Oorzaken van klimaatveranderingen in Nederland (PDF)

Summary

Dit document bespreekt de oorzaken van klimaatveranderingen in Nederland, met een focus op de Nederlandse watergebieden. Het behandelt onderwerpen zoals zeespiegelstijging, kustprocessen, rivieren (Rijn, Maas) en complexe interacties tussen mens en natuur.

Full Transcript

Wat zijn de oorzaken van enkele grote klimaatveranderingen die de aarde heeft gekend? Hoofdstuk 1 Nederland waterland §1.1 De Nederlandse kust → De zeespiegel is de afgelopen 18.000 jaar 120 tot 140 meter gestegen → De zeespiegelstijging ging eerst heel snel, maar de laatste vijfduizend jaar ste...

Wat zijn de oorzaken van enkele grote klimaatveranderingen die de aarde heeft gekend? Hoofdstuk 1 Nederland waterland §1.1 De Nederlandse kust → De zeespiegel is de afgelopen 18.000 jaar 120 tot 140 meter gestegen → De zeespiegelstijging ging eerst heel snel, maar de laatste vijfduizend jaar steeds langzamer De Nederlandse kust o Figuur 1.3: Nederland tijdens 4 momenten in het Holoceen De Nederlandse kust → Door sedimentatie (opbouw) van zand en klei door de zee veranderde de kustlijn o Er bleef er onder water veel zand achter waardoor er zandbanken ontstonden o Deze uitgroeiden tot strandwallen en vervolgens duinen De Nederlandse kust Ø Oude duinen zijn lager dan jonge duinen Ø Jonge duinen liggen dichter bij de zeekust De Nederlandse kust Ø Meer sedimentatie à kustlijn westwaarts à duinen en strandwallen steeds westelijker De oude duinen gingen een gesloten rij vormen De Nederlandse kust → De zee kon daardoor niet meer binnendringen het grond- en oppervlaktewater in de kuststrook zoet werd daardoor ontstonden er uitgestrekte veenmoerassen De Nederlandse kust → Einde middeleeuwen, daling temperatuur en vaak westerstormen: 1- Zee drong het land weer binnen 2- Afzetting zeeklei en zand 3- Erosie van oude duinen 4- Ontstaan jonge duinen op de oude duinen Een dynamisch systeem Ø Zeestromen en de wind: - voortdurend transport van zand en/of klei - afbraak (door erosie) van de kust op de ene plek - opbouw (door sedimentatie) van de kust op de andere plek Een dynamisch systeem - afbraak > opbouw = kusterosie - kustprocessen vormen een dynamisch systeem 1.1 De Nederlandse kust Een dynamisch systeem Zeestromen zijn zoutwaterstromen met een vaste richting Ze worden aangedreven door de winden Voor Nederland is De Noord- Atlantische Stroom (Golfstroom) van belang Een dynamisch systeem - via het noorden en het zuiden komen twee reststromen langs Nederland - de zuidwestenwind versterkt de invloed van de zeestroom op de kust Een dynamisch systeem → Als winden lange tijd uit dezelfde richting over een oceaan waaien: § ontstaan er aan het wateroppervlak regelmatige golven Hoe groter het wateroppervlak, hoe hoger de golven worden hoe groter de windkracht, hoe hoger de golven worden Getij Ø Het getij heeft belangrijke rol bij kustprocessen Ø Het get is afwisseling van eb (afgaand tij) en vloed (opkomend tij) o De maximale waterhoogte (vloed) → heet hoogwater (hoogtij) o De minimale waterhoogte (eb) → heet laagwater (laagtij) Getij Aan de ene kant en door zwaartekracht van de maan komt het oceaanwater omhoog Aan de andere kant wordt het oceaanwater naar buiten geslingerd Deze waterbulten noem je vloedbergen (figuur 1.7) Er zijn 2x vloed en 2x eb Getij o Wanneer de zon en de maan op één lijn staan is er springtij (figuur 1.8) o Wanneer zon en maan haaks op elkaar staan is er doodtij (figuur 1.9) o Getijdenstroom = waterbeweging als gevolg van eb en vloed Getij à Verschil hoogtij en laagtijd wordt ook beïnvloedt door de vorm van de kust § Den Helder 1,5 m § Vlissingen 4,5 m Hoofdstuk 1 Nederland waterland 1.1 De Nederlandse kust Kusttypen Ø Nederland als geheel is een delta à Delta: mondingsgebied van rivieren met splitsende zijarmen Kusttypen à Drie kusttypen in deze delta van noord naar zuid: 1- Waddenkust 2- Gesloten duinenkust 3- Estuariumkust Kusttypen 1- Waddenkust à Wadden zijn gronden langs de kust die alleen bij hoogwater overstromen Ø Kenmerken zijn: 1- bij laagwater vallen grote oppervlakten droog (figuur 1.12, blz. 15) Waddenkust 2- Waddeneilanden bewegen naar het oosten en zuiden, door combinatie van: getijdenstroom zeestroom wind 3- sedimentatie > erosie 2- Gesloten duinenkust à van Den Helder tot Hoek van Holland Ø Kenmerken zijn: 1- strandwallen en duinen 2- is heel dynamisch 3- tijdens een stormvloed: zal 4- erosie > sedimentatie = duinafslag optreden (figuur 1.13) blijvend verlies zand 3- Estuariumkust à Is de estuariumkust van Rijn, Maas en Schelde Ø Kenmerken zijn: 1- estuarium = trechtervormige riviermonding, waar zoet en zout water komen samen Estuariumkust 2- zout water kan ver landinwaarts binnendringen bij vloed: 3- gevolg: verzilting omliggende gebieden Hoofdstuk 1 Nederland waterland 1.2 Stroomgebieden van Rijn en Maas Vier rivieren Ø Door Nederland stromen vier rivieren: - Rijn: van Zwitserland - Maas: van Frankrijk - Schelde: van België - Eems: van Duitsland 1.2 Stroomgebieden van Rijn en Maas Drie begrippen ▶ Stroomgebied = het gebied dat afwatert op een bepaalde rivier en zijn zijrivieren ▶ Waterscheiding = grens tussen twee stroomgebieden ▶ Stroomstelsel = een rivier met alle zijrivieren en vertakkingen die deel Stroomstelsel uitmaken van hetzelfde stroomgebied Stroomgebied Waterscheiding De Rijn o Stroomgebied van de Rijn → 9 landen o Bijna 15% in Nederland o De Rijn onstaan waar Vorderrhein en Hinterrhein samenkomen o De Rijn is een gemengde rivier → smeltwater (zomer) en regenwater (winter) o In de winter is de waterafvoer van de Rijn het hoogst Rijn: bovenloop + eerste deel rivier + hoge stroomsnelheid + veel erosie + veel meegevoerd sediment Rijn: middenloop + stroomafwaarts van de bovenloop + evenwicht erosie en sedimentatie + gemiddelde stroomsnelheid + Rijn wordt bevaarbaar Rijn: benedenloop + laatste gedeelte van de rivier + (zeer) kleine hellingshoek + veel sedimentatie + monding in zee + vorming delta §1.2 Stroomgebied van Rijn en Maas De Rijn in Nederland Ø De Rijn vertakt zich in Nederland: o 2/3 van het Rijnwater stroomt via de Waal naar zee o sedimentatie > erosie De Rijn in Nederland → In de Neder-Rijn zijn 3 stuwen gebouwd: o stuw = beweegbare dam in een rivier waarmee het waterniveau wordt geregeld Driel: veiligstellen watervoorziening IJssel Amerongen en Hagestein: maken scheepvaart mogelijk De Rijn in Nederland § De stuwen staan meestal open: om scheepvaart te garanderen § alleen bij te lage waterstand dicht De Maas kleiner stroomgebied dan de Rijn Regenrivier veel overstromingen monding bij het Haringvliet De Maas → De Maas is vooral in de middenloop vrijwel onbedijkt → Benedenloop is wel bedijkt, omdat: 1- vrijwel al het water uit het stroomgebied verwerken 2- hoog overstromingsrisico door intensief gebruik van gebieden langs de rivier Verval en verhang Ø Lengteprofiel = doorsnede van een rivier van bron tot monding Verval: Het absolute verschil in meters tussen twee plaatsen Voorbeeld Vraag: Wat is het verval tussen plaats A en B? - plaats A is 1200 meter hoog - plaats B is 1000 meter hoog 1200 [m] - 1000 [m] = 200 meter Antwoord: Het verval is 200 meter Verhang: hoeveel een rivier richting zeeniveau zakt per kilometer lengte Ø Formule: verval [m] / lengte [km] = verhang [m/km] Voorbeeld Vraag: Wat is het verhang van de rivier van vorige vraag? - De afstand tussen plaats A en B is 10 kilometer Dus: 200 / 10 = 20 m/km Antwoord: Het verhang van de rivier is 20 m/km Debiet: is de hoeveelheid water die per tijdseenheid door een bepaald punt in de rivier stroomt in (m3/s) Formule: Q = AV Q = het debiet A = de oppervlakte van de doorsnede van het rivierbed V = de stroomsnelheid van het water § De oppervlakte wordt bepaald door de breedte van de rivier § De stroomsnelheid is afhankelijk van het verhang Hoofdstuk 1 Nederland waterland 1.3 De mens in het landschap Het kustgebied Ø Na iedere overstroming zijn dijken, dammen of duinen aangelegd, verhoogd of verbreed à 1953: laatste grote overstroming vanuit zee Overstroomde gebieden in Zuidwest-Nederland, 1953 Het kustgebied → na 1953, de regering stelde een commissie van deskundigen: Deltacommissie o Alle structuren om oppervlaktewater tegen te houden, noem je waterkeringen: + zeedijken verhogen + deltawerken aanleggen in het zuidwesten + aanleg Afsluitdijk Het kustgebied à Voorbeelden van Deltawerken: - Oosterscheldekering - beweegbare stormvloedkering Krimpen aan den Ijssel à Voordelen van de Deltawerken: 1- Veiligheid (hoofddoel) 2- Ontstaan zoetwaterbekkens voor drinkwater 3- Scheepvaart profiteerde van het verdwijnen van eb en vloed Rivierengebied Ø Door menselijk handelen is ook het stroomgebied van de Rijn en de Maas beïnvloed Ø Het dwarsprofiel veranderde sterk door: 1- Dijkverzwaring: verhoging en verbreding van dijken 2- De aanleg van zomerdijken 3- De aanleg van uiterwaarden: gebied tussen winterdijk en zomerdijk Rivierengebied 4- De aanleg van kribben: korte dwarsdammen om de stroomsnelheid in de riviergeul te vergoten à zo slibt de rivier minder snel dicht en blijft scheepvaart mogelijk bij laagwater Buitendijks: gebied dat niet beschermd wordt tegen overstromingen Binnendijks: gebied dat wordt beschermd door winterdijken Zomerbed: gebied tussen de zomerdijken Winterbed: gebied tussen de winterdijken Regiem: invloed van menselijk handelen Ø Door de mens is het regiem van rivieren onregelmaVger à Sindsdien is veel bos gekapt: meer bodemerosie meer afstroming over het oppervlak à ontbossing en verstening leiden tot snellere afvoer van neerslag Regiem: invloed van menselijk handelen à Voor een betere bevaarbaarheid: 1- Aanleg van kribben 2- Kanalisatie = afsnijden grote bochten van de rivier o gevolg: snellere afvoer Regiem: invloed van menselijk handelen à Gevolg van al dit menselijk handelen: afname van de vertragingstijd: § Tijd tussen het moment dat ergens neerslag valt en het moment van de afvoerpiek in de rivier à dit betekent een verhoogde en versnelde piekafvoer Ruimte maken voor de rivier Ø Programma Ruimte voor de Rivier à meer ruimte maken voor de rivier à Doelen: - veiligheid (hoofddoel) - aanleg van natuurgebieden - versterken van de landbouw - nieuwe recreatiemogelijkheden à Alle projecten waren in 2020 afgerond Ruimte maken voor de rivieren Ø De maatregelen van Ruimte voor de Rivier verschilden per locatie Ruimte voor de rivieren buitendijks Ruimte voor de rivieren buitendijks Verlaging van kribben Ruimte voor de rivieren buitendijks Vergraven van de uiterwaard Ruimte voor de rivieren binnendijks → Hoogwatergeul: Tussen 2 speciaal aanlegde hoge dijken Inlaat is normaal dicht, alleen open bij hoogwater → Noodoverloopgebied: alleen bij extreem hoge rivierafvoer in bovenstroomse gebieden om schade benedenstrooms te voorkomen De Maaswerken Ø Ook de Maas moet veiliger worden gemaakt met de Maaswerken → Drie belangrijke doelstellingen: 1- Verkleinen van het overstromingsgevaar: verdiepen rivierbedding aanleg nevengeulen verlagen uiterwaarden De Maaswerken 2- Verbeteren van de bevaarbaarheid voor grotere binnenvaartschepen 3- Versterking van de natuur in en langs de Maas à VB: Grensmaasproject Bodemdaling Ø Door menselijk handelen daalt de bodem ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP) à Verschillende oorzaken van bodemdaling: 1- Door dijken wordt minder zand en klei afgezet (sedimentatie) Bodemdaling 2- Door het wegpompen van grondwater (= ontwatering): à Gevolg: inklinking plaats in veen- en kleigebieden droogt veen uit en het krimpt = oxidatie nog meer bodemdaling Verzilting Ø Kwelwater kan zorgen voor verzilting achter de duinen Het zoute water is door bemaling steeds ondieper komen te zitten à nadelige effecten voor landbouw en drinkwatervoorziening Watergebruik en verdroging Ø Door toenemende grondwateronZrekking worden sommige gebieden te droog à gevolg: de grondwaterspiegel daalt, waardoor verdroging optreedt Watergebruik en verdroging à Het meeste zoete water wordt gebruikt als drinkwater: o ook voor ander gebruik in en rond huis à toilet, wasmachine, douchen 2022: ruim 134 liter per persoon per dag komt uit grondwater en oppervlaktewater neemt toe bij warme en droge perioden

Use Quizgecko on...
Browser
Browser