🎧 New: AI-Generated Podcasts Turn your study notes into engaging audio conversations. Learn more

Syllabus handvaardigheden - directe 2023 (1).pdf

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Full Transcript

Titularis: Prof. F.Frencken Lesgever: Prof. S. Vandeweghe Dr. Valentin Vervack Syllabus Handvaardigheid II Practicum caviteitenleer en restauratieve tandheelkunde Academiejaar 2022-2023 1. Inleiding 1.1. Woord vooraf Het practicum Restauratieve Tandheelkunde neemt 52 halve dagen in beslag. De p...

Titularis: Prof. F.Frencken Lesgever: Prof. S. Vandeweghe Dr. Valentin Vervack Syllabus Handvaardigheid II Practicum caviteitenleer en restauratieve tandheelkunde Academiejaar 2022-2023 1. Inleiding 1.1. Woord vooraf Het practicum Restauratieve Tandheelkunde neemt 52 halve dagen in beslag. De practica gaan door in de voormiddag of namiddag en dit van 08.00 u tot 12.00 u en van 13.00 u tot 17.00 u respectievelijk. Tijdens het practicum zijn witte schort, witte broek (geen kliniekkledij van het UZ!), veiligheidsbril, mondmasker en, indien nodig, een haarlint verplicht. De aanwezigheid op het practicum is uiteraard verplicht. Bij de aanvang van ieder practicum dient u uw aanwezigheid te laten registreren aan de hand van uw badge. Bij afwezigheid dient een geldig afwezigheidsattest ingediend te worden bij één van de begeleiders. Tijdens het practicum wordt verwacht dat iedere student zelfstandig werkt en zelfstandig de verschillende caviteitstypes en restauraties inoefent. Tijdens het practicum zullen jullie gebruik kunnen maken van talrijke video’s, foto’s en de syllabus. Bovendien staan meerdere begeleiders te uwer beschikking om vragen te beantwoorden en feedback te geven. Iedere student dient een persoonlijk notitieboekje bij te houden waarin de student belangrijke mondelinge feedback dient neer te schrijven. Ook de lesgevers kunnen hierin notities maken. Tijdens het academiejaar zullen er twee evaluatiemomenten zijn waarop men een aantal afgewerkte oefeningen indient (zie opdrachten evaluatiemomenten). Het eerste evaluatiemoment heeft betrekking op de directe restauraties, het tweede evaluatiemoment op de indirecte restauraties. Hiervan wordt respectievelijk na de kerst- en paasvakantie feedback gegeven. Op die manier kan na het evaluatiemoment worden gewerkt aan ieders individuele moeilijkheden. De preparaties en restauraties worden steeds uitgevoerd op frasacotanden IN het fantoomhoofd. Op het einde van het practicum volgt het examen. Tijdens deze laatste test kan je bewijzen dat je de verschillende technieken van de conserverende behandeling zonder mondelinge of manuele hulp van derden kunt uitvoeren en dit binnen een strak tijdsschema. Deze syllabus heb je steeds bij de hand tijdens het practicum. Bereid je voor en gebruik je gezond verstand zodat je op ieder moment weet wat je aan het doen bent, waarom je een welbepaalde handeling uitvoert en hoe het juist moet gebeuren. Tijdens het practicum wordt van jullie verwacht dat deze syllabus parate kennis is. Terminologie en theorie dient gekend te zijn. Dit zal in het begin van het jaar, op een aangegeven datum, worden geëvalueerd aan de hand van een theoretische test. Ook tijdens het practicum kunnen wij hiernaar blijven toetsen. Binnen het practicum gebruikt men vakterminologie ( mesiaal, distaal, cervicaal etc.) Wanneer je deze inleidende nota leest, begin je misschien al bij voorbaat te klappertanden. Doch, we kunnen je geruststellen: de ondervinding leert dat de student die voldoende motivatie, handvaardigheid en werklust aan de dag legt en met een degelijk inzicht in de theoretische cursus naar het practicum komt, geen overuren moet kloppen om te slagen in het practicum Restauratieve Tandheelkunde. Doch ruime pauzes nemen kunnen nefaste gevolgen hebben. 1.2. Huisreglement prekliniek tandheelkunde Algemeen • • • • • Witte kledij (UZ-kliniekkledij is verboden) Geen eten en drinken Geen GSM Orde en hygiëne in en rond de prekliniek (cfr. klinische praktijk) Volg de richtlijnen op van de begeleiders en het technisch personeel Aankomst • • Zorg dat u voorbereid bent op het behandelde onderwerp van het practicum Wees op tijd aanwezig, voor het tijdstip in het lesrooster dient u: o o o de aanwezigheidslijst te tekenen plaats te nemen aan de toegewezen unit de unit te controleren en/of voor materiaal uit de uitleendienst te zorgen Tijdens het practicum • • • • Draag zorg voor de unit en het aangeboden materiaal Heb respect voor uw medestudenten en begeleiders Zorg voor een ordentelijke en hygienische werkomgeving Voer de geplande oefeningen stap voor stap uit en laat deze controleren door een begeleider Na het practicum • • Zorg dat de unit, gipslokaal en andere opstellingen proper worden achtergelaten Het practicum wordt pas verlaten na het tekenen van de aanwezigheidslijst en na toestemming/controle van de begeleider Het niet naleven van deze richtlijnen resulteert in een verwittiging. Na drie verwittigingen volgt een verplicht gesprek met de prekliniekcoördinator en een disciplinaire sanctie. 1.3. Terminologie a. Ondersnijding Een ondersnijding is een materiaalkundig begrip. Als in een mal (of matrijs) de te produceren vorm niet uit het gereedschap verwijderd kan worden, doordat deze opgesloten zit (vormopsluiting), dan is er sprake van een ondersnijding. b. Coniciteit Coniciteit is een begrip dat wordt gebruikt bij de kroonpreparatie. Het is de mate waarin de opstaande wanden convergeren. c. Occlusaal vlak Het occlusaal vlak van een gebitselement is het vlak dat de knobbeltoppen met elkaar verbindt. d. Invoerrichting Dit is de oriëntatie van de boor ten opzichte van het te behandelen element tijdens de caviteitspreparatie. 2. Werkhouding De werkhouding van een tandarts is zeer belangrijk. De tandarts heeft een statisch beroep en lange periodes een verkeerde houding aannemen kan nefaste gevolgen hebben. Vandaar wordt er ook in het practicum gehamerd op een correcte werkhouding. De correcte werkhouding vindt u hieronder afgebeeld. Een correcte werkhouding is van cruciaal belang voor tandartsen, aangezien zij dagelijks urenlang nauwkeurig en gedetailleerd werk verrichten in de mond van patiënten. Een goede werkhouding is niet alleen essentieel voor de gezondheid en het welzijn van de tandarts zelf, maar ook voor de kwaliteit van de geboden zorg en de patiëntervaring. Ten eerste is het belangrijk dat een tandarts zorgt voor een ergonomische werkomgeving. Dit omvat de juiste inrichting van de tandartsstoel, de instrumenten en het licht. De tandartsstoel moet zo worden afgesteld dat de tandarts comfortabel zit en een goede toegang heeft tot de mond van de patiënt, zonder te hoeven buigen of strekken. Het licht moet voldoende helder en gericht zijn om het werkgebied goed te kunnen zien, zonder schaduwen te creëren. Daarnaast moet een tandarts letten op zijn of haar zithouding. Het is aanbevolen om rechtop te zitten, met de rug goed ondersteund en de voeten plat op de vloer. Armen en handen moeten ontspannen worden gehouden en op een comfortabele hoogte worden geplaatst. Het gebruik van ergonomische stoelen en hulpmiddelen kan de tandarts helpen om de juiste houding te behouden gedurende lange behandelingen. Bewustwording van herhaalde bewegingen is ook belangrijk. Tandheelkundige procedures kunnen herhaalde handen polsbewegingen vereisen, zoals bij het gebruik van boortjes en andere instrumenten. Het afwisselen van handen en het nemen van korte pauzes om te stretchen kan overbelasting en vermoeidheid helpen voorkomen. Het is ook van groot belang dat tandartsen hun patiënten goed positioneren. Het hoofd van de patiënt moet goed worden ondersteund en in lijn worden gebracht met het lichaam. Dit helpt niet alleen bij de toegankelijkheid van het behandelgebied, maar voorkomt ook dat de tandarts gedwongen wordt om ongemakkelijke houdingen aan te nemen. Het gebruik van loupes of een vergrootglas kan de tandarts helpen om details beter te zien zonder te hoeven vooroverbuigen. Dit vermindert de belasting van de nek en rug. Adequate training en regelmatige bewustwording van de werkhouding kunnen ook bijdragen aan het behoud van een goede lichamelijke gezondheid op de lange termijn. Kortom, een correcte werkhouding voor tandartsen is van vitaal belang om zowel hun eigen gezondheid als de kwaliteit van de zorg die ze bieden te waarborgen. Door aandacht te besteden aan ergonomie, zithouding, herhaalde bewegingen en patiëntenpositionering, kunnen tandartsen een comfortabele en duurzame werkomgeving creëren, wat resulteert in optimale zorg voor hun patiënten. 3. Instrumentaria en materialen binnen het practicum 3.1. Roterend instrumentarium In de tandheelkunde maakt men gebruik van verschillende roterende instrumentaria (onder andere “boren”) aangedreven door een elektromotor aan de hand van een hoekstuk (rood of blauw) of een turbine. Op de unit zal u de waarden 0 tot 40.000 rpm (rotaties per minuut) aflezen. Dit zijn de rotaties van de elektromotor. Afhankelijk van het type hoekstuk dat men gebruikt kan men het aantal rotaties per minuut aanpassen. Een rood hoekstuk heeft een snelheid met een verhouding 1/5 dit wil dus zeggen dat wanneer men op de elektromotor op 40.000 rpm afleest, het hoekstuk werkelijk aan 200.00 rpm draait( 40.000 x 5). De keuze van het hoekstuk is afhankelijk van het toerental waarmee men wenst te prepareren. Zo zal men een turbine en een rood hoekstuk gebruiken voor caviteitspreparatie en het blauwe hoekstuk voor het verwijderen van cariës en afwerking van caviteiten/restauraties. Niet iedere boor past op ieder hoekstuk. Zo heeft men traagdraaiende boren voor het traagdraaiend blauw hoekstuk. De verschillende hoekstukken zal men hanteren aan de hand van een “pengreep” (zie figuur). Turbine : max. 400.000 rpm (= verhouding 1/10 rpm) Rood Hoekstuk: max. 200.000 rpm (= verhouding 1/5) Blauw Hoekstuk: max. 40.000 rpm (= verhouding 1/1) Pengreep voor het hanteren van het hoekstuk/turbine Bij hoge toerentallen (hoger dan 25.000 rpm, dit wil zeggen 5000 rpm op de elektromotor met een rood hoekstuk ) is een goede waterkoeling een absolute noodzaak. Koeling is essentieel om het trauma van de pulpa zo veel mogelijk te beperken. Ook zal de koeling ervoor zorgen dat het hoekstuk niet “verbrand” en onomkeerbaar beschadigd wordt. Bij lagere toerentallen is boren zonder koeling mogelijk maar slechts voor korte tijdsintervallen en niet vlak bij de pulpa. In dit geval is het streng aangeraden het element tussendoor te koelen aan de hand van de 3-functiespuit. De roterende instrumentaria kan men onderverdelen in 3 belangrijke groepen met verschillende toepassingen: 1. Diamantboren: caviteitspreparatie 2. Hardmetaalboren: afwerken van glazuur of restauraties 3. Allerlei polijstschijfjes, rubbers en stenen : afwerken en polijsten van restauraties Deze boren zijn verkrijgbaar in verschillende vormen en groottes. 3.2. Manueel instrumentarium Zowel voor het prepareren als voor het restaureren wordt binnen de tandheelkunde gebruik gemaakt van snijdende en niet-snijdende handinstrumenten. De meeste handinstrumenten bestaan uit 3 delen nl: 1. De handgreep 2. De schacht 3. Het blad (bij snijdende instrumenten) of de tip (bij niet-snijdende instrumenten) 3.2.1. Niet - snijdend instrumentarium 1. Basis onderzoeksset voor de diagnostiek Van links naar rechts: spiegel, rechte sonde, gebogen sonde, parosonde, pincet 2. Instrumenten voor de aanmaak en het aanbrengen van cementen: Cementspatels Cementstoppers Dycalinstrument 3. Instrumenten voor het aanbrengen en modelleren van composiet : Composietspatels voor het aanbrengen van composiet Composietstopper voor het aanbrengen van composiet. De minimale grootte van de caviteitspreparatie wordt bepaald door deze stopper Instrumenten voor het modelleren van composiet Instrument voor het modelleren van composiet, specifiek voor modelleren van de groeven en de knobbelhellingen 3.2.2. Snijdend instrumentarium 1. Excavatoren of curetten = lepelvormige instrumenten voor het verwijderen van verweekt en carieus dentine. 2. Glazuurmessen = instrumenten voor het afwerken van het glazuur ter hoogte van de opstaande wanden van een box (zie klasse II caviteiten). Zij nemen niet-ondersteunde glazuurprisma’s weg. Glazuurmessen hebben een recht blad. 3. Gingivaaltrimmers = instrumenten voor het afwerken van het glazuur ter hoogte van de bodem van een box (zie klasse II caviteiten). Zij nemen niet-ondersteunde glazuurprisma’s weg. Gingivaaltrimmers hebben, in tegenstelling tot glazuurmessen, een gebogen blad. 4. Universele scaler = instrument voor het afwerken van glazuur in de box + voor de afwerking van composiet ter hoogte van de randaansluiting na uitharding ( vb in de bodem/opstaande wand van de box) 3.2.3. LM-arte instrumenten LM-arte instrumenten zijn een reeks van innovatieve instrumenten voor esthetische restauraties. Deze zijn speciaal ontwikkeld voor het laagsgewijs aanbrengen van composiet en het modelleren ervan. Deze instrumenten werden ontwikkeld in coöperatie met “StyleItaliano”( een groep tandartsen gespecialiseerd in esthetische restauratieve tandheelkunde). Er bestaat een heel arsenaal aan instrumenten. Binnen de trousse van handvaardigheid 2e bachelor werden enkele essentiële instrumenten toegevoegd. Hier betreft het instrumenten voor het modelleren en afwerken van composiet. Hieronder een kort overzicht. Voor de gebruikswijze kan men enkele instructie-filmpjes bekijken op Ufora. 1. Solo Anterior LM = Een instrument voor het modelleren van alle soorten composietvullingen in de anterieure regio. Voor verdere instructies, zie ufora. 2. Solo Posterior LM = Een instrument voor het modelleren van alle soorten composietvullingen in de posterieure regio. Voor verdere instructies, zie ufora. 3. Condensa LM = een instrument voor het modelleren van composiet. Dit instrument heeft een lange en ronde plugger. De specifieke hoek laat toe dat men de caviteit overal kan bereiken. Men kan dit instrument dankzij de dikke en dunne tip in zowel grote als kleine caviteiten en in zowel anterieure als posterieure caviteiten gebruiken. Dankzij de afgeronde tip is het mogelijk om het composiet op een delicate manier te condenseren zonder dat het composiet blijft kleven aan de plugger. Het is een zeer universeel instrument. 4. Eccesso LM = Een instrument dat ontworpen is voor het verwijderen van resten/overhangend composiet en bonding. De specifieke hoek van het werkende deel is ideaal voor het verwijderen van overmaat aan composiet in zowel de anterieure cervicale regio als in de regio van de interproximale vlakken ter hoogte van de molaarzone. Voor verdere instructies, zie ufora. 3.3. Matrixsystemen Een matrix is een stuk vormgevend materiaal dat dient ter bekisting van een caviteit vooraleer de restauratie geplaatst wordt en vervangt als het ware tijdelijk een door cariës vernielde wand. Het doel van de matrix is dan ook om herstel van de anatomische vorm van de tand mogelijk te maken, dit met een degelijk buurcontact (contactpunt) en een juist gevormde interdentale ruimte (geen overvulling). De matrix moet ook een stevig condenseren van het vulmateriaal mogelijk maken om een sterke restauratie met goede retentie en randaansluiting te bekomen (geen ondervulling). 1. Matrixband = een metalen of plastieken (doorzichtige) band te gebruiken met een matrixhouder. Een matrixband bestaat in verschillende vormen en maten. Zo bestaan er matrixbanden die men zelf dient te knippen vanop een rolletje of voorgesneden (rechte/gebogen) matrixbanden (met of zonder buikje). metalen matrixband op rol plastieken matrixband op rol 2. Tofflemire = een matrixhouder, te gebruiken met een metalen matrixband 3. Contactmatrix = een matrix ontwikkeld voor het vullen van een box. Het herstelt de oorspronkelijke contouren van het approximale tandvlak. Danville contactmatrix (Kuraray) 4. Wigjes = hulpstukken om te gebruiken in combinatie met contactmatrix/ matrixbanden. Hiermee wordt de matrix gefixeerd. De randaansluiting cervicaal wordt verkregen door het wigje onder de box (zie caviteiten klasse II) tussen gingiva en de matrix te plaatsen. 5. Palodent V3 – systeem = een totaalpakket voor het vullen van interproximale caviteiten. Het bevat wiggen, contactmatrices en ringen. Dit laatste is een hulpstuk om de contactmatrix tegen het element aan te duwen en de correcte contouren te verzekeren. 6. Teflon - tape = hulpstuk om de matrix een betere randaansluiting te geven wanneer een wig en ring alleen onvoldoende is. 7. Matrix-schaartje = schaar voor het doorknippen van metalen bandjes/strips 3.4. Rubberdam Kwalitatieve adhesieve tandheelkunde vereist het plaatsen van restauraties in een vochtvrij midden. Een goed geplaatste rubberdam is daarbij de enige mogelijkheid om deze vochtcontaminatie optimaal tegen te gaan. Dit laatste is meer dan essentieel bij adhesieve restauraties en endodontische behandelingen. Een rubberdam is dus een systeem om (vocht)contaminatie tijdens het prepareren/restaureren van een element te verhinderen en om de te behandelen elementen te isoleren (weefsels te retraheren). De functies van een rubberdam zijn: 1. Isoleren van 1 of meerdere elementen 2. Retractie van perifeer tandvlees 3. Weghouden van tong en wang 4. Opensperren van de mond 5. Creëren van een zuiver, rein en droog operatieveld 6. Creëren van een beter zicht op het operatieveld 7. Bescherming van de patiënt tegenover besmetting door onreine instrumenten, handen van de practicus, inslikken of inademen van vreemde lichamen 8. De Virale/bacteriële load voor de tandarts vanuit de mond van de patiënt beperken 9. Besparing van tijd 10. Het laat toe aseptisch te werken tijdens een behandeling Voor het plaatsen van een rubberdam heeft men volgende zaken nodig: 1. Rubberdamvellen 2. Rubberdamraam 3. Gaatjeskniptang / Punchtang 4. Klemtang 5. Klemmen 17 6. Hulpmiddel: flosdraad 3.4.1. Plaatsen van de rubberdam De strategie bij het plaatsen van een rubberdam, gaat uit van 3 vastgelegde verschillende vertreksituaties. Iedere individuele klinische situatie is in se terug te brengen tot één van deze 4 standaard-vertreksituaties: 1. De isolatie van een posterieur sextant (tweede molaar - eerste premolaar) Behandelingen zijn mogelijk op de volgende tanden (en vlakken) a. 7(MO) b. 6(MODB) c. 5(DOB) 2. De isolatie van een kwadrant (tweede molaar – contralaterale centrale snijtand); Behandelingen zijn mogelijk op de volgende tanden (en vlakken): a. 7(MO) b. 6(MODB) c. 5(MODB) d. 4(MODB) e. 3(MODB) 3. De isolatie van de frontzone (tweede premolaar – contralaterale tweede premolaar) ; Behandelingen zijn mogelijk op de volgende tanden (en vlakken): a. 3(MODB) b. 2(MODB) c. 1(MODB) d. 1(MODB) e. 2(MODB) f. 3(MODB) 1. De isolatie van een posterieur sextant (tweede molaar - eerste premolaar) 2. De isolatie van een kwadrant (tweede molaar – contralaterale centrale snijtand) 3. De isolatie van de frontzone (tweede premolaar – contralaterale tweede premolaar) Verschillende van deze isolatietechnieken kan men terugvinden op ufora bij de instructiefilmpjes Bij de procedure zijn er telkens 4 basisstappen: 1. Het vastleggen en voorbereiden van het werkveld Afhankelijk van het/de te behandelen element(en) wordt gekozen welke en hoeveel elementen dienen geïsoleerd te worden. Nadien wordt met tandfloss gecontroleerd of de interdentale zones doorgankelijk zijn teneinde de rubberdam makkelijk doorheen de contactpunten te kunnen schuiven. Het is aangeraden, eens de rubberdam gekozen is om zoveel mogelijk tanden binnen het isolatieveld te behandelen. Zo bespaar je rubberdam vellen. 2. Het voorbereiden van de dam Eens de te isoleren elementen gekozen zijn, knipt men de correcte gaatjes in het rubberdamvel aan de hand van de punchtang. Men gebruikt hierbij het sjabloon om op de juiste locatie van de gaatjes aan te duiden. De grootte van de gaatjes wordt bepaald door de grootte van het element. De ervaring leert dat men, om een goede retractie van de gingiva te krijgen, beter een kleiner gaatje kiest dan geïndiceerd door de fabrikant. Als richtlijn mag worden aangenomen: 1. Klemtand: het op 1 na grootste gaatje 2. Alle andere tanden: het kleinste gaatje 3. De retentie van de rubberdam Teneinde de rubberdam een goede retentie te bieden, heeft men nood aan een klem om de rubberdam te verankeren ter hoogte van een gebitselement. Bij een groepsisolatie kiest men het element meest dorsaal. De klem wordt gekozen op basis van de tandanatomie. Hierbij is het belangrijk dat er een 4-puntscontact bestaat tussen de bekken van de klem en de contour van de tand. Is dit contact er niet, dan zal de klem gemakkelijk kunnen kantelen door de tractie van de rubberdam. 4. Het plaatsen van de rubberdam Er bestaan verschillende technieken om de rubberdam te plaatsen. Ofwel kan men de klem reeds op het element fixeren en nadien de rubberdam over de klem trekken. Ofwel kan men de klem samen met de rubberdam op het element fixeren. Vervolgens wordt het rubberdamvel aan de hand van het raam gefixeerd buiten de mond van de patiënt. Het raam wordt voor de mond van de patiënt geplaatst met de caudale boog van het kader in overeenstemming met de welving van de kin. De rubberdam wordt dan aan de hand van de pinnetjes ter hoogte van het kader gefixeerd. Let erop dat de neus van de patiënt vrij is door eventueel het rubberdam naar binnen toe om te plooien. Eens de klem en rubberdam op zijn plaats zitten ( de rubberdam moet volledig cervicaal van de klem zitten) wordt de rubberdam over de andere tanden getrokken eventueel met behulp van flosdraad. Hierbij zal men (van dorsaal naar ventraal) ieder septum doorheen het overeenstemmende contactpunt trekken. Bij gebruik van flosdraad is het uitermate belangrijk om de rubberdam mee te trekken met de floss, maar niet de rubber door de contactpunten te duwen met de floss, zo zal gegarandeerd de rubberdam breken. T o t s l o t wordt de dam geïnverteerd (ttz de rubberdam wordt in de sulcus van de geïsoleerde tanden gelegd) aan de hand van een spatel, sonde of (indien een spatel niet lukt) met flosdraad. Met de floss wordt dan een lus rondom de tand gemaakt, waarna de lus naar cervicaal wordt getrokken, teneinde de dam in de sulcus te houden. 3.5. Vulmaterialen Calciumhydroxide cementen 3.5.1. Vb. Life , Dycal Calciumhydroxide (Ca(OH)2 ) cementen worden gebruikt bij diepe caviteiten (dichtbij de pulpa) om de pulpa te beschermen tegen chemische en thermische invloeden. Bovendien heeft deze laag een verzorgende werking : aanzetten tot vorming van tertiair dentine op plaatsen dicht bij de pulpa (diepe cariës). Het cement wordt zeer lokaal aangebracht, op diepe plaatsen naar de pulpa gericht (indirecte capping) of als direct pulpaoverkappingsmateriaal (directe capping, bij pulpa-exponatie).Hoewel voor deze laatste vandaag andere materialen met stabielere resultaten beschikbaar zijn ( Biodentine/MTA). Bovenop de Life/Dycal komt dan de eigenlijke onderlaag (zie glasionomeer). Benodigdheden - Life tubes: base en katalysator Mengblokje Dycalinstrument Life base en catalysator met mengblokje Gelijke hoeveelheden base en catalysator Werkwijze Van elk tubetje wordt een kleine druppel 1:1 verhouding) naast elkaar op het mengblokje gelegd (figuur). Nadien wordt dit met een dycalinstrument tot een homogene druppel gemengd. Het dycalinstrument wordt onmiddellijk terug schoon gemaakt. Nadien bevochtigt men enkel de uiterste helft van het bolletje van het dycalintrument met Life en beschildert men de dicht bij de pulpa gelegen plekjes van de diepe caviteit met een fijne laag Life. Men reinigt onmiddellijk het dycalinstrument. Nadien kan de onderlaag (GIC) worden gelegd. Voor de werkwijze refereren wij naar het instructiefilmpje op ufora. 3.5.2. Tandheelkundig Composiet Hedendaags wordt in de tandheelkunde gebruik gemaakt van composiet materialen. Onder een composiet materiaal wordt verstaan: een materiaal dat bestaat uit ten minste twee verschillende componenten die onoplosbaar zijn in elkaar en die elk een verschillende structuur en verschillende eigenschappen hebben. Op deze manier ontstaat er een materiaal met specifieke eigenschappen die men niet kan verkrijgen van de componenten afzonderlijk. De tandheelkundige composieten kan men onderverdelen in 3 belangrijke groepen op basis van de manier van uitharding, zijnde: 1. “Self -cure” composiet = chemische uitharding 2. “Light-cure” composiet = uitharding onder invloed van licht 3. “Dual-cure” composiet = combinatie van chemische- en lichtuitharding Voor de directe restauratie van coronale caviteiten (zoals in dit practicum) wordt hedendaags meestal gebruik gemaakt van “light-cure” composieten. Deze hebben als drie belangrijkste componenten: (1) organische kunstharsmatrix, (2) anorganische vulstof en (3) silaan (koppelingsmiddel) dat gecoat is op de vulstof en ervoor zorgt dat er een chemische binding kan ontstaan met de kunstharsmatrix. Daarnaast bevat tandheelkundig composiet ook andere componenten zoals een polymerisatieinhibitor (om spontane uitharding te voorkomen) , pigmentpartikels (die de kleur bepalen) en een polymerisatie initiator. De polymerisatie initiator zal onder invloed van licht vrije radicalen vormen. Deze vrije radicalen initiëren de polymerisatiereactie van de kunstharsmatrix wat leidt tot de uitharding van het composiet. Tandheelkundig composiet kan men verkrijgen in tubes of in capsules De belangrijkste voordelen van het gebruik van tandheelkundige composieten zijn: 1. Esthetiek: met de huidige materialen kan men de natuurlijke kleur en vorm perfect nabootsen. 2. Een brede “range” aan indicaties (esthetiek versus functie): afhankelijk van de hoeveelheid, type, grootte en vorm van de vulstofpartikels kan men materialen verkrijgen met verschillende mechanische/esthetische eigenschappen. 3. Controleerbaarheid: met de “light-cure” composieten heeft men een materiaal waarbij de uitharding start onder invloed van licht. De verwerkingstijd is dus langer/meer gecontroleerd. 4. Minimale caviteitspreparatie mogelijk dankzij de adhesieve hechting van composiet aan glazuur en dentine. De belangrijkste nadelen van het gebruik van tandheelkundige composieten zijn: 1. Krimp : De kunstharsmatrix zorgt voor een belangrijke contractie bij uitharding. De totale hoeveelheid van de volumetrische contractie is afhankelijk van de hoeveelheid bulk van het materiaal, van de grootte van de caviteit en van de plaatsingstechniek. Deze krimp kan de marginale randaansluiting compromitteren en de adhesieve verbinding tussen de tand-restauratie-interface stuk maken. Bovendien zorgt deze krimp voor spanningen in de tandstructuur (= krimpspanning). De krimpspanning ontstaat doordat het composiet de tandstructuur waaraan wordt gekleefd mee naar binnen trekt. Deze spanningen kunnen post-operatieve pijn en zelfs knobbelbreuken veroorzaken. De hoeveelheid krimpspanning is afhankelijk van de configuratie van de caviteit. Er zal minder krimpspanning ter hoogte van de composiettand interface optreden naarmate het composiet de mogelijkheid krijgt om te vloeien ter hoogte van het vrije oppervlak. Om de gebonden/vrije oppervlakte ratio aan te duiden wordt gebruik gemaakt van de C-factor (zie figuur ter illustratie). Hoe hoger de C-factor, hoe meer krimpspanning. Men kan de krimpspanning binnen een caviteit verminderen door minder grote hoeveelheden (maximaal 2mm per laag) composiet in schuine lagen te plaatsen waarbij men iedere keer de geplaatste laag polymeriseert. De kleinere hoeveelheden composiet zorgen voor een minder grote volumecontractie en de schuine lagen zorgen voor een kleinere C-factor. Men creëert namelijk meer vrije oppervlakte. Illustratie van de C-factor. Een kunstharskubus met 6 oppervlakten is volledig vrij in (a), is gebonden ter hoogte van 1 vlak in (b) of gebonden ter hoogte van 2 vlakken (c). De C-factors voor deze situaties zijn 0, 0.2 en 0.5 respectievelijk. Door de composiet in schuine lagen van maximaal 2 mm te leggen (links) verlaagt men de spanningen in de tandstructuur. Horizontale lagen (rechts) hebben een hogere C-factor en veroorzaken dus meer krimpspanning. 2. Ongecontroleerde polymerisatie: zonlicht of licht van de tandartsstoel kan de polymerisatiereactie induceren waardoor het composiet onverwerkbaar wordt. Het is dus van belang de composiettubes steeds af te sluiten. 3. Gelimiteerde uithardingsdiepte: de polymerisatie en dus volledige conversie van het composiet is afhankelijk van de lichtintensiteit, de afstand van de lichtbron, de opaciteit van het composiet en de duur van de belichting. De lichtintensiteit is het hoogst aan het oppervlak van de vulling en verkleint exponentieel naar mate de lichtbron dieper in het vulmateriaal moet penetreren. Als tandarts kan je de uithardingsdiepte zo optimaal mogelijk houden door de lichtbron zo dicht mogelijk aan het oppervlakte van de vulling te plaatsen in de juiste invoerrichting en het composiet in lagen van maximaal 2mm te plaatsen. 4. Pulpa-irritatie: Vrije monomeren van de kunstharsfase komen vrij indien er een niet volledige conversie van het composiet plaatsvindt. Deze veroorzaken pulpa-irritatie. Vooral bij caviteiten dichtbij de pulpa is dit van belang. Men kan de pulpa beschermen door gebruik te maken van een onderlaag van het type glasionomeer in combinatie met een calciumhydroxide cement (indien (in)directe pulpa-betrokkenheid). 5. De polymerisatiereactie is een exotherme reactie. Bovendien kan te lang belichten met de lamp ook opwarming veroorzaken. Dit kan ook pulpa-schade veroorzaken. 6. Techniek gevoeligheid: een functionele composietrestauratie vergt een optimaal droog werkveld en een goede plaatsingstechniek. Deze twee zaken zijn zeer afhankelijk van de kennis en kunde van de practicus. Een gebrek aan één van deze vereisten resulteert in een onstabiel restauratief resultaat. 3.5.3. Adhesief systemen Om te voorkomen dat het geplaatste composiet loskomt van de tandstructuur is een adequate hechting van cruciaal belang. Om de hechting tussen het composiet en het dentine-glazuurcomplex te verzekeren heeft men nood aan een “primer en bonding”- adhesiefsysteem. Er zijn reeds zeer veel verschillende bondingsystemen op de markt. Binnen dit practicum zullen wij gebruik maken van enerzijds “Clearfil SE Bond”, een 2-staps zelfetsend adhesief systeem en anderzijds “ Scotchbond Universal Adhesive”, een 1-staps zelfetsend adhesief systeem. Het doel van een “primer en bonding”- adhesiefsysteem is het dentine en glazuur voor te bereiden op de hechting van het tandheelkundig composiet. Het vormt als het ware de verbinding tussen dentine/glazuur en het composiet. 3.5.3.1. Clearfil SE Bond Het “Clearfil SE Bond” systeem bestaat uit een zelfetsende primer en een bonding, en wordt gebruikt in combinatie met etsgel (fosforzuur 37 %). De etsgel wordt selectief (ter hoogte van het glazuur) gebruikt. Hiermee beoogt men een (nog betere) micro-mechanische hechting aan het glazuur. Wanneer men het glazuur etst, ontstaat een microporeus glazuuroppervlak met hoge oppervlakteenergie dat zeer makkelijk te bevochtigen is en dus een betere hechting toelaat. De primer en bonding wordt aangebracht door middel van een borsteltje. Voor de werkwijze refereren wij naar het onderdeel “restauraties in composiet”. Etsgel Primer en Bonding van Clearfill SE Bond Microbrush: borsteltjes om de primer en de bonding aan te brengen Fijne borsteltjes met houder. Wordt ook gebruikt om primer en bonding aan te brengen 3.5.3.2. Scotchbond Universal Adhesive Scotchbond™ Universal Adhesief bestaat uit 1 enkele vloeistof dat zowel de eigenschappen van ets, primer en bonding bevat. Het wordt gebruikt in combinatie met etsgel (fosforzuur 37 %). De etsgel wordt selectief (ter hoogte van het glazuur) gebruikt. Hiermee beoogt men een (nog betere) micromechanische hechting aan het glazuur. Wanneer men het glazuur etst, ontstaat een microporeus glazuuroppervlak met hoge oppervlakte-energie dat zeer makkelijk te bevochtigen is en dus een betere hechting toelaat. Het adhesief wordt aangebracht door middel van een borsteltje. Voor de werkwijze refereren wij naar het onderdeel “restauraties in composiet”. Scotchbond Universal Adhesief kan worden gebruikt voor alle applicatietechnieken, waaronder totaletch, self-etch en selective etch. In de prekliniek passen wij selective etch toe. Het adhesief is ideaal voor zowel directe als indirecte toepassingen en hecht aan alle oppervlakken, inclusief glazuur, dentine, glaskeramiek, zirkoniumoxide, edele en niet-edele legeringen en composieten, zonder extra primer. Scotchbond Universal is ontworpen om de adhesiefprocedure te vereenvoudigen zonder dat dit ten koste gaat van hechtsterkte en kwaliteit. Etsgel Scotchbond Universal Adhesief Microbrush: borsteltjes om de “scotchbond universal” aan te brengen 3.5.4. Glasionomeercement (GIC) Glasionomeer is een vulmateriaal dat reeds lange tijd wordt gebruikt binnen de tandheelkunde. Het heeft specifieke eigenschappen en dus ook specifieke indicaties. De belangrijkste positieve eigenschappen van glasionomeer zijn: 1. Weinig krimp bij uitharding: Dit materiaal kan dus in bulk worden gelegd zonder hoge krimpspanningen te veroorzaken op de tand. 2. Fluoridevrijstelling: Dankzij deze eigenschap wordt de kans op het ontwikkelen van cariës in de omliggende tandweefsels verkleind. 3. Biocompatibel: De pulpareactie op de plaatsing van glasionomeer is zeer mild. Om deze reden is glasionomeer het perfecte materiaal om te dienen als onderlaag (bescherming van de pulpa) onder tandheelkundig composiet. 4. Inherente adhesie: Het kleeft zowel aan dentine als aan glazuur zonder de nood aan een “primer en bonding”-systeem. De belangrijkste negatieve eigenschappen van glasionomeer zijn: 1. Het is een broos materiaal: Deze eigenschap zorgt ervoor dat de caviteit geen smalle uitlopers mag hebben. Het materiaal moet overal voldoende dikte hebben zodat het niet breekt. Om deze reden gaan we ook geen bevel prepareren bij preparaties die zullen gevuld worden met glasionomeer. 2. Het heeft een lange uithardingstijd: Omwille van de lange uithardingstijd zullen we het glasionomeer na de plaatsing beschermen met een laag “ketac glaze”. Dit is een vernis op basis van kunsthars dat men dient uit te harden aan de hand van een polymerisatie lamp. 3. Het is niet slijtvast : Om deze reden wordt glasionomeer vandaag liever niet gebruikt om te dienen als definitieve vulling bij definitieve tanden op plaatsen waar veel occlusie-/articulatiekrachten dienen te worden opgevangen. Wel kan het dienen als vulmateriaal voor een tijdelijke voorziening, als onderlaag (onder composiet) of als definitieve vulling in het melkgebit. 4. Weinig esthetisch : Glasionomeer heeft een zeer opake kleur, wat niet overeen stemt met de meeste natuurlijke elementen (translucentie van glazuur). In dit practicum zullen wij de plaatsing van glasionomeer zien voor het gebruik als definitief vulmateriaal bij de klasse V caviteiten en voor het gebruik als onderlaag. 3.5.4.1. Glasionomeercement (GIC) voor het plaatsen van een onderlaag Zoals voorheen besproken kan men GIC plaatsen als onderlaag onder composietrestauraties bij diepe caviteiten als bescherming voor de pulpa. De GIC - onderlaag zorgt voor een barrière ten opzichte van schadelijke chemische invloeden afkomstig van het vulmateriaal (vb kunststof) of zelfs van buitenaf (bij microlekkage tussen tandwand en vulling). Ze zorgt ook voor een thermische isolatie en geeft fluoride vrij. De GIC wordt geplaatst in een diepe caviteit onder composiet ( enkel op dentine). Indien Life wordt geplaatst, zal de GIC base bovenop de Life worden gelegd ter bescherming van deze laatste. Bij de conventionele GIC-onderlaag wordt het glasionomeer enkel gelegd tegen de dentinewanden rondom de pulpa. Met andere woorden: op de bodem van het occlusaal patroon en (indien aanwezig) tegen het axiale vlak van de box. De andere wanden zijn VRIJ van glasionomeer aangezien deze nodig zijn voor de hechting van het composiet. Doorsnede doorheen een klasse II caviteit. De groene lijn toont aan waar de glasionomeer wordt gelegd bij een conventionele onderlaag. Wanneer men bij een klasse II vulling te maken heeft met een zeer diepe box ( tot in het worteldentine, subgingivaal) zal men de onderlaag ook uitbreiden tot in de bodem van de box. Dit noemt men de sandwichtechniek. Deze techniek heeft nog regelmatig zijn toepassing binnen de tandheelkunde. Doorsnede doorheen een klasse II caviteit. De groene lijn toont aan waar de glasionomeer wordt gelegd bij de sandwich-techniek.. Glasionomeer kan men verkrijgen in twee verschillende systemen namelijk het poeder/vloeistofsysteem en het capsulesysteem. Binnen het practicum maken wij gebruik van het capsulesysteem. Benodigdheden - Voorgedoseerde capsule - Applicatietang Activatietoestel Mengtoestel Cementstopper - Curette - Sonde Voorgedoseerde capsule glasionomeer Mengtoestel, activatietoestel en applicatietang voor capsules Werkwijze Men neemt een capsule uit de verpakking en men activeert deze gedurende 2 seconden in het activatietoestel. Het activatietoestel zorgt ervoor dat het poeder en de vloeistof samenkomen. Nadien plaatst men de capsule gedurende 10 seconden in het mengtoestel. Hierna neemt men de capsule uit het mengtoestel, richt men de spuittip van de capsule op en plaatst men de capsule in de applicatietang om de GIC aan te brengen in de caviteit. Men plaatst de spuittip van de caspule op de dieptste plaats van de caviteit en spuit de juiste hoeveelheid in de caviteit. Na enkele seconden kan men de GIC bewerken met een dycalinstrument en/of cementstopper om deze op de juiste plaats aan te brengen. Vanaf het ogenblik dat de glans verdwijnt mag men niet meer aan de onderlaag komen. Na volledige verharding ( +/_ 4 minuten na het einde van het mengen) wordt alle glazuur vrijgemaakt van per ongeluk aanklevend GIC met behulp van een scherpe curette. De onderlaag mag dan afgewerkt worden met een boor, sneldraaiend maar vergeet zeker de waterkoeling niet! De mengtijden en verhardingstijden kunnen variëren volgens het product, raadpleeg daarom steeds de bijsluiter. 3.5.4.2. Glasionomeercement voor het plaatsen van een restauratie. Indien men de caviteit volledig wenst te vullen met glasionomeer zal men ook gebruik maken van het capsulesysteem (idem als bij de onderlaag). Voor de werkwijze refereren we naar het hoofdstuk “vullen” met glasionomeer. 4. Caviteiten voor directe restauraties 4.1. Put- en fissuurverzegeling – preventieve klasse I Vooraleer een grondig onderzoek uit te voeren met een korte, stompe, rechte sonde van het occlusaal oppervlak van een tand, wordt het element gereinigd. Afhankelijk van de dan gestelde diagnose, kan gekozen worden voor verschillende behandelingsmogelijkheden. 4.1.1. Tand met open, niet-gecariëerde en niet-cariësverdachte fissuren Hier wordt gekozen voor een zuiver preventieve behandeling nl. de non-invasieve puten fissuurverzegeling (PFS) zonder mechanische preparatie van de fissuren. Benodigdheden § § § Spiegel Sonde Profylaxe borstel ( op blauw hoekstuk) Profylaxe borstel Werkwijze Men reinigt de fissuren aan de hand van een profylaxe borstel alvorens deze te verzegelen met een sealer. 4.1.2. Diepe, nauwe, verkleurde, hakende (= sticky), cariësverdachte fissuren Hierbij dient men te behandelen aan de hand van een invasieve put- en fissuursealing (PFSI). Ook deze behandeling is preventief. Het doel van de preparatie is de ingang van de fissuur proper maken en de uitgebreidheid van de verkleuring en/of demineralisatie te inspecteren. Men kan zien of de laesie en/of verkleuring enkel oppervlakkig aanwezig is, of zich toch uitbreidt naar de dentine-glazuurgrens. We openen de fissuren met een boortje dat de vorm heeft van een “chinees dakje” ( zie afbeelding ). Om verdere lichtbruine verkleuring in de diepte, maar vooral aan de zijwanden, weg te nemen, gebruiken we de zeer scherpe, fijne fissuurboor (zie afbeelding). Telkens met waterkoeling. Let er bij deze preparatie op dat een penseelbeweging wordt gebruikt met weinig apicaal gerichte kracht/druk. Laat de boor zijn werk doen. Te veel duwen op de boor geeft “putjes”.Deze preparatie blijft beperkt tot het verdiepen en iets verbreden van de fissuur om deze beter te kunnen inspecteren en mag zeker niet resulteren in een kleine Klasse I caviteit! Benodigdheden § § § § § Spiegel Sonde Diamantboren: chinees dakje en fijne fissuurboor Profylaxe borstel Benodigde diamantboren Binnen het practicum worden de primaire en de secundaire groeven aangeboord. Deze afbeelding toont de beoogde vormgeving 4.1.3. Tand met een kleine, beginnende, lokale cariëshaard De tand dient te worden behandeld aan de hand van preventieve Klasse I. Hierbij wordt een minimale caviteitspreparatie gemaakt waarbij enkel het carieuze gedeelte van de fissuren wordt weggeboord. Hierbij wordt de lokale cariëshaard geprepareerd zoals bij een klasse I caviteit. Op frasaco boren we een “put” op de plaats waar meerdere hoofdfissuren samenkomen. De minimumbreedte van deze caviteit moet zo zijn dat de kleinste composietstopper (zie niet-snijdende handinstrumenten) makkelijk ( met enige speling) in de caviteit past. De diepte is afhankelijk van de cariëshaard. De diepte op frasaco is gelijk aan deze bij de klasse I caviteit, evanals de invoerrichting. De rest van de groeve wordt preventief beschermd tegen cariës door deze aan te boren zoals bij de invasieve put- en fissuurverzegeling. De werkwijze kan u terugvinden op de instructiefilmpjes op ufora. Benodigdheden § § § § Spiegel Sonde Diamantboren: chinees dakje, fijne fissuurboor, omgekeerde afgeronde kegel Fijnste composietstopper Benodigde diamantboren Benodigde diamantboren Afbeelding: occlusaal beeld en doorsnede van een preventieve klasse I caviteit 4.2. Klasse I De klasse I preparatie is het caviteitstype dat verwijst naar de behandeling van cariës, beginnend in putten en fissuren ongeacht in welk vlak van het element het zich manifesteert. Bij een enkelvoudige klasse I is de cariës beperkt tot 1 vlak, nl het occlusale, het buccale , het linguale of het palatale vlak ( dit laatste niet vergeten bij maxillaire incisieven). Bij een samengestelde klasse I wordt de occlusale caviteit uitgebreid vanuit het occlusale vlak naar het buccale, linguale of palatale vlak, of een combinatie hiervan. Bij een klasse I caviteit zijn de marginale kammen van het gebitselement intact. Benodigdheden - spiegel - sonde -diamantboren: omgekeerde afgeronde kegel( zie figuur) misura posterior - fijnste composietstopper Benodigde diamantboren Criteria caviteitsontwerp Omtreksvorm: Het fissuurpatroon wordt gevolgd. De fissuur moet centraal liggen in de caviteit. De overgang tussen de groeven wordt gemaakt met afgeronde hoeken. De mesiale en distale randen/zwaluwstaarten volgen de marginale kam en dus het mesiale of distale raakvlak van de te behandelen tand. De caviteit blijft binnen het occlusale plateau. Indien de transversale kam niet ondermijnd wordt door cariës hoeft deze niet doorboord te worden. Omtreksvorm klasse I- caviteiten bovenkaak Omtreksvorm klasse I caviteiten onderkaak De mesiale en distale randen/zwaluwstaarten volgen de marginale kam en dus het mesiale of distale raakvlak van de te behandelen tand. Invoerrichting: Loodrecht op het occlusale tandvlak = loodrecht op het vlak dat de knobbeltoppen met elkaar verbindt De invoerrichting loodrecht op het occlusaal vlak Uitzondering: Bij elementen 33, 34, 43, 44 wordt de invoerrichting aangepast en dient deze evenwijdig te lopen met de lijn die de cementglazuurgrens verbindt met de incisale rand. De invoerrichting bij 33, 34, 43 en 44. Weerstandsvorm Omgekeerd conisch met afgeronde hoeken (wordt bepaald door de diamantboor) Diepte : Afhankelijk van de dimensies van de cariës maar op frasaco geldt algemeen: Premolaar/Hoektand : Molaren : 1,5 mm tov het diepste punt van de fissuur 1,5 mm tov het diepste punt van de fissuur Breedte: Afhankelijk van de dimensies van de cariës maar op frasaco geldt algemeen: - De fijnste composietstopper moet makkelijk in de caviteit passen. De breedte tussen de buccale en linguale wanden van het occlusale patroon mag niet breder zijn dan 1/3 van de breedte van het occlusale vlak. De buccopalatale breedte van het occlusaal patroon is kleiner dan 1/3e van de breedte van het occlusale vlak Glazuurafwerking: Alle niet-ondersteunde glazuur moet verwijderd worden. 4.3. Klasse II Een klasse II preparatie beoogt de behandeling van een cariësleasie van het approximale vlak vanuit occlusaal. Ter hoogte van het approximale vlak uit dit zich in de preparatie van een doosvormige caviteit : de “box”. De occlusale groeve wordt mee in de preparatie opgenomen. De preparatie kan bestaan uit 1 of 2 boxen, afhankelijk van de carieuze aantasting van het element. Een specifiek type binnen de klasse II caviteiten is de “Box Only” caviteit. Hierbij prepareert men enkel de box en blijft het occlusale patroon onaangeroerd. Klasse II preparatie OD Klasse II preparatie “Box Only” Benodigdheden - spiegel - sonde -diamantboren: omgekeerde afgeronde kegel (zie figuur) misura posterior - fijnste composietstopper - universele scaler - eventueel gingivaaltrimmers/glazuurmessen Criteria caviteitsontwerp Omtreksvorm: Occlusaal (zie klasse I) Het fissuurpatroon wordt gevolgd. De fissuur moet centraal liggen in de caviteit. De overgang tussen de groeven wordt gemaakt met afgeronde hoeken. De mesiale en distale randen/zwaluwstaarten volgen de marginale kam van de te behandelen tand. Box De axiale wand loopt parallel met de raaklijn van het interdentale buitenoppervlak van de tand. De buccale en palatale/linguale wanden van de box zijn evenwijdig aan elkaar en lopen loodrecht op het axiale vlak. De omtreksvorm en de bucco-linguale ligging van de box(en) van de caviteit worden bepaald door de ligging van de/het contactpunten/ contactvlak. Deze worden volledig in de omtreksvorm opgenomen en de box wordt naar buccaal en naar palataal uitgebreid tot in de reinigingszone. De outline moet vrij liggen van het naburige element. De buccale en palatale/linguale knobbeldelen moeten nog voldoende ondersteund zijn door dentine. Occlusaal zicht op een Klasse II caviteit MO op element 24(links) en een Klasse II Box Only op element 25 met invasieve fisuur verzegelingspreparatie (rechts). De axiale wanden van de box lopen evenwijdig met het raakvlak van het interdentale buitenoppervlak van de tand en de box omvat de hele reinigingszone ( ttz er is geen contact meer tussen het mesiale vlak van het geprepareerde element en de buurtand). Deze richtlijnen zijn dezelfde bij de “Box Only”-caviteit met UITZONDERING van de hoektand. Hierbij loopt het axiale vlak evenwijdig met de transversale kam. De buccale en palatale/linguale wanden lopen dus niet loodrecht op het axiale vlak. Invoerrichting: Loodrecht op het occlusale tandvlak = loodrecht op het vlak dat de knobbeltoppen met elkaar verbindt De invoerrichting loodrecht op het occlusaal vlak UITZONDERING: Bij elementen 13, 23, 33, 34, 43, 44 wordt de invoerrichting aangepast en dient deze evenwijdig te lopen met de lijn die de cementglazuurgrens verbindt met incisale rand: De invoerrichting bij 13, 23, 33, 34, 43 en 44. Mesiaal zicht op de voorgaande klasse II caviteit MO van element 24. De invoerrichting staat hierbij loodrecht op het occlusale vlak. De overgang tussen de box en de occlusale preparatie is afgerond en vormt de “afschuining van Baden”. Weerstandsvorm Omgekeerd conisch met afgeronde hoeken (wordt bepaald door de diamantboor). Ook ter hoogte van de overgang van de occlusale preparatie naar de box mag er geen scherpe hoek aanwezig zijn. De hoek wordt afgeschuind (= “afschuining van Baden”). De klasse 2 preparatie in een mesio-distale doorsnede. Let er op dat er geen scherpe hoeken zijn. De overgang van box naar occlusale bodem wordt afgerond (= afschuining van Baden) De axiale wanden lopen evenwijdig met het raakvlak van de mesiale/distale wand. De invoerrichting dient te worden gerespecteerd ten einde het element niet te verzwakken (bucco-palataal) en ten einde pulpabeschadiging te voorkomen. Diepte Afhankelijk van de dimensies van de tand maar op frasaco geldt algemeen: Premolaar/Hoektand : occlusaal patroon = 1,5 mm tov het diepste punt van de fissuur boxen = 2 mm tov het diepste punt van de fissuur ( men moet in de reinigingszone zitten) Molaren : occlusaal patroon = 1,5 mm tov het diepste punt van de fissuur boxen = 2 mm tov het diepste punt van de fissuur (men moet in de reinigingszone zitten) Breedte: Afhankelijk van de dimensies van de tand maar op frasaco geldt algemeen: - De fijnste composietstopper moet makkelijk in de caviteit passen. De breedte tussen de buccale en linguale wanden van het occlusale patroon mag niet breder zijn dan 1/3 van de breedte van het occlusale vlak. De breedte van de box in bucco-linguale/palatale zinloopt tot in de reinigingszone. Glazuurafwerking: Alle niet-ondersteunde glazuur moet verwijderd worden. In de box kan men dit uitvoeren aan de hand van gingivaaltrimmers, glazuurmessen of een universele scaler. Men gebruikt een recht glazuurmes voor de afwerking van de glazuurrand van de opstaande wanden Men gebruikt een gingivaaltrimmer voor de afwerking van de glazuurrand van de gingivale bodem 4.4. Klasse III De “klasse III” is het caviteitstype dat verwijst naar de behandeling van cariës ter hoogte van de approximale vlakken van snijtanden en hoektanden, waarbij het verwijderen en restaureren van de incisale hoek niet noodzakelijk is. Het ontwerp van de caviteit is afhankelijk van de uitgebreidheid van de cariës en het contactpunt. Men heeft altijd een samengestelde caviteit (het approximale vlak en een aanpalend vlak of vlakken): - Linguale caviteit Bucco-linguale caviteit Buccale caviteit In dit practicum wordt de focus gelegd op de buccale caviteit, waarbij men buccaal opent. Benodigdheden - Spiegel - Sonde - diamantboren op rood hoekstuk: omgekeerde afgeronde kegel, bol bevelboren op rood hoekstuk - universele scaler - eventueel gingivaaltrimmers/glazuurmessen fijnste composietstopper Benodigde boren Criteria caviteitsontwerp Omtreksvorm: Axiaal: driehoekvormig Buccaal: de vorm van een halve maan Het palatale vlak van de driehoek loopt evenwijdig met het palatale vlak van het element. De bodem van de driehoek staat loodrecht op de lengteas van het element. Het centrale deel van de caviteit situeert zich vlak onder het contactpunt. De bevel mag niet incisaal uitkomen. Figuren: Buccaal en Distaal zicht van een distale klasse III caviteit. Figuren: Doorsnede 1 en 2 van de hogerop staande figuren. Let op de buccale bevel van 2mm. Palataal is geen bevel aanwezig. Ter hoogte van doorsnede 1 kan men zien dat de caviteit geen mechanische retentie heeft. Bij doorsnede 2 weer wel. Invoerrichting: Loodrecht op het buccale vlak van de tand Weerstandsvorm: Door de vormgeving van de axiale driehoek in combinatie met de buccale halve maan creëert men automatisch retentie incisaal en cervicaal in de caviteit. Ter hoogte van het meest axiaal gelegen punt van de halve maan is er geen retentie. LET OP: creëer geen puntretenties door met een bolvormige boor actief axiaal dieper te boren incisaal en gingivaal van de axiale wand. Diepte : Voorbij het contactpunt in de reinigingszone. De palatale wand blijft intact. Breedte/hoogte: Wordt bepaald door de cariës, de reinigingszone en de vormgeving (halve maan) Glazuurafwerking: Er wordt een bevel geprepareerd in het buccale vlak. Deze loopt uit tot net voor het contactpunt interproximaal (zie afbeelding). Deze volgt dus de omtreksvorm van de caviteit maar in het palatale interproximale vlak en in het palatale vlak loopt deze niet verder. Deze bevel heeft ter hoogte van het buccale vlak een breedte van 2 mm. In het bereikbare interproximaal vlak gaat deze over naar een bevel van 1 mm om te eindigen in “geen” bevel. De aangeboorde caviteitswanden waar men geen bevel boort, dienen te worden afgewerkt met een glazuurmes of scaler. Buccaal wordt de bevel breder geprepareerd louter om esthetische redenen namelijk een geleidelijke kleurovergang van de vulling naar het tandglazuur. 4.5. Klasse IV De “Klasse IV” is het caviteitstype dat verwijst naar de behandeling van cariës t.h.v. de approximale vlakken van snijtanden en hoektanden, waarbij het verwijderen en restaureren van de incisale hoek noodzakelijk is. Verder valt de preparatie van gefractureerde frontelementen, waarbij een hoek of de snijrand verloren is gegaan, ook onder de Klasse IV-caviteiten. Dit laatste valt buiten dit practicum. Benodigdheden - Spiegel - Sonde - Diamantboren op rood hoekstuk: omgekeerde afgeronde kegel, bol, champfer-boor Bevelboren op rood hoekstuk - Universele scaler - Eventueel gingivaaltrimmers/glazuurmessen Fijnste composietstopper Benodigde boren Voor de schansvorm kan men ook gebruik maken van de chamfer-boor Criteria caviteitsontwerp Omtreksvorm: Axiaal: driehoekvormig. Het palatale vlak van de driehoek loopt evenwijdig met het palatale vlak van het element. Het buccale vlak van de driehoek loopt evenwijdig met het buccale vlak van het element. De bodem van de driehoek staat loodrecht op de lengteas van het element. Met andere woorden: de gingivale en axiale wand van de driehoek staan loodrecht op elkaar en hebben een afgeronde hoek. Axiaal wordt +/_ 1/4 van de tand weggenomen. Buccaal: schansvormig met de cervicale vorm idem als de cervicale vorm van de halve maan bij de klasse III caviteit. De incisale rand blijft niet intact bij deze caviteit. Figuren: Buccaal en mesiaal zicht van een mesiale klasse IV caviteit Figuren: Doorsnede 1, 2, 3 en 4 van de hogerop staande figuren.Let op de buccale bevel van 2 mm. Deze blijft incisaal 2 mm om dan palataal over te gaan naar een bevel van 1 mm. Let er ook op dat er geen bevel loopt in de bodem van de caviteit. Incisaal is er geen buccale of palatale mechanische retentie meer. Invoerrichting: Loodrecht op het buccale vlak van de tand Weerstandsvorm: Door de vormgeving van de axiale driehoek in combinatie met de buccale vorm creëert men automatisch retentie cervicaal in de caviteit. Ter hoogte van het meest axiaal gelegen punt (incisaal) van de schans is er geen retentie. Diepte : Voorbij het contactpunt. De palatale wand blijft niet intact. Het betreft een buccopalatale caviteit. Breedte/hoogte: Wordt bepaald door de cariës, de reinigingszone en de vormgeving (halve maan) Glazuurafwerking: Rondom de caviteit wordt een bevel geprepareerd. Behalve in de bodem van de caviteit interproximaal. De bevel volgt dus de omtreksvorm van de caviteit maar eindigt cervicaal op “ geen” bevel. De bevel heeft ter hoogte van het buccale vlak een breedte van 2 mm. Incisaal blijft deze 2 mm en naar palataal toe gaat deze over naar een bevel van 1 mm breedte. De aangeboorde caviteitswanden waar men geen bevel boort, dienen te worden afgewerkt met een glazuurmes of scaler. Buccaal wordt de bevel breder geprepareerd louter om esthetische redenen namelijk een geleidelijke kleurovergang van de vulling naar het tandglazuur. 4.6. Klasse V De “Klasse V” is het caviteitstype dat verwijst naar de behandeling van cariës, erosie-, abfractie- en abrasielaesies die beginnen in het gingivale derde van buccale of linguale vlakken in het gebied van de tandhalzen( voor zover het geen caviteiten in putjes en fissuren zijn). De cariës kan ook interdentaal of volledig rondomrond de tand verspreid zijn. Ook blijkt de cariës niet enkel voor te komen t.h.v. de tandkroon. Bij wortelcariës blijkt de cariës meestal enkel beperkt te zijn tot het worteloppervlak (vnl. dentine) zonder daarbij het glazuur zwaar aangetast te hebben. Bij elementen zonder buurtanden kan er ook aantasting zijn van het vroegere interproximaal oppervlak (vroegere contactpuntzone). Een behandeling met een klassieke Klasse II-caviteit (box) is dan niet altijd noodzakelijk. Wanneer de cariës lokaal kan behandeld worden met een éénvlaksvulling i.e. circulaire wegname van de cariës t.h.v. de aangetaste zone, heeft de caviteit een ovale vorm (klasse V-achtig). Gezien de locatie wordt deze caviteit evenwel als een modificatie van een Klasse II gecatalogeerd. Binnen de “Klasse V” caviteiten bestaan 2 types, namelijk de enkelvoudige Klasse V die zich beperkt tot 1 vlak en de samengestelde klasse V waarbij de caviteit vanuit het buccale of linguale oppervlak wordt doorgetrokken naar approximaal. Binnen dit practicum zullen wij ons focussen op de enkelvoudige klasse V caviteiten. Klasse V bij de hoektand Klasse V bij een molaar Klasse V bij een snijtand Benodigdheden - Spiegel - Sonde - Diamantboren op rood hoekstuk: omgekeerde afgeronde kegel, bol Bevelboren op rood hoekstuk - Universele scaler Criteria caviteitsontwerp Omtreksvorm: Incisieven, cuspidaten en premolaren: De gingivale rand van de caviteit volgt bij incisieven, cuspidaten, en premolaren de gingivale contour van de glazuurrand t.h.v. de cement-glazuurgrens. De rand loopt verder gebogen omhoog om occlusaal-of incisaalwaarts parallel te lopen met de incisale rand. Incisaal loopt de rand evenwijdig met de incisale rand van het element. Bij een hoektand loopt de incisale rand van de caviteit evenwijdig met de verbindingslijn van de incisale hoeken. Cerviaal volgt de rand de contour van de gingiva en dit op een minimale afstand van 1 mm van de gingiva. Mesiaal en distaal blijft men 1 à 2 mm verwijderd van de kromming. Voorbeeld van een klasse V caviteit op een snijtand voor composiet. De incisale rand van de caviteit loopt evenwijdig met de incisale rand van het element en reikt net tot aan de bovengrens van het onderste 1/3e van het buccale vlak. De bevel is incisaal breder dan cervicaal om esthetische redenen. Voor deze zelfde caviteit voor glasionomeer prepareert men geen bevel. Doorsnede van de klasse V caviteit. Voor composiet prepareert men een bevel (links) Voor glasionomeer prepareert men geen bevel (rechts). Voorbeeld van een klasse V caviteit op een hoektand voor composiet. De incisale rand van de caviteit loopt evenwijdig met verbindingslijn van de incisale hoeken. Molaren: Ovale vorm (= worstvormig). Hierbij blijft de preparatie in het gingivale derde van het buccale vlak. Gingivaal blijft men 1 mm boven de gingiva. Mesiaal en distaal blijft men 1 à 2 mm verwijderd van de kromming. Een overzicht van de omtreksvormen voor de verschillende tand-types. Hier wordt ook aangetoond dat de caviteit bij een molaar evenwijdig loopt met de lijn die de buccale knobbeltoppen met elkaar verbindt. Invoerrichting: Loodrecht op het buccale of linguale vlak van de tand. OPGELET: Indien het buccaal vlak een sterke bolling vertoont dient ook de bodem van de caviteit deze bolling te vertonen ( vb hoektand). Dit om op een veilige afstand van de pulpa te blijven. Weerstandsvorm: Omgekeerd conisch met afgeronde hoeken (wordt bepaald door de diamantboor). De caviteit is dus licht autoretentief. De bodem van de caviteit loopt vlak. UITZONDERING bij de hoektand waarbij de buccale bolling wordt gevolgd. Hierdoor zijn de mesiale en distale wanden van de caviteit licht divergerend. Diepte : Afhankelijk van de dimensies van de tand en de cariës maar op frasaco geldt algemeen 2 mm. UITZONDERING: bij elementen met kleine bucco-palatale/linguale dimensies (ondersnijtanden, laterale snijtanden) wordt de diepte gereduceerd naar 1,5 mm. Breedte/hoogte: De caviteit bevindt zich in het cerviale derde van het buccale vlak en volgt de richtlijnen besproken bij “omtreksvorm”. De breedte en hoogte zijn dus individueel verschillend. Hoogte: Cervicaal reikt de caviteit net aan de bovengrens van het onderste 3e. Gingivaal reikt de caviteit tot 1 mm afstand van de gingiva Breedte: 1 – 2 mm verwijderd van de kromming Glazuurafwerking: Voor een GIC restauratie wordt geen bevel voorzien. Het glazuur wordt wel afgewerkt. Er is geen onondersteund glazuur. Voor een composiet restauratie wordt rondom de caviteit een bevel geprepareerd. Deze bevel heeft thv het buccale vlak een breedte van 2 mm (incisaal) en interproximaal gaat deze over naar e

Use Quizgecko on...
Browser
Browser