Psychologie: Emotie en Socialisatie
48 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke groep mensen vertoont een hogere cardiovasculaire activiteit bij arousal?

  • Extraverten
  • Introverten (correct)
  • Optimisten
  • Perfektionisten

Wat gebeurt er met de huidgeleiding bij introverten in stressvolle situaties?

  • Het neemt af
  • Het blijft gelijk
  • Het fluctueert sterk
  • Het neemt toe (correct)

Welke hersengolven zijn indicatief voor een hogere rust bij de hersenen?

  • Theta waves
  • Alpha waves (correct)
  • Beta waves
  • Delta waves

Welke activiteit meet de elektrische respons in de hersenen na een aangeboden stimulus?

<p>ERP (D)</p> Signup and view all the answers

Welke hemisfeer van de hersenen is actief bij positieve emoties?

<p>Linkse hemisfeer (D)</p> Signup and view all the answers

Wat verklaart het verschil in affectieve reacties op films tussen individuen?

<p>De activiteit van de linker versus rechter hemisfeer (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is een kenmerk van personen met een positieve ingesteldheid?

<p>Lagere drempel voor positief affect (D)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er bij de activatie van de rechtse hemisfeer?

<p>Activering bij negatieve emoties (D)</p> Signup and view all the answers

Wat zijn peer ervaringen?

<p>Relaties tussen individuen van dezelfde leeftijd (C)</p> Signup and view all the answers

Welke eigenschappen zijn vaak geassocieerd met kinderen die leuker gevonden worden?

<p>Empathisch en prosociaal (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is een kenmerk van peer victimization?

<p>Het doelwit zijn van agressieve gedragingen (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het verschil tussen populariteit en peer voorkeuren?

<p>Populariteit heeft te maken met dominantie en zichtbaarheid (A)</p> Signup and view all the answers

Waarom is het belangrijk om verschillende types peer ervaringen te onderscheiden?

<p>Elke vorm kan verschillende effecten hebben op mentale en fysieke gezondheid (D)</p> Signup and view all the answers

Wat begrijpen we onder de dimensie 'aanwezigheid van een vriend' binnen vriendschappen?

<p>Of iemand minstens één beste vriend heeft (B)</p> Signup and view all the answers

Welke impact kan het hebben als kinderen niet leuk gevonden worden?

<p>Ze kunnen sociale en emotionele problemen ervaren (A)</p> Signup and view all the answers

Wat kan een gevolg zijn van kinderen die populair zijn, maar niet geliefd?

<p>Ze gebruiken vaak agressie om hun status te behouden (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is een kenmerk van het child-effects model?

<p>Het gedrag van een kind kan hetzelfde gedrag bij de ouder uitlokken. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende uitspraken beschrijft een negatieve feedback loop volgens het child-effects model?

<p>Ouders werken tegen de natuurlijke aanleg van het kind. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft de basis van de groeps-socialisatie theorie?

<p>De ontwikkeling van sociale identiteit op basis van in- en out-groups. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke invloed heeft de hiërarchische positie binnen groepen op de persoonlijke hiërarchische positie (PH)?

<p>Het beïnvloedt de PH door sociale status te bepalen. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is het gevolg van een positieve feedback loop in relatie tot erfelijkheidsschatting?

<p>Erfelijkheid wordt onderschat. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke variantie wordt gekarakteriseerd als narrow heritability?

<p>De som van de overgeërfde genen van beide ouders. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft het parent-effects model?

<p>Het respons van de ouder op gedrag van het kind in overeenstemming met hun genetische make-up. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat zijn voorbeelden van unique outside family factoren die de PH kunnen beïnvloeden?

<p>Sociale groepsidentificatie en externe sociale netwerken. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is een belangrijke bevinding met betrekking tot individuele verschillen in de hersenactiviteit?

<p>Ze zijn stabiel en indicatief voor een onderliggende dispositie. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat ontdekte Canli et al. (2001) met betrekking tot hersenactiviteit en persoonlijkheid?

<p>Hersenactiviteit hangt af van de blootgestelde beelden en persoonlijkheid. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat met betrekking tot de activatie van de hersenhemisferen is waar voor boeddhistische monniken?

<p>Ze hebben een uitgesproken activatie van de linker-hersenhemisfeer. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende stellingen over fMRI is juist?

<p>Het toont structuur en functie van hersenen. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat kan gezegd worden over de correlatie tussen persoonlijkheid en hersenreactiviteit?

<p>Een lagere zelfdirectedness correleert met hogere activiteit in de amygdala. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat zijn beperkingen van de vroege fMRI-studies?

<p>Ze zijn sterk experimenteel en vaak gebaseerd op kleine steekproeven. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke conclusie kan getrokken worden uit het onderzoek van Grimm et al. (2012)?

<p>Persoonlijkheid vertoont een correlatie met biologische hersenprocessen. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is een duidelijke implicatie van de studie naar 'frontale hersenactiviteit'?

<p>Personen met hogere neuroticisme vertonen meer activiteit bij negatieve stimuli. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende beweringen over veranderingen in peer relaties is waar?

<p>Adolescenten delen meer persoonlijke informatie met hun peers. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke biologisch gerelateerde verandering beïnvloedt adolescenten het meest in hun interacties met peers?

<p>Verhoogde oriëntatie naar peers door hormonale veranderingen. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is een van de componenten van temperament volgens het model dat in de inhoud wordt besproken?

<p>Efortful control/zelfregulatie. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat toont de meta-analyse van Robson et al. (2020) aan over zelfregulatie?

<p>Hogere zelfregulatie verkleint de kans op peer victimization. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende uitspraken over negatieve emotionaliteit is juist?

<p>Het betreft de neiging om negatieve emoties zoals verdriet en boosheid te voelen. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat zijn de effecten van hormonale veranderingen in de puberteit op adolescenten?

<p>Ze verhogen de gevoeligheid voor peer ervaringen. (D)</p> Signup and view all the answers

Hoe worden peer victimization en zelfregulatie met elkaar in verband gebracht?

<p>Sterkere zelfregulatie kan de kans op peer victimization verlagen. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke eigenschap van de amygdala is van belang tijdens de puberteit volgens de besproken veranderingen?

<p>Het versterkt de emotionele en fysiologische reacties naar peers. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende gevolgen worden meestal waargenomen bij kinderen met een moeilijker temperament?

<p>Ze hebben een lagere peer status. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke eigenschap wordt geassocieerd met kinderen die meer vriendschappen vormen?

<p>Hogere positieve emotionaliteit. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is een gevolg van inadequate sociale vaardigheden bij adolescenten?

<p>Verminderde empathie. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat kan het risico op psychopathologie bij kinderen verhogen?

<p>Laag niveau van zelfregulatie. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke vaardigheid is belangrijk voor het oplossen van sociale problemen?

<p>Sociaal perspectief nemen. (C)</p> Signup and view all the answers

Welke groep kinderen heeft doorgaans een lagere kwaliteit van relaties?

<p>Kinderen met lagere sociale vaardigheden. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er vaak met de interacties van een depressief persoon?

<p>Ze verergeren door negatieve emotionaliteit. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is een kenmerk van kinderen met een hoger niveau van negatieve emotionaliteit?

<p>Ze hebben lagere sociale vaardigheden. (C)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Individuele verschillen in cardiale reactiviteit

Introverte en neurotische mensen vertonen een hogere cardiovasculaire activiteit wanneer ze geprikkeld zijn.

Huidgeleiding bij introverten

Introverte personen vertonen een hogere activiteit in de huidgeleiding wanneer ze onder stress staan of cafeïne innemen.

Huidgeleiding bij neuroten

Neurotische mensen vertonen een chronische activatie van het sympathisch zenuwstelsel, hetgeen resulteert in hogere huidgeleiding.

EEG: Elektrencefalografie

Het EEG is een techniek dat de elektrische activiteit van de hersenen meet.

Signup and view all the flashcards

Alpha-golven

Alpha-golven zijn een type hersenactiviteit dat gerelateerd is aan rust. Hoe meer alpha-golven aanwezig zijn, hoe rustiger de hersenen.

Signup and view all the flashcards

ERP: Event-Related Potential

ERP is een techniek die de elektrische respons van de hersenen op een stimulus meet.

Signup and view all the flashcards

Brain Asymmetry Research

Brain asymmetry research kijkt naar de activiteit van de linker- en rechterhemisfeer van de hersenen tijdens emotie.

Signup and view all the flashcards

Hersenactiviteit bij emoties

De linkerhemisfeer van de hersenen is actief bij positieve emoties, terwijl de rechterhemisfeer actief is bij negatieve emoties.

Signup and view all the flashcards

Need to Belong

De natuurlijke behoefte van mensen om erbij te horen en positieve relaties te hebben met anderen.

Signup and view all the flashcards

Peer Ervaringen

Relaties tussen individuen van dezelfde leeftijd, zoals kinderen of adolescenten.

Signup and view all the flashcards

Peer Victimization

De intentie om een ander te kwetsen, met behulp van agressie. Dit kan zowel fysiek als verbaal zijn.

Signup and view all the flashcards

Peer Status

De sociale status van een kind of adolescent binnen de peergroep. Dit kan gebaseerd zijn op populariteit, leuk gevonden worden of andere factoren.

Signup and view all the flashcards

Peer Voorkeuren

De mate waarin een kind of adolescent leuk gevonden wordt door zijn of haar leeftijdsgenoten.

Signup and view all the flashcards

Populariteit (Cool kids)

Een kind of adolescent die zichtbaar en dominant is, maar niet noodzakelijk geliefd is door alle peers.

Signup and view all the flashcards

Vriendschappen

De dynamiek van vriendschappen tussen twee peers, waarbij een diepere interactie plaatsvindt.

Signup and view all the flashcards

Dimensies van Vriendschappen

De verschillende eigenschappen die een vriendschap kenmerken, zoals de kwaliteit van de band en de mate van steun die wordt aangeboden.

Signup and view all the flashcards

Passief Model (Reiss)

Het 'Passive Model' richt zich op de genetische overlap tussen ouder en kind zonder andere factoren te beschouwen.

Signup and view all the flashcards

Child-Effects Model (Reiss)

Het 'Child-Effects Model' stelt dat het kind zijn eigen ontwikkeling beïnvloedt, en ouders hierop reageren.

Signup and view all the flashcards

Parent-Effects Model (Reiss)

Het 'Parent-Effects Model' beschrijft hoe de ouderlijk gedrag als respons op het kind samenhangt met de genetische basis van de ouder.

Signup and view all the flashcards

Bias in de schatting van erfelijkheid

Deze modellen beïnvloeden de nauwkeurigheid waarmee erfelijkheid wordt geschat. Valse resultaten kunnen ontstaan door de invloed van de omgeving op de erfelijkheid.

Signup and view all the flashcards

Groeps-socialisatie theorie

De ontwikkeling van sociale identiteit is gebaseerd op het onderscheid tussen groepen waartoe we ons wel of niet rekenen.

Signup and view all the flashcards

Sociale groepen als unieke omgevingsfactoren

Sociale groepen (zoals de school) vormen een unieke omgevingsfactor die een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van de persoonlijkheid.

Signup and view all the flashcards

Additieve genetische variantie (Narrow Heritability)

Individuele gedragstrekken ontstaan door de som van de overgeërfde genen van beide ouders. Dit is een beperkt perspectief op erfelijkheid, omdat het niet-additieve factoren buiten beschouwing laat.

Signup and view all the flashcards

Niet-additieve genetische variantie

Niet-additieve genetische variantie omvat dominante en recessieve allelen, waarbij een allel meer invloed heeft dan het andere.

Signup and view all the flashcards

Negatieve ingesteldheid

Mensen met een negatieve ingesteldheid ervaren negatieve emoties makkelijker en intensiever.

Signup and view all the flashcards

Frontale hersenasymetrie

De mate van activiteit in de linker- en rechterhersenhelft, vooral in de frontale kwab, kan verschillen tussen individuen en is stabiel over tijd.

Signup and view all the flashcards

Boeddhistische monniken en hersenen

Boeddhistische monniken vertonen een sterkere activiteit in de linker-hersenhemisfeer, vooral in de frontale kwab.

Signup and view all the flashcards

fMRI

Een medische techniek die de structuur en functie van de hersenen in beeld brengt.

Signup and view all the flashcards

Persoonlijkheid & fMRI

De mate van hersenactiviteit tijdens blootstelling aan emotionele stimuli kan verband houden met persoonlijkheidstrekken.

Signup and view all the flashcards

Self-directedness & amygdala

Individuen met een hoge mate van 'self-directedness' vertonen minder hersenactiviteit in emotionele hersengebieden zoals de amygdala.

Signup and view all the flashcards

Beperkingen fMRI-studies

Eerdere fMRI-studies over persoonlijkheid hebben enkele beperkingen.

Signup and view all the flashcards

Big Five & hersenen

De Big Five persoonlijkheidstrekken, met uitzondering van 'openheid voor ervaringen', kunnen gelinkt worden aan hersenactiviteit.

Signup and view all the flashcards

Verandering in peerrelaties in de adolescentie

Verandering in peerrelaties in de adolescentie waarbij jongeren intiemere banden ontwikkelen en meer delen met hun leeftijdsgenoten. Peers worden de belangrijkste bron van steun, belangrijker dan ouders.

Signup and view all the flashcards

Invloed van hormonen op peerrelaties

De puberteit, met zijn hormonale veranderingen, beïnvloedt de manier waarop adolescenten hun omgeving waarnemen, met name peers. Dit resulteert in een grotere oriëntatie naar peers, een verhoogde gevoeligheid voor peerervaringen (positief en negatief), en sterkere emotionele reacties in sociale situaties.

Signup and view all the flashcards

Effortful control

Een persoonlijkheidskenmerk dat de mate van zelfregulatie aangeeft, het vermogen om impulsen te controleren en gedrag te plannen. Het staat in contrast met 'bottom-up'-systemen die reactiever zijn.

Signup and view all the flashcards

Negatieve emotionaliteit

Een temperamentsdimensie die de neiging beschrijft om negatieve emoties te ervaren zoals verdriet, boosheid en frustratie.

Signup and view all the flashcards

Positieve emotionaliteit

Een temperamentsdimensie die de neiging beschrijft om positieve emoties te ervaren en sociaal contact te zoeken.

Signup and view all the flashcards

Meta-analyse over zelfregulatie & peer victimization

Een meta-analyse van 150 studies met 250.000 deelnemers heeft aangetoond dat er een verband is tussen zelfregulatie en peer victimization.

Signup and view all the flashcards

Temperament en peer ervaringen

Individuele verschillen in persoonlijkheidstrekken, zoals effortful control, negatieve emotionaliteit en positieve emotionaliteit, kunnen de ervaringen met peers beïnvloeden.

Signup and view all the flashcards

Temperament en peer relaties

Kinderen met een moeilijker temperament, zoals een laag niveau van zelfregulatie en een hoog niveau van negatieve emotionaliteit, hebben meer kans om minder vriendschappen te vormen, een lagere populariteit te hebben en minder positieve interacties met leeftijdsgenoten te ervaren.

Signup and view all the flashcards

Zelfregulatie en sociale interacties

Het vermogen om eigen emoties en gedrag te reguleren is cruciaal voor het succesvol navigeren door sociale interacties. Kinderen die moeite hebben met zelfregulatie kunnen hun frustratie of boosheid uiten tijdens interacties met leeftijdsgenoten, wat hun sociale relaties kan beïnvloeden.

Signup and view all the flashcards

Inadequate sociale vaardigheden en peer relaties

Adolescenten met inadequate sociale vaardigheden hebben moeite met het omgaan met sociale situaties, zoals het oplossen van conflicten, het stellen van passend gedrag en het begrijpen van het perspectief van anderen. Dit kan leiden tot sociale problemen en een negatieve impact hebben op hun relaties.

Signup and view all the flashcards

Psychopathologie en peer relaties

Kinderen met een laag niveau van zelfregulatie en een hoog niveau van negatieve emotionaliteit hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van psychopathologie, zoals depressie. Dit kan leiden tot terugtrekking en een afname van de interactie met leeftijdsgenoten.

Signup and view all the flashcards

Temperament en peer reacties

Het temperament van een kind lokt vaak reacties uit bij leeftijdsgenoten. Kinderen met een moeilijk temperament kunnen negatieve reacties krijgen, terwijl kinderen met een gemakkelijker temperament meer positieve interacties ervaren.

Signup and view all the flashcards

Langetermijneffecten van temperament

De effecten van temperament op peer relaties zijn relatief klein en worden nog kleiner wanneer er een lange tijd tussen de meting van temperament en de beoordeling van peer relaties zit.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Algemene Inleiding

  • De hedendaagse definitie van persoonlijkheid beschrijft een reeks psychologische kenmerken en mechanismen binnen een individu; deze zijn georganiseerd en relatief duurzaam, en bepalen de interacties en aanpassingen van het individu aan de omgeving.
  • De aannames van persoonlijkheidsonderzoek zijn onder andere dat persoonlijkheid relatief stabiel, consistent en meetbaar is over verschillende sociale situaties.
  • De Five Factor Model (FFM) is een dimensioneel model van persoonlijkheid met vijf grote domeinen: extraversie, vriendelijkheid, consciëntieusheid, neuroticisme en openheid voor ervaringen. Elk domein heeft facetten.

Conceptualiatsie Persoonlijkheid - FFM

  • Persoonlijkheid is dimensioneel en hiërarchisch
  • Het model is universeel over culturen heen
  • Validiteit van het model is vastgesteld voor kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen.
  • Extraversie betreft kwantiteit en kwaliteit van interacties met anderen
  • Vriendelijkheid betreft kwaliteit van interacties.
  • Consciëntieusheid betreft werkgerelateerde eigenschappen, zoals zorgvuldigheid en ordelijkheid.
  • Neuroticisme betreft de regulatie van negatieve emoties, zoals angst, onzekerheid en spanning.
  • Openstaan voor ervaringen betreft de mate van openstaan voor nieuwe ervaringen, ideeën en culturen.

State-trait Assessment

  • Individuen hebben een gemiddeld niveau van persoonlijkheidskenmerken (traits), maar kunnen afwijken van dit gemiddelde niveau door tijdelijke toestanden (states).
  • Klassieke trait-aanpak houdt geen rekening met de manier waarop verandering in persoonlijkheidsuitdrukking plaatsvindt in specifieke situaties
  • Experience sampling designs verzamelen informatie over een persoon op verschillende tijdstippen gedurende de dag of in verschillende situaties.
  • Situational judgment tests: kijkt naar de reacties van iemand op verschillende situaties.

Een psycho-biologisch perspectief op persoonlijkheid

  • Evolutie naar meer psycho-biologisch perspectief.
  • Verband persoonlijkheid - fysiologie.
  • Fysiologische indicatoren voor persoonlijkheid: huidgeleiding (via zweetklieren), cardiovasculaire maten (bloeddruk en hartslag), hersengolven (EEG).
  • Fysiologische metingen meten arousal (opwinding)

Cardio-vasculaire metingen

  • Stijging bij stress, angst en cognitieve inspanning (bijv. moeilijke taak, piekeren).

Centraal zenuwstelsel

  • Verschillen tussen introverten en extraverten qua activiteit niveau.
  • Link tussen persoonlijkheid en hersenactiviteit (bv. activatie van de linker/rechter hemisfeer bij respons op emoties)

Hormonaal systeem

  • Testosteron (link met risk taking en assertiviteit)
  • Cortisol (link met stressrespons en neuroticisme)
  • Oxytocine (link met vriendelijkheid en vertrouwen) (met name bij sociale relaties).

Recente ontwikkelingen vanuit meditatie/boeddhisme

  • FMRI-onderzoek linkt persoonlijkheid aan hersenreactiviteit op emotionele stimuli.
  • Activatie van hersenregio's (limbische systemen) correleren met persoonlijkheidstrekken.

Biologische modellen van persoonlijkheid en arousal niveau

  • Reticulo-corticale en reticulo-limbische systeem: arousal en emotie-aangeboren reacties.
  • Introverten versus extraverten: verschillen in arousal.

Verhouding-dimensies binnen de FFM

  • Verschillende FFM dimensies onderling zijn niet volledig onafhankelijk van elkaar.
  • Verschillende combinaties van VFM dimensies geven verschillende uitkomst als we naar combinaties gaan kijken.

Validatie van persoonlijkheid door gebruik van neurotransmitters

  • Focus op neurotransmitters zoals adrenaline/dopamine, cortisol
  • Cortisol is een belangrijke factor die verband houdt met stress en kan worden geassocieerd met persoonlijkheidstrekken.
  • Relatie tussen persoonlijkheid en neurotransmitters.

Gedragsgenetische perspectief

  • Erfelijkheid als statistische parameter: kijkt naar de mate waarin de verschillen binnen een groep of populatie verklaard kunnen worden aan de hand van verschillen in de genen
  • Erfelijkheid is niet constant: invloeden van omgeving
  • Erfelijkheid focust ook op meerdere genen (~ polygenic)
  • Technieken (selectieve fokken, familiestudies, tweelingenstudies, aanname van gemeenschappelijke omgeving DZ)

Klassieke methode voor schatting van erfelijkheid

  • h²: erfelijkheidsvariabele.
  • c²: variabele voor gemeenschappelijke omgeving.
  • Het verschil tussen MZ tweelingen en DZ tweelingen reflecteert de genetische aanpassing voor het relevante gedrag in de onderzochte groep.

Recent onderzoek latente structuur van PD's

  • Meta-analyse: verschillende persoonlijkheidstrekken die zich afspelen met verschillende leeftijdsgroepen.
  • Persoonlijkheidstrekken zijn gecorreleerd met problemen met de interactie in de omgeving.

Multi-informant perspectief

  • Informatie uit meerdere bronnen
  • Vooral belangrijk voor kinderen, omdat ze hun gedrag in verschillende omgevingen anders kunnen uiten
  • Gecombineerde data is belangrijk voor onderscheid te maken bij evaluatie van de stabiliteit van een trek in tijd

De rol van persoonlijkheid in het begrijpen van adaptief en maladaptief gedrag

  • Persoonlijkheid is verbonden aan verschillende sociaal/emotionele contexten
  • Peer ervaringen: relaties tussen individuen van alle leeftijden en of men daaruit een positieve (steun) of negatieve (verlies) ervaring haalt
  • Variërend gedrag in verschillende contexten

Continuïteit op persoonlijkheid

  • Het principe van maturatie: mensen evolueren naar een meer volwassen en consistente (consonant) vorm van persoonlijkheid
  • Rangorde stabiliteit: identieke volgorde van individuen qua persoonlijkheid over de tijd heen

De rol van temperament en opvoeding

  • Temperament leidt tot verschillen in reacties op hetzelfde type stimuli, en dit heeft uiteindelijk ook invloed op verschillende levensthema's.
  • Temperament en opvoeding, samen, spelen een belangrijke rol in de persoonlijkheidsontwikkeling

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

Description

Dit quiz richt zich op psychologische concepten zoals affectieve reacties, sociale ervaringen en hersenactiviteit. Verkent de relatie tussen emoties en interacties met anderen, inclusief de rol van introversie en emotionele reacties. Test je kennis over de invloed van peer ervaringen op individu gedrag en emoties.

More Like This

Understanding Christopher's Perspective
16 questions
Impacto del Cine en la Sociedad
5 questions
Group Identity and Coordination Effects
48 questions
Use Quizgecko on...
Browser
Browser