten van licht. Deze eigenschappen, helderheid en kleur, hebben elk hun eigen processen in de visuele waarneming en spelen een cruciale rol in hoe we vormen, objecten en details in onze omgeving identificeren en interpreteren. *4.2.2 Gehoor\ *Ons gehoorsysteem verwerkt geluiden door geluidsgolven om te zetten in neurale impulsen die de hersenen kunnen interpreteren. Net als bij zicht, speelt transductie hier een belangrijke rol, waarbij geluidsgolven worden omgezet in signalen die de hersenen kunnen begrijpen. ![Afbeelding met tekst, schermopname, medisch Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image24.png) **Hoe het gehoor werkt** Het proces van gehoor begint bij de geluidsgolven die de oren binnendringen en eindigt in de hersenen, waar we betekenis aan het geluid geven. - **Trommelvlies**: Geluidsgolven komen binnen via de gehoorgang en brengen het trommelvlies in trilling. - **Gehoorbeentjes** (hamer, aambeeld, en stijgbeugel): Deze kleine botjes in het middenoor versterken de trillingen van het trommelvlies en geven ze door aan het binnenoor. - **Slakkenhuis** (cochlea): In het slakkenhuis, dat gevuld is met vloeistof, zetten haarcellen de mechanische trillingen om in elektrische signalen. Deze signalen reizen via de gehoorzenuw naar de hersenen. - **Hersenen**: In de auditieve cortex van de hersenen worden de signalen geïnterpreteerd als verschillende geluiden. **Drie eigenschappen van geluid** Geluid wordt gekarakteriseerd door drie eigenschappen, die bepaald worden door het patroon van de geluidsgolf: 1. **Volume**: De intensiteit van het geluid, gemeten in decibels (dB), wat we ervaren als hoe luid of zacht een geluid klinkt. Het volume wordt beïnvloed door de amplitude (hoogte) van de geluidsgolf. 2. **Toonhoogte**: Dit verwijst naar hoe \"hoog\" of \"laag\" een geluid klinkt, wat afhangt van de frequentie van de geluidsgolf. Hogere frequenties (snellere golven) worden als hogere tonen waargenomen, terwijl lagere frequenties (langzamere golven) als lagere tonen klinken. 3. **Timbre (klankkleur)**: De unieke klankkwaliteit van een geluid, die ontstaat door de complexe samenstelling van verschillende frequenties en hun intensiteiten. Timbre maakt het mogelijk om verschillende instrumenten of stemmen van elkaar te onderscheiden, zelfs als ze dezelfde toonhoogte en volume hebben. Onze gehoorzin stelt ons niet alleen in staat om **geluiden waar te nemen**, maar ook om belangrijke verschillen op te merken, zoals de bron, afstand, en emotionele lading van geluid. *4.2.3 Overige zintuiglijke vermogens* Naast zicht en gehoor beschikken we over verschillende andere zintuiglijke vermogens die ons helpen om informatie over onze omgeving en ons lichaam te verwerken. Deze omvatten het vermogen om positie en beweging waar te nemen, reuk- en smaakzin, tastzin, en pijnperceptie. **Ervaren van positie en beweging** **1. Vestibulair orgaan (evenwichtsorgaan)** Het **vestibulair orgaan** bevindt zich in het binnenoor en is verantwoordelijk voor het registreren van onze lichaamshouding in relatie tot de zwaartekracht. Dit systeem speelt een cruciale rol in ons **evenwicht** en helpt ons om te begrijpen wanneer we in beweging zijn en hoe onze bewegingen veranderen. 1. **Functies van het vestibulaire systeem**: - Het registreert de oriëntatie van het hoofd ten opzichte van de zwaartekracht. - Het detecteert bewegingen, zoals draaien of schuinen, en helpt ons te begrijpen of deze bewegingen veranderen. 2. **Receptoren in het vestibulaire orgaan**:\ Het orgaan bevat **haarcellen** in de **halfcirkelvormige kanalen**, die gevoelig zijn voor veranderingen in beweging. Deze haartjes reageren op de verplaatsing van vloeistoffen in de kanalen wanneer we onze houding of beweging veranderen. Dit helpt ons om evenwicht te behouden en de positie van ons lichaam in de ruimte te bepalen. **2. Proprioceptie (Positiezin of Kinesthesie)** **Proprioceptie** is het vermogen om de positie van onze lichaamsdelen ten opzichte van elkaar waar te nemen, zelfs zonder visuele feedback. Dit wordt soms ook wel **kinesthesie** genoemd. Proprioceptie is essentieel voor motorische controle en coördinatie, en maakt het mogelijk om bewegingen uit te voeren zonder constant naar onze ledematen te kijken. - **Receptoren voor proprioceptie**:\ Proprioceptie is mogelijk dankzij gespecialiseerde **receptoren** in onze gewrichten, spieren en pezen. Deze receptoren sturen informatie naar de hersenen over de bewegingen en posities van onze lichaamsdelen. Dit stelt ons in staat om te voelen waar onze armen, benen en andere ledematen zich bevinden zonder visuele waarneming. **Reukzin (olfactie)** Reukzin is ons vermogen om geuren waar te nemen, dat een belangrijke rol speelt in smaakbeleving, herinneringen en emoties. 1. **Stimulus**: Geurmoleculen. 2. **Zintuiglijk orgaan**: De neus, waar geurmoleculen worden gedetecteerd door haarcellen in het olfactorische epitheel. 3. **Sensatie**: De hersenen interpreteren verschillende geurprofielen, die verbonden zijn met geheugen en emoties. **Smaakzin (gustatie)** ![Afbeelding met tekening, illustratie, ontwerp Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image26.png) Smaakzin helpt ons onderscheid te maken tussen verschillende smaken, die gekoppeld zijn aan voedingswaarde en veiligheid (bijvoorbeeld bitterheid als waarschuwing voor giftige stoffen). 1. **Stimulus**: Chemische stoffen in voedsel en drank. 2. **Zintuiglijk orgaan**: De tong, waar smaakpapillen verschillende smaken detecteren. 3. **Sensatie**: De basiscategorieën van smaken zijn zoet, zuur, zout, bitter en umami. **Tastzin** De tastzin maakt ons bewust van fysieke aanrakingen en temperatuurveranderingen en speelt een cruciale rol in menselijke interactie en emotioneel welzijn. - **Stimulus**: Externe contact, temperatuurveranderingen. - **Zintuiglijk orgaan**: Huid, met zenuwuiteinden die aanraking, warmte en kou waarnemen. - **Sensatie**: Verschillende delen van het lichaam hebben verschillende gevoeligheid; aanraking is essentieel voor emotionele verbindingen en troost. **Pijnperceptie** Pijnperceptie waarschuwt ons voor potentiële schade aan het lichaam, wat essentieel is voor zelfbescherming. - **Stimulus**: Pijnprikkels, zoals temperatuur, druk, geluid en chemische stoffen. - **Receptoren**: Nociceptoren in het lichaam die pijnprikkels detecteren. - **Sensatie**: De ervaring van acute of chronische pijn wordt niet alleen bepaald door fysieke stimulatie, maar ook door stemming en verwachtingen (zoals beschreven in de **poorttheorie** van pijn, die stelt dat psychologische factoren een rol spelen in pijnbeleving). Elk zintuig draagt bij aan ons totale bewustzijn en zorgt ervoor dat we kunnen reageren op een complexe en dynamische omgeving. Afbeelding met tekst, schermopname, nummer, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving ### 4.3 Wat is de relatie tussen perceptie en sensatie? Sensatie en perceptie werken samen om ons een volledig beeld te geven van de wereld om ons heen. **Sensatie** is de initiële verwerking van stimuli door onze zintuigen, terwijl **perceptie** de interpretatie is van deze sensaties, beïnvloed door onze ervaringen, verwachtingen, en cognitieve processen. *4.3.1 Systeem van perceptuele verwerking\ *Perceptie vindt plaats via een systeem van verwerking, waarbij twee verschillende benaderingen worden gebruikt: **bottom-upverwerking** en **top-downverwerking**. - **Bottom-upverwerking** (stimulus → concept):\ Bij deze stimulusgedreven verwerking ligt de nadruk op de kenmerken van de stimulus zelf. Het proces begint bij de sensorische input, die vervolgens stapsgewijs wordt verwerkt. Deze aanpak is gebaseerd op de eigenschappen van de stimulus en leidt uiteindelijk tot een conclusie. - **Voorbeeld**: Je ziet een klein, oranje object met vinnen dat in water beweegt. Door deze kenmerken te detecteren, kom je tot de conclusie dat het een goudvis is. - **Top-downverwerking** (concept → stimulus):\ In deze conceptuele of kennisgedreven verwerking staan onze verwachtingen, herinneringen en cognitieve factoren centraal. Dit betekent dat we al een mentale set hebben die ons helpt om informatie te interpreteren op basis van wat we verwachten of al weten. - **Voorbeeld**: Wanneer je op zoek bent naar Wally in een drukke afbeelding, richt je je aandacht op specifieke kenmerken (bijvoorbeeld zijn gestreepte trui) om hem te identificeren. **Constantie in perceptie** Het **perceptuele verwerkingssysteem** gebruikt mechanismen zoals **kleurconstantie**, **vormconstantie** en **grootteconstantie** om ervoor te zorgen dat we objecten op een consistente manier waarnemen, zelfs als de omstandigheden veranderen. Deze mechanismen helpen ons om een stabiele perceptie van de wereld om ons heen te behouden, ondanks variaties in licht, hoek en afstand. **1. Kleurconstantie** - **Definitie:** Kleurconstantie verwijst naar het vermogen om de kleur van een object consistent te zien, zelfs wanneer de belichting verandert. - **Voorbeeld:** Stel je voor dat je een rode appel zowel buiten in het zonlicht als binnen bij kunstlicht ziet. Ondanks de verschillende lichtomstandigheden, zullen je hersenen de kleur van de appel als \'rood\' blijven waarnemen. Dit komt doordat je hersenen rekening houden met de verlichting en de kleur corrigeren, zodat je het object consistent waarneemt. **2. Vormconstantie** - **Definitie:** Vormconstantie is het vermogen om een object als dezelfde vorm te blijven zien, zelfs als de kijkhoek verandert. - **Voorbeeld:** Wanneer je een kubus van bovenaf bekijkt, lijkt het een vierkant, maar vanuit de zijkant zie je het als een rechthoek. Je hersenen herkennen het object echter nog steeds als een kubus, ondanks de verandering in de perceptie van de vorm, omdat ze de diepte en oriëntatie van het object interpreteren. **3. Grootteconstantie** - **Definitie:** Grootteconstantie houdt in dat we de grootte van een object als constant ervaren, zelfs als de afstand van het object verandert en het beeld op het netvlies kleiner of groter wordt. - **Voorbeeld:** Wanneer een auto zich van jou verwijdert, lijkt de auto kleiner, maar je weet dat de werkelijke grootte van de auto hetzelfde blijft, ongeacht de verandering in de afstand. Dit komt omdat je hersenen de perceptie van grootte aanpassen op basis van de afstand en context. **Perceptuele fouten** Ons systeem kan soms fouten maken bij de interpretatie van sensorische informatie, zoals: - **Perceptuele blindheid**: Het onvermogen om iets waar te nemen dat in het gezichtsveld is, vaak door afleiding of focus op iets anders. Een voorbeeld hiervan is het niet opmerken dat een auto je inhaalt. - **Veranderingsblindheid**: Het niet opmerken van veranderingen in de omgeving, bijvoorbeeld als iemand een nieuw kapsel heeft. Dit kan voorkomen wanneer de verandering geleidelijk plaatsvindt of wanneer onze aandacht op iets anders gericht is. Samen vormen sensatie en perceptie een complex verwerkingssysteem dat ons helpt om betekenis te geven aan onze omgeving en hierop te reageren, maar het kan ook worden beïnvloed door beperkingen in aandacht en verwachte patronen. ![](media/image28.png)*4.3.2 Perceptuele ambiguïteit en vervorming\ *De wereld om ons heen is complex, en soms kunnen onze zintuigen ons in verwarring brengen door **perceptuele ambiguïteit** en **vervorming**. Dit betekent dat we dezelfde stimulus op verschillende manieren kunnen interpreteren, afhankelijk van onze perceptuele processen, context, en verwachtingen. Onze hersenen proberen de sensorische informatie die we ontvangen te verwerken en betekenis te geven, maar dit kan leiden tot fouten of alternatieve interpretaties. **Perceptuele ambiguïteit** **Perceptuele ambiguïteit** treedt op wanneer een stimulus op meerdere manieren geïnterpreteerd kan worden. Het kan zelfs zo zijn dat een beeld of object niet duidelijk te begrijpen is zonder de juiste context of aanvullende informatie. Onze perceptie wordt dus beïnvloed door zowel de kenmerken van de stimulus als de manier waarop we deze ervaren. 1. **Voorbeeld**: Het bekende *vase/faces* experiment is een voorbeeld van perceptuele ambiguïteit. Afhankelijk van hoe je kijkt naar het beeld, zie je ofwel een vaas ofwel twee gezichten. Beide interpretaties zijn mogelijk, maar de context en je verwachtingen bepalen welke versie je waarneemt. 2. **Optische illusies** zijn een ander voorbeeld van perceptuele ambiguïteit, waarbij het visuele systeem wordt misleid, wat leidt tot een interpretatie die niet overeenkomt met de werkelijke fysieke eigenschappen van de stimulus. **Perceptuele vervorming** **Perceptuele vervorming** verwijst naar de manier waarop onze waarneming van een object of gebeurtenis vervormd kan worden door onze eigen verwachtingen, verlangens, of eerdere ervaringen. Dit kan gebeuren doordat we informatie selectief verwerken, wat kan leiden tot een verteerde of onjuiste interpretatie van de werkelijkheid. - **Voorbeeld**: De **Müller-Lyer illusie** toont twee lijnen die dezelfde lengte hebben, maar vanwege de pijlen aan de uiteinden van de lijnen, lijkt één lijn langer dan de andere. Dit is een voorbeeld van perceptuele vervorming, omdat de visuele waarneming wordt beïnvloed door de manier waarop de pijlen zijn geplaatst, niet door de werkelijke lengtes van de lijnen. - **Gehoor kan ook vervormen**: Stel je voor dat je in een drukke ruimte bent en een gesprek probeert te volgen. Soms kan de ruis ervoor zorgen dat je woorden verkeerd begrijpt, en je hersenen vullen automatisch de ontbrekende informatie in op basis van eerdere kennis en verwachtingen. *4.3.3 Theoretische verklaringen voor perceptie -- Gestaltpsychologie* De Gestaltpsychologie richt zich op de manier waarop onze hersenen visuele informatie organiseren. In plaats van losse sensorische indrukken waar te nemen, organiseren we de wereld in betekenisvolle gehelen, oftewel **gestalten**. Dit betekent dat we patronen waarnemen die meer zijn dan de som van de individuele delen. **Twee principes in Gestaltpsychologie:** - **Percept = figuur + grond** 1. **Figuur**: Het object of de vorm waar we onze aandacht op richten. Dit is het element dat het meest opvalt en wordt gezien als het belangrijkste onderdeel van het patroon. - **Voorbeeld**: In een afbeelding van een zwart-witte beker, zien we de beker als de figuur. 2. **Grond**: De achtergrond of het gebied rond de figuur, dat minder opvalt en geen directe aandacht trekt. - **Voorbeeld**: De ruimte rondom de beker wordt als de grond gezien. - **Afkeer van lege plekken (Principe van sluiting)** 3. Hersenen hebben de neiging om incomplete figuren als compleet te zien door ontbrekende delen van een figuur in te vullen. - **Voorbeeld**: Bij een cirkel die niet helemaal gesloten is, vullen je hersenen automatisch de ontbrekende lijn in, zodat je een volledige cirkel ziet. **Het principe van Gestaltpsychologie in perceptie:** - **Hersenen ordenen visuele informatie tot betekenisvolle gehelen**: De hersenen zijn van nature gericht op het creëren van coherente en georganiseerde percepties, zelfs als de informatie incompleet is. - **Natuurlijke voorkeur voor complete patronen**: We zijn geneigd om visuele patronen te interpreteren als volledige en samenhangende gehelen, zelfs wanneer ze onvolledig zijn. De **Gestaltpsychologie** biedt een aantal wetten die uitleggen hoe we visuele stimuli organiseren en waarnemen. Deze wetten helpen ons te begrijpen hoe we sensaties structureren tot betekenisvolle percepties: - **Wet van gelijkenis**:\ We groeperen elementen die visueel gelijk zijn, zoals kleur of vorm. - **Voorbeeld**: Een sportteam met spelers in dezelfde kleur truitjes wordt als een samenhangende groep gezien. - **Wet van nabijheid**:\ We zien objecten die dicht bij elkaar staan als een groep. - **Voorbeeld**: Kinderen die dicht bij elkaar staan, worden gezien als één groepje. - **Wet van continuering**:\ We geven de voorkeur aan ononderbroken, vloeiende patronen boven onsamenhangende of gebroken lijnen. - **Voorbeeld**: Een tegelpatroon dat doorloopt op een tapijt lijkt een continu geheel te zijn. - **Wet van de gemeenschappelijke bestemming**:\ We zien voorwerpen die zich in dezelfde richting bewegen of op elkaar lijken, als een samenhangende eenheid. - **Voorbeeld**: Een school vissen wordt als één geheel waargenomen, ondanks dat het uit individuele vissen bestaat. - **Wet van Prägnanz (minimumprincipe van perceptie)**:\ We geven de voorkeur aan het eenvoudigste, meest overzichtelijke patroon, omdat dit de minste cognitieve inspanning vereist. - **Voorbeeld**: Dubbele woorden worden vaak niet gezien, omdat het brein de voorkeur geeft aan het zien van een logische, eenvoudigere versie van het patroon. ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image31.png) *4.3.3 Theoretische verklaringen voor perceptie -- Concluderen door leren* Naast de Gestaltwetten, wordt perceptie ook beïnvloed door **leren** en **verwachtingen**. Perceptie kan gevormd worden door eerdere ervaringen en kennis, wat betekent dat we niet altijd puur op zintuiglijke input vertrouwen, maar vaak **leren** gebruiken om sensorische informatie te interpreteren. - **Ambigue beelden** of verwarrende sensaties kunnen leiden tot perceptuele illusies, waarbij onze eerdere kennis ons soms in de war kan brengen. - **Succesvolle herkenning of identificatie** van percepten is vaak afhankelijk van context, verwachtingen, en de **perceptuele predispositie** (de neiging om bepaalde dingen te herkennen op basis van eerdere ervaringen). **Culturele invloeden** Culturele factoren spelen ook een belangrijke rol in hoe we de wereld waarnemen. Wat we hebben geleerd, hoe we zijn opgevoed, en de culturele context waarin we ons bevinden, beïnvloeden hoe we zintuiglijke informatie interpreteren. Afbeelding met zoogdier, paard Automatisch gegenereerde beschrijving **De juiste perceptietheorie?** Er is geen volledig eenduidige theorie voor perceptie, omdat zowel **nature** als **nurture** een rol spelen. De **Gestaltpsychologie** legt de nadruk op aangeboren structuren in de manier waarop we percepties organiseren, wat wijst op de invloed van **nature**. Aan de andere kant benadrukt de theorie van **concluderen door leren** de rol van aangeleerde kennis en ervaringen in perceptie, wat duidt op de invloed van **nurture**. Beide theorieën dragen bij aan ons begrip van perceptie, maar geen van beide biedt een volledige verklaring van hoe perceptie werkt. HC 5 en WZ4: Hoofdstuk 5 Geheugen --------------------------------- Hoorcollege 5 ------------- ### 5.1 Wat is het geheugen Het geheugen is een systeem dat informatie **codeert**, **opslagt** en **terughaalt**. Het is niet objectief, wat betekent dat herinneringen niet altijd exact de werkelijke gebeurtenissen reflecteren. #### 5.1.1 Metaforen voor het geheugen 1. **Bibliotheek**: Geheugen als een opslagplaats van boeken, die je kunt raadplegen wanneer nodig. 2. **Computer**: Geheugen als een opslagruimte voor gegevens die je kunt ophalen en bewerken. 3. **Videocamera**: Geheugen als een opnameapparaat, waarbij herinneringen precies vastgelegd worden zoals ze zijn. **Cognitieve benadering (informatie-verwerkingsmodel)**: 4. Het geheugen neemt informatie op, verwerkt deze en slaat deze op om later terug te halen wanneer nodig. Het geheugen is functioneel (voert nuttige functies uit → coderen, opslaan en terughalen van informatie) **! het geheugen is niet objectief** #### 5.1.2 De drie essentiële functies van het geheugen ![Afbeelding met schermopname, Rechthoek, ontwerp Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image33.png) --------------- --------------- ------------------ ***CODEREN*** ***OPSLAAN*** ***TERUGHALEN*** --------------- --------------- ------------------ **De drie essentiële functies van het geheugen -- coderen** Het **coderen** van informatie gebeurt snel en automatisch in de volgende stappen: - Stimulus **selecteren** - Onderscheidende kenmerken **identificeren** - **Label of etiket** plakken - Koppelen aan eerdere informatie: **elaboratie** **De drie essentiële functies van het geheugen -- opslaan** **Opslaan** van informatie om gecodeerd materiaal langdurig te bewaren **De drie essentiële functies van het geheugen -- terughalen** **Terughalen** van informatie gebeurt in twee stappen: - Lokaliseren van informatie - Terugbrengen van informatie in het bewustzijn Terughalen gebeurt bewust of onbewust ### 5.2 Hoe vormen we herinneren? Er zijn drie geheugenstadia die samenwerken - Sensorisch geheugen - Werkgeheugen - Langetermijngeheugen #### 5.2.1 Het eerste stadium: het sensorisch geheugen **Sensorisch geheugen** = het eerste geheugenstadium, waarin de sensorische indrukken van stimuli korte tijd worden bewaard of geregistreerd, het heet ook wel 'sensorisch register' 5. **Functie**: korte tijd bewaren van sensorische indrukken 6. **Codering**: enkel registratie van sensorische beelden 7. **Opslagcapaciteit**: 12 -- 16 items (meer dan gedacht!!) 8. **Duur**: 0.25 seconde tot enkele seconden 9. **Structuur**: apart sensorisch register voor elk zintuig (= horen, zien,...) 10. **Biologische basis**: zintuiglijke zenuwbanen, hersenschors ![](media/image35.png) #### #### #### #### #### #### #### #### #### 5.2.2 Het tweede stadium: het werkgeheugen **Werkgeheugen** = het tweede geheugenstadium, waar bewuste ervaringen worden verwerkt. Het is onder andere de mentale werkplaats waar we denken 11. **Functie**: aandacht, betekenis toekennen, verbanden leggen 12. **Codering**: coderen o.b.v. betekenis voor langetermijnopslag 13. **Opslagcapaciteit**: ongeveer 7 *chunks* (de minste ruimte van de drie soorten geheugen!) 14. **Duur**: ongeveer 20 seconden 15. **Structuur**: centrale bestuurder, fonologische lus, schetsboek, episodische buffer, semantische buffer 16. **Biologische basis**: hippocampus en frontaalkwabben Capaciteit en duur van opslag zijn gering → geringe opslagcapaciteit omzeilen door: 17. Chunking 18. Repeteren 19. Elaboratie Werkgeheugen bestaat uit 5 delen: 1. Centrale bestuurder 2. Fonologische lus 3. Schetsboek 4. Episodische buffer 5. Semantische buffer ![](media/image37.png) #### 5.2.3 Het derde stadium: het langetermijngeheugen **Langetermijngeheugen** = het laatste geheugenstadium, met de grootste capaciteit en waar informatie het langst wordt vastgehouden 1. **Functie**: langetermijnopslag 2. **Codering**: opslaan van informatie in betekenisvolle mentale categorieën 3. **Opslagcapaciteit**: onbeperkt! 4. **Duur**: onbeperkt! 5. **Structuur**: procedureel geheugen + declaratief geheugen (declaratief = semantisch + episodisch) 6. **Biologische basis**: verschillende delen van cerebrale cortex **Procedureel geheugen** of motorisch geheugen ('weten hoe') - Opslaan van mentale procedures - Werkt onbewust na aanleren van vaardigheid **Declaratief geheugen** of feitengeheugen ('weten dat') - Opslaan van feiten, indrukken en gebeurtenissen - Twee onderafdelingen: episodisch en semantisch geheugen **Schema** = een algemeen conceptueel raamwerk dat verwachtingen genereert van thema's, gebeurtenissen, voorwerpen, mensen en situaties in iemands leven - Clusters van kennis - Genereren verwachtingen - Geven betekenis aan nieuwe ervaringen - Zorgen voor snelle toegang tot informatie - Zijn zo een hulpmiddel voor het geheugen - Baby's: sensomotorische schema's, later: meer abstracte thema's ![](media/image39.png)**Infantiele amnesie** = geen herinneringen uit de eerste 2 -- 3 levensjaren +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | De biologische | | | | | basis van het | | | | | langetermijngeh | | | | | eugen | | | | +=================+=================+=================+=================+ | Amygdala + | Amygdala | Hippocampus | Hersenschors | | hippocampus | | | (cerebrale | | | | | cortex) | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | Vormen van | Betrokken bij | **Consolidatie* | **Opslaan** van | | nieuwe | **verwerking** | * | declaratieve | | declaratieve | van | (= het proces | herinneringen | | herinneringen | herinneringen | waarin kort | in neurale | | | die sterke | termijn | verbindingen | | | *emotionele* | herinneringen | | | | associaties | veranderen in\ | Bepaalde | | | hebben | lange termijn | stukjes van | | | | herinneringen), | herinneringen | | | Deze emotionele | gebeurt in 3 | worden | | | associaties | stappen: | opgeslagen in | | | helpen bij | | het deel van de | | | opslaan en | 1 Samenbrengen | schors dat dit | | | terug halen van | van stukjes | specifieke | | | herinneringen | herinnering | sensorische | | | | | signaal | | | | 2 Sorteren van | oorspronkelijk | | | | deze stukjes | heeft verwerkt | | | | | | | | | 3 Een coherente | | | | | herinnering | | | | | samenstellen | | | | | met de | | | | | relevante | | | | | stukjes | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ - Neurale verbinding voor de specifieke herinnering wordt telkens sterker en blijvender. - De hippocampus is uiteindelijk niet meer nodig. - De consolidatie gaat sneller wanneer nieuwe ervaringen verbonden worden met bestaande *schema's* Herinneringen en emoties: Amygdala: Betrokken bij **verwerking** van herinneringen die sterke *emotionele* associaties hebben. Deze emotionele associaties helpen bij opslaan en terug halen van herinneringen Maar: ook invloed van *chemische stoffen* (hormonen) geassocieerd met emoties! *Vb. Stressvolle gebeurtenis → vrijkomen van stresshormonen → invloed op amygdala en hippocampus → versterking emotionele herinnering → opslaan in LTG* Emoties hebben een effect op concentratie en geheugen via de amygdala en stresshormonen - Positieve emoties: herinneren van situatie als geheel - Negatieve emoties: herinneren van details van situatie → **'emotional arousal'** zorgt dus voor levendige maar geen precieze herinneringen → emoties hebben een adaptieve rol ### 5.3 Hoe halen we herinneringen terug? #### 5.3.1 Herinneringscues **Herinneringscues** = stimulus die wordt gebruikt om herinnering in het bewustzijn te brengen of om gedrag te activeren - Zoektermen bij Google, ChatGPT, Dall-E,... - Geur, emotie, gebeurtenis,... Impliciete herinnering terughalen: - **Priming** Expliciete herinneringen terughalen: vele wegen leiden naar de herinnering - **Ophalen** ('retrieval') - **Herkenning** ('recognition') #### 5.3.3 Andere factoren die van invloed zijn op terughalen **Vermogen tot terughalen van informatie wordt beïnvloed door hoe informatie is gecodeerd en bewerkt:** - Alertheid, stress, medicijngebruik, algemene ontwikkeling - *Context* waarin informatie is gecodeerd en de context waarin die wordt teruggehaald - **Specificiteit van codering** → overeenkomst herinneringscues en cues die aanwezig waren bij codering en opslaan vergemakkelijken het terughalen van herinneringen - **Stemmingscongruente herinnering** → selectief ophalen van herinneringen die\ overeenstemmen met iemands stemming - **Prospectief geheugen** → het aspect van het geheugen dat iemand in staat stelt om te\ onthouden een bepaalde actie uit te voeren, m.b.v. continue monitoring []{#_Toc185871386.anchor}5.4 Waarom laat ons geheugen ons soms in de steek? ('de zeven zonden' van ons geheugen) **De 'zeven zonden' van het geheugen (Schacter)** - Vluchtigheid - Verstrooidheid vergeten - Blokkades - Foutieve attributie - Suggestibiliteit foutieve herinnering - Bias - Persistentie Geen zonden, maar de prijs die we betalen voor een goedwerkend geheugen #### 5.4.1 Vluchtigheid = de tijdelijkheid van een langetermijnherinnering, deze herinneringen worden minder sterk na verloop van tijd - **Vergeetcurve** (Ebbinghaus) = grafiek die toont hoeveel items na verloop van tijd nog kunnen worden teruggehaald - Geldt niet voor alle herinneringen! #### #### 5.4.2 Verstrooidheid = vergeten als gevolg van gaten in aandacht - Verslappen van aandacht en afdwalen - Vb. coderingsvergissing - Vb. veranderingsblindheid #### 5.4.3 Blokkades = vergeten doordat de toegang tot informatie verstoord wordt - Vb. **'puntje-van-de-tongfenomeen'** - Gebrekkige contextcues, stress, leeftijd spelen een rol Zonde 1 t/m 3 maakten een herinnering ontoegankelijk, terwijl je bij zonde 4 t/m 6 de\ herinnering wel kunt terughalen maar deze niet correct blijkt te zijn. #### 5.4.4 Foutieve attributie = herinnering wel kunnen terughalen, maar deze koppelen aan de verkeerde tijd, plaats\ of persoon - Lege ruimten in herinnering zelf invullen - Vb. denken dat je zelf met een briljant idee kwam, maar je had het ergens gelezen #### 5.4.5 Suggestibiliteit = verstoring door opzettelijke of onopzettelijke *suggestie* - Vervorming van herinneringen (vb. door formulering van vraag) - Vertekening door suggestieve informatie - Verzonnen h