Week 1-10 Dutch Constitutional Law Notes PDF
Document Details
Uploaded by BrilliantEllipsis1845
Radboud University
Tags
Summary
These notes cover weeks 1-10 of a Dutch constitutional law course, including questions and answers on topics like the functions of articles 42 and 81 of the Dutch constitution, constitutional principles, and the separation of powers.
Full Transcript
***Week 1 --- Object en rechtsbronnen van het staatsrecht*** ***Vraag 1:** Beschrijf de staatsrechtelijke functies van respectievelijk artikel 42 en artikel 81 van de Grondwet.\ **Antwoord:**\ Art. 42 lid 1 Gw bevat een **constituerende functie**. Deze functie ziet op het instellen van een overheid...
***Week 1 --- Object en rechtsbronnen van het staatsrecht*** ***Vraag 1:** Beschrijf de staatsrechtelijke functies van respectievelijk artikel 42 en artikel 81 van de Grondwet.\ **Antwoord:**\ Art. 42 lid 1 Gw bevat een **constituerende functie**. Deze functie ziet op het instellen van een overheidsambt en in art. 42 lid 1 Gw worden de Koning en de ministers ingesteld als zijnde regering.\ Art. 42 lid 2 Gw bevat een **regulerende functie**. Deze functie ziet op de regulering van bevoegdheden en de afbakening van onderlinge verhoudingen tussen de overheidsambten. In art 42 lid 2 Gw wordt de macht van de koning gereguleerd in onschendbaarheid. Tevens wordt de verantwoordelijkheid naar de ministers geschoven, waarmee de onderlinge verhouding tussen de koning en de ministers wordt afgebakend.\ Art. 81 Gw bevat een **attribuerende functie**. Deze functie ziet op de toekenning van bevoegdheden aan de overheidsambten. In art. 81 Gw wordt de wetgevende bevoegdheid toegekend aan de regering en Staten-Generaal gezamenlijk.* ***Week 2 --- Constitutionele uitgangspunten*** ***Vraag 1:** Motiveer de stelling dat artikel 117 GW een voorbeeld is van de organisatorische scheiding der machten.\ **Antwoord:** In Nederland kennen we in beginsel drie afzonderlijke, gelijkwaardige en zelfstandige staatsmachten, te weten de Staten-Generaal als vertegenwoordigend en wetgevend lichaam, de regering als hoogste bestuursorgaan en een onafhankelijke rechterlijke macht, die de drie hoofdfuncties uit oefenen (organisatorische scheiding).\ In art. 117 GW staat dat rechters voor het leven worden benoemd. Dit draagt bij aan de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Rechters hoeven nu immers niet bang te zijn dat zij uit hun functie worden gezet, waardoor zij volledig onafhankelijk van de overige overheidsambten kunnen functioneren.* ***Vraag 2:** Welke manieren worden gebruikt om de machtenscheiding te relativeren?\ **Antwoord:** Er bestaan vier manieren van checks and balances:* 1. ***Gedeelde bevoegdheden.** Denk hierbij aan art. 81 Gw waarbij de SG en regering samen wetten vaststellen of in art. 118 Gw waarbij alle drie de staatsmachten zijn betrokken met bij het benoemen van de leden van de Hoge Raad.* 2. ***Controlemechanisme.** Art. 112 lid 2 Gw stelt dat de rechter de handelen van het bestuur controleert. Art. 117 lid 1 de regering benoemt rechters maar mogen deze niet ontslaan.* 3. ***Rechterlijke terughoudendheid.** Het rechtspreken is exclusief voorbehouden aan de rechter en political question doctrine betekent dat de rechter zich niet bemoeit met politieke aangelegenheden.* 4. ***Check and balances binnen de staatsmacht.** Art. 45 Gw door een handtekening van de koning en 1 of meer ministers kan de regering besluiten nemen. Art. 51 Gw de Eerste Kamer checkt de Tweede Kamer.* ***Vraag 3:** Onder welk van de 4 onderdelen van de rechtstaat valt HR Fluoridering?\ **Antwoord:** De vier onderdelen van de rechtstaat zijn: machtenscheiding, legaliteit, onafhankelijke rechter en erkenning van de grondrechten. HR Fluoridering valt onder het onderdeel **legaliteit**, wat betekent dat alle maatregelen van een ingrijpende aard een wettelijke grondslag nodig hebben. De overheid heeft een wettelijke grondslag nodig voor maatregelen van een ingrijpende aard.* ***Week 3 --- De samenstelling van de regering*** ***Vraag 1:** Uit de tekst van artikel 42, eerste lid en artikel 47 Grondwet volgt dat de Koning deel uitmaakt van de regering en dat voor alle regeringsbesluiten de handtekening van de Koning vereist is. Het lijkt er dus op dat er sprake is van gelijkwaardigheid en wederzijdse afhankelijkheid tussen Koning en ministers. Motiveer de stelling dat deze conclusie niet strookt met de tegenwoordige positie van de Koning in de uitoefening van de regeringsfunctie.\ **Antwoord:** Volgens de tekst van art. 42 Gw is de Koning lid van de regering. Alle regeringsbesluiten behoeven bovendien zijn handtekening (art. 47 Gw). Daarmee is in principe niet verenigbaar dat de Koning slechts advies geeft. Hij beslist immers mee en plaatst zijn handtekening. Doordat de ministers echter verantwoordelijk zijn (art. 42 lid 2 Gw) zal de Koning zich beperken tot een rol in de regering, die bestaat uit vragen stellen, adviseren en aansporen van ministers.* ***Vraag 2:** Staatssecretaris Mona Keijzer werd na kritiek op het coronatoegangsbewijs op staande voet ontslagen door demissionair premier Mark Rutte. Haar uitspraken waren volgens Rutte niet in lijn met besluiten van de ministerraad. Leg dit uit.\ **Antwoord:** In de ministerraad geldt het vereiste van homogeniteit (art. 45 lid 3 Gw). Dit betekent dat leden van de ministerraad niet in strijd met een besluit van de raad handelen. Staatssecretarissen zijn ondergeschikt aan de minister (art. 46 Gw) en deze hiërarchische verhouding veronderstelt dat ook de staatssecretaris de eenheid van het regeringsbeleid moet uitstralen. Het wordt voor burgers anders te moeilijk om te begrijpen wat er is besloten en aan welke regels zij zich moeten houden.* ***Vraag 3:** Geef aan of de volgende stellingen kloppen, pas nodig aan.\ I. Een lid van de ministerraad kan besluiten aanpassen als ze het er niet mee eens zijn.\ II. Een handtekening van de staatssecretaris voldoet als bedoelt in art. 47 Gw.\ III. Minister van Onderwijs, minister van Gezondheid en minister voor Stikstof zijn ministers met portefeuille.\ **Antwoord:**\ I. **Onjuist**, een lid van de ministerraad mag als zij het niet eens zijn met besluiten: de raad kan het besluit inzien, de minister geeft ontslag aan of alle ministers bieden hun ontslag aan (kabinetcrisis).\ II. **Juist**, een staatssecretaris heeft dezelfde bevoegdheden als de minister.\ III. **Onjuist**, Minister van Onderwijs en minister van Gezondheid zijn ministers met portefeuille, echter is minister voor Stikstof een minister zonder portefeuille. Dit onderscheid is makkelijk te herkennen aan de woorden \"voor\" en \"van\".* ***Week 4 --- Democratie & de Staten-Generaal*** ***Vraag 1:** Casus: Tweede Kamerlid Pieter-Jan wil naast zijn fulltime functie als parlementslid ook graag een andere functie binnen de overheid.\ Mag Pieter-Jan tevens minister zijn?\ **Antwoord:** Pieter-Jan mag niet Tweede Kamerlid en tevens minister zijn. Dit volgt uit art. 57 lid 2 GW. Een lid van de Staten-Generaal kan niet tevens minister zijn.* ***Vraag 2:** Mag Pieter-Jan tevens lid van de Eerste Kamer zijn?\ **Antwoord:** Pieter-Jan kan niet Tweede Kamerlid en tevens Eerste Kamerlid zijn. Dit volgt uit art. 57 lid 1 GW. Niemand kan lid van beide kamers zijn.* ***Vraag 3:** Mag Pieter-Jan tevens lid zijn van de Raad van State?\ **Antwoord:** Pieter-Jan kan niet Tweede Kamerlid en lid van de Raad van State zijn. Dit volgt uit art. 57 lid 2 GW. Een lid van de Staten-Generaal kan niet tevens lid van de Raad van Staten zijn.* ***Week 5 --- Verhouding tussen de ambten*** ***Vraag 1:** Wat is een regeerakkoord?\ **Antwoord:** Het regeerakkoord wordt gesloten door de coalitiefracties in de Tweede Kamer en bevat de belangrijkste afspraken die tussen hen zijn gemaakt, ten aanzien van het beleid dat door het kabinet zal worden gevoerd.* ***Vraag 2:** Is de volgende stelling juist? Een grondwetswijziging in Nederland is niet moeilijk.\ **Antwoord:** In Nederland is het erg moeilijk om een grondwetswijziging door te voeren, maar niet onmogelijk. De Nederlandse Grondwet is namelijk rigide. De herzieningsprocedure vindt plaats in twee lezingen (art. 137 Gw): een eerste lezing met een normale meerderheid en een tweede lezing (na ontbinding tweede kamer) met een twee derde meerderheid.* ***Week 6 --- Wetgeving*** ***Vraag 1:** Waarom kan een wet in formele zin tevens een wet in materiële zin zijn?\ **Antwoord:** Een wet in formele zin is een wet afkomstig van de formele wetgever (art. 81 Gw). Dit ziet dus op de wijze van totstandkoming. Een wet in materiële zin ziet op de inhoud en heeft dus niets te maken met hoe de wet tot stand is gekomen. Dit kunnen dus ook wetten zijn die niet afkomstig zijn van de formele wetgever. Een wet is een wet in materiële zin als deze een algemeen verbindend voorschrift bevat. Niet elke wet die de formele wetgever maakt bevat een algemeen verbindend voorschrift, maar als deze wel een algemeen verbindend voorschrift bevat is de wet in formele zin ook een wet in materiële zin.* ***Week 7 --- Bestuur: nationaal, internationaal & EU-recht*** ***Vraag 1:** Leg het verschil uit tussen het monistisch en dualistisch systeem met betrekking tot de werking van verdragen in de nationale rechtsorde.\ **Antwoord:*** - ***Dualistisch systeem** (bijv. Duitsland): Verdragen moeten eerst omgezet worden in nationale wetgeving (transformatiewet) voordat ze werken binnen de rechtsorde.* - ***Monistisch systeem** (bijv. Nederland): Verdragen werken rechtstreeks door en zijn omzetting niet nodig. Het verdrag krijgt werking nadat het is bekendgemaakt. De rechter toetst wetten aan eenieder verbindende verdragsbepalingen.* ***Week 8 --- Rechterlijke organisatie en rechtspraak*** ***Vraag 1:** Stel: voor het bouwen van een aanbouw vraagt u een vergunning aan. Het college van burgemeester en wethouders beslist afwijzend op uw aanvraag. U meent dat het college de vergunning ten onrechte niet heeft verstrekt.\ Is een civiele rechter bevoegd om van dit geschil kennis te nemen?\ **Antwoord:** Ja, volgens art. 112 Gw kan de civiele rechter kennisnemen van geschillen van burgerlijke rechten, ook al betreft het een publiekrechtelijk geschil. Het is een burgerlijk recht.* ***Vraag 2:** Hebben alle verdragsbepalingen in Nederland voorrang boven het nationale recht?\ **Antwoord:** Nee, verdragsbepalingen hebben voorrang als deze **aieder verbindend** zijn, wat betekent dat ze voldoende nauwkeurig zijn geformuleerd om door te werken in de nationale rechtsorde. Art. 93 en 94 Gw biedt handvatten voor toetsing.* ***Week 9 --- Grondrechten en algemene rechtsbeginselen*** ***Vraag 1:** Aan welke eisen moet de rechter de beperking van de vrijheid van betoging toetsen?\ **Antwoord:** De beperking moet:* 1. *Bij wet zijn voorzien (hoeft geen wet in formele zin te zijn),* 2. *Noodzakelijk zijn in een democratische samenleving,* 3. *Dienen ter bescherming van specifieke doelen (doelcriteria).* ***Week 10 --- Het Koninkrijk*** ***Vraag 1:** Hoe kunnen de landen van het Koninkrijk gezamenlijk een regeling maken over de verzekering van ziektekosten?\ **Antwoord:** Dit kan via een **consensusregeling** (bijv. consensusrijkswet). Dit wordt geregeld in art. 38 lid 2 Statuut. Ziektekostenverzekering is geen aangelegenheid die specifiek wordt behandeld in de artikelen 3, 5, of 43 van het Statuut.*