Samenvatting Verbintenissenrecht PDF

Summary

This document is a summary of Dutch Law, specifically focusing on the subject of obligations, or verbintenissenrecht. It describes various types of obligations, their creation, and termination. It also covers contract law, liability for damages, and related concepts.

Full Transcript

lOMoARcPSD|35150028 Samenvatting Verbintenissenrecht Verbintenissenrecht (Hogeschool Inholland) Scannen om te openen op Studeersnel Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit G...

lOMoARcPSD|35150028 Samenvatting Verbintenissenrecht Verbintenissenrecht (Hogeschool Inholland) Scannen om te openen op Studeersnel Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Samenvatting Verbintenissenrecht Hoofdstuk 1: verbintenissenrecht: plaatsbepaling Hoofdonderwerpen verbintenissenrecht: contracten (overeenkomsten) en aansprakelijkheid voor schade. Verbintenis: - iets wat je volgens het recht verplicht ben om te doen of te laten. - We spreken alleen van verbintenissen als het gaat om een verplichting tot prestaties die ‘geld waard zijn’. - Altijd minimaal twee partijen betrokken - De ene partij heeft recht op iets, waartoe de andere partij verplicht is Ontstaan van een verbintenis: 1. Uit de wet 2. Uit overeenkomst Verbintenis uit overeenkomst - Een overeenkomst is eigenlijk niets anders dan een afspraak tussen twee partijen. - Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en een aanvaarding. Uit het aanbod en de aanvaarding moet blijken dat de wil van de twee partijen overeenstemt. (wilsovereenstemming). - Als een verbintenis wordt nagekomen, houdt zij op te bestaan. Dit is het tenietgaan van een verbintenis. - Er ontstaan ook vaak twee verbintenissen. Bijvoorbeeld wanneer je een telefoonabonnement afsluit. Zie tabel. Plicht Recht Telefoonbedrijf Verbintenis 1 Jij schuldenaar/debiteur  Schuldeiser/crediteur Prestatie: leveren diensten Jij Verbintenis 2 Telefoonbedrijf Schuldenaar/debiteur  Schuldeiser/crediteur Prestatie: abonnement betalen Als jij, of het telefoonbedrijf, de verbintenis niet goed zou nakomen, noemen we dit wanprestatie. Wanprestatie is een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis. - Een verbintenis kan ook een verplichitng inhouden om iets te laten. De prestatie bestaan dan niet uit een doen, maar uit een nalaten. Bijvoorbeeld het concurrentiebeding bij een arbeidsovereenkomst. - De prestatie is het object van de verbintenis en kan bestaan uit een doen of nalaten. Verbintenissen uit de wet 1. Onrechtmatige daad Iets gebeurd onopzettelijk, maar toch ontstaat er voor jou wettelijke aansprakelijkheid. Anders dan bij een overeenkomst ontstaat er bij een onrechtmatige daad, normaal gesproken, maar één verbintenis. Voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kun je een WA-verzekering sluiten; een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid. Het afsluiten van een WA-verzekering is weer het sluiten van een overeenkomst tussen jou en de verzekeraar. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 De algemene voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst staat dat de verzekeraar alleen uitbetaald als de schade onopzettelijk wordt veroorzaakt. Maar opzettelijk of niet, verbintenisrechtelijk spreken we nog steeds van een onrechtmatige daad. Bij een onrechtmatige daad is dus geen wilsovereenstemming. De verbintenis ontstaat voor een gebeurtenis. Bij een onrechtmatige daad de verbintenis volgt direct uit de wet door de feitelijke handeling van het inrijden op de auto bijvoorbeeld. 2. Rechtmatige daad a. Onverschuldigde betaling Er ontstaat een verbintenis zonder dat er een overeenkomst voor nodig is. Bijvoorbeeld als iemand per ongeluk een bedrag van twee miljoen op je rekening stort. b. Ongerechtvaardigde verrijking Bijvoorbeeld in de periode dat die twee miljoen op je rekening heeft gestaan, heb je hierover ook rente ontvangen. De wet bepaalt nu dat je niet alleen het onverschuldigd betaalde bedrag moet terug betalen, maar ook de rente. Er ontstaat een verbintenis tot terugbetaling op grond van ongerechtvaardigde verrijking. Ook hier geldt dat het er niet toe doet of je het bedrag van de rente wel wilt terugbetalen. De verbintenis ontstaat uit de wet, los van jouw wil. c. Zaakwaarneming Bijvoorbeeld als je op vakantie bent en je raam is door de storm kapot. De buurman repareert dit tijdens je vakantie. Je bent dat verplicht je buurman de kosten te vergoeden die hij heeft gemaakt voor het zetten van het raam. Deze verbintenis ontstaat ook uit de wet, direct nadat je buurman de kosten maakte, toen jij er niet van op de hoogte was en dit dus al helemaal niet kon willen. Verbintenissenrecht: onderdeel van het privaatrecht Het verbintenissenrecht is onderdeel van het privaatrecht. Privaatrecht ook wel burgerlijk recht of civiel recht, is het recht dat de betrekking tussen burgers onderling regelt, alsmede de verhouding van burgers toto hun vermogen. Het privaatrecht kan worden onderverdeeld in: - Vermogensrecht - Personenrecht Nv’s, bv’s, stichtingen en verenigingen zijn rechtspersonen. Rechtspersonen kunnen, net zoals natuurlijke personen, eigenaar zijn van zaken, gebouwen kopen, mensen in dienst nemen, huurovereenkomsten sluiten, enz. Omdat rechtspersonen juridische constructies zijn, moeten er wel altijd natuurlijke personen zijn die namens de rechtspersoon handelen. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Vermogensrecht In het vermogensrecht staan alle regels omtrent het vermogen centraal. Onder vermogen verstaan we: alles dat een natuurlijke persoon (of rechtspersoon) bezit en op geld waardeerbaar is. personen- en familierecht personenrecht rechtspersonenrecht privaatrecht goederenrecht vermogensrecht overeenkomstenrecht verbintenissenrecht overig verbintenissenrecht - rechtmatige daad - onrechtmatige daad Een verbintenis is een vermogensrechtelijke relatie tussen twee (of meer) partijen, waarbij de ene partij verplicht is tot een prestatie, waarop de andere partij recht heeft. Het Burgerlijk Wetboek kent een gelaagde opbouw, van algemeen naar bijzonder. Als je een specifiek onderwerp hebt kijk je eerst in de verdere boeken voor specifiekere artikelen en als het daar niet staat ga je naar de meest algemene. Bijzonder gaat voor algemeen. Beginselen van het privaatrecht 1. Contractsvrijheid Uitgangspunt is dat partijen in het verbintenissenrecht vrij zijn om overeen te komen wat zij willen, zolang dit niet expliciet verboden is, of in strijd komt met de openbare orde of goede zeden. 2. Pacta sunt servanda Overeenkomsten moeten worden nagekomen. 3. Vormvrijheid Zolang de wetgever niet expliciet anders bepaalt, geldt er geen speciale vorm waarin handelingen verricht moeten worden. Ook hier geldt dus als uitgangspunt: alles mag op de manier zoals partijen dat willen, tenzij de wetgever hiervan expliciet afwijkt. Hierbij speelt dwingend recht en regelend recht wel een rond. Dwingend wil zeggen er mag niet van worden afgeweken. En regelend/aanvullend mogen ze van afwijken als ze dat willen. 4. De redelijkheid en billijkheid partijen zijn verplicht zich redelijk en billijk naar elkaar te gedragen. De redelijkheid verwijst naar het verstand, de billijkheid meer naar ons rechtsgevoel. De redelijkheid en billijkheid kent een aanvullende en een derogerende werking. Als partijen iets niet hebben afgesproken dan kan het aanvullende regels geven om het gat te vullen, maar het kan ook zijn dat de regels die ze hebben afgesproken niet redelijk en billijk zijn, dan worden ze beperkt of gewijzigd. Objectief gezien hoe anderen het zouden doen/ wat ‘normaal’ is. 5. Bijzonder gaat voor algemeen Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Procederen in het privaatrecht: materiaal en formeel recht Materieel: inhoudelijk. Bepaalt onder andere welke verbintenissen er uit een overeenkomst ontstaan, wat de gevolgen van het plegen van een onrechtmatige daad zijn, etc. Formeel: procedures. Regelt onder andere hoe je iemand voor de civiele rechter kunt dagen, welke processtukken je hiervoor moet opstellen, hoe de terechtzitting vervolgens verloopt en hoe de rechter tot een uitspraak komt. In het burgerlijk procesrecht geldt als hoofdregel: ‘wie stelt, bewijst’ of ‘wie eist, bewijst’. Als jij iets eist moet jij dat ook kunnen bewijzen. De rechter kan ook de bewijslast omkeren. Hij geeft dan een bewijsopdracht. Het is vervolgens de taak van de partij die de bewijsopdracht krijgt om te bewijzen dat wat te tegenpartij stelt tocht niet gebeurd is. Als dat niet lukt, beslist de rechter in het voordeel van de eerste partij. Hoofdstuk 2: Rechtsfeiten Overeenkomsten waaruit verbintenissen voortvloeien noemen we verbintenis scheppende overeenkomsten of, obligatoire overeenkomsten. Er zijn namelijk ook overeenkomsten waaruit geen verbintenissen voortvloeien. Wederkerige en niet-wederkerige overeenkomsten Wederkerige overeenkomsten: een overeenkomst waarbij beide partijen een verplichting op zich nemen. Niet- wederkerige overeenkomsten: een overeenkomst tussen twee partijen waaruit slechts één verbintenis ontstaat. Bijvoorbeeld schenking. Dit is ook wel een eenzijdige overeenkomst. Een overeenkomst tussen twee partijen kun je beschouwen als een tweezijdige rechtshandeling. De twee onderdelen van deze tweezijdige rechtshandeling zijn een aanbod en een aanvaarding. Rechtshandeling (art 3:33 BW) voor een rechtshandeling zijn een verklaring en een wil alleen nog niet voldoende. De wil moet namelijk ook gericht zijn op het rechtsgevolg. Het aanbod moet voldoende specifiek zijn. Bepaalde uitspraken worden namelijk niet gezien als een aanbod maar van een uitnodiging om in onderhandeling te treden. Een verklaring is volgens art 3:37 BW vormvrij. Wanneer de wet voor een bepaalde handeling een vorm voorschrijft dan moet de verklaring daaraan voldoen, anders is het geen rechtshandeling. Art 3:39 BW m.u.v. uitzonderingen dat een rechtshandeling die niet in de voorgeschreven vorm is verricht, nietig is. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 feiten feiten zonder rechtsgevolg rechtsfeiten blote rechtsfeiten handelingen rechthandelingen feitelijke handelingen meerzijdige eenzijdige rechthandelingen onrechtmatige daad rechtshandelingen overige meerzijdige gericht ongericht overeenkomsten rechtmatige daad rechtsnandelingen verbintenisscheppende (obligatoire) overige overeenkomsten overeenkomsten eenzijdige (niet- meerzijdige (wederkerige) wederkerige) overeenkomsten overeenkomsten Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 De werking van een verklaring Art 3:37 lid 3 BW bepaalt dat een gerichte verklaring de andere partij moet hebben bereikt om haar werking te hebben. Pas dan is er sprake van een rechtshandeling. Als een gerichte verklaring nooit iemand bereikt, dan kan de rechtshandeling ook nooit rechtsgevolgen hebben. ‘bereikt hebben’ volgens de wet, is het eerste moment waarop redelijkerwijs kennis kon worden genomen van de verklaring. Van art 3:37 BW mag worden afgeweken (regelend recht). Maar als partijen niet regelen, dan vult art 3:37 BW de leegte op. Art 3:37 lid 3 BW bepaalt ook dat wanneer die niet tijdig is bereikt, toch zijn werking kan hebben indien: - Het een gevolg is van zijn eigen handeling - Een handeling van een persoon voor wie hij aansprakelijk is (bijvoorbeeld als een koeriersbedrijf wordt ingeschakeld) - Van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en die rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt (vangnetbepaling, het gaat om omstandigheden waardoor de verklaring van bedrijf A niet of niet tijdig heeft bereikt, maar waarin het toch redelijk is dat die voor rekening van bedrijf A komen) Tijdstip totstandkoming art 6:224 BW bepaalt echter dat als tijdstip van de aanvaarding geldt: het tijdstip waarop de verklaring zou zijn ontvangen als de storende omstandigheden er niet was geweest. Eenzijdige rechtshandelingen: zijn rechtshandelingen die door de wilsuiting (verklaring) van één persoon tot stand komen. Bijvoorbeeld: - opmaken testament. Het rechtsgevolg treedt dan alleen in door de wil van de erflater. - Opzegging contract - Aanbod, totdat het aanbod geaccepteerd wordt is het een eenzijdige rechtshandeling, die echter naar haar aard bedoeld is om onderdeel van een meerzijdige rechtshandeling te worden. Meerzijdige rechtshandelingen: Zijn rechtshandelingen waarvoor de verklaring van meer personen vereist is. Meest voorkomende is de overeenkomst omdat het rechtsgevolg pas kan intreden als beide partijen hebben verklaard dat zij de overeenkomst willen aangaan. Gerichte en ongerichte rechtshandelingen Gericht: is gericht tot een bepaalde persoon of tot bepaalde personen en moet, om haar werking te hebben, deze persoon hebben bereikt. Ongerichte: testament. Een ongerichte rechtshandeling hoeft niemand te bereiken om haar werking te hebben en kent geen duidelijke geadresseerde. Andere rechtshandelingen binnen het privaatrecht - Uiterste wil (testament) - Erkennen van een kind - Meerzijdige, gerichte rechtshandelingen in het rechtspersonenrecht Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Hoofdstuk 3: wilsontbreken, nietigheid en vernietigbaarheid Vernietigbaarheid Art 3:44 lid 1 BW bepaalt dat een rechtshandeling die tot stand is gekomen onder invloed van bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden vernietigbaar is. Op vernietigbaarheid moet een beroep gedaan worden! Ook een rechtshandeling van een minderjarige of iemand die onder curatele gesteld is, zijn onder bepaalde voorwaarden vernietigbaar. Wilsontbreken Wilsontbreken: er is wel een verklaring, maar geen met de verklaring overeenstemmende wil. De wil ontbreekt. Hoofdregel: er kan in gevallen toch een rechtshandeling tot stand komen dat is wanneer, de tegenpartij niet hoefde te vermoeden dat er bij de verklaring sprake was van wilsontbreken. Wilsontbreken en gerechtvaardigd vertrouwen (art 3:35 BW) Er wordt gekeken of je in redelijkheid bijvoorbeeld mocht afgaan op de prijs. Redelijkerwijs moet dus worden ingevuld door hetgeen in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is. Het gaat erom wat objectief gezien redelijk is. (objectief: onbevooroordeeld, onbevangen, zonder door eigen gevoel of voorkeur te laten beïnvloeden. Het gerechtvaardigd vertrouwen speelt ook een rol bij misverstanden die niet het gevolg zijn van duidelijke versprekingen of verschrijvingen. Er kunnen in de praktijk ook misverstanden ontstaan m.b.t. de vraag wat partijen precies bedoelen met woorden of termen in een aanbod. Ook dat speelt art 3:35 BW een rol. De partij die dan objectief gezien de meest redelijke interpretatie heeft, kan de wederpartij houden aan zijn verklaring. (bv. Prijs incl. btw of excl. Btw) Geestelijke stoornis art 3:34 BW Ook in geval van een geestelijke stoornis kan sprake zijn van wilsontbreken. Art.3:34 BW geeft hiervoor een regeling. De onder curatele gesteld wordt handelingsonbekwaam. Verricht hij toch een rechtshandeling dan kan zijn curator deze vernietigen. Ook dronkenschap en drugsgebruik kunnen, onder omstandigheden, onder een geestelijke stoornis vallen en dan betrekking hebben op mensen die niet onder curatele staan. Wilsontbreken bij geestelijke stoornis Art 3:34 BW geeft een regeling voor de situatie waarin iemand een rechtshandeling verricht onder invloed van een geestelijke stoornis, terwijl hij niet onder curatele staat. Een beroep op dit artikel wordt niet zomaar aangenomen. Er moet rekening gehouden worden met de eigen verantwoordelijkheid van de persoon. Vernietiging op grond van curatele en art 3:34 gaan NOOIT samen. Verklaring onder invloed van een stoornis Geestelijk gestoord heeft wel iets verklaard, maar met de wil stemt het niet overeen. Dit ontbreekt. Art 3:34 BW bepaald dat eenzijdige, gerichte rechtshandelingen vernietigbaar zijn. Eenzijdige ongerichte rechtshandelingen zijn direct nietig. Art 3:34 BW geeft twee alternatieven om vast te stellen wanneer er sprake is van wilsontbreken: - De stoornis moet een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen hebben belet - De verklaring moet onder invloed van de stoornis zijn gedaan Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Een beroep op art 3:34 BW kan worden gepareerd door art 3:35 BW. De tegenpartij kan namelijk een beroep doen op het gerechtvaardigd vertrouwen. Dubbele grondslag van de rechtshandeling. Daarmee wordt bedoeld dat een rechtshandeling op twee manier kan ontstaan, namelijk: - Via art 3:33 BW: wil en verklaring stemmen overeen (hoofdregel) - Via art 3:35 BW: er is een verklaring, maar de wil ontbreekt. Omdat het recht degene beschermt die er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat de verklaring gewild werd, kan er bij wilsontbreken toch een rechtshandeling ontstaan. (uitzondering) Rechtspraak over art 3:35 BW bijvoorbeeld als een werknemer in het heetst van de strijd zegt dat hij zijn arbeidsovereenkomst opzegt. Dan mag de werkgever er niet zonder meer van uit gaan dat de werkgever de verklaring van de werknemer in deze zin direct mag toekennen. Er moet rekening gehouden worden met omstandigheden. Strijd met de wet, de openbare orde of de goede zeden (nietig) Bij wilsontbreken ontstaat volgens art 3:33 BW geen rechtshandeling. Er is namelijk wel een verklaring, maar geen met de verklaring overeenstemmende wil. Alleen via art 3:35 BW kan toch nog een rechtshandeling tot stand komen. Art 3:40 BW bepaald dat een rechtshandeling nietig is wanneer deze in strijd is met de openbare orde, of de goede zeden of met een dwingende wetsbepaling. Openbare orde: bijvoorbeeld een overeenkomst tussen een politieke partij en een verkiezingskandidaat, waarin is opgenomen dat de kandidaat zijn zetel moet opgeven als hij zijn lidmaatschap van de partij beëindigt. Goede zeden: bijvoorbeeld waarin een arts zijn aansprakelijkheid uitsloot voor het geval de door hem voorgestelde röntgenbehandeling tegen overtollige gezichtsbeharing niet goed mocht uitpakken. Of een overeenkomst waarin een vader met zijn ex-vrouw tegen betaling overeenkwam dat zij de voogdij over hun kind zou opgeven. Strijd met dwingende wetsbepaling: bijvoorbeeld wiethandel. Is volgende de Opiumwet verboden. Art 3:40 lid 2 BW en vernietigbaarheid  wanneer een wetgever een wetsbepaling heeft geformuleerd die zaken verbiedt, maar vooral een partij probeert te beschermen, is er slecht vernietigbaarheid. Art 3:40 lid 3 BW  zegt dat nietigheid ook achterwege blijft als de wetsbepaling niet de strekking heeft de geldigheid van rechtshandeling te ontnemen. Wilsgebreken Er is wel sprake van een wil, maar dat deze onder zulke bijzondere omstandigheden is ontstaan, dat je niet kunt zeggen dat er normaal gewild is. De wil is gebrekkig gevormd. Wilsgebreken zijn: - Bedreiging - Bedrog - Misbruik van omstandigheden - Dwaling Een rechtshandeling waarbij sprake is van een wilsgebrek is vernietigbaar. Een reden voor de keuze van de wetgever is dat er in gevallen van vernietigbaarheid ook situaties denkbaar zijn waarin degene die een beroep kan doen op vernietiging dit achteraf gezien niet wenselijk acht. Hierdoor is het niet direct nietig. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Bedreiging Voor een beroep op art 3:44 lid 2 BW is van belang dat iemand, onder invloed van de bedreiging, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling die hij anders niet verricht zou hebben. De bedreiging moet zodanig zijn dat een redelijk oordelen persoon erdoor kan worden beïnvloed. Doordat er een aanvaarding moet zijn, bestaat er een verschil tussen bedreiging met geweld, waardoor een schenkingsovereenkomst ontstaat, en diefstal met geweld. Stel dat een dief een tas van een mevrouw op straat wil stelen, zij wilt niet loslaten maar laat door de schrik haar tas vallen waardoor de dief het pakt en wegrent. Hier is geen schenkingsovereenkomst tot stand gekomen, maar de dief pleegt een onrechtmatige daad (art 6:162 BW) waardoor een verbintenis ontstaat tot schadevergoeding voor de schade die de vrouw lijdt. Voor bedreiging in de zin van art 3:44 lid 2 BW moet dus sprake zijn van een zekere instemming. Anders is het namelijk niet gewild en is er ook geen rechtshandeling die vernietigd kan worden. Bedreiging in de zin van art 3:44 lid 2 BW kan dus niet alleen een grond voor vernietiging opleveren, maar ook een strafbaar feit. Kenmerk bedreiging: het aanjagen van vrees bij je slachtoffer, waardoor hij dingen doet die hij eigenlijk niet wil doen. Misbruik van omstandigheden Art 3:44 lid 4 BW Misbruik van omstandigheden kan in uitzonderlijke omstandigheden strafbaar zijn, maar is dat in het algemeen niet. Dit wilsgebrek ziet op de situatie waarin er sprake is van dusdanig abnormale omstandigheden dat je kunt zeggen dat er niet normaal gewild is. Gelet op het beginsel van contractvrijheid en het uitgangspunt dat overeenkomsten moeten worden nagekomen, mag misbruik van omstandigheden niet te snel worden aangenomen. Er moet daadwerkelijk misbruik worden gemaakt van abnormale omstandigheden. Een goede indicatie voor misbruik is als de rechtshandeling voor degene die stelt misbruikt te zijn financieel (zeer) nadelig is. Bedrog Bedrog levert ook een strafbaar feit op. Voor een bedrogene zal dus ook de mogelijkheid kunnen bestaan om zich in een stafrechtelijke procedure te voegen als benadeelde partij. Voorbeeld bedrog: terugdraaien kilometerstand, verkopen van een vervalste Rembrandt door een meestervervalser. Bedrog is dat de bedrieger de bedrogene beweegt een rechtshandeling te verrichten door: 1. Opzettelijk onjuiste mededelingen te doen, of 2. Iets te verzwijgen dat hij verplicht was mee te delen, of 3. Een andere kunstgreep toe te passen Kunstgreep is een verzamelnaam voor alle andere tactieken die een bedrieger kan toepassen, bijvoorbeeld het vervalsen van zaken, het manipuleren van foto’s etc. Aanprijzingen in algemene bewoordingen: bijvoorbeeld de makers van televisiereclames voor wonderstofzuigers en magische wisdoekjes vallen onder art 3:44 lid 3 BW: aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren geen bedrog op. Bedrog gaat namelijk verder. De bedrieger moet een compleet verkeerd beeld schetsen van de eigenschappen van een bepaald voorwerp of een bepaalde dienst door opzettelijk specifieke (en geen algemene) zaken onjuist voor te stellen of te verzwijgen of door kunstgrepen toe te passen. Dwaling Art 6:228 BW. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Waar het bij bedrog de bedoeling van de bedrieger is om de wederpartij in een verkeerde veronderstelling te brengen, kan dit bij dwaling ook onopzettelijk gebeuren. D Dwaling is een wilsgebrek omdat de wil door een verkeerde veronderstelling gebrekkig wordt gevormd. Sub a,b en c van dit artikel beschrijven drie situaties waarin dit het geval is. Slechts in deze situaties slaagt een beroep op dwaling. Uit sub a blijkt dat een beroep op dwaling zal slagen als de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten. Dwaling en bedrog Een beroep op dwaling is vaak eenvoudiger omdat je in dat geval niet hoeft te bewijzen dat de verkoper informatie opzettelijk heeft verzwegen. Het verschil bestaat uit dat bedrog niet alleen een grond voor vernietiging oplevert, maar altijd ook een onrechtmatige daad. Bij vernietiging op grond van bedrog kan de bedrieger na de vernietiging nog aansprakelijk zijn voor schade die de bedrogene heeft geleden ten gevolgde van het bedrog en het vernietigen van de overeenkomst. Na een vernietiging op grond van dwaling dragen partijen in beginsel hun eigen kosten. Beide partijen dwalen Sub c regelt de situatie dat beide partijen dwalen. Vereist is dat beide partijen een onjuiste voorstelling van zaken hebben. Het beroep op dwaling gaat echter niet op wanneer zij ook bij een juiste voorstelling vak zaken niet hadden behoeven te begrijpen dat de overeenkomst zonder de dwaling niet zou worden gesloten. Uitsluitingsgronden dwalen art 6:228 lid 2 BW: hierdoor is een beroep op dwaling uitgesloten. - Toekomstige omstandigheid - Aard van de overeenkomst Bijvoorbeeld in de situatie waarin op een tweedehandsbeurs iemand voor een lage prijs een computer koopt, waarbij de verkoper aangeeft dat de computer afkomstig is uit een partij die hij heeft gekocht in een faillissementsverkoop, dat hij de computers niet heeft gecontroleerd en dat hij niet kan garanderen dat de computer werkt. In dat geval volgt uit de aard van de overeenkomst dat een beroep op dwaling is uitgesloten wanneer de computer later niet blijkt te werken. - Overige (de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval) Het verkeer geldende opvattingen: de opvattingen die in het maatschappelijk verkeer gelden. Bijvoorbeeld het risico dat je aanvaardt wanneer je een oude zaak verkoopt zonder dat je exact hebt laten onderzoeken wat de zaak waard is. Het kan ook zijn in situaties waarin iemand te naïef is geweest. Omstandigheden van het geval: laten ze in het boek buiten beschouwing Curatele en minderjarigheid Ook ondercuratelestelling en minderjarigheid kunnen een grond voor vernietiging opleveren. In deze gevallen is er geen sprake van een wilsgebrek, maar van handelingsonbekwaamheid. (art 3:32 BW) De gevolgen van de handelingsonbekwaamheid zijn dat rechtshandelingen die door een onder curatele gestelde verricht worden vernietigbaar zijn. En eenzijdige, ongerichte rechtshandelingen, zoals het opstellen van een testament zijn echt nietig. Curatele Art 1:378 lid 1 BW bepaalt wanneer iemand onder curatele gesteld kan worden. Curatele betreft altijd meerderjarige personen, maar de curatele kan al worden uitgesproken voordat iemand meerderjarig is. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Gronden voor onder curatele - Wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt, of - Zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van: o Zijn lichamelijke of geestelijke toestand, of o Gewoonte van drank- of drugsmisbruik Curatele wordt uitgesproken door de rechtbank. Gedeeltelijke bekwaamheid Art 1:381 lid 3 BW bepaald dat een onder curatele gestelde wel bekwaam is rechtshandelingen te verrichten wanneer hij hiervoor van zijn curator toestemming heeft gekregen. De toestemming voor een bepaald doel moet door de curator schriftelijk worden verleend. Bij curatele is er, anders dan bij de vernietiging op grond van een geestelijke stoornis op basis van art 3:34 BW, voor de andere partij geen mogelijkheid om een beroep te doen op art 3:35 BW. Alle personen die met de onder curatele gestelde overeenkomsten sluiten lopen dus een risico. Dit wordt gedeeltelijk gerechtvaardigd door het feit dat een ondercuratelestelling altijd wordt gepubliceerd in de Staatscourant en in twee door de rechter aangewezen dagbladen art 1:390 BW. Minderjarigen De wet bepaalt in art 1:234 lid 1 BW dat minderjarigen bekwaam zijn, mits zij handelen met toestemming van hun wettelijk vertegenwoordiger. Uitzondering lid 3: de toestemming wordt aan de minderjarige verondersteld te zijn verleend, indien het een rechtshandeling betreft ten aanzien van het in het maatschappelijk verkeerd gebruikelijk is dat een minderjarige van zijn leeftijd die verricht. Die moet objectief te worden bezien. Andere gronden voor vernietiging of nietigheid 1. Actio pauliana 2. Onbevoegde handeling Actio Pauliana Art 3:45 BW. Het gaat om de situatie waarin een schuldenaar een rechtshandeling verricht die hij niet hoeft te verrichten en waardoor zijn schuldeisers benadeeld worden. De actio pauliana kan worden ingeroepen door de schuldeiser. Bijvoorbeeld in de situatie dat iemand dreigt failliet te gaan en hij verkoopt zijn huis voor een veel te lage prijs aan zijn vriendin, wanneer hij samenwoont maar niet in gemeenschap van goederen is gehuwd, met het doel te voorkomen dat schuldeisers zich op het huis kunnen verhalen. De koopovereenkomst kan dan door de schuldeiser worden vernietigd. Onbevoegde handeling Iemand is niet handelingsonbekwaam, maar handelingsonbevoegd. Art 3:43 BW. Het gaat om situaties waarin (rechterlijke) ambtenaren, of andere personen die openbaar gezag uitoefenen, goederen aanschaffen waar zij vanuit hun functie direct mee te maken hebben. Bijvoorbeeld de aanschaf van zaken door een deurwaarder, terwijl er over deze zaken een procedure loopt bij de kantonrechter en hij daarin zelf een van de partijen vertegenwoordigt. Vernietiging in de praktijk Een nietige rechtshandelingen bestaat voor het recht niet. Een vernietigbare rechtshandeling moet eerst worden vernietigd, maar heeft hierna voor het recht ook nooit bestaan. Art 3:53 lid 1 BW. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Wijze van vernietiging Art 3:49 BW bepaalt dat een rechtshandeling wordt vernietigd door: - Een buitengerechtelijke verklaring: kan door elk natuurlijk persoon worden uitgebracht. O.g.v. art 3:37 lid 1 BW is het vormvrij, zodat de verklaring ook mondeling kan plaatsvinden. - Een rechterlijke uitspraak Onverschuldigde betaling Wanneer op grond van een vernietigde overeenkomst zaken zijn geleverd, geld is betaald of diensten zijn verricht, is dit achter gezien zonder rechtsgrond gebeurd. Art 6:203 lid 1 BW bepaald hiervoor: degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, is gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen.  onverschuldigde betaling. Alles wat op grond van een vernietigde overeenkomst is geleverd, kan op grond van onverschuldigde betaling worden teruggevorderd. Ongerechtvaardigde verrijking Stel nu dat op grond van een, achteraf, vernietigde overeenkomst een grote geldsom is betaald en dat de vernietiging pas na enkele maanden plaatsvindt. Dan kan o.g.v. art 6:212 BW bijvoorbeeld de rente ook worden teruggevorderd dit is dan een ongerechtvaardigde verrijking. Dit kan naast de terugvordering van de onverschuldigde betaling. Niet ongedaan te maken gevolgen Er zijn gevolgen die moeilijk of onmogelijk ongedaan kunnen worden gemaakt. Bijvoorbeeld als een onder curatele gesteld een maaltijd heeft gegeten in een duur restaurant maar daar eigenlijk geen geld voor had, en de curator de overeenkomst vernietigt, is het restaurant op grond van onverschuldigde betaling verplicht om het betaalde bedrag terug te geven. De gegeten maaltijd kan moeilijk worden teruggegeven. Art 6:210 lid 2 BW bepaalt dat wanneer de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt, hiervoor een vergoeding van de waarde van de prestatie in de plaats treedt, maar alleen voor zover dit redelijk is. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Hoofdstuk 4: Ontstaan van verbintenissen uit overeenkomst Overeenkomsten zijn voor de praktijk de belangrijkste bron van verbintenissen. Aanbod en aanvaarding zijn rechtshandelingen. De wil van de partijen moet hierbij gericht zijn op het rechtsgevolg. Een verbintenis is een vermogensrechtelijke relatie tussen twee partijen, waarbij de ene partij tot iets verplicht is waarop de andere partij recht heeft. Vermogensrechtelijk wijst erop dat een verbintenis, altijd op de een of andere manier, op geld waardeerbaar moet zijn. Aanbod en aanvaarding: algemeen Aansluitende aanvaarding Een aanvaarding moet aansluiten op het aanbod, anders is het geen aanvaarding. Art 6:225 lid 1 BW bepaalt dat een aanvaarding die van het aanbod afwijkt, als een nieuw aanbod moet worden beschouwd. Uitzondering: dat als de aanvaarding slecht op ondergeschikte punten afwijkt van het aanbod, de overeenkomst toch tot stand komt, tenzij de aanbieder onverwijld (direct) aangeeft met de afwijking niet te kunnen leven. Bepaalbaarheid Verbintenissen moeten bepaalbaar zijn. Art 6:227 BW. Schuldeiser en schuldenaar moeten wel weten waar ze zich toe verplichten. Een aanbod dat te vaak is, is geen aanbod, maar slechts een uitnodiging om in onderhandeling te treden of een uitnodiging tot het doen van een aanbod. Uit het aanbod en de aanvaarding moet de essentie van de overeenkomst kunnen worden afgeleid. De belangrijkste bestanddelen van de overeenkomst worden de essentialia genoemd. Essentialia Wat essentialia zijn, is afhankelijk van de aard van de overeenkomst. Wanneer partijen bijvoorbeeld vergeten zijn een prijs af te spreken, vult de wet dit o.g.v. art 7:4 BW dit op. De koper is dan een redelijke prijs verschuldigd en dat daarbij rekening wordt gehouden met de prijzen die de verkoper normaal gesproken hanteert. Uitnodiging om in onderhandeling te treden Arrest Hennis-Hofland. Huis in verkoop slechts een uitnodiging om in onderhandeling te treden. Omstandigheden van het geval Of ‘iets dat lijkt op een aanbod’, zoals een schriftelijke advertentie, als een aanbod of een uitnodiging om in onderhandeling te treden moet worden beschouwd, is dus sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Dit komt mede doordat art 6:217 tm 225 BW van regelend recht zijn. Een aanbod moet bovendien niet op de letterlijke tekst worden beoordeeld, maar altijd mede aan de hand van de bedoeling van de aanbiedende partij. Aanbod en aanvaarding: herroepelijkheid en duur Art 6:219 lid 1 BW maar een verschil tussen herroepelijke aanbiedingen en onherroepelijke aanbiedingen. Op een onherroepelijk aanbod kan je niet meer terugkomen en op een herroepelijk aanbod wel. uit lid 1 blijkt dat een aanbod in principe onherroepelijk is. In principe omdat de regels in de wet van regelend recht zijn. Hierdoor kunnen partijen wat anders afspreken. De onherroepelijkheid kan volgens art 6:219 lid 1 BW ook uit andere dingen blijken. Bijvoorbeeld als het aanbod is ‘onbeperkt leverbaar, wij garanderen een prima aanbod voor iedere geïnteresseerde’ Uit de tekst blijkt dat dat het aanbod onherroeplijk is. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Een mondeling aanbod vervalst als het niet onmiddellijk wordt aanvaard. Een schriftelijk aanbod vervalt als het niet binnen een redelijke tijd wordt aanvaard. Wat een redelijke tijd is moet weer worden bepaald aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Art 6:219 lid 2 BW bepaalt dat een aanbod, ook al bevat het een termijn, vervalt als het wordt verworpen. Herroepelijk aanbod Als er niet is waaruit blijkt dat een aanbod onherroepelijk is, is een aanbod altijd herroepelijk. Aan aanbieder kan tot aan het moment dat zijn aanbod aanvaard is, of een aanvaarding naar hem onderweg is, op zijn aanbod terugkomen. Lid 2 bepaald dat een aanbod niet meer kan worden herroepen als het aanvaard is. De enige uitzondering is als het aanbod wordt gedaan onder de mededeling dat het een vrijblijvend aanbod is. In dit geval kan als de tegenpartij zijn aanbod aanvaardt, kan hij het onverwijld nog weigeren. Als de vrijblijvendheid niet expliciet wordt vermeld, kan de aanbieder een eenmaal aanvaard aanbod niet meer herroepen. Aanvaarding al verzonden Een aanbod kan niet meer worden herroepen wanneer een mededeling waaruit de aanvaarding blijkt, is verzonden. Een overeenkomst komt tot stand op het moment dat een aanvaarding wordt ontvangen. Art 6:219 lid 2 BW bepaald dat het aanbod niet meer kan worden herroepen vanaf het moment dat de verklaring is verzonden. Te late aanvaarding Als een aanvaardende partij te laat is met zijn aanvaarding, had deze wel de bedoeling het aanbod te aanvaarden. Als de aanbiedende partij in dat geval nog steeds wil dat de overeenkomst tot stand komt bepaald dan ook dat de aanbieder in dit geval de aanbieding als tijdig gedaan kan laten gelden, mits hij dit de aanvaardende partij onverwijld meedeelt. Art 6:223 lid 1 BW. Aanbod en aanvaarding: overige regels Voorwaarden Aan een aanbod kunnen ook andere voorwaarden dan een termijn worden verbonden. Bijvoorbeeld; ‘tussentijdse verkoop voorbehouden’ en ‘zolang de voorraad strekt’. Al deze voorwaarden zijn toegestaan omdat de regels rond aanbod en aanvaarding regelend recht zijn. Openbaar aanbod en uitloving Een openbaar aanbod is een aanbod dat gericht is aan iedereen of aan een groep personen. Wel moet er altijd kritisch gekeken worden of het wel een aanbod is en geen uitnodiging om in onderhandeling te treden. Een bijzondere vorm van een (openbaar) aanbod is een uitloving. Bijvoorbeeld aan iemand die zijn kat kwijt is en €100,00 uitlooft aan de vinder. Art 6:220 BW geeft nog enkele regels die gelden bij een uitloving. Verwijzing naar algemene voorwaarden Wat als zowel aanbiedende als aanvaardende partij beide eigen algemene voorwaarden hanteren. In principe geldt dan de algemene voorwaarden van de aanbiedende partij, tenzij de aanvaardende partij de algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand worden gewezen. Art 6:225 lid 3 BW. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Elektronisch aanbod en aanvaarding Overeenkomst langs elektronische weg Art 6:227a tot 227c BW geven een algemene regeling voor de totstandkoming van overeenkomsten via elektronische weg. Art 227a stelt dat elektronische overeenkomsten in het algemeen gelijk zijn aan schriftelijke overeenkomsten als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, namelijk: - Raadpleegbaar door partijen - De authenticiteit van de overeenkomst in voldoende mate gewaarborgd is - Het moment van totstandkoming van de overeenkomst met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld - De identiteit van de partijen met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld. Art 227c bepaald nog dat een overeenkomst langs elektronische weg pas tot stand komt als een overeenkomst expliciet bevestigd is. Volgens art 227c lid 4 gelden de regels van 227c niet voor overeenkomsten die via e-mails, sms of, bijvoorbeeld via whatsapp worden gesloten. Dit is vergelijkbaar met gewone schriftelijke communicatie. Overeenkomsten op afstand: algemeen Telefonisch of per post zijn overeenkomsten op afstand. In principe gelden de normale regels , maar gaat het om een overeenkomst tussen een consument en een professionele handelaar of verkoper, dan worden consumenten door de wetgever extra beschermd. Zie art 6:230g tot en met z BW. Afgebroken onderhandelingen Onredelijke afbreking Soms is het afbreken van onderhandelingen, gelet op alle omstandigheden, onaanvaardbaar en is de afbrekende partij aansprakelijk voor de schade die de andere partij hierdoor lijdt. Precontractuele fase De grond voor aansprakelijkheid is in dit geval dat partijen ook in de precontractuele fase verplicht zijn zich naar elkaar redelijk en billijk te gedragen. Voordat een overeenkomst tot stand komt zijn partijen nog geen schuldeiser en schuldenaar. Ze beginnen wel steeds meer erop te lijken. Handelen ze dan onredelijk, dan kunnen ze een onrechtmatige daad plegen. Ze plegen geen wanprestatie omdat wanprestatie pas speelt als er al een overeenkomst tot stand is gekomen. Plas-Valburg arrest Hoofdstuk 5: inhoud van verbintenissen uit overeenkomst Wettelijke eisen Het aanbod en de aanvaarding hoeven slechts de essentialia van de overeenkomst te bevatten. Voor de wet is het voldoende als de verbintenissen bepaalbaar zijn art 6:227 BW. De wet kent verschillende dwingende bepalingen die aangeven wat niet mag worden afgesproken. Volgens art 3:40 BW leidt enige strijd met een dwingende wetsbepaling tot nietigheid. Bijvoorbeeld concurrentiebeding mag slechts schriftelijk worden gesloten. Wordt het mondeling gesloten, of met een minderjarige dan is het nietig. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Aanvullende regels De wet geeft ook aanvullende regels voor de gevallen waarin partijen over onderdelen van de overeenkomst niets hebben afgesproken. Bijvoorbeeld wanneer partijen vergeten zijn een prijs af te spreken dan regelt art 7:4 BW dat een redelijke prijs geldt. Bijzondere overeenkomsten zijn ook wel benoemde overeenkomsten. Dit zijn bijvoorbeeld koop-, huur- en arbeidsovereenkomsten. Art 6:248 BW bepaald dat een overeenkomst niet alleen die gevolgen hebben die partijen met elkaar afspreken, maar ook die welke naar de aard van de overeenkomst uit de wet, de gewoonte en de redelijkheid en billijkheid voortvloeien. Als er gewoonteregels zijn, is het niet nodig dat partijen ze nadrukkelijk afspreken: ze gaan er stilzwijgend al vanuit. De gewoonte kan een overeenkomst dus aanvullen. De rechter kan tot het oordeel komen dat de redelijkheid en de billijkheid de overeenkomst moet aanvullen, omdat de afspraken van partijen niet duidelijke genoeg zijn. De redelijkheid en billijkheid houdt in dat wat normale, verstandige mensen objectief gezien in deze situatie zouden hebben afgesproken. Art 6:248 lid 1 BW stelt voorop dat een overeenkomst in de eerste plaats de rechtsgevolgen heeft die partijen zijn overeengekomen. De aanvullende wettelijke regels, de gewoonte en de redelijkheid en billijkheid komen pas aan de orde als de afspraak die partijen met elkaar gemaakt hebben niet toereikend is. Als een woord of term in een overeenkomst onduidelijk is, begint art 3:35 BW een rol te spelen. Kon een partij er gerechtvaardigd op vertrouwen dat dit bedoeld werd er niet dat, kan hij zijn tegenpartij hieraan houden. Dit wordt nader uitgewerkt in het Haviltex-arrest. Dat gaat over een piepschuimmachine Ermes en Langerwerf verkochten een piepschuimmachine aan Haviltex met de afspraak binnen een jaar terug mocht. Maar Ermes vond uiteindelijk dat er een goede reden voor moest zijn dit kwam pas ter sprake toen Haviltex de machine terugbracht en zijn geld terug wilde. Hier is de rechtsregel uitgekomen: Bij de totstandkoming van een overeenkomst staat niet de zuiver taalkundige uitleg, maar de bedoeling van de partijen centraal, dit wordt ook wel de Haviltex-formule genoemd. Algemene voorwaarden Algemene voorwaarden worden in de maatschappij veel gehanteerd. Een onderneming of ondernemer die algemene voorwaarden hanteert, hoeft deze niet zelf te hebben opgesteld. Veel brancheorganisaties ontwikkelen deze. De meeste grote bedrijven stellen zelf algemene voorwaarden op. Kleinere bedrijven doen dat ook en maken daarbij gebruik van bijvoorbeeld modelvoorwaarden die door de Kamer van Koophandel aan ondernemingen worden verstrekt. Algemene voorwaarden geven in de praktijk bijvoorbeeld regels over aanbiedingen, maar ook regels over de wijze waarop leveranties betaald moeten worden, de leveringstermijnen die het bedrijf hanteert of de termijn waarbinnen een beroep moet worden gedaan op gebreken die een geleverd product zou hebben. Art 6:231 e.v. BW geven regels over het gebruik van algemene voorwaarden. Kernbedingen mogen niet in de algemene voorwaarden staan. Dit zijn specifieke afspraken bij een overeenkomst, zoals prijs, hoeveelheid en kwaliteit. Art 6:232 BW bepaald dat een wederpartij ook gebonden is aan algemene voorwaarden als hij de inhoud daarvan niet kende. De wederpartij moet echter wel een redelijke mogelijkheid gehad hebben om ze te kunnen kennen. Art 6:232 sub b BW bepaald dat een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar is, indien de wederpartij geen redelijke mogelijkheid gehad heeft om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Art 6:232 sub a BW bepaald dat algemene voorwaarden ook vernietigbaar zijn als ze een beding bevatten dat onredelijk bezwarend is: een voor de wederpartij zeer ongunstig beding. LET OP: art 6:235 BW bepaald dat vernietigbaarheid op grond van de hierboven genoemde artikelen alleen geldt voor consumenten en kleine bedrijven. Art 6:234 BW bepaalt wanneer de gebruiker de wederpartij een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Dat is: - Wanneer de gebruiker de wederpartij ter hand heeft gesteld of - Heeft bekendgemaakt dat de voorwaarden bij hem, de KvK of bij de griffie van de rechtbank ter inzage liggen. Zwarte lijst: art 6:236 BW deze bedingen vindt de rechter sowieso onderedelijk bezwarend. Grijze lijst: art 6:237 BW deze bedingen worden vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Ze zijn dan onredelijk bezwarend tenzij de tegenpartij met overtuigend tegenbewijs komt. Niet slechts consumenten kunnen achteraf bepaalde bedingen vernietigen, maar de consumentenorganisaties kunnen dit in het belang van de consument vooraf doen. Zie art 6:240 BW. Redelijkheid en billijkheid Art 6:2 BW bepaalt in het algemeen, ongeacht welke bron van verbintenis, dat schuldeiser en schuldenaar zich naar elkaar redelijk en billijk moeten gedragen. Art 6:248 heeft een aanvullende werking. Het komt pas aan bod als hetgeen partijen heeft afgesproken, de wet of de gewoonte geen oplossing bieden. Het is dus dan de laatste oplossing. Uit het Haviltex arrest blijkt dat de bewoordingen van een overeenkomst niet letterlijk moeten worden uitgelegd. Het gaat vooral om de bedoeling van partijen. De bedoeling (de wil) van partijen vormt de essentie van de overeenkomst. De wetgever hanteert het primaat van de wil. Of en hoe de redelijkheid en billijkheid de overeenkomst aanvult, is altijd afhankelijk van de omstandigheden. De werking van de redelijkheid en billijkheid kan ook de beperkende of derogerende werking hebben. (negatieve werking) Pseudovogelpest De HR heeft in een aantal gevallen echter bepaald dat een beroep op een exoneratiebeding voor aansprakelijkheid uit wanprestatie in strijd kan komen met de redelijkheid en billijkheid. In dit arrest had Top zijn aansprakelijkheid voor wanprestatie echter uitgesloten middels een exoneratiebeding. Hierin werd de redelijkheid en billijkheid beperkt. Het exoneratiebeding gold niet. Onvoorziene omstandigheden O.g.v. art 6:258 BW kan een partij aan de rechter wijziging van een overeenkomst verzoeken als er sprake is van onvoorziene omstandigheden en ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden verwacht. Het verschil met art 6:248 BW is dat een partij o.g.v. 258 BW de rechter verzoekt de overeenkomst op een bepaalde manier te wijzigen of te ontbinden. Art 248 BW wordt door de rechter van rechtswege toegepast. Bij onvoorziene omstandigheden moet het gaan om omstandigheden waarin de overeenkomst niet voorziet. Het moet gaan om omstandigheden die op het moment van de overeenkomst nog niet bestonden of zich tegen alle redelijke verwachtingen in ontwikkelden en waarin ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst, in vergelijkbare mate als bij art 6”:248 lid 2 BW, onaanvaardbaar zou zijn. Uit lid 2 volgt dat een wijziging niet wordt toegepast indien het een omstandigheid betreft, die krachtens de in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen of de aard van de overeenkomst, voor risico hoort te blijven van deze die om de wijziging verzoekt. Het beginsel van pacta sunt servanda weegt hier heel zwaar. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Hoofdstuk 6: nakoming van verbintenissen Nakomen wordt ook wel presteren of betalen genoemd. Voor overeenkomsten geldt het beginsel: pacta sunt servanda: een contract moet worden nageleefd. Kom je een verbintenis dus niet na, dan ben je aansprakelijk voor de schade die de schuldeiser daardoor lijdt en kun je door de rechter, op vordering van de schuldeiser, alsnog tot nakomen worden veroordeeld. Nakoming: wanneer, waar wie en hoe De vraag of er goed is nagekomen kent vier aspecten: wanneer, waar, door wie en hoe moet er worden nagekomen? Vaak hebben partijen hierover afspraken gemaakt. Als dat niet is gebeurd dan het ontbrekende in de overeenkomst worden opgevuld door de regels van aanvullend recht. Wanneer Een schuldeiser kan nakoming vorderen. Dit kan pas als de verbintenis opeisbaar is. Als er een datum of tijdstip is bepaald voor de nakomen, is de vordering vanaf dat moment opeisbaar. Als er geen tijdstip of datum voor nakoming is afgesproken, dat geldt o.g.v. art 6:38 BW dat er terstond (direct) moet worden nagekomen. Soms wordt er geen duidelijk termijn afgesproken en terstond nakomen is niet mogelijk. Dat moet o.g.v. art 6:248 lid 1 BW op basis van de gewoonte of de redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld wat een redelijke termijn voor de nakoming is. Waar Als partijen niet hebben afgesproken waar moet worden ‘nagekomen’/geleverd. Dan bepaalt art 6:41 BW dat er haalschulden en brengschulden zijn. V Voor individueel bepaalde zaken (unieke zaken of specieszaken) moeten worden gehaald op de plaats waar de zaak zich bevond bij het aangaan van de verbintenis. Zaken die niet uniek zijn (soortzaken), moeten worden afgeleverd op de plek waar iemand werkt of woont. Door wie Art 6:30 BW volgt dat een verbintenis volgt dat een verbintenis ook door een ander dan de schuldenaar kan worden nagekomen, tenzij de inhoud of de strekking van de verbintenis zich daartegen verzet. Aan wie Bijvoorbeeld betaling aan wie. Art 3:60 BW e.v. Bijvoorbeeld kassamedewerker H&M is bevoegd om namens de schuldeiser de betaling in ontvangst te nemen. Hoe Art 6:27 BW bepaald dat een schuldenaar als een zorgvuldig schuldenaar moet omgaan met een specieszaak die hij moet afleveren. Resultaats- en inspanningsverbintenissen Een belangrijk verschil bij de vaststelling van hetgeen de schuldenaar moet verrichten, is het verschil tussen een resultaatsverbintenis en een inspanningsverbintenis. Resultaat: is iets gelukt? Werkt het? Inspanning: heeft iemand echt zijn best gedaan? Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Tenietgaan van verbintenissen Bevrijdende betaling Als de schuldenaar voldoet aan de voorwaarden voor nakoming, heeft hij voldaan aan de verbintenis. Hij heeft dan bevrijdend betaald, heeft bevrijdende gepresteerd, of is bevrijdend nagekomen. De verbintenis gaat hierdoor teniet. Andere wijzen van tenietgaan van verbintenissen 1. Afstand – art 6:160 BW De schuldeiser sluit een nieuwe overeenkomst, waarin hij van zijn vorderingsrecht afstand doet. De verbintenis wordt hier niet nagekomen, maar gaat door de afstand toch teniet. 2. Vermenging – art 6:161 BW Een verbintenis gaat teniet als op een zeker moment zowel het recht als de plicht samenvallen in één partij. De schuldeiser en schuldenaar verenigen zich bij vermenging in één persoon. Bijvoorbeeld erfrecht. 3. Intreden van een ontbindende voorwaarde – art 6:22 BW Een ontbindende voorwaarde is een bepaling in een overeenkomst die afhankelijk is van een toekomstige, onzekere gebeurtenis. Als partijen een ontbindende voorwaarde in een overeenkomst opnemen, betekend dit dat, als de onzekere gebeurtenis plaatsvindt, de verbintenis teniet gaat. 4. Verrekening – art 6:127 BW Het wegstrepen van schulden tegen elkaar. 5. Ontbinding – art 6:265 BW Wordt later besproken. 6. Natuurlijke verbintenis verbintenissen kunnen niet alleen teniet gaan, maar ook veranderen in een natuurlijke verbintenis. Bij een natuurlijke verbintenis kan de verbintenis niet door de schuldeiser worden opgeëist. Bijvoorbeeld door verjaring. Door verjaring wordt de ‘gewone’ verbintenis omgezet in een natuurlijke verbintenis. Het recht kan niet meer worden opgeëist. Tekortkoming in de nakoming Tekortkoming in de nakoming: de verbintenis wordt niet of niet goed nagekomen. Soorten tekortkoming in de nakoming: - Ondeugdelijke nakoming - Te late nakoming - Niet-nakoming De wettelijke mogelijkheden (remedies) tegen tekortkoming in de nakoming: 1. Nakoming vorderen – art 3:296 BW 2. Opschorten – art 6:52, 6:262, 6:263 BW 3. Ontbinden – art 6:265 BW 4. Schadevergoeding – art 6:74 BW Bij een tekortkoming in de nakoming die door de schuldenaar veroorzaakt is, een schuldenaar verplichten om de schade die een schuldeiser lijdt te vergoeden. Schadevergoeding o.g.v. art 6:74 BW Wanneer een schuldeiser schade lijdt door een tekortkoming in de nakoming door de schuldenaar, is de schuldenaar verplicht de schuldeiser deze schade te vergoeden. Een verbintenis tot schadevergoeding die o.g.v. art 6:74 BW ontstaat, kun je beschouwen als een secundaire verbintenis. Voorwaarden uit art 6:74 lid 1 en 2 BW: - Tekortkoming in de nakoming - Schade Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 - Causaal verband - Toerekening Blijvende onmogelijkheid van nakoming, of verzuim. Voldoen aan lid 1 is niet voldoende voor het ontstaan van een verbintenis tot schadevergoeding! Normaal gesproken kan er pas vanaf het moment dat de verbintenis opeisbaar is , sprake zijn van aansprakelijkheid voor schade o.g.v. art 6:74 BW. Op deze regel bestaan drie uitzonderingen, in art 6:80BW, namelijk: - Indien vaststaat dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn - Indien de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming zal tekort schieten - Indien de schuldeiser op goede gronden heeft te vrezen dat de schuldenaar in de nakoming zal tekortschieten en deze niet voldoet aan een schriftelijke aanmaning met opgave van die gronden om zich binnen een bij die aanmaning gestelde redelijke termijn bereid te verklaren zijn verplichtingen na te komen. Schade en causaal verband Schade moet het gevolg zijn van de tekortkoming in de nakoming. Alleen schade die het gevolg is van de tekortkoming, komt voor vergoeding in aanmerking. 6:95 BW. Toerekening Een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis noemen we een wanprestatie als de tekortkoming de schuldenaar kan worden toegerekend. Als een tekortkoming een schuldenaar niet kan worden toegerekend, spreken we van overmacht art 6:75BW. Bij overmacht moet het gaan om een tekortkoming in de nakoming waarvan de oorzaak buiten de schuld en de risicosfeer van de schuldenaar ligt. Uit dit artikel volgt dus wanneer sprake is van overmacht, maar omgekeerd ook wanneer er sprake is van een tekortkoming die de schuldenaar wel kan worden toegerekend. Toerekening op grond van: - Schuld - Wet - Rechtshandeling - Verkeer geldende opvattingen Met schuld wordt bedoeld dat de gedraging de schuldenaar te verwijten moeten zijn: de schuldenaar had anders kunnen en moeten handelen. Expres. Het uitgangspunt van de wetgever is dat het risico van niet nakoming grotendeels bij de schuldenaar ligt. (risicoaansprakelijkheid) het kan hem namelijk ook worden toegerekend op grond van de wet, rechtshandeling of de in het verkeer geldende opvattingen. De wetgever bepaalt in art 6:76 en 6:77 BW dat de schuldenaar risico)aansprakelijk is voor hulppersonen of zaken die hij bij de uitvoering van een verbintenis heeft gebruikt. Wanneer een zaak niet voldoet aan de eisen die ja daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, volt uit art 6:77 BW dat de tekortkoming die daardoor ontstaat aan de schuldenaar wordt toegerekend. Dit is slechts niet zo als dit onredelijk zou zijn door: - De inhoud en strekking van de rechtshandeling waar de verbintenis uit voorkomt - De in het verkeer geldende opvattingen - De overige omstandigheden van het geval Deze uitzonderingen mogen niet te snel worden aangenomen, alleen in bijzondere omstandigheden. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Toerekening op grond van een rechtshandeling Uit art 6:75 BW volgt dat rechtshandelingen invloed kunnen hebben op de toerekening. Partijen kunnen zelf de toerekening uitbreiden of beperken. Uitbreiden: het geven van garantie. Bijvoorbeeld tegen extra betaling, garanderen dat een pakketje voor de feestdagen zal worden afgeleverd. Beperken: bijvoorbeeld afspreken als schade ontstaat aan goederen tijdens het vervoer over de oceaan, niet aan de rederij kan worden toegerekend. Dit soort exoneratiebedingen zijn niet altijd toelaatbaar. Toerekening op grond van verkeersopvattingen De opvattingen die in de maatschappij leven. Van oudsher wordt echter aangenomen dat er in twee specifieke situaties op grond van verkeersopvattingen mag worden toegerekend: - Als er sprake is van omstandigheden die ten tijde van het aangaan van de verbintenis te voorzien waren - Als het persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar betreft. Persoonlijke omstandigheden zoals onervarenheid of gezondheidsproblemen. Deze omstandigheden behoren tot het risico van de schuldenaar en niet tot dat van de schuldeiser. Onmogelijkheid en verzuim Voldoen aan art 6:74 lid 1 BW is niet voldoende voor het ontstaan van een verbintenis tot schadevergoeding. Hiervoor moet ook aan lid 2 zijn voldaan: - Nakoming is blijvend onmogelijk - De schuldenaar verkeert in verzuim de regels omtrent verzuim komen aan de orde als de schuldenaar niet doet wat partijen zijn overeengekomen, terwijl nakoming nog wel mogelijk is. De verzuimregeling is bij overeenkomsten vooral van belang voor gevallen waarin geen termijn voor de nakoming in de overeenkomst is opgenomen. Ingebrekestelling sturen. Voorwaarden ingebrekestelling: - Schriftelijk - Moet een termijn bevatten, art 6:82 lid 1 volgt dat dit een redelijke termijn moet zijn. Uit het feit dat toerekening een vereiste is voor verzuim volgt ook dat er geen sprake is van verzuim als je een beroep op overmacht kunt doen. Art 6:83 sub a, b en c BW geeft enkele situaties waarin geen ingebrekestelling verstuurd hoeft te worden: - Een fatale termijn verstrijkt deadline, daarna geen zin meer. - De verbintenis vloeit voort uit onrechtmatige daad of strekt tot schadevergoeding als bedoelt ik art 6:74 lid 1 BW - Uit een mededeling van de schuldenaar blijkt dat hij niet zal nakomen Schuldeisersverzuim Ook de schuldeiser kan in verzuim zijn. We spreken dan van schuldeisersverzuim. Art 6:58 BW. Dit is het geval als de schuldeiser zelf verhindert dat de schuldenaar goed kan nakomen. Art 6:61 lid 1 BW bepaalt dat schuldeisersverzuim een einde maakt aan het verzuim van de schuldenaar. Ontbinding Ontbinden kan op grond van art 6:265 BW. Ontbinding kan geheel of gedeeltelijk plaatsvinden. Als de schuldenaar gedeeltelijk is nagekomen en de schuldeiser met dit gedeelte tevreden is, kan hij de overeenkomst voor dit deel in stand laten en voor de rest ontbinden. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Ontbinding leidt ertoe dat de ontstane verbintenissen tenietgaan en dat alle handelingen die zijn verricht zo veel mogelijk worden teruggedraaid. Er ontstaan ongedaanmakingsverbintenissen voor hetgeen op grond van de overeenkomst is verricht. Dit volgt uit art 6:271 BW. Vereisten in de wet De schuldeiser mag alleen tot ontbinding overgaan als is voldaan aan de vereisten van art 6:265 BW. - Wederkerige overeenkomst - Tekortkoming in de nakoming - Blijvende of tijdelijke onmogelijkheid van nakoming OF verzuim Tekortkoming in de nakoming Van belang is dat art 6:265 BW voor ontbinding niet de eis stelt dat een tekortkoming aan de schuldenaar moet kunnen worden toegerekend. Ook als de schuldenaar een beroep kan doen op overmacht, heeft de schuldeiser het recht om de overeenkomst te ontbinden. Dus bij iedere tekortkoming, of die nu kan worden toegerekend of niet, geeft de schuldeiser het recht tot ontbinding. Uit art 6:265 lid 2 BW volgt dat de schuldeiser direct kan ontbinden als de nakoming blijven onmogelijk is, ook al is er nog geen verzuim. Als de nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas als er daadwerkelijk sprake is van verzuim. Geen terugwerkende kracht Ontbinding heeft GEEN terugwerkende kracht, zoals bij vernietiging wel het geval is. Door ontbinding gaan, op grond van art 6:271 BW, de ontstane verbintenissen teniet en ontstaan nieuwe verbintenissen. Deze ongedaanmakingsverbintenissen roepen nieuwe rechten en plichten in het leven voor de partijen. Bijvoorbeeld bij ontbinding bij een overeenkomst waarbij A failliet gaat werkt niet. eigenlijk moet het dat vernietigd worden. Art 6:272 lid 1 BW stelt dat wanneer de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt, hiervoor in de plaats een vergoeding voor de waarde van de prestatie treedt. Lid 2 stelt dat wanneer de prestatie niet aan de verbintenis heeft beantwoord, hiervoor een vergoeding ter hoogte van, de werkelijke waarde van de prestatie in de plaats treedt. Art 6:267 BW bepaald dat de schuldeiser de ontbinding kan inroepen door een schriftelijke verklaring, gericht aan de schuldenaar. Kan ook gevorderd worden bij de rechter. Art 6:265 BW is aanvullend recht. Partijen kunnen bij het sluiten van een overeenkomst aanvullende afspraken maken wanneer wel of niet mag worden ontbonden. Opschorting Wanneer een schuldenaar niet of niet goed nakomt, is er nog een aanvullend middel dat de schuldeiser kan hanteren, namelijk opschorting. Dit houdt in dat hij zijn eigen verplichtingen uitstelt. ‘’Presteer jij niet, dan presteer ik ook niet’’. Drie verschillende opschortingsbevoegdheden: 1. De algemene opschortingsbevoegdheid van art 6:52 BW Vereisten: a. Partijen zijn over en weer schuldeiser en schuldenaar b. Tekortkoming in de nakoming van een verbintenis c. Voldoende samenhang tussen de niet nagekomen en op te schorten verbintenis 2. De exceptio non adempleti contractus voor wederkerige overeenkomsten van art 6:262 BW Een uitzondering als niet wordt voldaan aan de overeenkomst. Voorwaarden: Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 a. Wederkerige overeenkomst b. Een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis uit deze overeenkomst moet van voldoende ernst zijn om opschorting te rechtvaardigen. 3. Onzekerheidsexceptie voor wederkerige overeenkomsten van art 6:263 BW Er is sprake van een schuldeiser die eerder moet presteren dan de schuldenaar, maar goede grond heeft om te vrezen dat de schuldenaar niet zal nakomen. Voorwaarden: a. Wederkerige overeenkomst b. De partij die het eerst moet presteren, heeft goede grond te vrezen dat zijn tegenpartij de overeenkomst niet of niet goed zal nakomen Retentierecht Een van de specifieke geregelde opschortingsrechten is het retentierecht, geregeld in art 3:290 BW. Het retentierecht geen de schuldeiser de bevoegdheid om zijn verplichting tot aflevering van een zaak van de schuldenaar op te schorten, totdat de schuldenaar aan zijn verplichting heeft voldaan. Het verschil is, dat de uitzondering van art 6:262 lid 2 BW hier niet van toepassing is. Verschillende mogelijkheden tot vorderen van een schadevergoeding, namelijk: vervangende schadevergoeding een aanvullende schadevergoeding. De aanvullende schadevergoeding wordt verdeeld in vertragingsschade en gevolgschade. 1. Vervangende schadevergoeding – art 6:87 BW Uit art 6:87 lid 1 BW volgt dat de schuldeiser middels een omzettingsverklaring aan de schuldenaar moet aangeven dat hij in plaats van nakoming vervangende schadevergoeding vordert. 2. Aanvullende schadevergoeding de schuldeiser kan, naast nakoming, vervangende schadevergoeding of ontbinding, altijd aanvullende schadevergoeding eisen. a. Vertragingsschade – art 6:85 BW alle schade die het gevolg is van te laat presteren valt onder vertragingsschade. Het artikel bepaald dat de schuldenaar slechts verplicht is tot vergoeding van vertragingsschade over de periode dat hij in verzuim is. Als een verbintenis inhoudt dat een schuldenaar een geldsom moet betalen en de schuldenaar dat te laat doet, vallen de rente die hij misloopt en de kosten die schuldeiser maakt om het geld waar hij recht op heeft te incasseren ook aan te merken als vertragingsschade. b. Gevolgschade wanneer schade ontstaat die het gevolg is van een ondeugdelijke nakoming, noemen we dit gevolgschade. Het gevolg van het leveren van een gebrekkig product. Combinaties mogelijk 1. Nakoming en aanvullende schadevergoeding 2. Ontbinding en aanvullende schadevergoeding 3. Vervangende en aanvullende schadevergoeding Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Hoofdstuk 7: Onrechtmatige daad Een onrechtmatige daad kan gepleegd worden door een handelen of een nalaten. Een onrechtmatige daad valt vrijwel altijd te ‘vertalen’ naar het, door een handelen of nalaten, schenden van een gedragsnorm die in onze maatschappij geldt. In veel gevallen in er alleen sprake van een vordering uit een onrechtmatige daad als er tussen de betrokken partijen geen overeenkomst is. In enkele gevallen kan er echter wel sprake zijn van een samenloop tussen een wanprestatie (uit overeenkomst) en een onrechtmatige daad. Dat is het geval wanneer de handeling van een persoon zowel als een schending van een overeengekomen en als schending van een maatschappelijke gedragsnorm kan worden beschouwd. Onopzettelijke vernieling is niet strafbaar. Je bent in deze gevallen wel onvoldoende voorzichtig geweest. Je hebt niet in het maatschappelijk verkeer vereiste zorgvuldigheid in acht genomen. Je schendt daarmee een ongeschreven gedragsnorm en bent uit onrechtmatige daad aansprakelijk voor de ontstane schade. Niet alle door een onrechtmatige daad veroorzaakte schade komt op grond van ons rechtstelsel voor vergoeding in aanmerking. Sommige schade, ook al wordt die door anderen veroorzaakt, behoort tot het risico dat we nu eenmaal lopen in het leven. Laedens: schade veroorzakende persoon Gelaedeerde: de persoon die schade lijdt Je zult als gelaedeerde de laedens moeten aanspreken voor de schade die hij heeft veroorzaakt. De regels van art 6:74 e.v. BW zijn weer van toepassing als een laedens een verbintenis uit onrechtmatige daad niet goed nakomt. Art 6:83 sub b BW bepaalt dat een laedens in verzuim is wanneer hij een verbintenis uit onrechtmatige daad niet terstond nakomt. Als de laedens dit niet direct betaalt, raakt hij in verzuim. Hierdoor een procedure. In die procedure zul je moeten stellen en bewijzen dat de laedens jou een onrechtmatige daad heeft gepleegd, waarvoor hij aansprakelijk is. Mogelijke vorderingen 1. Schadevergoeding de hoofdregel is dat schade wordt vergoed door het betalen van een geldbedrag, maar de rechter kan ook andere vormen van schadevergoeding toekennen. Bijvoorbeeld het in de oude situatie te herstellen. 2. Rectificatie art 6:167 lid 1 BW. Het verbeteren of rechtzetten. Bijvoorbeeld artikel met onwaarheden. Kan de ‘gedupeerde’ op grond van onrechtmatige daad rectificatie eisen. Een vordering tot rectificatie kan worden gecombineerd met een andere vordering tot schadevergoeding. 3. Verbodsactie Wanneer iemand weet dat een ander op het punt staat hem schade toe te brengen, kan hij bij de rechter ook een verbod tot het verrichten van een onrechtmatige gedraging vorderen. Dit volgt uit art 3:296 jo. 3:302 BW. Art 3:302 BW bepaalt dat een rechter een verklaring van recht kan uitspreken. Dit wordt wel een declaratoir vonnis genoemd. Declaratoir, verklaren. De rechter kan in zijn vonnis verklaren dat de persoon die ‘van plan’ is de onrechtmatige daad te plegen, verplicht is dit na te laten. Voorwaarden onrechtmatige daad – art 6:162 BW: 1. Onrechtmatigheid 2. Toerekenbaarheid 3. Schade Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 4. Causaliteit 5. Relativiteit Schade Een verbintenis tot schadevergoeding op grond van artikel 6:162 BW kan pas ontstaan als er door de daad schade is ontstaan. Schade is soms lastig vast te stellen, helemaal als het gaat om immateriële schade. Dat is niet goed in geld uit te drukken. Onrechtmatigheid Er is sprake van onrechtmatigheid als er bij een gedraging sprake is van: - Inbreuk op een recht bijvoorbeeld: eigendomsrecht, lichamelijke integriteit, auteursrecht etc. Het is wel een enigszins misleidende grond. Er moet gekeken worden naar de aard van de inbreuk. Onthoud als hoofdregel, dat bij een inbreuk op een subjectief recht door zaaksbeschadiging of het toebrengen van lichamelijk letsel, de inbreuk niet voldoende is voor onrechtmatigheid. Er moet in deze gevallen ook sprake zijn van strijd met een wettelijke plicht of strijd met een maatschappelijke gedragsnorm om onrechtmatigheid aan te nemen. - Een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht iemand overtreedt een wettelijke plicht. - Een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeerd betaamt. Kortweg is dit het schenden van een ongeschreven gedragsnorm. Een verantwoordelijke burger van deze maatschappij houdt rekening met de belangen van andere burgers. Hij handelt betamelijk. Dit wil zeggen: hij doet alles wat redelijkerwijs mogelijk is om geen schade bij anderen te veroorzaken. Rechtvaardigingsgronden onrechtmatige daad 1. Noodweer Als hij bij zijn verdediging zijn aanvaller noodgedwongen een gebroken kaak slaat, vinden we niet dat hij de schade moet vergoeden. Hij handelt niet onrechtmatig. Zijn handelen is rechtmatig. 2. Noodtoestand (overmacht) niet hetzelfde als overmacht in de zin van art 6:75 BW! Dit is bijvoorbeeld een persoon die een huis in brand ziet staan, de ruit inslaat en de brand blust. Schade voor de ruit hoeft niet betaald te worden. 3. Toestemming benadeelde sloopbedrijf dat op toestemming van de benadeelde een huis sloopt. 4. Ambtelijk bevel Een sleutelsmid dit in opdracht van de politie een deur openmaakt, is niet aansprakelijk voor eventueel ontstane schade. Causaliteit – art 6:162 lid 1 BW Een verbintenis tot schadevergoeding kan slechts ontstaan voor de schade die de andere ‘dientengevolge’ lijdt. De onrechtmatige daad moet de oorzaak zijn van de schade. De onrechtmatige daad moet de condicio sine qua non zijn voor de schade. (voorwaarde) Niet alle schade waarvan de onrechtmatige daad de oorzaak is, wordt echter vergoed. Toerekening naar redelijkheid Om te bepalen wat redelijk is bij het vaststellen van de omvang van de schadevergoeding zijn verschillende criteria ontwikkeld. Zo wordt schade die opzettelijk is veroorzaakt eerder toegerekend Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 dat schade die onopzettelijk is veroorzaakt. En wordt schade die bestaat uit lichamelijk letsel eerder vergoed dan schade die bestaat uit misgelopen winst. Sommige schade behoort ook tot ‘het algemene levensrisico’. Relativiteitsbeginsel Er moet een relatie bestaan tussen de geschonden norm en de geleden schade. Toerekening Een onrechtmatige daad kan, op grond van art 6:162 lid 3 BW, aan de dader worden toegerekend indien zij te wijten is aan: - zijn schuld of Voor toerekening op grond van schuld moet een onrechtmatige daad de laedens op de een of andere manier te verwijten zijn. Het kan variëren van zeer lichte onvoorzichtigheid tot opzettelijk handelen. Bij schuld betekent dat de dader een verwijt moet kunnen worden gemaakt van zijn handelen. geen schuld bij kinderen: onder de 14 kan hem niet worden toegerekend. (wel ouders aanspreken) - aan een oorzaak die krachtens de wet of geestelijke of lichamelijke tekortkoming. Alleen voor een als een doen te beschouwen gedraging (geen schuld, wel toerekening) - de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt restcategorie. Gevallen waarin geen verwijt kan worden gemaakt, maar waarin volgens maatschappelijke opvattingen de daad voor risico van de dader moet komen. Groepsaansprakelijkheid – art 6:166 BW Bij een onrechtmatige daad in vereniging zijn alle personen hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Hoofdelijk aansprakelijk wil zeggen dat elk afzonderlijk voor de gehele schade aansprakelijk kunnen worden gesteld. Lid 2 van dit artikel bepaald dat de groep onderling vervolgens de schade moet verdelen en aan elkaar betalen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert. Kwalitatieve aansprakelijkhied – art 6:169 e.v. BW Iemand kan kwalitatief aansprakelijk zijn omdat hij een bepaalde eigenschap of hoedanigheid bezit, zoals ouder, werkgever of bezitter van een huisdier. Vormen: - voor kinderen – art 6:169 BW - voor ondergeschikten – art 6:170 BW - voor vertegenwoordigers – art 6:172 BW - voor gebrekkige zaken – art 6:173 BW - voor opstallen – art 6:174 BW - voor gevaarlijke stoffen – art 6:175 BW Hierdoor wordt een andere persoon aansprakelijk voor gedragingen die hij zelf niet heeft verricht. (pseudo-onrechtmatige daden). Aansprakelijkheid van ouders Ouders zijn in beginsel aansprakelijk op grond van art 6:169 BW. Aansprakelijkheid ontstaan echter slecht voor een als een doen te beschouwen gedraging. Een nalaten van een kind leidt niet tot aansprakelijkheid. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Kinderen van 14 of 15 jaar Vanaf 16 jaar worden kinderen volledig gelijk gesteld met volwassenen op gebied van aansprakelijkheid. Kinderen van 14 en 15 zijn een andere categorie. Er kan dubbele aansprakelijkheid ontstaan. Als ouders de gedraging niet hebben belet maar wel konden zijn zij ook aansprakelijk. Onder 14 jaar 14 en 15 jaar 16 en ouder Ouders altijd aansprakelijk Eventueel naast het kind aansprakelijk Ouders nooit aansprakelijk (indien ouders gedragingen verwijtbaar niet hebben belet). Verzekering Verzekeringen spelen een belangrijke rol tegen wettelijke aansprakelijkheid. Een WA-verzekering dekt doorgaans ook kwalitatieve aansprakelijkheid. Subrogatie Burgers hebebn vaak niet alleen een WA-verzekering, maar ook verzekeringen tegen schade aan hun bezittingen, zoals hun huis en bijbehorende inboedel. Indien iemand anders heb nu schade toebrengt, door een onrechtmatige daad, die door een van deze verzekeringen worden gedekt, is het vaak dat eerst hun eigen verzekeraar die schade vergoed. De verzekeraar zal vervolgens proberen de uitgekeerde schade te verhalen op de laedens. Het wordt dus vaak tussen de verzekeraars uitgevochten. Tussen de gelaedeerde en de verzekeraar is sprake van subrogatie (art 6:150 BW). Dat wil zeggen dat de vordering die de gelaedeerde in eerste instantie had op de laedens, overgaat op de verzekeraar. Verkeersaansprakelijkheid Ongeval gemotoriseerd voertuig – Ongeval gemotoriseerd voertuig – ander ongemotoriseerd voertuig gemotoriseerd voertuig Art 185 WVW. Normale regels van art 6:162 BW van Gemotoriseerde deelnemer aansprakelijk, tenzij toepassing. overmacht. Normale regels van 6:162 BW niet van toepassing! Hoofdregel: de automobilist die betrokken is bij een ongeval met een niet-gemotoriseerde deelnemer, is altijd tenminste voor 50% voor de schade aansprakelijk. Hoofdstuk 9: andere verbintenissen uit de wet Ook bij een tekortkoming in de nakoming o.g.v. art 6:74 BW en ontbinding van een overeenkomst ontstaan verbintenissen. Legaat: erfgenamen zijn nu, na overlijden, verplicht de kast aan de buurvrouw te geven. Er ontstaat voor hen een verbintenis. Art 4:117 BW. Rechtmatige daden 1. onverschuldigde betaling verkeerde overboeking bijvoorbeeld. Onverschuldigde betaling doet een verbintenis ontstaan tot terugbetaling. Als de schuldenaar deze verbintenis niet nakomt, wordt hij aansprakelijk op grond van art 6:74 BW. Ook ingebrekestelling moet als het niet terstond is gebeurd. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 art 6:203 lid 3 BW bepaalt dat onverschuldigde betaling ook van toepassing is wanneer je een prestatie hebt verricht. Je hebt dan recht op ongedaanmaking. Als de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan gemaakt kan worden, heb je op grond van art 6:210 lid 2 BW recht op een vergoeding ter waarde van de verrichte prestatie, voor zover dit redelijk is. 2. ongerechtvaardigde verrijking treedt op in al die gevallen waarin iemand zonder rechtsgrond een vermeerdering van zijn vermogen heeft ontvangen, terwijl er geen sprake is van onverschuldigde betaling. Ongerechtvaardigde verrijking is vooral van belang bij vernietigde rechtshandelingen waarbij het gaat om grote geldbedragen of vernietigde overeenkomst waarbij iemand een zaak in de tussentijd heeft opgeknapt en dit niet meer ongedaan kan maken. 3. zaakwaarneming art 6:198 BW het gaat om de gevallen waarin iemand op goede grond de belangen van een ander behartigt. Kijk ook altijd naar alle andere artikelen van deze afdeling! Hoofdstuk 8: Schade Uit een wanprestatie (overeenkomst), rechtmatige daad en onrechtmatige daad kan een verbintenis tot schadevergoeding ontstaan. De belangrijkste regels rondom schadevergoeding is vanaf art 6:95 BW. Als hoofdregel wordt een schadevergoeding voldaan in geld art 6:103 BW, maar soms kan het ook een andere vorm hebben, zoals rectificatie en het herstel in de oude toestand. Bij de berekening van de schade word er een onderscheid gemaakt tussen: - concrete schadeberekening: kijken naar werkelijk betaalde of geleden schade - abstractie schadeberekening: wordt niet vastgesteld aan de hand van werkelijk betaalde kosten. Stelplicht en bewijslast Als hoofdregel geldt dat een partij die stelt, moet bewijzen. Art 6:97 BW bepaalt in het algemeen, dat de schade wordt begroot op de wijze die het meeste met de aard van de schade in overeenstemming is. Als de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, kan zij door de rechter worden geschat. De echter heeft dus meer vrijheid. ‘De rechter schade begroot zelfstandig de schade en is niet gebonden aan de normale regels rond stelplicht en bewijslast’. Wel moet hij natuurlijk goed beargumenteren en moet hij kijken in de jurisprudentie wat in vergelijkbare zaken is toegekend. Schadestaatsprocedure: is een aparte procedure waarin de hoogte van de schade wordt vastgesteld. Vormen van schade 1. vermogensschade art 6:96 lid 1 BW, bestaat uit geleden verlies en gederfde winst. Het is goed in geld uit te drukken. Er wordt een onderscheidt gemaakt tussen: zaakschade en personenschade. bij de bepaling van schadevergoeding kan rekening worden gehouden met een eventueel voordeel dat de benadeelde heeft door de schade, zie art 6:100 BW. art 6:96 lid 2 BW geeft een opsomming waaruit blijkt welke kosten ook tot vermogensschade kunnen worden gerekend. wettelijke rente: als iemand een geldsom te laat terugbetaald, ontstaan er twee soorten schade: incassokosten en misgelopen rente. Rente is geregeld in afdeling 11. Renteverlies ontstaan bij verzuim van een schuldenaar een verbintenis tot betaling van een Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 geldsom te betalen, ongeacht of deze verbintenis nu uit overeenkomst, wanprestatie, onrechtmatige daad of rechtmatige daad is ontstaan. De schuldenaar is o.g.v. art 6:119 BW op de periode van verzuim de wettelijke rente verschuldigd. Lid 3 bepaald dat partijen ook zelf een hogere rente mogen afspreken. 2. ander nadeel Kan bestaan uit schadevergoeding voor: lichamelijk letsel, geestelijke pijn of gederfde levensvreugde. Ook wel immateriële schade, ideële schade of smartengeld genoemd. Art 6:106 lid 1 sub a t/m c BW geeft een limitatieve opsomming van de belangrijkste gevallen waarin ander nadeel kan worden vergoed. sub a: schade is opzettelijk veroorzaakt en de laedens het oogmerk had dit ander nadeel toe te brengen. affectieschade is ander nadeel en een vast begrip voor: het verliezen van iets wat of iemand die je liefhebt. Momenteel bestaat de mogelijkheid alleen als er sprake is van sub a en de laedens het oogmerk had om niet alleen de normale schade maar ook de affectieschade toe te brengen pas dan volgt vergoeding voor affectieschade. sub b: kan ook zonder opzet, wanneer de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is aangetast of op andere wijze in zijn persoon in aangetast. sub c: ander nadeel kan worden vergoed wanneer de nagedachtenis van een overleden persoon wordt aangetast op een manier die hem, als hij nog in leven was, zelf recht zou hebben gegeven op schadevergoeding. Bepaling hoogte: art 6:106 BW bepaalt dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De precieze hoogte van de schadevergoeding is echter altijd afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Overlijdensschade Art 6:108 BW bepaalt welke schade voor vergoeding in aanmerking komt bij overlijden en aan wie deze vergoeding kan worden toegekend. Schade die bij overlijden kan worden vergoed, bestaat uit schade door het derven van levensonderhoud en kosten voor lijkbezorging. Aan wie: in de lid 1 sub a t/m d genoemde personen. Dat wil zeggen, de echtgenoot, de minderjarige kinderen, personen met wie de overledene in gezinsverband leefde en in wiens levensonderhoud hij voorzag. Zowel de schade door het derven van levensonderhoud als de kosten van lijkbezorging zijn vermogensschade: schade die in geld is uit te drukken. Shockschade Ander nadeel bij overlijden van een nabestaande is in enkele gevallen wel toegekend, maar dan omdat de nabestaande zelf ander nadeel leed en dus nooit op grond van art 6:108 BW. In enkele arresten heeft de HR ook een vergoeding toegekend aan nabestaanden, omdat zij een overlijden hebben moeten zien gebeuren. Zij hielden daaraan zelf psychisch letsel over: shockschade, dit valt onder 6:106 sub b BW. Redelijke toerekening de wetgever heeft in art 6:98 BW de hoofdregel benoemd, die bepaalt dat slechts die schade voor vergoeding in aanmerking komt die in een zodanig verband staat met de schadeveroorzakende gebeurtenis, dat zij kan worden toegerekend, mede gezien de aard van de schade.  de leer van de redelijke toerekening. Criteria die de wet niet letterlijk noemt, maar die wel van belang zijn is de voorzienbaarheid en de verwijderdheid van de schade. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Voorzienbaarheid: hoe beter de schade voor de dader te voorzien was op het moment van het plegen van bijvoorbeeld de onrechtmatige daad of wanprestatie, des te eerder zal deze hem worden toegerekend. Verwijderdbaarheid: of het niet in een te ver verwijderd verband staat van de schadeveroorzakende gedraging. Aard van aansprakelijkheid Ook de aard van de aansprakelijkheid zal de rechter in acht nemen. Schade die door iemand opzettelijk wordt veroorzaakt, zal veel eerder worden toegerekend dan schade die onopzettelijk wordt veroorzaakt. Aard van de schade Beschadiging van een zaak is eenvoudiger vast te stellen dan gederfde winst. Zaakschade wordt daarom eerder toegerekend dat gederfde winst. Lichamelijk letsel of overlijden is ingrijpender dan beschadiging van een zaak. Personenschade wordt daarom weer sneller toegerekend dan zaakschade. De Heel- Korver arrest Doorenbos-Intercommunale waterleiding Eigen schuld, medeschuld en matiging Eigen schuld De omvang van de schadevergoeding wordt verminderd wanneer de benadeelde zelf ook, gedeeltelijk schuld heeft aan de ontstane schade. De rechter hoeft gen rekening te houden met eigen schuld. Het laatste gedeelte van art 6:101 lid 1 BW bepaalt dat de rechter op grond van billijkheid de eigen schuld minder zwaar kan laten wegen. Dit wordt billijkheidscorrectie genoemd. De billijkheidscorrectie (het niet meewegen van eigen schuld) zal slechts worden toegepast wanneer de uitkomst, gelet op alle omstandigheden, naar het algemene rechtsgevoel (billijkheid) onredelijk zal zijn. Medeschuld Art 6:102 BW. Wanneer twee personen allebei een onrechtmatige daad hebben gepleegd, waardoor schade is ontstaan. LET OP; niet in vereniging maar een situatie waarin twee of meer personen een onrechtmatige daad buiten vereniging hebben veroorzaakt. Dank kan de gelaedeerde beide personen hoofdelijk aansprakelijk stellen voor het geheel van de schade, waarna de aansprakelijke personen afzonderlijk maar moeten bezien hoe de schadevergoeding tussen hen onderling verrekend moet worden. Matiging Een rechter kan, nadat hij volgens de regels van art 6:98 BW de schadevergoeding heeft vastgesteld, op grond van art 6:109 BW beslissen de schadevergoeding te matigen als zijn vaststelling tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. De omstandigheden van het geval kunnen matiging soms rechtvaardigen. Degene moet zelf om matiging vragen. Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Arresten Postwanorder-Otto Hofland- Hennis CBB-JPO Baris – Riezenkamp Van Geest – Nederlof Haviltex Gedownload door laure de bruin ([email protected]) lOMoARcPSD|35150028 Vliegtuigvleugel Kelderluik Tennisbal Kindertaxi Gedownload door laure de bruin ([email protected])

Use Quizgecko on...
Browser
Browser