Samenvatting Methoden & Technieken MBO116 PDF

Document Details

LoyalGraph7147

Uploaded by LoyalGraph7147

Open University of the Netherlands

Jesse Flinsenberg

Tags

research methods business and management mbo study guide

Summary

This document is a summary of research methods and techniques for MBO116 studies, focusing on the differences between fundamental and applied research. It covers various research types, inductive and deductive reasoning, and the importance of validity and reliability in research. This document is likely to support MBO116 students, and covers topics like research methodology and the types of research.

Full Transcript

lOMoARcPSD|46221758 Samenvatting Methoden & Technieken MBO116 Pre-master (Open Universiteit) Scannen om te openen op Studeersnel Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload do...

lOMoARcPSD|46221758 Samenvatting Methoden & Technieken MBO116 Pre-master (Open Universiteit) Scannen om te openen op Studeersnel Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Samenvatting Methoden & Technieken van Onderzoek (MBO116) Blok één Week 1 – Wat is wetenschappelijk onderzoek Definitie van onderzoek Een onderzoek moet voldoen aan een aantal eigenschappen; - Het doel van het onderzoek (vinden van informatie) is duidelijk geformuleerd. - De verzamelde data worden systematisch verkregen. - De verkregen data worden systematisch geanalyseerd. Systematisch houdt in dat het onderzoek gedaan wordt aan de hand van logische methodes en niet door enkel zo maar wat te doen. Ook wel de methodologie. Research methode/methodologie Methode: De techniek of procedure gebruikt voor het verkrijgen en analyseren van data. Bijvoorbeeld een casestudy of een survey. Methodologie: De theorie van hoe een onderzoek uitgevoerd moet worden, de achterliggende gedachte achter de opbouw van het onderzoek. Het goed opzetten en kennen van deze theorie leidt tot het maken van de juiste keuzes. Verschil fundamenteel onderzoek vs. toegepast onderzoek Fundamenteel Toegepast Doel: Doel: - Het uitbreiden van kenns over Business - Uitbreiden van kennis van bepaald and Management processen. bedrijfsmatig of managementprobleem - Leidt tot een begrijpen van algemene - Resulteert in oplossing principes gerelateerd aan het proces en - Nieuwe kennis enkel over vraagstuk de uitkomsten hiervan. - Resultaten hebben waarde/relevantie - Resultaten zijn significant en hebben voor het bedrijf waarde voor de gemeenschap in het algemeen. (Bijdragen kennis) Context: - Uitgevoerd door verschillende personen Contect: binnen organisatie - Uitgevoerd door academici - Onderwerp uitgekozen door - Onderwerpkeuze vrij aan onderzoeker opdrachtgever - Flexibele tijdslijn - Strakke planning Impact: Impact: - Impact vooral bij academische - In eerste instantie voornamelijk bij community en onderzoeker opdrachtgever en onderzoeker - Heeft wellicht ook impact op de praktijk - later wellicht impact bij academische community Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Soorten onderzoek - Zuiver fundamenteel onderzoek o Hier staat het verkrijgen van een fundamenteel begrip centraal, niet zozeer het streven naar de aanpak van problemen (dus niet toepasselijk voor andere soortgelijke problemen in andere organisaties) - Zuiver toegepast onderzoek o Hier staat enkel het vinden van kennis met een praktische toepassing centraal. Bijvoorbeeld onderzoeken uitgevoerd in een private context (bedrijf) voor het vinden van een commerciële oplossing. - Toepassingsgericht fundamenteel onderzoek o Hier staat zowel het verkrijgen van fundamenteel begrip als het bijdragen aan een oplossing van een praktijkprobleem centraal. Bijvoorbeeld het beter begrijpen van een bepaald proces binnen een organisatie maar waar met de kennis verkregen over dit proces ook andere organisaties geholpen kunnen zijn. Wetenschappelijk onderzoek Bij wetenschappelijk onderzoek spelen vier elementen een rol; - Er is sprake van een kennisbehoefte - Bestaande kennis die te kort schiet - Activiteiten om nieuwe kennis te verkrijgen - Het resultaat (uitbreiding van bestaande kennis en bevredigen van kennisbehoefte) Drie vragen bij het ontwerpen van een onderzoek; - Wat ga ik onderzoeken? (Onderwerpen + Probleemstelling) - Waarom ga ik dit onderzoeken? (Argumentatie + Relevantie) - Hoe ga ik dit onderzoeken? (Methode van onderzoek) Wetenschappelijk relevant; Deze term verwijst naar de inhoud van het onderzoek. Wetenschappelijk onderzoek onderscheidt zich van de rest omdat het voortborduurt het kennis en kennis hieraan toevoegt. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Inductie & Deductie Inductie en deductie zijn twee manieren om te komen tot conclusies, oftewel redeneervormen. Bij inductie trekken we een conclusie uit een aantal waarnemingen, bevindingen. We redeneren vanuit het bijzondere naar het algemene. Bij deductie redeneren we juist van het algemene naar het bijzondere. We hebben een algemene theorie en trekken daar een specifieke (bijzondere conclusie uit). Deductie (Verklarend onderzoek – Theorie toetsing) Deductie is een methode uit de logica. De conclusie wordt bij deductie afgeleid uit de veronderstellingen (premissen). Als men gebruikt maakt van deze vorm van beredeneren dan kan ervan uit gegaan worden dat de conclusie 100% waar is. Als de premissen namelijk waar zijn dan is de conclusie per definitie ook waar. Een conclusie kan ook onjuist zijn, dit komt dan echter wel omdat een van de premissen onjuist is. Onderzoekers passen deductie toe als zij hypothesen formuleren die logisch voortvloeien uit een algemene theorie of eerdere studies. Ze denken dan: laten we aannemen dat de theorie in het algemeen juist is en dus ook opgaat in de situatie die ik onderzoek, wat moet er dan volgens de theorie waar te nemen zijn? Voorbeeld; De algemene regel luidt: Als het regent, wordt alles wat buiten staat nat. Verder is bekend: Het regent. De auto staat buiten. De logisch onontkoombare conclusie luidt: De auto wordt nat. Inductie (Verkennend onderzoek – Theorieontwikkeling) Bij inductie komen we tot een algemene regels die we afleiden uit een aantal specifieke, empirische waarnemingen. Ook wel generalisatie. Een conclusie bij deductie is het logische gevolg van de aannames, bij inductie kunnen we alleen spreken over een zekere waarschijnlijkheid, er is geen zekerheid. Voorbeeld; De eerste zwaan is wit, de tweede zwaan is wit, de derde zwaan is wit, de -n zwaan is wit; Dus: alle zwanen zullen wel wit zijn. De conclusie volgt niet noodzakelijkerwijs uit het voorgaande, dit omdat nooit alle waarnemingen gedaan kunnen worden. Vandaar de we altijd komen tot een conclusie die een zekere aannemelijkheid heeft. De conclusie kan altijd blijken onjuist te zijn. Het is dus mogelijk om deze conclusie empirisch te weerleggen. Dit is falsificatie. De falsificatietheorie stelt dat theorieën geen waarheidspretentie moeten hebben, ze hebben een voorlopig karakter, onderzoekers moeten juist proberen te bewijzen dat de theorieën onjuist zijn. Zo probeert de wetenschap bestaande theorieën te vervangen door nieuwe betere theorieën die de waarheid steeds dichter benaderen. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 De geldigheid van een inductieve redernering is sterker naarmate; - De regelmatigheden zijn onder veel en verschillende omstandigheden waargenomen. - De extrapolatie naar niet onderzochte eenheden is beperkter. Bijv. uitspraken over buyer-supplier relaties maar enkel buyers ondervraagt. Causaliteit Een causaal verband gaat over het oorzaak -> gevolg relatie. Als je een oorzakelijk verband tussen X (oorzaak) en Y(gevolg) aannemelijk wil maken moet voldoen aan drie eisen: 1. De vermeende oorzaak co varieert met het gevolg. Als X stijgt dan stijgt ook Y. 2. De vermeende oorzaak X treedt in de tijd eerder op dan het gevolg. 3. Het statistische verband tussen X en Y is niet ontstaan doordat een andere variabele de samenhang tot stand brengt. Er zijn geen alternatieve mogelijke oorzaken aanwezig of actief. Week twee - Waarom is goed onderzoek belangrijk en wat is dat? Verkennend en verklarend onderzoek Verkennend onderzoek (Exploratory) Door middel van het stellen van open vragen inzicht krijgen in desbetreffend onderwerp. Vragen beginnen veelal met een wat/hoe. Het begrijpen van een onderwerp of probleem waarvan het bestaan onbekend is. (vooronderzoek) Verklarend onderzoek (Explanatory) Onderzoek gericht op het verkrijgen van vragen in de trend van Oorzaak/Gevolg. Het verkrijgen van inzicht op een specifiek probleem. Het probleem is duidelijk aan de hand van verkennend onderzoek. Nu inzicht krijgen in de oorzaak – gevolg relatie van dit probleem. Vragen beginnen veelal met Waarom/Hoe. Belangrijkste kenmerken onderzoeksstrategieën Vier belangrijke onderzoeksstrategieën: - Experiment - Survey - Archival research - Case study Experiment Tijdens een experiment manipuleer je een bepaalde variabele waarna je het effect gaat bekijken van deze manipulatie. Naast de hypothese stel je een Null Hypothese op om deze te proberen te verwerpen Survey Een survey is een deductieve, verkennende onderzoeksmethode. Populair door de makkelijke verzameling van grote hoeveelheden gestandaardiseerde data met veel respondenten. Voor de representativiteit is het belangrijk dat er een goede data analyse plaatst vindt met voldoende respondenten Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Archival Research Archival research staat voor literatuuronderzoek, ookwel alle bronnen zoals bijvoorbeeld agenda’s, artikelen, publicaties, blog’s, organisatie documenten. Selectief en nauwkeurig omgaan met het materiaal is erg belangrijk. Case Study Een case study is een onderzoek naar een specifiek onderwerp (persoon, gebeurtenis, groep). Je wilt diepgaande contextuele kennis vergaren over een bepaald onderwerp. Voornamelijk voor kwalitatief onderzoek. Doordat er een specifieke focus is op een bepaald onderwerp is de focus makkelijk te bewaren. Validiteit en betrouwbaarheid Validiteit geldt als de meest algemene en belangrijkste kwaliteitseis die aan een onderzoek gesteld wordt. Het verwijst naar de geldigheid van de onderzoeksresultaten als gevolg van de onderzoeksopzet en de manier van meten/waarnemen. Validiteit betekend de mate waarin er daadwerkelijk gemeten is wat men wilde meten. De juistheid van de resultaten. Validiteit kan opgedeeld worden in vier criteria: - Constructvaliditeit - Interne validiteit - Externe validiteit - Betrouwbaarheid Constructvaliditeit Constructvaliditeit gaat over of je meet wat je wilt meten. Stel dat je het prijsimago wilt meten van een supermarkt, hoe meet je dan het begrip prijsimago? Uit welke onderdelen bestaat het? Hiervoor kun je het beste in je theoretisch kader ingaan op de kernbegrippen waar je onderzoek naar gaat doen. Bij het operationaliseren van een begrip kun je dan altijd terugverwijzen naar de theorie. Je kunt je dan baseren op wat andere onderzoekers al hebben uitgedacht over het begrip, dat zorgt voor minder willekeurigheid (het is niet alleen maar jouw idee) en hogere validiteit.  Het theoretisch kader is dé plek waar je de variabelen uit je onderzoek goed uitdiept. Baseer hierop de operationalisatie van je begrippen in de methode.  Indien je gebruik wilt maken van een enquête of vragenlijst in je onderzoek, dan raad ik je aan om eerst uit te zoeken of er al bestaande gevalideerde vragenlijsten zijn die jouw onderwerp meten. Dan weet je zeker dat je meet wat je wilt meten. Indien je zelf een vragenlijst moet opstellen, baseer je vragen dan weer op je theoretisch kader. Interne validiteit Bij interne validiteit is het de vraag of de gevonden verklaringen correct zijn. Kloppen deze wel? Zijn er geen andere verklaringen mogelijk? Wanneer je een verband vindt, is dit dan een causaal verband? Daarvoor kijk je naar of de onafhankelijke variabele daadwerkelijk van invloed is op de afhankelijke variabele. Vaak vinden we wel een correlatie, dus een samenhang tussen twee verbanden, maar dat is nog geen causaal verband. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Externe validiteit Externe validiteit gaat over de mate waarin je onderzoek te generaliseren valt. Valt een onderzoek naar bijvoorbeeld teameffectiviteit bij de afdeling Werk & Inkomen van een gemeente te generaliseren naar andere afdelingen van deze gemeente? En naar andere gemeenten? En naar andere non-profit organisaties? En naar commerciële bedrijven? En zijn de uitkomsten van je onderzoek alleen geldig voor organisaties in Nederland? Dat hangt ervan af hoe representatief de onderzochte teams zijn voor de hele populatie. Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid gaat over in hoeverre een onderzoek dezelfde uitkomsten heeft indien het opnieuw wordt uitgevoerd. Stel dat een medestudent of onderzoeker jouw onderzoek herhaalt, krijgt hij of zij dan dezelfde of heel andere uitkomsten? Veel voorkomende validiteits- en betrouwbaarheidsproblemen - Non-response - Zelfselectie - Sociaalwenselijke antwoorden - Invloed van de onderzoeker zelf - Gebrek aan anonimiteit - Interpretatieproblemen Ethische dilemma’s Belangrijkste ethische dilemma’s in managementwetenschappelijk onderzoek. - Integrity, fairness and open-mindedness of the researcher o De kwaliteit van het onderzoek hangt af van de integriteit, eerlijkheid en openheid van de onderzoeker. Kortgezegd komt het neer op het voorkomen van misvattingen, oneerlijkheid over data en bevindingen. Mocht er een conflict optreden gedurende het onderzoek dan moet dit beschreven worden in het onderzoek. - Responsibility in the analysis of data and reporting of findings o Het hanteren van privacy, anonimiteit en vertrouwelijkheid is uiterst belangrijk bij het analyseren en rapporteren van data. Data moet niet verzonnen, bewerkt worden en gevonden resultaten moeten niet bewerkt worden. Bevindingen moeten uiterst nauwkeurig beschreven worden, onafhankelijk of deze de voorspelde uitkomsten tegenspreken. Van alle data moeten de bronnen duidelijk vermeld worden. Analyses en bevindingen moeten uitvoerig beschreven en gecontroleerd worden om de accuraatheid van het onderzoek te kunnen waarborgen. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Week drie - Faseren en probleemstellen Stappen in een empirische cyclus - Waarnemingen (Empirische) - Empirische generalisatie - Theorieën - Hypothesen Waarnemingen Wat zien we in de waarnemingen? Aan de hand van deze empirische werkelijkheid kunnen we door middel van analyse empirische generalisaties ontlenen. Empirische generalisatie We kunnen bepaalde patronen terugzien vanuit de waarnemingen (data) Theorieën Via het principe van inductie kunnen we aan de hand van wat we zien in de werkelijkheid (data) een theorie vormen en ontwikkelen. We kunnen bijvoorbeeld uitspraken doen over samenhang die we zien in de data. Hypothesen Vanuit deze theorieën kunnen we door middel van deductie concrete hypothese formuleren, verwachtingen over wat we denken dat er gebeurt met bepaalde variabelen. Hoe bijvoorbeeld de ene variabele (onafhankelijke variabele) de andere variabele beïnvloed (afhankelijke variabele) Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Basis ontwerp vragen bij ieder onderzoek Voor ieder onderzoek moeten drie vragen beantwoord worden; - De Wat-vraag o Het onderwerp van het onderzoek en de probleemstelling - De Waarom-vraag o Wat is de wetenschappelijke relevantie? - De Hoe-vraag o Wat is de methode van onderzoek Wetenschappelijke relevantie Een onderzoek moet nieuwe kennis toevoegen aan de bestaande kennis. Wetenschappelijk onderzoek onderscheidt zich van alle andere activiteiten doordat het voortbouwt op bestaande wetenschappelijke kennis en daar kennis aan toevoegt. Ofwel, bouwen op en bouwen aan wetenschappelijk verantwoorde kennis. Onderzoek is pas relevant als het nieuwe kennis toevoegt aan de bestaande kennis. Manieren om tot een onderzoeksprobleem te komen (GAP Spotting) Drie manieren om tot een onderzoeksprobleem te komen; - Confusion spotting o Confusion spotting is het vinden van bepaalde onduidelijkheden in de bestaande kennis van een bepaald onderwerp. Bijvoorbeeld gevonden theorieën in de literatuur die onduidelijk of tegenstrijdig zijn. (Mixed findings) - Neglect spotting o Neglect spotting is een van de meest gebruikte methodes, je kijkt hier naar bepaalde onderwerpen die tijdens een onderzoek over het hoofd zijn gezien, onderbelicht zijn of waar een gebrek aan empirisch bewijs voor is. - Application spotting o Bij application spotting wordt gekeken naar een eventuele nieuwe invalshoek binnen de bestaande literatuur om nieuwe kennis/inzicht te verkrijgen. Bijvoorbeeld een ander segment? Motiveren van wetenschappelijke en praktische relevantie onderzoek Het motiveren van de wetenschappelijke en praktische relevantie van een onderzoek kan middels het stellen van drie vragen uit de So What? theorie: - Who Cares? o Wat is het onderwerp of de onderzoeksvraag en waarom is het interessant en belangrijk voor de praktijk als ook de theorie? - What do we know? o Welke theoretische perspectieven en bevindingen zijn er reeds beschreven en gevonden over dit onderwerp? Welke grote vraagstukken snijdt dit onderzoek aan en waarom moeten deze worden aangesneden? - Wat will we learn? o Hoe draagt dit onderzoek bij aan het begrijpen van het probleem? Wat zijn de baten van de nog te genereren kennis en wat zijn de kosten van het niet hebben van de te genereren kennis? Zet deze tegenover elkaar en beargumenteer waarom dit relevant is. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Veelvoorkomende fouten bij het schrijven van een inleiding Failing to motivate and problematize Het onvoldoende aanduiden en uitleggen waarom het onderwerp/onderzoeksvraag belangrijk is voor de praktijk en theorie. Wat draagt het bij aan de nieuwe kennis (Body of Knowledge) Lack of focus Te en onduidelijke inleiding met te veel onnodige details. Te veel ingaan op het framework van het onderzoek (wanneer wordt wat gepresenteerd in plaats van wat wordt er gepresenteerd). Over promising Te hoge verwachtingen scheppen in de introductie en deze verder in het onderzoek niet na kunnen komen Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Blok twee Week 5 – Bronnen en de digitale bibliotheek Het gebruik van literatuur en bronnen in tekst. Als u informatie uit een tekst van een ander gebruikt, dan moet u altijd duidelijk de bron vermelden waaruit deze informatie afkomstig is. Direct bij de betreffende tekst noemt u de auteur(s) en het jaartal (en eventueel de paginanummers). Ook als u informatie niet letterlijk overneemt maar in eigen woorden opschrijft, moet u de bronnen vermelden. In dat geval is er sprake van parafraseren (het in eigen woorden weergeven van andermans werk), wat ook gevolgd moet worden door een verwijzing tussen haakjes met de achternaam van de auteur(s) en het jaartal. Binnen Managementwetenschappen is het gebruikelijk deze bronverwijzing volgens de regels van de American Psychological Association (APA) op te nemen in uw werkstuk. APA Richtlijnen: Een auteur  Uit een eerder onderzoek blijkt dat er veel behoefte is aan … (Swaen, 2014).  Swaen (2014) schrijft dat er veel behoefte is…  In 2014 beschreef Swaen dat er steeds meer behoefte is… Meerdere auteurs Wanneer er twee auteurs zijn, scheid je hun achternamen met een ampersand-teken (&). Als er drie of meer auteurs zijn, scheid je hun achternamen met behulp van komma’s. De achternamen van de laatste twee auteurs moeten worden gescheiden door een komma en een &-teken (in een verwijzing) of “en” (in de lopende tekst). 2 auteurs  Uit onderzoek blijkt dat er veel behoefte is aan … (Swaen & Driessen, 2014).  Swaen en Driessen (2014) schrijven dat er veel behoefte is… 3-5 auteurs  Uit onderzoek van Scribbr blijkt dat er veel behoefte is aan … (Swaen, Van Laak, & Driessen, 2018).  Swaen, Van Laak en Driessen (2018) beweren dat er veel onderzoek naar dit fenomeen is gedaan. Zoals je je kunt voorstellen neemt een verwijzing met drie tot vijf auteurs veel ruimte in beslag. Daarom verkort je de bronvermelding als je de bron een tweede, derde of vierde keer gebruikt. Hoe? In plaats van de achternamen van alle auteurs uit te schrijven, schrijf je alleen de achternaam van de eerste auteur, gevolgd door “et al.”, dat “en anderen” betekent.  De auteurs beweren dat het verschil steeds groter wordt (Swaen et al., 2018).  Swaen et al. (2018) zien de verschillen groter worden, maar blijven optimistisch. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 6 of meer auteurs Wanneer je bron zes of meer auteurs heeft, schrijf je eenvoudig “et al.” achter de achternaam van de eerste auteur in je verwijzing in de tekst:  Swaen et al. (2018) blijven niet alleen optimistisch, ze gaan ook op volle kracht door. Week zes – Onderzoeksvragen en belang van theorie Het formuleren van een duidelijke onderzoeksvraag is van groot belang. Een goed geformuleerde vraag geeft je de mogelijkheid om uit te leggen wat het onderwerp/probleem is, wat je gaat onderzoeken en wat je denkt te vinden in het onderzoek. De onderzoeksvraag heeft invloed op alles, de onderzochte literatuur, de methodologie. De overkoepelende onderzoeksvraag, ook wel General Research Question kan worden gebruikt om meer gedetailleerde doelstellingen of vragen te creëren. Onderzoeksvragen kunnen opgedeeld worden in vier categorieën; - Verkennend – Hoe/Wat - Verklarend – Waarom - Beschrijvend – Hoe komt dat - Evaluerend – Hoe/Wat Het is belangrijk om op te letten dat je de onderzoeksvraag niet te moeilijk maakt. Het onderzoek moet namelijk wel haalbaar zijn. Het belangrijkste tijdens het formuleren van de onderzoeksvraag is dat de vraag daadwerkelijk nieuwe kennis/informatie moet toevoegen. Het moet bijdragen aan de Body of Knowledge. Russian Doll Principle Met dit principe verfijn je je onderzoeksvraag totdat je enkel de essentie van het onderzoek idee nog hebt zonder overbodige woorden en begrippen. (De buitenste lagen van de russian doll) De helder geformuleerde onderzoeksvraag die je dan overhoudt is het beginpunt voor het onderzoeksproject. Onderzoeksdoel en onderzoeksdoelstellingen Naast het formuleren van de onderzoeksvraag moet je soms ook een onderzoeksdoel formuleren. Hiermee formuleer je in enkele korte zinnen wat het doel van het onderzoek is en wat je intentie is om er mee te bereiken. Je onderzoeksvraag en onderzoeksdoel zijn er beide om uit te leggen waar je onderzoek over gaat. Echter beide geven geen antwoord en gaan niet in op de stappen die je gaat ondernemen gedurende het onderzoek. Dit die je door onderzoeksdoelstellingen te maken, deze zijn bedoeld om je onderzoeksvraag te operationaliseren. Zes criteria voor onderzoeksdoelstellingen Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 1. Transparantie Het doel van de onderzoeksdoelstelling is duidelijk en ondubbelzinnig. 2. Specifiek Het doel/bedoeling van de onderzoeksdoelstelling is duidelijk en gemakkelijk te begrijpen alsook de acties die nodig zijn om het uit te voeren. 3. Relevantie De link tussen de onderzoeksdoelstelling en de onderzoeksvraag is duidelijk 4. Interconnectiviteit Alle doelstellingen samen schetsen de stappen in het onderzoeksproces van start tot conclusie zonder iets over te slaan. Zodoende geven ze een groot samenhangend geheel. 5. Beantwoordbaarheid De beoogde uitkomst is haalbaar met betrekking tot de data. Is de benodigde data überhaupt voorhanden? 6. Meetbaarheid Wanneer is het klaar? Het beoogde doel van de doelstelling is duidelijk wanneer het gehaald is. Theorie van Whetten De term theorie kan omschreven worden als; Een systematische “Body of Knowledge” gegrond in empirisch bewijs welke gebruikt kan worden voor verklarende of voorspellende doeleinden. Whetten stelt dat er vier categorieën/elementen zijn waaruit een theorie is opgebouwd; - What? (Wat) - How? (Hoe) - Why? (Waarom) - Who-Where-When (Wie-Waar-Wanneer) 1e Element Wat zijn de concepten of variabelen die de theorie onderzoekt? 2e Element Hoe zijn deze concepten en variabelen gerelateerd aan elkaar?  Een belangrijk punt hier is de causaliteit. De theorie heeft te maken met oorzaak – effect. e 3 Element Waarom zijn deze concepten en variabelen gerelateerd aan elkaar. Dit is een belangrijk element omdat het uitlegt wat de redenen zijn van de relatie tussen de concepten en variabelen. 4e Element Wie is relevant voor deze theorie, Waar is deze theorie toepasbaar, Wanneer is deze theorie toepasbaar. Waarom is theorie belangrijk voor je onderzoeksvraag en onderzoeksdoelstellingen? Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Theorie gepubliceerd in literatuur helpt je om een onderzoeksvraag te formuleren die uiteindelijk leidt tot een theoretische verklaring. Het stelt je in staat om te kijken of andere ook vergelijkebare vragen hebben gesteld over jouw onderzoeksvraag. Als je een vergelijkbare vraag vindt kan je meer leren over de context waarin deze was onderzocht en hoe dit is uitgevoerd. Dit helpt je om jouw onderzoeksvraag te focussen en om je te voorzien van een set variabelen om te testen, concepten om te verkennen en om te bepalen of deze theorie ook gerelateerd is aan de context van je eigen onderzoeksproject. Hoe theorie is ontwikkeld voorziet je ook van een cruciale reden om relevante theorie te herkennen. Je onderzoeksproject wordt opgezet om een theorie te testen of om een theorie te ontwikkelen. Als je een theorie gebruikt en deze aan de hand van datacollectie gaat testen dan is jouw onderzoek Theorie gedreven en heeft een deductieve aard. Als je een onderwerp onderzoekt en je wilt een theoretische verklaring ontwikkelen dan is het onderzoek data gedreven en heeft het een inductieve aard. Week zeven – Functie van wetenschappelijk onderzoek Literatuuronderzoek vormt de brug tussen de probleemstelling (hoofdstuk 1) en de te verzamelen gegevens (methodologie). Het geeft eerste en voorlopige antwoorden op de onderzoeksvragen en geeft tevens richting aan het empirische deel van het onderzoek. Belangrijkste doel van het literatuuronderzoek (hoofdstuk 2) is om duidelijk te maken welke verwachtingen je hebt over de “te onderzoeken” werkelijkheid op grond van een analyse en synthese. Na het verzamelen van de gegevens en het analyseren hiervan kunnen de theoretical expectations vergeleken worden met de eigen empirical discussions. Het literatuuronderzoek mondt uit in een theoretisch raamwerk, dit raamwerk geeft richting aan het onderzoek. Je kan niet zomaar gegevens verzamelen, dit moet gericht worden aangepakt. In dit stadium van het onderzoek moet er ook gekozen worden welke theorieën gebruikt zullen worden in het eigen onderzoek. Aandachtspunten voor literatuuronderzoek - Definities o Ieder begrip/concept uit de probleemstelling moet ter sprake komen o Ieder begrip moet gedefinieerd worden. o De definities sluiten aan bij ander onderzoek zodat de resultaten vergeleken kunnen worden. o Kijk naar de manier waarop variabelen en begrippen in andere studies zijn onderzocht. - Bronnen o Alleen wetenschappelijke publicaties o Enkel APA-Norm o Houdt meteen een literatuurlijst bij o Iedere bewering moet worden onderbouwd anders wordt het beschouwd als een persoonlijke mening Stappen bij literatuuronderzoek Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Tijdens het literatuuronderzoek kan de volgende werkwijze gehanteerd worden: Artikelen zoeken -> Bekijk initiële onderwerp -> selecteer indien van toepassing -> vat samen -> wat is de voornaamste vraag die beantwoord wordt? -> Order de geselecteerde artikelen -> aan de hand van rubrieken/categorieën een tabel met alle literatuur samenstellen -> behandel aan de hand van deze tabel alle thema’s (elk thema eigen paragraaf/hoofdstuk) -> voeg een overzicht van alle vragen toe, zo heb je bewijs dat alles behandeld is. Samenvattend zijn het de volgende vijf stappen; - Zoeken naar wetenschappelijke publicaties - Lezen van publicaties - Samenvatten van publicaties - Analyseren van publicaties - Synthetiseren van de literatuur/publicaties tot theoretisch raamwerk Synthetiseren in het literatuuronderzoek Als de probleemstelling helder is dan moet het literatuuronderzoek uitmonden in een theoretisch raamwerk waarin de verwachtingen worden gegeven -> theoretical expectations. Theoretical expectations betekend; op basis van een analyse van bestaande kennis (publicaties/literatuur) geven we een verantwoorde weergave van wat we, op basis van betaande kennis en bronnen, verwachten aan te treffen in de werkelijkheid. Adviezen bij het maken van een synthese - Probeer Gaps/lacunes te vinden in bestaande literatuur. Staan er suggesties of tegenstrijdigheden in de literatuur? - Zijn deze Gaps/lacunes daadwerkelijk interessant? - Indien ja, zoek naar adviezen in de literatuur. - Maak onderscheid tussen theoretisch en empirisch raamwerk - Geen aan hoe Gaps/lacunes/tegenstrijdigheden middels theoretisch en empirisch raamwerk onderzocht kunnen worden. Literatuuronderzoek als Critical Review Er zijn twee redenen voor het uitvoeren van een wetenschappelijk literatuuronderzoek; - Critical Literature Review o Dit voorziet je onderzoek van context rondom het ontwerpen en voorziet je ook van een theoretisch raamwerk voor je onderzoek. - Kennis vergaren o Je gebruikt literatuuronderzoek ook in je voorlopige zoekopdracht om je kennis rondom het onderwerp te vergroten en om je onderzoek ideeën te verfijnen en uiteindelijk je onderzoeksvoorstel te schrijven. Literatuuronderzoek en empirische methoden en technieken Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Een simpele vuistregel is dat onderzoek waarbij nog niet alles “uitgekristalliseerd” is leidt tot kwalitatief onderzoek, case studies, interviews e.d.. Onderzoek waar al eerder kwalitatief onderzoek naar is gedaan en waarvoor gevalideerde vragenlijsten zijn. Dat deze vaak in de vorm van kwantitatieve onderzoeken zullen worden uitgevoerd. Enquêtes bijvoorbeeld. Soorten variabelen en het conceptuele onderzoeksmodel Onafhankelijke variabele De onafhankelijke variabele staat vast binnen het onderzoek. Deze variabele wordt ook wel de verklarende variabele genoemd. Afhankelijke variabele De afhankelijke variabele wordt ook wel de “te verklaren variabele” genoemd. Deze wordt beïnvloed door de onafhankelijke variabele en staat niet vast. De bedoeling is dan ook om het effect van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele te voorspellen of onderzoeken. Controle variabele De controle variabelen zijn variabelen waar in eerst instantie de interesse niet naar uit gaat maar die van belang zijn voor de identificatie van de doelgroep. Bijvoorbeeld: bedrijfsgrote, leeftijd, gender. Deze variabele wordt dus opgenomen om te waarborgen dat er geen bias optreedt in het onderzoek. Hypothesen Als onderzoeker geef je een argumentatie die leidt tot bepaalde deterministische uitspraken. Dit doe je bijvoorbeeld door je eigen onderzoek in verband te brengen met de resultaten van andere empirische studies. Deze argumentatie sluit je af met een duidelijke toetsbare hypothese: Variabele X heeft een positieve (of negatieve) invloed op variabele Y Conceptueel model Je sluit je literatuuronderzoek vaak af met een weergave van een conceptueel model. Dit is een model waarbij de relatie tussen de variabelen wordt weergegeven. Mediërende en Modererende variabelen Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Behalve het directe oorzaak->gevolg kan er soms verondersteld worden dat een bepaalde relatie in het conceptueel model wordt beïnvloedt door een derde variabele. De mediërende variabele is een variabele die de relatie tussen twee andere variabelen verklaard. Een moderator of modererende variabele benadrukt dat in bepaalde omstandigheden een variabele een extra sterke invloed heeft. Bijvoorbeeld: Toename werkdruk Meer ziekteverzuim Onafhankelijke Afhankelijke variabele Stijl van leiding geven Modererende variabele Structuur in geval van kwalitatief onderzoek In kwalitatief onderzoek zit meer variëteit in het literatuuronderzoek. Kwalitatief is een begrip waar veel verschillende vormen onder vallen, in de meeste gevallen wordt er gebruik gemaakt van een casestudie. Er kunnen verschillende uitkomsten zijn uit een literatuuronderzoek: - Een onderzoeksmodel - Propositie - Geen theorie/zo min mogelijk theorie Een onderzoeksmodel Literatuuronderzoek kan leiden tot een model dat erg lijkt op een conceptueel model. De variabelen zijn geïdentificeerd en er zijn ook globale ideeën over de relatie tussen deze variabelen. Deze zijn echter nog niet concreet genoeg om ze te formuleren als hypothesen. Proposities Yin (2008) benadrukt het belang van het theoretisch kader binnen empirisch onderzoek. Vooraf wordt er een stelling (propositie) opgesteld. Deze stelling beschrijft een of ander verband. De zogenaamde theoretical expectations. Deze stellingen zijn niet toetsbaar zoals bij kwantitatief onderzoek maar kunnen beantwoord worden met Waar of Niet Waar. Geen theorie/zo min mogelijk theorie Hierbij laat de onderzoeker zich zo min mogelijk lijden door bestaande theorieën, het doel is juist om nieuwe theorieën te ontwikkelen. (Building Theories) Door middel van exploratief onderzoek bijvoorbeeld aan de hand van casestudies. Wel dient de onderzoeker zich vooraf te verdiepen in de prior conceptualisations. Verschil Propositie en Hypothese Een propositie is een statement over observeerbare concepten die als waar/onwaar bestempeld kunnen worden. Wanneer een dergelijke hypothese zo geformuleerd is om empirisch getoetst te kunnen worden noemen we het een hypothese. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Week 8 - Het uitvoeren van wetenschappelijk literatuuronderzoek Van literatuuronderzoek tot conceptueel model Na het verzamelen van publicaties moeten deze correct worden gebruikt en verwerkt. Specifiek bedoelen we hiermee; Doorlezen -> Samenvatten -> Analyseren -> Synthetiseren De volgende stap is om op basis van de probleemstelling en deelvragen te komen tot een conceptueel raamwerk. (conceptual framework) In het conceptueel raamwerk komen de relaties terug tussen de elementen die je wilt onderzoeken aan de hand van achterliggende theorie. Het conceptueel model is geen verzameling van losse elementen (referenties, data, enz.) maar is een samenhangend geheel. Een conceptueel raamwerk geeft: - Afbakening van het onderzoekselement - Selectie van eigenschappen (variabelen) - Relaties tussen deze variabelen Conceptueel raamwerk is een afbeelding van de werkelijkheid waarbij de oorzaak -> gevolg relatie schematisch woord weergegeven doormiddel van een directe pijl. Oorzaak Gevolg De boodschap van een raamwerk is dat het relaties bevat die nog niet eerder zijn onderzocht. De zogenaamde GAP in de Body of Knowledge. Een bestaand conceptueel model kan ook worden aangepast door naar de veronderstelde relaties te kijken. Zijn er additionele relaties toe te voegen zodat we het effect van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele beter kunnen verklaren? Na het maken van het conceptueel model is de volgende stap het maken van het empirisch model op basis van wetenschappelijk onderzoek. Bij het empirisch model wordt het conceptueel model als het ware geoperationaliseerd. Van zowel de elementen als de relaties wordt aangegeven hoe deze gemeten gaan worden en hoe het onderzoek uitgevoerd gaat worden. Belangrijke aspecten -> - Waar wordt het onderzoek uitgevoerd? - Wie voert het onderzoek uit? - Wat wordt precies onderzocht? - In welke periode wordt het onderzoek uitgevoerd? - Hoe wordt de onderzoek data geanalyseerd? Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Blok drie – Kwantitatief Onderzoek Week 9 – Betrouwbaarheid & Validiteit Bij kwantitatief onderzoek spreekt met van verschillende soorten validiteit: - Construct validiteit: Meten wat men beoogd te meten - Interne validiteit: Causale relaties tussen de variabelen - Externe validiteit: Generaliseren van resultaten - Betrouwbaarheid: Zelfde resultaten onder andere omstandigheden Deze criteria gelden voor zowel kwalitatief als kwantitatief onderzoek. Bij kwantitatief onderzoek kijkt men naar bewijzen voor het voldoen aan de kwaliteitseisen. Zo ga je kijken naar de kwaliteit en response van de steekproef. Zijn er bijvoorbeeld voldoende, bruikbare vragenlijsten ingevuld (non-response). Om de validiteit van de metingen aan te tonen past de onderzoeker altijd een schaalanalyse (reliability analysis), een factoranalyse en een correlatieanalyse toe. Een betrouwbaarheidscoëfficiënt, ook wel de Cronbach’s Alfa genoemd, is een getal tussen de 0 en de 1 en geeft de mate van homogeniteit weer. Met andere woorden, de mate waarin de items hetzelfde meten. Als de Alfa =0 dan is er geen homogeniteit, bij Alfa=1 dan is er sprake van homogeniteit en meten de items exact hetzelfde. In de praktijk is een Alfa van 0,8 voldoende (bij klein aantal items 0,6). Waarborgen van de kwaliteit van de onderzoeksopzet Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid heeft betrekking op de consistentie en de herhaalbaarheid van het onderzoek. De mate waarin een onderzoeker in staat is om een eerder onderzoek opnieuw uit te voeren en dezelfde bevindingen te krijgen. Validiteit Validiteit heeft betrekking op de geschiktheid van de gebruikte methoden, de accuraatheid van de analyse van de resultaten en tevens de generaliseerbaarheid van de bevindingen. De volgende vragen kunnen gesteld worden om de kwaliteit van een onderzoek te waarborgen: - Meten de methoden in het onderzoek daadwerkelijk hetgeen wat we willen meten? Zijn ze geschikt voor het behalen van het bedoelde doel? - Is de analyse van de resultaten en de relaties en de bevindingen die hieruit voortvloeien accuraat? - Wat vertegenwoordigen de bevindingen? Zijn ze generaliseerbaar? Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid bestaat uit interne en externe betrouwbaarheid, interne betrouwbaarheid duidt op de consistentie gedurende het onderzoek. Externe betrouwbaarheid is niet gemakkelijk en is afhankelijk van vele factoren. Enkele voorbeelden: - Deelnemer error - Onderzoeker error - Deelnemer vooringenomenheid - Onderzoeker vooringenomenheid Een onderzoek dat niet betrouwbaar is, is per direct ook incorrect. Dit omdat elke fout of vooroordeel invloed heeft op de resultaten. Een goede methodologie voorkomt dit. Interne validiteit Meet je daadwerkelijk wat je wilt meten? Zijn de gekozen methodes correct zodat je hier de juiste conclusies uit kunt trekken? Je kunt de interne validiteit zoveel mogelijk optimaliseren door systematische fouten (bias) zoveel mogelijk te voorkomen door bijvoorbeeld triangulatie. Gevaren voor interne validiteit: - Test effect - Veranderen van proefpersonen - Verandering van testmethoden - Gebrek aan duidelijkheid in directie onderzoek - Wegvallen proefpersonen Externe validiteit Zijn de conclusies uit je onderzoek te generaliseren naar de gehele populatie, andere situaties, groepen of personen dan dat je hebt onderzocht? Bij kwantitatief onderzoek is het belangrijk om te weten of de resultaten ook gelden voor de gehele populatie. Dit kan je doen door na te gaan of je steekproef de juiste afspiegeling vormt van de hele populatie. De steekproef moet de relevante kenmerken van de gehele populatie waarborgen. Deze kenmerken moet je daarom dus vooraf bepalen! Enquête validiteit en betrouwbaarheid De interne validiteit en betrouwbaarheid van de data die je verzameld en de response rate die je behaald is voor een groot deel afhankelijk van het ontwerp van je vragen, de structuur en je eerste testvragen van het onderzoek. Een valide enquête zorgt voor accurate data waar je daadwerkelijk naar op zoek bent terwijl een betrouwbare enquête zorgt voor consistente data. Drie voorkomende fouten bij een enquête: - Instructional, deelnemers begrijpen de vraag niet en beantwoorden hem verkeerd. - Sentinel, eigen invulling van vragen - Lexical, verkeerde interpretatie van termen in vraagstelling Testen naar de betrouwbaarheid gebeurt in de meeste gevallen aan de hand van Cronbach’s Alfa. Je gebruikt deze Cronbach’s Alfa om de mate van samenhang tussen meerdere enquêtevragen te meten. Dit noem je de interne consistentie. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Pilot-testing => Ook wel de pre-test genaamd. Het doel van een pilot test is om de enquête te verfijnen zodat de grote groep respondenten geen problemen ondervindt met het invullen van de enquête en dat de data goed verkregen kan worden. Ook stelt de pilot test je in staat om de betrouwbaarheid van de enquêtevragen te controleren als ook de validiteit. Tijdens een Pilot Test wil je de volgende punten te weten komen: - Hoelang het invullen van de enquête duurde - Of de instructies duidelijk genoeg waren - Of er vragen zijn die onduidelijk of dubbelzinnig zijn - Of respondenten zich ongemakkelijk voelen bij het beantwoorden van de vragen - Of er, naar hun mening, belangrijke onderwerpen ontbraken - Of de opmaak duidelijk en aantrekkelijk is - Eventuele andere opmerkingen Schaalconstructie Het meetbaar maken van abstracte begrippen zoals bijvoorbeeld “arbeidstevredenheid” noemt men operationaliseren. Het begrip wordt “opgedeeld” in meetbare stukken. Indicatoren Items Dimensie Eigenschapsbegrip Indicatoren Dimensie Het samenvoegen van meerdere items tot een schaal. (het optellen van alle items tot één maat). Met behulp van de Cronbach’s Alfa kan je binnen één schaal berekenen of de interne consistentie van de aparte items hoog genoeg is om de optelling te rechtvaardigen. Meten de verschillende items in de schaal allemaal hetzelfde onderwerp? (bijvoorbeeld het begrip arbeidstevredenheid) Bij het samenvoegen van de items moet je goed kijken naar de beantwoording van de vragen, deze moeten gelijkgericht zijn. Anders moet je deze hercoderen. Om te kijken of alle vragen daadwerkelijk geschikt zijn voor de schaal wordt er een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. Hierbij kijk je naar de gemiddelden (Mean), de Cronbach’s Alfa en de correlaties. De Gemiddelden (Mean) mogen niet te veel afwijken, dan meten ze allemaal hetzelfde. Eventuele uitschieters moeten nader bekeken worden. Et behulp van de standaardafwijking (standaarddeviatie) wordt Cronbach’s Alfa berekend. Deze ligt tussen de 0 en 1 en meet de homogeniteit. Als ⍺=0 dan geen homogeniteit, als ⍺=1 dan exact hetzelfde. In theorie is ⍺=0,8 voldoende. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 De Correlatiecoëfficiënt (inter-item-correlation) is een getal dat de mate van lineaire samenhang weergeeft. Als alle items hetzelfde meten moeten ze enige positieve samenhang laten merken. De correlatiecoëfficiënt ligt tussen de -1 en de +1. +1 is een perfecte positieve samenhang, -1 een perfecte negatieve correlatie. 0 betekend dat alle variabelen perfect onafhankelijk zijn. 0.00 – 0.30 nauwelijks of geen correlatie 0.30 – 0.50 lage of zwakke correlatie 0.50 – 0.70 middelmatige correlatie 0.70 – 0.90 hoge of sterke correlatie 0.90 – 1.00 zeer hoge of zeer sterke correlatie Standaarddeviatie De standaarddeviatie, ook wel, standaardafwijking is de mate van spreiding van de getallen rondom het gemiddelde. Beschrijvende statistiek Er zijn drie soorten variabelen: Nominaal Een variabele waarbij de meetwaarden bestaan uit woorden is een nominale variabele, bijvoorbeeld de beschrijving van een studierichting in een enquête; - Administratief - Zorgend - Technisch - Economisch Als er enkel twee meetwaarden (bestaande uit woorden) zijn, bijvoorbeeld man en vrouw. Dan noemen we dit dichotoom. Ordinaal Een variabele waarbij het uit woorden bestaat maar waar er wel een ordening is; WO=1 HBO= 2 MBO= 3 Kwantitatief Een variabele waarbij de meetwaarden uit getallen bestaan is kwantitatief. Bij voorbeeld “op een schaal van 1 tot 5”. Het verschil tussen kwantitatief met veel meetwaarden en een met weinig meetwaarden zit hem in de modus, mediaan, tabel en grafiek. Bij veel meetwaarden is de modus niet geschikt en bij weinig meetwaarden is de mediaan niet geschikt en de modus wel. Bij veel meetwaarden beter geen frequentietabel gebruiken maar een grafiek of histogram. Dit zorgt voor een duidelijker beeld van de data. Moderatie Moderatie is het vergelijken van de kengetallen van een variabele voor twee groepen. Een vergelijking wordt gemaakt tussen het gemiddelde, en de standaardafwijking. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Factoranalyse en correlatieanalyse Doel van de Factoranalyse Je gebruikt een factoranalyse bij een groot aantal variabelen. De regel is dat er twee tot drie keer zoveel waarnemingen moeten zijn als dat er variabelen zijn. De doelen zijn: - Reductie: Een groot aantal variabelen reduceren tot een kleiner aantal - Structuur: Ontdekken of er structuur ontstaat/bestaat in een groot aantal variabelen - Structuur bij één schaal: Als er bij een aantal variabelen een schaal wordt gemaakt kan er met een factoranalyse gekeken worden of deze bevestigd wordt. Het verschil tussen reduceren en structuur ontdekken is dat er bij reduceren factoren als nieuwe variabelen worden gezien en dat er bij structuur ontdekken schalen als variabelen worden gezien. Je gebruikt daarom ook twee verschillende methodes: Reductie: Componenten Analyse Structuur: Factoranalyse Reductie Een x-aantal vragen terugbrengen naar een beperkt aantal factoren middels een componenten analyse. De waarde van een component moet hoger zijn dan één, is deze lager dan vertegenwoordigd de component te weinig. Structuur in groot aantal variabelen Het is belangrijk om goed vooraf naar de vragen te kijken, indien nodig moeten deze nog worden gehercodeerd. De gebruikt KMO & Barlett’s toets. De KMO-toets geeft om een schaal van 0 tot.1 aan in welke maten de factoren de variabelen vertegenwoordigen. Dit moet minimaal 0.5 zijn. De Barlett’s toets geeft aan of de variabelen onderling voldoende samenhang hebben voor een factoranalyse. Als de variabelen niet voldoende samenhang hebben kan er geen structuur onderzocht worden. De regel is dat Sig.. altijd kleiner moet zijn dan 0,05. Structuur bij één schaal Uitgangspunt zijn de vragen binnen een schaal. Middels een factoranalyse wordt er gekeken of de items binnen de schaal de representatief zijn voor de schaal. En of de schaal door deze factor bevestigd wordt. De grenswaarde is 0,45. Alles lager dan deze waarde zou verwijderd kunnen worden uit de schaal. Het verband tussen X & Y Het bekijken en onderzoeken van het verband tussen oorzaakvariabele X en gevolgvariabele Y gebeurt middels verschillende statistische technieken. Dit is afhankelijk van wat voor types de variabelen zijn; T-toets: X dichotoom en Y kwantitatief. Mann-Whitney-toets: X dichotoom en Y ordinaal. Kruskal-Wallis-toets: X nominaal en Y ordinaal. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Chi-kwadraat-toets: X en Y zijn nominaal (eventueel ordinaal of kwantitatief) en hebben een beperkt aantal verschillende meetwaarden. Variantieanalyse: X is nominaal (eventueel ordinaal of kwantitatief) en heeft een beperkt aantal verschillende meetwaarden en Y is kwantitatief. Correlatieanalyse: X en Y zijn kwantitatief of ordinaal met een groot aantal verrschillende meetwaarden. Correlatie Analyse Bij een correlatieanalyse wordt er gekeken naar de samenhang tussen twee kwantitatieve of ordinale variabelen met veel verschillende meetwaarden. Als er sprake is van een X Oorzaak – Y Gevolg relatie dan moet X op de horizontale as en Y op de verticale as. De correlatiecoëfficiënt ligt tussen de -1 en de +1. Dit is de correlatiecoëfficiënt van Pearson. Deze wordt aangegeven met de letter R. +1 is een perfecte positieve samenhang, -1 een perfecte negatieve correlatie. 0 betekend dat alle variabelen perfect onafhankelijk zijn. 0.00 – 0.30 nauwelijks of geen correlatie 0.30 – 0.50 lage of zwakke correlatie 0.50 – 0.70 middelmatige correlatie 0.70 – 0.90 hoge of sterke correlatie 0.90 – 1.00 zeer hoge of zeer sterke correlatie De correlatiecoëfficiënt geeft de mate van lineaire samenhang weer. Dus de mate waarin de punten in het spreidingsdiagram op een rechte lijn liggen. Bij R=-1 liggen de punten precies op een dalende lijn. Bij R=+1 precies op een stijgende lijn. Voor andere vormen van samenhang, bijvoorbeeld een parabool, is de correlatiecoëfficiënt niet geschikt. Correlatie Toets Een hoge R waarde is een sterke samenhang maar wanneer is iets een sterke samenhang? R komt onder invloed van toeval tot stand, hiervoor wordt een F-waarde met een overschrijdingskans berekend. De overschrijvingskans wordt ook wel aangegevens als P- waarde of als Sig. In SPSS. De redenering is dat met een lage P-waarde dat er samenhang is en dat de hypothese voor samenhang moet worden aanvaard. Als criterium voor onwaarschijnlijkheid is 0,05 (Sig.) Probleemstelling en conclusie bij correlatieanalyse Als de overschrijdingskans kleiner is of gelijk aan 0,05 dan is de conclusie: - R wijkt significant af van 0 - R is significant - Er is significante samenhang tussen X & Y Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Verzameling van primaire en secundaire data Sample = Steekproef, je neemt een steekproef van een gehele populatie. Waarom ga je voor een steekproef in je onderzoek? - Het is onmogelijk om de gehele populatie te ondervragen - Er is te weinig tijd en/of budget om de gehele populatie te ondervragen Census => het tegenovergestelde van een steekproef, Census staat voor de gehele populatie. Sample / Steekproef Target Population / Onderzoeks doelgroep Populatie / Census De geselecteerde steekproef moet uiteraard gerelateerd zijn aan de te onderzoeken populatie. Verschillende Sampling technieken - Kanssteekproef - Niet-kanssteekproef Kanssteekproef Elk element (persoon, unit, case) uit de populatie heft een bepaalde bekende kans om geselecteerd te worden voor de steekproef. Niet-kanssteekproef De kans om getrokken te worden is onbekend. De calculatie hiervan is onmogelijk. Bij een kanssteekproef zijn er 4 stappen: - Identificeren van een geschikte steekproefgrootte op basis van de onderzoeksvraag en doelstellingen. - Vinden/bepalen van geschikte steekproefgrootte - Correcte steekproef techniek selecteren - Controleren of de steekproef representatief is ten opzichte van de populatie Bij een populatie van onder de 50 is een steekproef afgeraden. In dit geval kan je beter de gehele populatie onderzoeken. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Het gebruiken van secundaire data Onder secundaire data verstaan we het gebruiken en analyseren van data die eerder voor een ander onderzoek of doel is verzameld. Deze data kan verzameld worden om extra, nieuwe, andere kennis te verkrijgen. Secundaire data is breder dan enkel data van eerdere studies; - Onderzoeksrapporten - Databases (CBS, KVK) - Boeken - Vakbladen - Beleidsstukken - Wetenschappelijke literatuur - Jaarverslagen Secundaire data kan worden opgedeeld in: - Ruwe data => data waarbij weinig tot geen verwerking heeft plaatsgevonden - Gecompileerde data => data die verwerkt is, bijv. door een vorm van selectie of samenvatting. Voor beide type data heb je een gestructureerde en ongestructureerde variant. Grote, complex in samenhang zowel gestructureerd als ongestructureerde data noemen we big data. Het verzamelen van (primaire) data middels enquêtes Voor het optimaliseren van de betrouwbaarheid en de validiteit van de te verkrijgen data is het belangrijk om te kijken naar: - Goed ontworpen vragenlijsten - Duidelijk en aantrekkelijk ontwerp - Heldere uitleg over het doel van het onderzoek - Pilot-testing - Goede planning ten aanzien van verspreiding van enquêtes als ook het ontvangen van de reacties hierop. Enquêtes kun je het beste inzetten voor beschrijvend en verklarend onderzoek. Voorafgaand aan het verspreiden van een enquête moet je alle literatuur betreffende het onderzoek zorgvuldig hebben doorgenomen en je ideeën bespreken met je begeleider/collega’s. Coderen van resultaten Voorafgaand aan het analyseren van de data moeten er coderingen aan de resultaten gegeven worden. Zo blijft de data gestructureerd en makkelijk te verwerken en analyseren. Het opzetten/ontwerpen van de enquête Het verloop – flow of questions – is erg belangrijk bij een enquête. Om de flow te verbeteren kan je zogenaamde filtervragen toepassen. Een voorbeeld hiervan is: - Vraag 7 (Indien niet van toepassing, ga naar vraag X) De lengte van een enquête is irrelevant, hier moet je niet op focussen. Maak de enquête dan ook niet langer dan nodig. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Blok vier – Introductie kwalitatief onderzoek Tot op heden hebben we vooral gekeken naar deductief onderzoek. Deductief onderzoek is het type onderzoek dat zich bezighoudt met het toetsen van een wetenschappelijke theorie. Dit onderzoek wil de causale verbanden vaststellen tussen de variabelen. Wat is het effect van X op Y? Vertrek punt is eerder wetenschappelijk onderzoek waaruit we ideeën hebben en hierdoor hypothesen kunnen toetsen. Met de uitkomsten van dit onderzoek kunnen de theorieën verder ontwikkeld worden. De gebruikte technieken in deze deductieve onderzoeken zijn veelal kwantitatief. Voor inductief onderzoek is er een andere uitgangspositie. Niet eerder onderzoek, geen theorie maar de empirische realiteit vormt het vertrekpunt. Je moet als onderzoek “het veld in” om zelf systematisch waar te nemen hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Door naar deze werkelijkheid te kijken kan met via logische inductie theorie ontwikkelen over het hoe en waarom de werkelijkheid zo werkt. Met deze inzichten kun je vervolgens hypothesen formuleren, toetsen en onderbouwen. Deductief => Theorie naar Hypothesen = Verklarend Inductief => Empirische realiteit naar Hypothesen = Verkennend Kan inductief onderzoek toegepast worden op kwantitatieve data? Bij deductief onderzoek is het de bedoeling om verbanden vast te stellen door middel van hypothesen toetsing. Hiervoor is belangrijk: - Onafhankelijkheid onderzoeker - Generaliseerbaarheid van de bevindingen - Controle over omstandigheden onderzoek - Operationalisatie kernconcepten - Inzichtelijk maken verbanden d.m.v. statistische analyse Bij inductief onderzoek zijn de punten lastig. Bijvoorbeeld de onafhankelijkheid van de onderzoeker. Dit is lastig omdat je bij kwalitatief onderzoek een nauwe band ontwikkeld met de empirische realiteit. Ook is de operationaliseerbaarheid niet mogelijk omdat er geen eerder onderzoek als vertrekpunt is. Voorbeelden van kwalitatieve strategieën: - Case Study - Critical Incident techniek - Grounded Theorie Method Wat is een casus? Een casus is het vaststellen van een onderzoekseenheid, vaak is dit een organisatie of en onderdeel hiervan. Ook andere eenheden als een individu, programma, contract, proces of organisatieverandering kunnen een casus zijn. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Mogelijkheden Case Study ten opzichte van kwantitatief onderzoek Met een Case Study is het mogelijk om diepgaande inzichten te verkrijgen in de complexe relaties tussen het te onderzoeken fenomeen en de variabelen in zijn context. Inzicht in zeer complexe situaties zijn met een survey of enquête niet te behalen. Drie benaderingen voor het gebruik van een Case Study: - Exploratief genereren van hypotheses in de positivistische traditie, dit is enkel voor de 1e fase in het onderzoek, verkennen en ontwikkelen van hypothesen. - Toetsing van proposities in positivistische traditie. Case Study om hypothesen of proposities te toetsen middels analytische generalisatie. - Verklarend onderzoek vanuit interpretatieve holistische benadering. Het zoeken naar regels die sociaal gedrag structureren, rekening houdend met historische, economische, sociale en organisatorische context. Verschillende soorten casussen: - Single Case & Multiple Case Voor Single Case zijn er de volgende toepassingen: - Critical Case - Extreme of Unieke Case - Representatieve Case - Onthullende Case - Lange termijn Case Voor Multiple Case zijn er de volgende toepassingen: - Naast alle andere toepassingen: - Replicatielogica - Niet statistisch generaliseren o.b.v. een representatieve steekproef uit een onderzoekspopulatie maar analytisch generaliseren, vergelijkbaar met een experiment. - “het selecteren van casussen om te kijken of bevindingen uit eerder case study onderzoek kunnen worden gerepliceerd of verfijnd/uitgebreid” Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Replicatielogica Replicatielogica in multiple case studies, twee vormen: - Literal replication: “cases worden geselecteerd met als uitgangspunt dat die tot vergelijkbare bevindingen zouden moeten leiden”  replicatie maakt theorie robuuster - Theoretical replication: “cases worden geselecteerd met als uitgangspunt dat die tot contrasterende bevindingen zouden moeten leiden, maar om door de onderzoeker vooraf voorziene redenen”  replicatie kan theorie verder uitbreiden of verfijnen Gevaren voor betrouwbaarheid en validiteit - Herhaalbaarheid van case study onderzoek is zeer beperkt, zo niet onmogelijk! (Betrouwbaarheid) - De interne validiteit is beperkt, want het is moeilijk de (invloed van) verschillende onafhankelijke variabelen met zekerheid vast te stellen (vanwege rijkheid en beperkt aantal observaties) - Generalisatie (externe validiteit) van bevindingen is niet mogelijk vanwege kleine aantal onderzoekseenheden, maar generaliseren is dan ook vaak niet het doel van dit type onderzoek (rol in empirische cyclus) - Construct validiteit is afhankelijk van ontwerp dataverzameling, wat moet de onderzoeker doen? - Betrouwbaarheid is gebaat bij hoge mate van contextueel begrip dat de onderzoeker kan verkrijgen, iets dan ontbreekt bij bijvoorbeeld surveyonderzoek of experimenteel onderzoek Betrouwbaarheid en validiteit optimaliseren Internal validity External validity - Research framework derived from literature - Cross-case analysis - Pattern matching - Case study selection - Theory triangulation - Details on case study context Construct validity Reliability - Data triangulation - Case study protocol - Review of transcripts and draft by peers/key - Case study database informants - Organization’s name and details - Check for circumstances - Explanation of data analysis Triangulatie Versterkt primair construct validiteit of interne validiteit, maar kan ook “bias” voorkomen (betrouwbaarheid). Je krijgt alleen het “ware plaatje” door meerdere metingen, meerdere meetinstrumente n of meerdere niveaus van analyse Interviews Vier typen van triangulatie (Denzin, 1978): Observaties Data: variatie in tijdsperioden en middelen. Onderzoeker: variatie in onderzoekers / reviewers die onafhankelijk data verzamelen en analyseren. Documenten Methode: variatie in gebruikte meetinstrumenten / research designs. Theorie: variatie in theorieën van waaruit het verschijnsel wordt geïnterpreteerd. Verantwoorden methodologische keuzes kwalitatief onderzoek Interpretatie van de casus “Een kwalitatief onderzoek moet concrete maatregelen benoemen en omschrijven die in het uitgevoerde onderzoek zijn genomen, in het kader van de bekende criteria. Dit kunnen heel specifieke maatregelen zijn, die er op zijn gericht om speciaal voor dat specifieke Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 onderzoek een bepaalde vorm van validiteit of de betrouwbaarheid te waarborgen. Die maatregelen zijn dus niet altijd 1-op-1 ook in een ander kwalitatief onderzoek bruikbaar Wat is de voornaamste reden dat interne validiteit en construct validiteit waarborgen in kwalitatief onderzoek belangrijker is dan het waarborgen van de externe validiteit? De verschillende vormen van validiteit hangen met elkaar samen. In case study onderzoek betekent dit dat om intern en construct valide resultaten te bereiken, je sowieso al goed moet nadenken over welke casussen je selecteert en bestudeert en waarom je dat doet (vanuit het oogpunt van interne en construct validiteit). Doet men dit goed, dan is daarmee ook externe validiteit in voldoende mate gewaarborgd en is het duidelijk binnen welke context en voor welk onderzoeksprobleem de resultaten gegeneraliseerd kunnen worden. Wat heeft voor Gibbert & Ruigrok (2010) de voorkeur als het de inhoud van een methodologiehoofdstuk van kwalitatief onderzoek betreft De aard van kwalitatief onderzoek is heel anders dan die van kwantitatief onderzoek. Dit maakt dat een strak omschreven en van tevoren opgesteld methodologisch plan voor kwalitatief onderzoek nog zo goed kan zijn, maar dat het in werkelijkheid uiteindelijk vaak toch net wat anders loopt dan verwacht. Een kwalitatief onderzoeker ziet zich dan geconfronteerd met problemen die zich pas tijdens de dataverzameling aandienen en moet daarom gaandeweg afwegingen maken over hoe de kwaliteit gewaarborgd kan blijven ondanks die problemen. Om die reden is een goed methodologiehoofdstuk uiteindelijk pas achteraf te schrijven of af te maken. Zo’n hoofdstuk beschrijft bij voorkeur op een transparante wijze het proces zoals dat is verlopen en heeft dus niet alleen oog voor de vooraf gemaakte keuzes, maar ook voor de tijdens het onderzoek gedane bijstellingen. Methoden voor kwalitatieve data verzameling Secundaire en Primaire data Primaire data is het oorspronkelijke bewijs van gebeurtenissen, objecten, personen of uitgevoerd werk. Bijvoorbeeld: - Onderzoeksresultaten - Statistische gegevens - Ooggetuigenverslagen - Enquêtes en interviews - Juridische documenten Primaire bronnen bevatten informatie die nog niet samengevat, geanalyseerd of geïnterpreteerd is. Secundaire data interpreteert, analyseert en verklaard primaire bronnen Het is verzameld voor een ander oorspronkelijk doel. Er zijn verschillende type secundaire data: - Ruwe data - Gecompileerde data - Gestructureerde data - Ongestructureerde data Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 - Big data Voordelen secundaire data Het gebruik van secundaire data heeft verschillende voordelen, zo is het tijd en kostenbesparend. Deze bespaarde tijd kan vervolgens gebruikt worden in het uitgebreid analyseren van de data. Doordat de data reeds is verzameld is het gebruik ervan onopvallend, dit kan met name in gevoelige situaties een voordeel zijn. Lange termijn onderzoeken zijn wellicht haalbaar met secundaire data. Je kan verschillende data over lange termijn vergelijken. Belangrijk punt hierbij is wel dat de data alsook de methodes die zijn gebruikt om het te verkrijgen zich lenen om vergeleken te worden. Het geven van context. Je kan je eigen bevindingen vergelijken met eerdere data om zo je eigen data in context te plaatsen. Het gebruiken van secundaire data kan voor onverwachte bevindingen zorgen en leiden tot nieuwe inzichten. Openlijkheid van de data zorgt ervoor dat het voor veel mensen beschikbaar is en daardoor ook veelvuldig kritisch bekeken is. Nadelen secundaire data De data is verzameld voor een doeleinde dat niet matched met hetgeen wat je nodig hebt. Toegang kan kostbaar en moeilijk zijn. Samenvoegingen van data en de definities van de data blijken onbruikbaar Geen controle over de kwaliteit van de data. Er moet altijd kritisch gekeken worden naar de kwaliteit van de data. Het oorspronkelijke doel van de data (verzameling) kan invloed hebben op de manier waarop het gepresenteerd wordt. Observatie Je hebt drie verschillende soorten van observatie: - Participant observatie - Gestructureerde observatie - Internet mediated observatie Participant observatie is kwalitatief en heeft de nadruk op het achterhalen van de bedoelingen die mensen hechten aan hun handelen en sociale interacties. Gestructureerde observatie is kwantitatief en is meer gericht op de frequentie van bepaalde acties (wat i.p.v. het waarom) Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Internet mediaded observatie is het verkrijgen van data via online communities. In plaats van traditioneel observeren, praten/zien/ bij-zijn, naar textueel/digitaal/virtueel. Onderzoeker kan puur observeren alsook participeren. Als onderzoeker kan je vier rollen aannemen zoals beschreven door Gold (1958); - Complete deelnemer - Deelnemen als observeerder - Observeren als deelnemer Mate van deelneming - Complete observeerder Methodologische problemen van de kwaliteit van observatie data. 4 mogelijke problemen: - Observer Error, het gebrek aan begrijpen van de situatie of het over familiar zijn met de setting die je aan het onderzoeken bent kan leiden tot onbedoeld mis interpreteren van hetgeen dat er gebeurt - Observer Drift, als je door over familiariteit en het lang onderzoeken van vergelijkbare situaties onbedoeld een andere interpretatie eropna houd. - Observer Bias, dit is de neiging van de onderzoeker om zijn of haar eigen subjectieve zicht op een bepaalde setting gebruikt om settings te interpreteren. - Observer Effect, door simpelweg alleen al aanwezig te.zijn als observeerder kan je al invloed hebben op het gedrag van de personen die je wilt observeren. Interviews Er zijn drie verschillende soorten interviews: - Semi Gestructureerd Interview - Diepte-Interview (ongestructureerd) o Dialogic Interview o Contingent Interview Semigestructureerd Interview Hierbij maak je gebruik van een lijst met thema’s, wat key vragen ter begeleiding van het interview. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Diepte-Interview Diepte-interviews zijn ongestructureerd en informeel. Je maakt daarom ook geen gebruik van thema lijsten of vooropgestelde vragen. In plaats van data omtrent de thema’s die je wilt onderzoeken zoals bij een semigestructureerd interview ben je nu vooral benieuwd naar de thema’s en data hiervan die uit de participanten komen. Alhoewel je geen lijst met vragen hebt moet je wel enige kennis en ideeën hebben van het onderwerp dat je wilt onderzoeken. Dialogic Interview (discussie) Het doel van dit type interview is om de discussie met de geïnterviewde op gang te brengen en hiermee de vooringenomen ideeën en geloven te evalueren. Convergent interview (Focusgroep) Dit is een manier om interviews af te nemen, beginnend met de geïnterviewde vrijuit te laten praten over het onderwerp en hierbij vrij weinig vragen te stellen. Een latere fase is het stellen van kritische vragen deze vragen gebruik je om een theorie te testen of om een verklaring te kunnen maken. Data kwaliteitsproblemen bij semigestructureerde/ diepte-interviews Interviewer Bias: Vertekening in de beantwoording door het gedrag van de ondervrager maar ook onnauwkeurige vastleggen van het antwoord. Interviewee Bias: Invloed van respondent op de data. Bijvoorbeeld het niet eerlijk beantwoorden of niet willen beantwoorden van bepaalde vragen. Participation Bias: De hoeveelheid tijd die nodig is kan bijvoorbeeld invloed hebben op de correctheid van de antwoorden, maar ook grote cultuurverschillen kunnen hier een rol spelen. Do’s & Don’t voor het transcriberen en het doen van interviews Silvermann: - Vergeet wat je al weet van de geïnterviewde, start blanco en kijk naar hoe ze zich profileren gedurende het interview - Voorkom lijn voor lijn interpretatie van hetgeen dat er gezegd is maar kijk naar hoe en naar bepaalde uitspraken is gekomen - Stel hoe en wat vragen - Focus niet enkel op naar het lijkt belangrijke onderwerpen maar kijk ook naar het “normale”, dit is net zo belangrijk. Saunders: - Voorkom Bias - Bereid jezelf goed voor, weet wat je wilt gaan onderzoeken en zorg voor voldoende kennis omtrent het onderwerp - Bereid thema’s voor en deel deze op voorhand met de geïnterviewde - Goede locatie, gepast gekleed - Stel verschillende soorten vragen wanneer nodig - Vat samen wanneer nodig Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Kwalitatieve data-analyse Verschillende hulpmiddelen voor het analyseren van kwalitatieve data Interim en progressie samenvattingen Je schrijft na ieder interview een kleine samenvatting met een aantal punten; wat je tot nu toe hebt gevonden, hoeveel vertrouwen je hebt in je bevindingen en verklaringen tot nu toe, wat je moet doem om de kwaliteit van je data te verbeteren of om eventuele andere verklaringen te vinden. Transcript samenvattingen Na het maken van je notities of transcripties schrijf je een kleine samenvatting met key points met wat je tot nu toe hebt ontdekt. Deze kleine samenvattingen zijn gemakkelijker te lezen en zo kan je sneller eventuele relaties eruit opmaken. Document samenvattingen Als je gebruik maakt van verschillende documenten is het verstandig om een samenvatting van al deze documenten te maken. Dit doe je om twee redenen: - Een samenvatting in bulletpoints van het document, deze punten kunnen gebruikt worden in je data set. - Je kan deze samenvatting gebruiken om te onderbouwen welke documenten je gebruikt, wat het doel is, hoe het gerelateerd is tot je onderzoek en waarom het belangrijk is. Zo kun je snel je documenten terug vinden. Self memo’s Met een memo kan je op elk moment een idee opschrijven wanneer deze in je opkomt, zo voorkom je dat je iets vergeet. Research Notebook Vergelijkbaar met de memo’s maar uitgebreider. Je houdt een “notitieboek” bij met je ideeën en bevindingen, intenties ten aanzien van het onderzoek en reflecties. Dit doe je op chronologische volgorde. Reflective Journal/Diary Het wordt aangeraden om een reflectie dagboek bij te houden gedurende je onderzoek. Hierin neem je al je leermomenten, ervaringen gedurende het onderzoek mee. Hoe je dit verder in je onderzoek gaat toepassen en wat nog de verbeterpunten zijn. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Coderen & Analyseren Voor het analyseren en daarbij ook coderen van kwalitatieve data kun je verschillende soorten analyses hanteren: - Thematic Analysis - Template Analysis - Explanation Building and Testing o Analytic Induction o Deductive Explanation Building o Pattern Matching - Grounded Theorie Method Thematic Analysis De Thematische analyse bestaat uit vier onderdelen; - Bekend raken met je data - Coderen van je data - Zoeken naar thema’s en het herkennen van verbanden en relaties - Herzien en verfijnen van thema’s en testen van proposities Een Code is een enkel woord of een korte zin (welke ook nog afgekort kan worden). Dit wordt gebruikt voor het labellen van elke data unit binnen een data item zoals bijvoorbeeld een transcript. Je geeft met het coderen een “code” aan deze data welke samenvat en de betekenis van deze data unit symboliseert Een data unit kan bestaan uit; een aantal woorden, een aantal zinnen, een paragraaf en zelf een afbeelding. Soms kunnen verschillende data units overlappen en kunnen meerdere codes gebruikt worden. Als een nieuw stuk tekst of andere data unit een zelfde betekenis heeft dan geef je eenzelfde code aan deze data unit. Codes kunnen zijn: - Actuele termen die respondenten gebruiken, In Vivo - Labels die je zelf ontwikkeld a.d.h.v. je data - Codes afgeleid uit de literatuur, A Priori De keuze die je maakt is afhankelijk van de wijze waarop je je onderzoek doet. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Met het coderen kan je gemakkelijk verschillende data units linken aan elkaar, data units die refereren aan dezelfde betekenis maar ook aan eventuele codes die je in contrast wilt zetten of met elkaar wilt vergelijken. Afhankelijk van je onderzoek en soort data, kan het nuttig zijn om wat context te coderen, zo kan je ook grotere stukken tekst als een paragraaf coderen. De manier van coderen is afhankelijk van je onderzoeksvragen en doelstellingen. Template Analysis Een template analysis is iets verschillende ten opzichte van de thematische analyse. In plaats van de gehele tekst of transcripten te coderen voordat je thema’s gaat zoeken, codeer je bij Template analysis een klein portie van de data waarna je een eerst code structuur en bijbehorende thema’s ontwikkeld op basis van representativiteit en heterogeniteit. Deze opzet is de Coding Template en deze staat centraal in de template analysis. De gehele procedure bestaat uit zes stappen; 1. Data familiarisation 4. Production Initial Template 2. Preliminary Coding 5. Development of Template 3. Clustering Coding 6. Application of final Template Je kan bij template analysis zowel In vivo als A priori coderen. Een template kan herbekeken worden bij een van de vijf volgende mogelijkheden; 1. Implementatie van een nieuwe code wanneer een belangrijk onderwerp is ontdekt waar nog geen code voor is. 2. Verwijderen van code voor verbetering template 3. Samenvoegen van twee codes die oorspronkelijk apart bedoeld waren 4. Het aanpassen van de rangschikking van de codes 5. Veranderen van de scope van een code of thema. Explanation Building & Testing Analytic Induction Analytic induction is de inductieve versie van explanation testing. Een hoofdeigenschap van deze techniek is dat het een opbouwende benadering heeft om een theorie of verklaring te bouwen testen. Inductief: Data -> Theorie (Verkennend) De definitie van analytische inductie; een intensief onderzoek van strategisch geselecteerde cases om op empirische wijze de oorzaak van een bepaald fenomeen te verklaren. Het benadrukt de cyclus van het ontwikkelen en testen van proposities die inductief zijn gegrond in de data van de participanten. Dit in tegenstelling tot het deductief testen van een bestaande theorie. Procedure: Data moet worden verkregen via een initieel verkennend onderzoek. Meestal via interviews of observaties. Deze data wordt geanalyseerd, gecodeerd en opgedeeld in thema’s. Vanuit deze data wordt een initiële propositie ontwikkeld welke bepaalde fenomenen uit de data verklaard. Deze data wordt getest middels een 2e case studie. Hierna Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 moet er worden gekeken of de propositie moet worden bijgesteld of verder worden gedefinieerd. Deductive Explanation Building Deze variant is de deductieve variant van explanation building. Deductief: Theorie toetsing a.d.h.v. data Met deductieve explanation building prober je verklaring te krijgen door het testen van een vooraf bepaalde propositie (theoretische). Ook in dit proces worden bepaalde stappen gevolgd: 1. Bedenk een op theorie gebaseerde propositie die je wilt testen 2. Voer initiële dataverzameling uit 3. Indien nodig wijzig de propositie a.d.h.v. de verkregen data 4. Voer nog een casestudie uit 5. Verfijn propositie indien nodig 6. Herhaal tot verklaring is bereikt Pattern Matching Pattern matching houdt in het voorspellen van een bepaald patroon aan de hand van theoretische proposities. Wanneer je deze methode gebruikt moet je een conceptueel of analytisch framework ontwikkelen waarna je dit framework deductief gaat testen als een methode om je theorie te testen. Aks de data matcht met het framework heb je je verklaring. Grounded Theorie Method Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 De Grounded Theory Approach is een kwalitatieve onderzoeksmethode waarmee onderzoekers een theorie ontwikkelen over een bepaald onderwerp of een verzameling gerelateerde onderwerpen. Dit doen ze op basis van systematisch verzamelde en geanalyseerde gegevens. De gegevens die het fundament voor de theorie vormen, kunnen eigen waarnemingen zijn, maar ook uitspraken van anderen in interviews, of feiten uit de literatuur. De Grounded Theory-methode is vooral in het begin van een onderzoek inductief. Dit betekent dat de onder- zoeker uit het geheel van de verzamelde gegevens algemene regels afleidt (theorie vormt). In andere bewoordingen: je komt tot een algemene regel (generalisatie) op grond van een aantal specifieke waarnemingen. De grounded theory is iteratief. De onderzoeker gaat voortdurend heen en weer tussen dataverzameling en analyse om zodoende stukje bij beetje een scherper beeld te krijgen van wat hij bestudeert. Verschillende stappen in het coderen Open Coderen Bij het open coderen ken je labels toe aan stukjes tekst om aan te geven waar het over gaat. Een fragment kan meerdere codes krijgen, bijvoorbeeld per thema of trefwoord. Na het coderen van één of twee transcripten is het verstandig om te evalueren, eventueel de code structuur iets aan te passen alvorens verder te gaan. Axiaal Coderen Bij axiaal coderen vergelijk je fragmenten van dezelfde code op verschillen en overeenkomsten. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten? Doordat je de data begint te kennen kan het zijn dat je codering van fase één moet worden bijgesteld. Nieuwe codes, splitsen of samenvoegen. Het is immers een iteratief proces. Selectief Coderen De gevonden concepten worden uitgewerkt tot een theorie. Aan de hand van de vergelijkingen wordt de samenhang tussen codes geanalyseerd. Ook kunnen de relaties worden aangeduid op basis van de frequentie van voorkomen. Open Coderen -> Axiaal Coderen -> Selectief Coderen -> Gefundeerde Theorie Data --------------------------------- > Theorie = Inductief Het gebruik van CAQDAS Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Interne validiteit Functies zoals hyperlinking, mapping, searching en interrogating maken het mogelijk dat u patronen kunt zoeken en identificeren in kwalitatieve data, terwijl dat zonder de software veel moeilijker is (en bij grote hoeveelheden zelfs nagenoeg onmogelijk in het tijdbestek van een afstudeeronderzoek). Met andere woorden, de interne validiteit is gebaat bij het gebruik van CAQDAS omdat verbanden tussen variabelen makkelijker te vinden zijn en met meer nauwkeurigheid kunnen worden onderzocht en vastgesteld. Construct validiteit Allerlei functies in het (her)coderen, zoeken en organiseren van data helpen de onderzoeker veel beter “te meten wat hij/zij beoogt te meten”. Systematisch analyse en interpretatie van de data is nog beter mogelijk dan voorheen. Externe validiteit De onder (a) genoemde functies helpen de onderzoeker ook in het vinden en inzichtelijk maken van overeenkomsten en verschillen tussen casussen. De software speelt zodoende een belangrijke rol in het faciliteren van cross-case analyse. Betrouwbaarheid De software biedt als het ware één grote database waarin alle verzamelde data wordt vastgelegd, waarin bovendien de data-analyse wordt uitgevoerd en vastgelegd, en waarin het ook mogelijk is om keuzes tijdens de data-analyse vast te leggen in memo’s, opmerkingen, notities, enz. Met andere woorden, met deze software nemen de herhaalbaarheid en transparantie van de analyses enorm toe. Rapportage en reflectie Opbouw van een onderzoeksrapport bij een MSc. Scriptie. - Voorwoord (niet verplicht) - Inleiding o Aanleiding en probleemstelling o Methode van onderzoek - Literatuuronderzoek - Methodologie o Methode van onderzoek o Dataverzameling o Opertationalisatie o Data-analyse o Methodologische Issues - Resultaten - Conclusies, discussie en aanbevelingen o Conclusies o Discussie o Aanbevelingen voor de praktijk o Aanbevelingen voor verder onderzoek - Literatuur - Bijlage(n) Verschillen in de inleiding bij kwalitatief en kwantitatief onderzoek Kwantitatief onderzoek Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 - Laat zien wat zo interessant is, trek direct de aandacht in de openingszinnen. - Laat zien waar het onderzoek zich op richt, wat is de focus? - Geef het belang van het onderzoek aan en voor wie het onderzoek belangrijk is. - Geef aan wat met het onderzoek wordt bereikt. - Geef precies aan waar de contributie van het onderzoek ligt (wat draagt het onderzoek bij aan de bestaande kennis?). Kwalitatief onderzoek (De criteria van Bryman en Bell (2011)), - Waar gaat het over, waar ligt de focus? Plaats het onderzoek binnen een bredere context. Geef aan welke groep onderzocht wordt. Dus: hoofdthema. - Research focus. - Laat beperkingen van bestaande literatuur zien, en vervolgens hoe het onderzoek hierop inspeelt en hoe het met een nieuwe aanpak nieuwe inzichten kan produceren. - Laat zien hoe deze inzichten afwijken van wat men altijd dacht. Welke verschillen en overeenkomsten zijn er? De overeenkomsten zijn groter dan de verschillen. In beide soorten van onderzoek moet de introductie heel duidelijk de relevantie en de focus aangeven. Wat is het belang van het onderzoek, welke nieuwe kennis wordt (waarom) gezocht? Om toch een verschil te noemen, het lijkt erop dat kwalitatief onderzoek nog wat meer het debat opzoekt, zich nog meer afzet tegen de gevestigde orde. Kwantitatief onderzoek is vooral gericht op het toetsen van hypothesen, terwijl kwalitatief meer geschikt is voor het vormen van hypothesen. In het laatste geval kun je minder goed bouwen op de reeds bestaande kennis, heeft het onderzoek vaak een meer exploratief (verkennend) karakter. De drie C’s De drie C’s zijn een ezelsbruggetje voor de goede raad om in uw rapportage over de methoden en resultaten van onderzoek te streven naar volledigheid (Completeness), helderheid (Clarity) en geloofwaardigheid (Credibility). Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Richtlijnen voor de gebruikelijke aanwijzingen in een scriptie Gebruikelijke aanwijzingen die aan het management worden gegeven, zijn van de volgende vorm: - ‘become more aware’ - ‘conduct training’ - ‘learn and gain additional knowledge - ‘design and structure’ - ‘change recruitment, selection or hiring procedures’. Kortom, mensen in de praktijk kunnen rekening houden met de onderzoeksresultaten door meer te weten van bepaalde feiten en verbanden en bepaalde organisatorische aanpassingen daarop te baseren. Volgens Bartunek en Rynes (2010) zijn dit nauwelijks zinvolle aanwijzingen. De gebruikelijke ‘rhetorical strategies’ zijn, te letten op c.q. gebruik te maken van: - ‘tentative language’ (‘may’ & ‘potentially’) - ‘prescriptive language’ (‘should’ & ‘must’) - ‘contingencies’ (‘depends upon’ & ‘contingent upon’) - ‘readability’ (‘word length’ & ‘sentence length’). Volgens Bartunek en Rhynes (2010) kan de relevantie van de aanbevelingen voor de praktijk aanzienlijk worden verhoogd met de volgende tips en maatregelen: - ‘link findings of individual studies to generalized principles’ - ‘link specific findings to well-established, general principles’ - ‘provide more information about the context’ * ‘link results to practice’. Ofwel, vertaald in het Nederlands: - Maak een duidelijke link tussen de bevindingen van individuele studies naar meer algemene principes. - Om bredere toepassing mogelijk te maken, wijd uit over de context, waardoor het een beter verhaal wordt, waarmee lezers zelf een interpretatie kunnen maken. - Laat zien hoe bevindingen overeenstemmen met de praktijk, of juist niet. De kennisbijdrage van een onderzoek besdiscusseren. Het belang van de ‘discussie’ blijkt uit de diverse artikelen. Ieder wetenschappelijk onderzoek is gericht op het leveren van een bijdrage aan de bestaande wetenschappelijke kennis. In de discussie vergelijkt de onderzoeker de eigen onderzoeksresultaten met de bestaande wetenschappelijke kennis (‘empirical observations’ versus ‘theoretical expectations’). De uitkomsten van deze vergelijking zijn bepalend voor de bijdrage die het onderzoek feitelijk doet aan de bestaande kennis. Ofwel, het maakt duidelijk wat de wetenschappelijke relevantie is. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 - Maak duidelijk aan welke ‘grand puzzle’ het onderzoek een bijdrage levert. Plaats het onderzoek in een bredere context. - Keer terug naar de oorspronkelijke aanleiding en probleemstelling. Op die manier zorg je dat je doet wat je belooft (een bepaalde probleemstelling onderzoeken). - Beantwoord de ‘so what’-vraag. Het onderzoek heeft tot bepaalde resultaten geleid, maar wat is de (theoretische) betekenis daarvan? - Probeer tot een synthese te komen, aggregeer de onderzoeksresultaten en maak duidelijk wat het onderzoek in de kern wil en kan zeggen. - Bespreek onverwachte resultaten, zoek naar alternatieve verklaringen. - Bouw een brug tussen de resultaten van het eigen onderzoek en de bestaande literatuur. - Kijk of het onderzoek nieuw licht laat schijnen op ‘overlooked gaps’, zijn er belangrijke tekortkomingen in de bestaande kennis gesignaleerd? - Juist de hypothesen waarvoor geen ondersteuning werd gevonden, kunnen bijdragen aan onze theoretische kennis. Beoordelen van een discussie De beoordeling wordt gedaan aan de hand van de valkuilen van Gletkancyz en Tepper (2012)  Korte samenvatting van de bevindingen  Discussie over het patroon van de bevindingen en ok van de niet-bevindingen (in het licht van de gestelde vragen)  Bespreking van het onderzoek, inclusief bedreigingen voor interne en externe validiteit  Suggesties en richting voor toekomstig onderzoek  Implicaties voor de praktijk/ het management Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Leerdoelen Blok 1  Aangeven wat onderzoek inhoudt en hoe het zich onderscheidt van andere activiteiten  aangeven wat bedrijfswetenschappelijk onderzoek inhoudt en hoe het zich onderscheidt van andere soorten van onderzoek  het onderscheid tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek uitleggen  werken met deductie en inductie als manieren om te komen tot conclusies  begrijpen wanneer deductie en inductie gebruikt worden in onderzoek  aangeven wat de vier belangrijkste methoden van bedrijfswetenschappelijk onderzoek inhouden: survey, case study, experiment en archival research  een verantwoorde keuze maken uit één van de vier belangrijkste methoden (survey, experiment, case study, archival research) voor bedrijfswetenschappelijk onderzoek bij een gegeven probleemstelling  validiteitsproblemen in onderzoek herkennen en benoemen  betrouwbaarheidsproblemen in onderzoek herkennen en benoemen  de specifieke problemen en risico’s die verbonden zijn aan wetenschappelijke integriteit en ethiek benoemen  mogelijke inbreuken op wetenschappelijke integriteit herkennen  de fasen van het onderzoeksproces reproduceren en de logica daarvan aangeven (de empirische cyclus)  de 3 basisontwerp-vragen, waarmee ieder (wetenschappelijk) onderzoek start, herkennen in onderzoekspublicaties  aangeven wat het begrip ‘wetenschappelijke relevantie’ inhoudt en wat het belang daarvan is  bronnen van wetenschappelijk relevante onderzoeksproblemen herkennen en benoemen  reflecteren op de kwaliteit van een probleemstelling, de relevantie daarvan, en de gekozen onderzoeksstrategie  in groepsverband een wetenschappelijke relevante probleemstelling uitwerken Blok 2  U leert de elektronische bibliotheek gebruiken  U kunt Endnote gebruiken  U kunt op een goede manier bronnen gebruiken bij het gebruik van werk van anderen.  U kent de regels van de American Psychological Association (APA), die wij gebruiken om naar artikelen te verwijzen.  U kunt uitleggen wat het doel van wetenschappelijk literatuuronderzoek is.  U kunt uitleggen wat wetenschappelijk literatuuronderzoek inhoudt.  U kunt zelf relevante wetenschappelijke literatuur selecteren en opzoeken.  U kunt de verschillen tussen samenvatten, analyseren en synthetiseren van wetenschappelijke literatuur uitleggen.  U kunt literatuuronderzoek verrichten om daarmee de probleemstelling, het conceptueel model en het empirisch model van een scriptie vorm te geven. Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]) lOMoARcPSD|46221758 Blok 3  aangeven waarom betrouwbaarheid en validiteit twee essentiële aspecten van onderzoekskwaliteit zijn.  de concepten ‘betrouwbaarheid’ en ‘validiteit’ (aan anderen) uitleggen.  verschillende vormen van validiteit en betrouwbaarheid onderkennen en herkennen.  de voornaamste bedreigingen voor de validiteit en betrouwbaarheid identificeren.  een betrouwbaarheidsanalyse toepassen en werken met de Cronbach’s alpha.  de verworven kennis en vaardigheden toepassen op concrete situaties.  wat factoranalyse inhoudt.  wat het verschil is tussen exploratieve en confirmatorische factoranalyse.  hoe factoranalyse, i.c.: Principale Componenten Analyse (PCA) moet worden toegepast.  hoe de uitkomsten van een factoranalyse moeten worden geïnterpreteerd.  hoe de uitkomsten van een factoranalyse ook kunnen worden gebruikt in een regressieanalyse.  heeft u inzicht in en begrip van correlatieanalyse, enkelvoudige en meervoudige regressieanalyse.  kunt u deze analyses ook toepassen en de resultaten interpreteren.  verschillen noemen tussen de primaire en secundaire dataverzameling.  een onderbouwde keuze maken voor een soort steekproef (sample).  typen data weten onderscheiden en de voor- en nadelen geven voor verdere analyse. Blok 4  begrijpen in welke situaties kwalitatief onderzoek een geschikte methode is c.q. voor welke doeleinden kwalitatief onderzoek kan worden gebruikt  begrijpen welke benaderingen van kwalitatief case study onderzoek gangbaar zijn in de managementwetenschappen  de stappen waaruit kwalitatief (case study) onderzoek bestaat beschrijven  verschillende vormen van kwalitatief case study onderzoek herkennen  maatregelen benoemen die kunnen worden genomen om de methodologische kwaliteit van kwalitatief case study onderzoek te waarborgen  kritisch reflecteren op de kwaliteit van kwalitatief case study onderzoek met behulp van bekende methodologische criteria  gegeven een onderzoeksvraag een passende kwalitatieve case study op hoofdlijnen ontwerpen  omschrijven welke methoden van dataverzameling en databronnen gebruikt kunnen worden in kwalitatief case study onderzoek  het belang uitleggen van het principe van triangulatie  benoemen hoe een wetenschappelijk interview zich onderscheid van andere populaire typen interviews  verschillende vormen van interviews, observaties, en inhoudsanalyse van elkaar onderscheiden  op hoofdlijnen een vragenlijst voor een interview ontwikkelen  de functie en het belang omschrijven van de opeenvolging van transcriptie, coderen en analyseren/interpreteren in het analyseren van kwalitatieve data  begrijpen welke vormen van coderen er bestaan en welke stapsgewijze opbouw er zit in de toepassing van coderen  verschillende manieren van kwalitatieve data analyse en hun kenmerken benoemen Gedownload door Jesse Flinsenberg ([email protected]

Use Quizgecko on...
Browser
Browser