Kennis Tentamen BLOK 1 PDF

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Document Details

MeticulousCrimson

Uploaded by MeticulousCrimson

Erasmus Universiteit Rotterdam

Serra Sinem Yiri

Tags

health social science healthcare public policy

Summary

This document is a past exam paper for a health sciences undergraduate course at Erasmus University Rotterdam. It covers topics such as healthcare provision, historical influences on healthcare, cost benefits, and rationale behind policies related to healthcare.

Full Transcript

lOMoARcPSD|30896871 Kennis tentamen BLOK 1 Kennis blok 1 gezondheidswetenschappen (Erasmus Universiteit Rotterdam) Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Kennis blok 1 1.1...

lOMoARcPSD|30896871 Kennis tentamen BLOK 1 Kennis blok 1 gezondheidswetenschappen (Erasmus Universiteit Rotterdam) Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Kennis blok 1 1.1 – 1.4 Kennisclip 1.4 A Solidariteit in de zorg= voor iedereen goede kwaliteit van de zorg. Iedereen betaalt daar aan mee. Gezondheidszorg = collectieve voorziening, financiering via verplichte premies Uitgave gezondheidszorg, definitie vws: alleen collectief gefinancierde uitgaven aan gezondheidszorg. Rekening houden met stijging in de welvaart  zorgquote= zorguitgaven als % van BPP Kennisclip 1.4 B Oorzaken stijgende zorguitgaven:  Stijging van de welvaart  Nieuwe technologie  Vergrijzing  Meer chronische ziekten (HIV/AIDS)  Prijsgevoelige vraag door grotendeels collectieve financiering. Eigen risico blijft gelijk terwijl de prijzen van de zorg stijgen. Kostenziekte van Baumol= meer handen nodig, minder vervanging door apparaten in de zorg. De reële arbeidskosten per dienst in de zorg is met 0,9% gestegen, terwijl die van de marktsector met 0,3% zijn gedaald. Gevolgen uitgavestijging:  Hogere verplichte zorgpremies  toename collectieve lasten  Groter beroep op solidariteit. Kennisclip 1.4 C minder zorg collectief financieren  kleiner basispakket  meer private financiering Indirecte beleidsopties om uitgaven te beheersen:  Gereguleerde concurrentie  Innovatieve bekostigingsmethoden  Hoofdlijnen akkoord PROBLEEM: iedereen wil de lonen in de zorg omhoog, maar niemand wil daarvoor betalen Economisch rationeel kiezen door afweging kosten en baten. Oppurtuniteitskosten= gemiste opbrengsten van het niet gekozen alternatief. 2.2 – 2.4 – 2.5 – 2.6 Biogeneeskunde verdrag= een verdrag die is opgesteld bij een conventie. Nederland is deel van de conventie, maar heeft het verdrag niet ondertekend. Samenvatting zorg en staat: De tekst gaat over hoe de maatschappij zich ontwikkelde vanaf 1800. Eerst leefde iedereen op het land en werkte iedereen daar goedkoop. Toen begon het stadsleven meer op te komen en de industriële revolutie. Er was weinig werk meer op het land doordat dingen vervangen konden worden door machines. Mensen trokken daardoor naar de stad toe waar het overbevolkt werd. Alleen de rijken konden in herenhuizen wonen. De rest woonde in een kelder of op een zolder. Het leven van de armen speelde zich grotendeels af op straat. Toen kwam de Cholera uitbraak; de rijke verweten de armen daarvoor door de slechte hygiëne. Sommige geloofden dat het een complot was om de armen mensen uit te roeien. Medici en stadbeambten gingen de oorzaak van de uitbraak onderzoeken en kwamen tot het idee dat het de uitbraak een gevolg was van de stedelijke vervuiling (uitwerpselen van mensen en dieren want er waren geen toiletten bijvoorbeeld). Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Ook kwamen er steeds meer gewelddadige rellen en opstanden tegen de rijken. Aan het einde van de eeuw was het proletariaat beter geregeld en waren het meer stakingen die de stedelijke orde minder ontwrichtte. Alles werd eerst op de individu de schuld gegeven; rellen, misdaad, overvallen, stank, afval, slechte hygiëne. Al deze individuele handelingen brachten het collectieve in gevaar. Toen de politie in het spel kwam, werd de orde meer gehandhaafd, niet alleen voor de armen maar ook de rijken. “In de negentiende-eeuwse, stedelijke, collectieve arrangementen spelen dus twee begrippen een sleutelrol: het idee van politie, en het idee van een netwerk.” Kennisclips ‘verdragen’ Bilateraal verdrag= verdrag tussen 2 landen Multilateraal verdrag= verdrag tussen meer dan 2 landen  Volkenrechtelijke verdragen  VN-mensenrechtenverdragen  Raad van Europa – mensenrechtenverdragen Totstandkoming verdragen 1. Eerst gaan staten onderhandelen over het onderwerp wat ze vast willen leggen. 2. Verdrag wordt ondertekend als de staten het met elkaar eens zijn. Ondertekenen betekend niet dat een verdrag bindend is voor de staat! Pas als de staat het goed heeft gekeurd (1e en 2e kamer moet hebben gekeken) dan wordt het geratificeerd. Monisme/monistisch systeem= zodra Nederland partij is bij een verdrag en dat bekend wordt gemaakt en in werking treedt. Maakt dat direct deel uit van de Nederlandse rechtsorde. Als er in staat dat het ieder kan verbinden. Dualistisch stelsel= moeten verdragsbepalingen eerst worden omgezet naar nationale wetgeving voordat het in de nationale rechtsorde van toepassing is. Verschil Europese unie en de raad van Europa Europese unie bestaat uit staatshoofden en regeringsleiders. De raad van Europa heeft geen wetgevende taak, maar stelt de algemene politieke beleidslijnen van de Europese unie vast. Object van het bestuur  inrichting en werking van het openbaar bestuur. Onderzoek voor beleid:  Kennis aanleveren voor beleidskeuzes.  Evalueren van beleid, worden doelen behaald? Onderzoek van beleid:  Hoe kunnen we de ontwikkeling van het beleid begrijpen?  Zou de wereld er ook anders uit kunnen zien? Wat kan beter? Beleid= het streven naar het bereiken van bepaalde doeleinden met bepaalde middelen.  publieke doelen, waarbij de overheid betrokken is. Politiek= de strijd om beleid tussen (verschillende) politieke partijen en/of belangroepen. Beleidsproces= het verloop van gebeurtenissen rondom (totstandkoming, beëindigen, uitvoering) van het beleid. Besturing= het geheel van spelregels rondom het beleidsproces en de manier waarop de zorg is georganiseerd. Wie mag er mcepraten? Wie is er verantwoordelijk? Welke instrumenten kunnen we inzetten? Beleidsverandering is ingewikkeld omdat:  Padafhankelijk= als er een keuze is gemaakt in het beleid is het moeilijk om daar weer van af te wijken. Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871  Incrementele versus radicale verandering o Incrementeel= komt vaker voor, beleid wordt in kleine stapjes veranderd. Voorbeeld: accijns wordt elke keer met kleine stapjes verhoogt met als doel mensen minder te laten drinken. o Radicale verandering= treedt minder op. Veranderd in 1 keer alles. Voorbeeld: verbod op alcohol.  Eerste, tweede, derde orde van verandering o Eerste orde= kleine aanpassingen in beleidsinstrumenten. Voorbeeld: verhoging accijns o Tweede orde= inzet van nieuwe/andere instrumenten. Voorbeeld: e mag na 18:00 niet meer drinken in de kroeg. o Derde orde= radicale verandering. Voorbeeld: Verbod op Gelaagdheid van beleid:  Internationale, nationale, regionale, organisatorische en praktische ‘lagen’.  Verhouding tussen macro, meso en micro. Gezondheidszorgbeleid= beleid gericht op het functioneren van de gezondheidszorg.  publieke doelen: toegankelijke, doelmatige en kwalitatief goede zorg. Belangrijkste overheidsorgaan: ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport. Anderen overheidsorganen: zorginstituut, gemeente, zorginspectie Maatschappelijke organen: zorgorganisaties, verzekeraars, patiënten. Gezondheidsbeleid= beleid gericht op het bevorderen van de volksgezondheid.  gezondheid wordt door vele factoren beïnvloed: Model van Lalonde; voeding, riolering, opleiding, gezond eten, sporten. 4 sturingsmodellen (5e is anarchie)  Staat/hiërarchie o Dominante manier van besluitvorming: top down o Dominante manier van sturen: reguleren/ wetgeven o Dominante organisatievorm: overheid als uitvoerder o Voorbeeld: National health service. Engelse zorgorganisatie waarbij alle zorgmedewerkers zijn in dienst van de overheid.  Polder/netwerk o Dominante manier van besluitvorming: gemeenschappelijk overleg o Dominante manier van sturen: consensus. Er wordt geprobeerd tussen alle partijen consensus te vormen  daarna wordt het beleid gevormd. o Dominante belsluitingsvorm: overheid verantwoordelijkheid, private uitvoerders. o Voorbeeld: Duitsland  Markt o Dominante manier van besluitvorming: competitie. elke actor maakt zelf zijn eigen beleid en dat allemaal bij elkaar leidt tot een vorm van besluitvorming. o Dominante manier van sturen: contract. Partijen gaan onderling een contract aan. o Dominante organisatievorm: private partijen. o Voorbeeld: Verenigde Staten.  Gemeenschap/zelfregulering o Dominante manier van besluitvorming: overleg o Dominante manier van sturen: richtlijn, opleiding, socialisering o Dominante organisatievorm: vereniging, lokale gemeenschap o Voorbeeld: arts Deel 1 Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 In de 19e eeuw werd zorg alleen verleend religieuze instellingen en verlichte adel. Kennis over ziekten waren beperkt en leefomstandigheden waren slecht. Waarom bemoeit de overheid zicht met gezondheid?  Economische verklaring: marktfalen. De markt zou onvoldoende in staat zijn om de gezondheid te borgen  Juridische verklaring: gezondheid is een grondrecht, daarom moet de overheid zich ermee bezighouden. Veronderstellen dat er een ‘publiek belang’ is, maar  Heel veel dingen zijn dat niet.  Gezondheid is niet overal een overheidstaak  waarom is gezondheid dan een publiek belang? Wat maakt iets een publiek belang?  Eigenaarschap; van wie is gezondheid?  Causaal verhaal; zijn er mogelijkheden gezondheid te bevorderen?  Mogelijkheid; zijn er middelen om gezondheid te bevorderen?  voor al deze condities moet er een collectief belang zijn om overheidsingrijpen te rechtvaardigen. het moet zich ontwikkelen: geschiedenis van publieke problemen. Industrialisatie= steeds meer werd arbeid nodig om machines te bedienen op geconcentreerde plekken. Urbanisatie= de steden raken vol.  de stad werd onveilig; culturele verschillen, strijd op arbeidsmarkt, misdaad, vervuilde stad. Interdependentie= wederzijdse afhankelijkheid. Segregatie= verschil; verschil tussen arm en rijk (verschillende buurten). Infectieziekten houden zich alleen niet aan buurtgrenzen. Binnen een stad is iedereen alsnog afhankelijk van elkaar. Aan de meeste infectieziekte was niks te doen  fatalistische houding. Alleen de armen gingen naar ziekenhuizen die rijken zorgden dat er artsen thuis kwamen. In de 19e eeuw ontwikkeling van statistiek  meer kennis over gezondheidsproblemen, maar vaak ongericht  hygiënistische beweging (hield zich bezig met leefomstandigheden van de arme bevolking). Contagionisme= ziekte door immoreel gedrag  gericht op isoleren van ziekte. Miamsa-theorie= ziekte door dampen  gericht op terugdringen stankbronnen. Opkomst overheidsingrijpen:  Meer kennis over de gezondheidsproblemen en oorzaken daarvan (causaal verhaal).  Interdependentie in de stad en infectieziekten (publiek belang).  Mogelijkheden voor ingrijpen (riolering). o Langzaam stads- en landelijk bestuur o Belastingheffing o Toenemen medische en technische kennis o Wetgeving eind 19e eeuw begin 20e eeuw. Gezondheid als publiek probleem is niet gegeven maar moet worden gemaakt. Economische en juridische verklaringen gaan uit dat gezondheid bij voorbaat een publiek belang is. Ontstaan van het publieke probleem gezondheid:  Toenemende interdependentie  publiek belang  Toenemende kennis  causaal verhaal  Toenemende technische en bestuurlijke mogelijkheden Deel 2 Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Het is niet meer staat v. markt. De staat bestaat niet meer uit zichzelf het is geen autonome macht, het is iets wat in verschillende verschijningsvormen kan ontstaan. De staat moet ook gezien worden als een distributie van macht, een bron waaruit macht op verschillende plekken kan worden geïntroduceerd. geschiedenis overheid en gezondheidszorg: 1848 - 1912 Overheid creëert minieme randwaarden 1854 Armenwet; lokale overheid mag behoeftigen pas helpen na falen van particulier Iniatief. GGD werd geïntroduceerd. 1865 Wetgeving Thorbecke; artensmonopolie en staatstoezicht volksgezondheid. 1904 - 1939 Falen verplichte zorgverzekering, maar groei private toegang zorg. 1912 - 1968 Groeiende toegang tot zorg, maar retoriek van liberalisme en particulier Iniatief 1941 Ziekenfondsenbesluit; 60%-70% verplicht verzekerd voor curatieve zorg 1945 Uitbreiding sociale zekerheid 1956 Primaat particulier iniatief 1964 ziekenfondswet 1968 Algemene wet bijzonder ziektekosten 1973 - 1979 Financiële crisis (einde volksverzekering) 1974 Structuurnota gezondheidszorg; hierin stond grote bezorgdheid over het functioneren van de gezondheidszorg  overheid moet ingrijpen. 1974 - 1987 Kostenbeheersing en poging tot centralisering 1977 - 1989 Politieke omslag  dominantie CDA/VVD 1987 - 2006 Terug naar decentrale organisatie zorg, onder een sterke staat en met behoud van verworven toegang. Gereguleerde marktwerking als besturingsmodel. Johan Rudolf Thorbecke= liberaal, heeft de trias politica geïntroduceerd. Heeft een liberale blauwdruk in Nederland achtergelaten. Groei politieke cultuur begin 20e eeuw Liberalen  kleine overheid, zelfredzaamheid burgers. Protestanten  ‘soevereiniteit in eigen kring’ Katholieken  subsidiariteit; regel alles op het laagste niveau wat mogelijk is (gezin, gemeente, staat) Sociaal-democraten kwamen pas na 1939. Tussen 1973 – 1989 faalde de planning van de zorg. Er kwam bureaucratisering en een cultureel verzet tegen de ‘nanny state’. Ze verzette zich tegen het idee dat professionals of de overheid kon bepalen wie ziek en niet ziek waren, wie mocht werken en wie niet en wie bepaalde functies mocht vervullen. Plan dekker:  Concurrentie tussen private verzekeraars en zorgaanbieders om gunst patiënt (markt). Wel vastleggen solidariteit  85% verplicht zorgpakket  Overheidswaarborgen voor solidariteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid.  Plan invoeren heeft 20 jaar geduurd.  Eerste poging invoeren plan was onder PvdA (Simons) o Basisverzekering naar 95%... o …Maar openstellen markt  Tweede poging D66 (Borst) o Verder op de markt… o …maar met incrementele veranderingen. Wel solidariteit en aanpakken van wachtlijsten.  VVD (Hogervorst) o Derde poging, geld nu nog steeds. Regie zorgstelsel bij private verzekeraars… o …maar universele basisverzekering. Vanaf 2012 werd er nagedacht over hoe kunnen we de markt weer temmen? Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871  Per sector zijn er afspraken gemaakt over stijging van de zorgkosten.  Verzekeraars en instelling zijn uitvoerders van de bestuursakkoorden.  Akkoorden zijn gemaakt door ministerie VWS + koepels en professionele organisaties.  markt sterk teruggedrongen. De markt kan alleen maar werken als alle andere mechanismen ervoor zorgen dat de markt kan werken – Faucolt. Kennisclip ‘grondwet’ Hoofdstuk 1= grondrecht, fundamentele onaantastbare rechtsnormen die aan een burger persoonlijke vrijheid en een menswaardig bestaan verzekeren. Het zijn publieke rechten die burgers tegen de overheid kunnen inroepen. Het zijn aanspraken en vrijheden die de burger heeft tegenover de overheid Horizontale werking= burger tegen burger of burger tegen private instelling. Non-discriminatie art. 1  iedereen wordt gelijk behandeld. Voorbeeld: een arts maakt geen onderscheid tussen patiënten. Het maakt de arts ook niet uit hoe je aan je verwondingen met gekomen. Privacy art. 10 lid. 1  voorbeeld: een huisarts vraagt eerst iemand binnen voordat hij/zij vragen stelt. Een huisarts gooit niet de spreekkamerdeur open om in de wachtkamer te vertellen wat er aan de hand is. Wat je bespreekt met de huisarts is privé. Lichamelijke integriteit art. 11  je hebt onaantastbaarheid van je lichaam, maar het kan in wetten anders geregeld zijn. Hoofdstuk 2= Bestaat uit 2 paragrafen. Paragraaf 1 gaat over de koning als persoon, hoe wordt het koningschap overgedragen. Paragraaf 2 gaat over de regering. Als er over de koning wordt gesproken in deze paragraaf gaat het over de functie van de koning. Hoofstuk 3= Staten-Generaal; bestaat uit de eerste en tweede kamer. Verenigde vergadering= als de eerste en tweede kamer met elkaar gaat vergaderen. Hoe de inrichting van de eerste en tweede kamer is. werkwijzen Staten-Generaal uitgelegd. Hoofstuk 4= Gaat over de raad van staten, maar ook over de algemene rekenkamer. Hoofdstuk 5= Wetgeving en bestuur. Regering en de Staten-Generaal gezamenlijk belast zijn met het samenstellen van wetten. Hoofdstuk 6= Rechtspraak. De rechter heeft de bevoegdheid om bepaalde zaken te berechten. Art. 120 de rechter treedt niet in beoordeling in de grondwettigheid van wetten en verdragen. Het is niet aan de rechter om te toetsen of wetten met elkaar/ de grondwet in strijd zijn. Hoofdstuk 7= Provincies en gemeentes. Hoofdstuk 8= Hierin staat de hele procedure van herziening van de grondwet beschreven. Kennisclip ‘grondrechten’ Klassieke grondrechten gaan over de vrijheden van burgers. Bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting. Ze garanderen de burger een overheidsvrije sfeer. Sociale grondrechten zijn verplichtingen die de overheid heeft t.o.v de burger. Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Grondrechten zijn niet absoluut, omdat ze soms kunnen worden beperkt Betogen mag, maar demonstreren mag niet altijd. Kennisclip ‘trias politica’ De leer van de trias politica= als alle staatsmacht in een hand of bij een kleine groep machtshebbers zou berusten dan vormt de staat een regelrechte bedreiging voor de vrijheid van burgers. Er is sprake van machtsconcentratie  leidt tot machtsmisbruik. Trias politica zorgt gaat machtsmisbruik tegen. Montesquieu denkt dat het binnen een staatsmacht beter is om onderscheid te maken tussen verschillende taken van de staat en te verdelen over verschillende organen van de staat. Elk orgaan kan maar een grensgedeelte van de staatsmacht uitoefenen om te voorkomen dat 1 orgaan alle macht naar zich toe kan trekken. Staatsmacht; 1. Wetgevende macht= betreft het stellen van algemeen voor ieder gelijke maten geldende regels. 2. Uitvoerende macht= gaat over het uitvoeren van de overheidstaak die in deze algemene regels is vastgesteld. 3. Rechtsprekende macht= wordt uitgeoefend over de beslechting van de verschillen en over de juistheid van de toepassing van het recht. In de verschillende organen mag niet tegelijkertijd dezelfde persoon zitten. Checks  houden van toezicht van het orgaan op het andere. Balances  tussen de staatsrechtelijke organen onderling is er een machtsevenwicht. Bevoegdheden worden gelijk verdeeld. Trias politcia in Nederland:  Wetgevende macht; regering + Staten-Generaal  bevoegd tot het maken van wetten. Als een koninklijk besluit een algemeen verbindend voorschrift is, dan wordt zo’n besluit een algemene maatregel van bestuur (AmvB) genoemd.  Uitvoerende macht; de regering, deze bestuurt het land (koning + ministers)  Rechtsprekende macht; opgedragen aan rechtelijke macht. Taak: beslechten van verschillen tussen algemeen verbindende regels, zoals deze zijn vastgelegd in de wet. Rechter mag geen wetten maken.  geen volledige scheiding; regering heeft een uitvoerende taak, maar ook wetgevende taak. Kennisclip ‘decentralisatie in het sociale domein’ Decentralisatie= afwijken van de centrale regels en meer kijken naar wat heeft iemand echt nodig qua zorg en wat kan iemand nog zelf, meer maatwerk (binnen gemeenten). 2.3 – 3.4  Prijsmechanisme  Prijselastische vraag  Prijselastische vraag en prijsinelastische vraag  Inkomenelasticiteit Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871  Normaal goed, noodzakelijke goed, luxe goed en inferieur goed  Kruislingse prijselasticiteit  Substituten en complementaire goederen  Marktfalen  Vraagdinductie of aanbod geïnduceerde vraag  Externe effecten  Vraagvergelijking  Aanbodvergelijking  Marktevenwicht  Financiële prikkel  Nudging Videocollege 2.2a ‘de centrale aanbodsturing is vastgelopen en wordt zo snel als verantwoord is vervangen door reguliere marktwerking’  dit zorgde voor het instellen van de zorgverzekeringswet en de maatschappelijke ondersteuning. Vrije marktwerking= omvang en de samenstelling van de productie (hoeveel goederen en welke) is zijn afhankelijk van de beslissingen van individuele consumenten en producenten. Individuele consumenten hebben betalingsbereidheid, producenten zijn bereid die goederen en diensten aan te bieden. Evenwichtsprijs= als vraag en aanbod in evenwicht komen. Prijsmechanisme zorgt voor evenwicht; veranderingen in vraag en aanbod zorgen voor prijsverandering. Aanbodoverschot= als consumenten de prijs te hoog vinden, maar producenten meer aan kunnen bieden. Prijs hoger dan de evenwichtsprijs. Marktmechanisme: vraag Verandering in de prijs:  Verschuiving langs de vraagcurve  Verandering van de gevraagde hoeveelheid Verandering van andere factoren  Verschuiving van de vraagcurve  zelfde prijs maar meer/minder vraag  Verandering van de vraag  Meer vraag bij dezelfde prijs o Vraagcurve schuift naar rechts (buiten)  Minder vraag bij dezelfde prijs o Vraagcurve schuift naar links (binnen) Marktmechanisme: aanbod Verandering van de prijs:  Verschuiving langs de aanbodcurve  Verandering van de aangeboden hoeveelheid Verandering van andere factoren  Verschuiving van de aanbodcurve  Verandering van het aanbod  Meer aanbod bij dezelfde prijs o Aanbodcurve schuift naar rechts (buiten)  Minder aanbod bij dezelfde prijs o Aanbodcurve schuift naar links (binnen) Vraagoverschot; vraag is groter dan de aangeboden hoeveelheid  prijs stijgt. Aanbodoverschot; meer aanbod dan vraag  prijs zal dalen Onzichtbare hand; als de economie zichzelf regelt en dat er perfecte marktwerking is. prijsmechanisme zorgt ervoor dat vraag en aanbod met elkaar werken. Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 4 voorwaarden voor perfecte marktwerking: 1. Aanbieder verkopen allemaal hetzelfde product (Homogene producten). 2. Aanbieders zijn prijsnemers. Ze beschikken niet over de macht om hun prijs hoger te zetten om de winst te vergroten. Iedereen die zich daar niet aan houdt gaat de fout in. 3. Toe -en uittreding is vrij. Als je bedrijf geen succes wordt kan je heel makkelijk de markt weer verlaten. Zo voelen de bestaande mensen op de markt ook concurrentie van mensen die eventueel de markt toetreden. 4. Aanbieders en vragers beschikken over perfecte informatie (transparantie).  als hier allemaal aan is voldaan zorgt de ‘onzichtbare hand’ ervoor dat de kwaliteit hoog blijft en de prijzen laag zonder dat je daar iets voor hoeft te doen. Theorie v. praktijk: martkfalen  Marktmechanisme werkt niet altijd goed  Vrije marktwerking kan leiden tot uitkomst die vanuit maatschappelijk oogpunt suboptimaal is = marktfalen  Belangrijkste oorzaken zijn de aanwezigheid van machtsposities en het bestaan van informatieproblemen.  Overheidsingrijpen d.mv. wet- en regelgeving is dan gewenst, bij. Om een meer rechtvaardige verdeling tot stand te brengen. Videoclip 2.2b Tekortkomingen bij de vraag naar gezondheid en zorg; Marktfalen= gevaar voor publieke belangen  Toegankelijkheid  Kwaliteit  Betaalbaarheid Economisch kortzichtig en risicovol gedrag Consumptiegoed  kosten v. baten op t0 Investeringsgoed  kosten op t0 v. baten op t1  Voorbeeld gezondheidszorg: preventie, gezonde leefstijl  Vrije marktmechanisme = te weinig vraag o Marktfalen door ‘bijziendheid van consumenten’ o Kijken door ‘omgekeerde’ verrekijker Steeds meer aandacht voor maatschappelijke kosten ongezonde leefstijl  Directe kosten= uitgaven aan de gezondheidszorg  Indirecte kosten= bijv. extra ziekteverzuim. Bevorderen gezonde leefstijl door belasting op ongezonde producten, zoals accijns op alcohol en tabak. Belasting opleggen is makkelijker en efficiënter om dat te doen bij aanbieders. Belasting zal leiden tot een hogere prijs voor consumenten omdat de aanbieders de belasting moeten doorberekenen. Gezonde leefstijl bevorderen:  Financiële beloning  Nudging; vrijblijvende duwtjes in de goede richting. Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Bij bepaalde vormen van gezondheidszorg geldt; dat als je die zorg neemt dat dat ook positief kan zijn voor de rest van de samenleving voorbeeld: vaccinatie. Positieve externe effecten  onderconsumptie Informatienadeel: Voor een goed functionerende markt is het belangrijk dat vragers en aanbieders beide goed en gelijk zijn geïnformeerd. Zo niet komt er ongelijk verdeelde informatie (patiënt v. arts) Principaal-agent probleem= ongelijk verdeelde informatie.  Relatief slecht geïnformeerde partij  principaal  Relatief goed geïnformeerde partij  agent Als de doelstelling van de agent en de principaal uiteen gaan lopen is er immoreel gedrag mogelijk (moreel gevaar). Informatie in de zorg is (asymmetrisch) ongelijk verdeeld. Videoclip 2.2c Elasticiteiten= de manier waarop de vraag reageert op verandering in de prijs van het goed, een ander goed of inkomen. Indicator hoe gevoelig de vraag is. Prijselasticiteit  verandering van Qd na verandering P, als de prijs stijgt zal de gevraagde hoeveelheid afnemen. Berekenen: = (Q/P)  (P/Q)  gebruiken wanneer er informatie beschikbaar is over de hoeveelheid voor en na een bepaalde prijsverandering. En: , als Q= f(p) dan   slope is hellingshoek, deze methode gebruik je als je geen specifieke info hebt over prijsverandering of verandering van de hoeveelheid. Gebleven bij: 4:59 Als de prijselasticiteit kleiner dan -1 is, dan reageert de gevraagde hoeveelheid meer dan evenredig reageert op verandering van de prijs Bijvoorbeeld: als P stijg met 1% en de gevraagde hoeveelheid daalt met meer dan 1%, dan reageert de vraag dus sterk met de gevraagde hoeveelheid. Prijsstijging zorgt voor afname totale uitgaven want de uitkomst van P x Q wordt kleiner. Bij een inelastische vraag ligt de elasticiteit tussen 0 en 1, als P met 1% stijgt daalt Q met minder dan 1%. Prijsstijging toename totale uitgaven want P x Q wordt groter. Vaak bij goederen die je toch wel koopt ondanks dat de prijs stijgt (brood, melk, eieren ). Kruislingse prijselasticiteit  Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid x, delen door de procentuele verandering van de prijs van z. Complementaire goederen= goederen moeten in relatie met elkaar worden gebruikt (koffiemelk/koffie, geneesmiddel a/geneesmiddel b) xz < 0. Bij een prijsstijging van groep Z leidt tot minder vraag naar product Z, als je product Z minder gebruikt, gebruik je X ook minder en dus is daar ook minder vraag naar, boven de deelstreep wordt negatief. Substituten= je kan het goed vervangen. Je gaat geen koffie meer drinken maar thee. xz > 0, goed Z wordt duurder, vraag naar Z wordt minder; vraag naar X wordt meer dan ruil je goed Z voor X. Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Inkomenselasticiteit=  indicator voor hoe veranderd de gevraagde hoeveelheid als het inkomen veranderd.  verandering Qd na verandering Y (=inkomen) Normale goederen:  > 0, stijging inkomen leidt tot toename van de gevraagde hoeveelheid. Noodzakelijke goederen: 0 <  < 1, stijging van het inkomen leidt wel tot meer gevraagde hoeveelheid, maar niet evenredig. Luxe goederen:  > 1, gezondheidszorg hoort hierbij. Inferieure goederen  < 0, goederen die je nu consumeert, maar bij stijging van je inkomen zegt die hoef ik niet meer, zoals huismerk cola. 3.3 – 4.5 Videocollege "Imperfecte marktwerking in de zorg" 4 voorwaarden voor perfecte marktwerking: 1. Aanbieder verkopen allemaal hetzelfde product (Homogene producten). 2. Aanbieders zijn prijsnemers. Ze beschikken niet over de macht om hun prijs hoger te zetten om de winst te vergroten. Iedereen die zich daar niet aan houdt gaat de fout in. 3. Toe -en uittreding is vrij. Als je bedrijf geen succes wordt kan je heel makkelijk de markt weer verlaten. Zo voelen de bestaande mensen op de markt ook concurrentie van mensen die eventueel de markt toetreden. 4. Aanbieders en vragers beschikken over perfecte informatie. Externaliteit in de gezondheidzorg  niet alleen positieve effecten voor de persoon maar ook voor naasten bijvoorbeeld; vaccins, die beschermen niet alleen jou maar ook anderen. Interpersonale relatie= relatie tussen personen op gebied van gezondheid door positieve externe effecten. Positieve externe effecten hebben een grotere baat voor een hele groep dan voor een individu, de sociale baten zijn groter dan de private baten.  Soms sociale baten > private baten o Resultaat= onderconsumptie bij vrije marktwerking o Overheidsbemoeienis is dan gewenst verschillende interpersonale relaties:  Egoïstische motivatie o Persoon A denkt primair aan zichzelf. Betalingsbereid ontstaat wanneer de gezondheid van persoon B directe in relatie staat met de gezondheid van persoon A.  vaccin  Paternalistisch altruïsme o Je denkt bevoogdend. Je denkt beter te weten voor persoon B dan hij/zij zelf. Als persoon B gezonder wordt, word je daar zelf gelukkiger van. Om persoon B dus gezonder te zien. Hier heb je van tevoren als in gedachte welke vormen voor persoon B goed zijn, ook al vindt hij dat zelf wel.  stoppen met roken programma’s. Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871  Algemeen altruïsme o Als B gezonder is dan zal hij zichzelf gelukkiger voelen en dan voel je dat geluk mee. Hier ben je al tevreden als persoon B zelf kiest welke zorg hij nodig heeft zolang hij maar gelukkig is. Machtige aanbieder= hoeven niet te wachten op welke prijs de markt tot stand brengt, maar kunnen zelf de prijs bepalen; dominante aanbieders. Bijvoorbeeld farmaceutische bedrijven. Autoriteit consument & markt (ACM) houdt toezicht in de zorg op eerlijke ‘mededinging’  Uitvoering mededingingswet (Mw) o Verbod op kartels; niet onderling samenwerken als dat de concurrentie helemaal uitschakelt of verzwakt. o Verbod misbruik machtspositie; een gefuseerd ziekenhuis mag niet de prijs zo hoog maken dat het misbruik van macht is. o Concentratietoezicht; toezicht op fusies is het wel/niet toegestaan.  ACM is zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Videocollege "Voor- en nadelen van zorgverzekeringen" Vraag naar zorgverzekering  Mensen hebben afkeer voor onzekerheid en risico’s  Door een verzekering neemt de inkomenszekerheid toe  Kern = poolen van risico’s Solidariteit gezamenlijke pot om kosten te betalen van mensen die ziek worden. Verzekering van zorgkosten is (erg) scheef  ’65-plussers maken de helft van de zorgkosten’  ‘1% van alle verzekerden in Nederland maakt 25% van de zorgkosten uit de zorgverzekeringswet’ Hoe groter de afkeer van risico’s hoe groter de waarde van een verzekering hoe meer je bereid bent om maandelijks/jaarlijks aan een verzekering te betalen. Ook invloed; hoe groot is de kans en de omvang van de schade. Nadeel zorgverzekeringen ‘adverse selecetion’  Informatienadeel zorgverzekeraar t.o.v consumenten o Hoe goed/slecht is de gezondheid van iemand.  Premie gebaseerd op risicoprofiel o Gezonde mensen vinden zorgverzekering erg duur  gevolg poolen van risico’s komt onder druk te staan (=marktfalen)  Wat kan de overheid doen om averechtse selectie te voorkomen? Moreel gevaar  ex-ante (gedragseffect). Een verzekeraar kan niet goed zien welke preventie maatregelen consumenten nemen om gezond te blijven. Meer risicovol gedrag en minder preventie, omdat we toegang tot zorg hebben. Moreel gevaar  ex-post (prijseffect). Een verzekeraar kan niet goed inschatten of een behandeling medisch noodzakelijk is. het bestaan van zorgverzekering zorgt ervoor dat consumenten geen rem ervaren en dat ze eventueel meer zorg consumeren dan noodzakelijk is. Overconsumptie van zorg door afwezigheid van een elastische vraag kan door onszelf komen (vraag geïnduceerd). Of door de aanbieder (aanbod geïnduceerd). Kenneth Arrow heeft de gezondheidseconomie geïntroduceerd in de discipline economie. Ook heeft hij een artikel geschreven over moreel gevaar. Videocollege "Overheidsingrijpen op zorgmarkten & overheidsfalen" Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Dit model is voor gereguleerde marktwerking ^ Winstuitkering is verboden, omdat de overheid bang is dat ziekenhuis die winst mogen maken druk krijgen van aandeelhouders. Daardoor zou de kwaliteit van de zorg naar beneden kunnen gaan. Risico op insolvabiliteit kans om failliet te gaan de Nederlandse bank heeft eisen opgelegd aan verzekeraars over hoeveel geld zij in kas moeten hebben als buffer. Geen door de overheid beheerst systeem werkt niet, omdat de markt niet zo werkt. Vraag en aanbod kwamen niet overeen. Overheidsingrijpen kan gewenst zijn om marktfalen te voorkomen of te corrigeren, maar het kan ook leiden tot uitkomst die vanuit maatschappelijk oogpunt suboptimaal is overheidsfalen. Marktordening: zoeken naar de juiste balans  Complex beleidsvraagstuk  Voortdurende beleidsuitdaging o Marktwerking <-> overheidsingrijpen o Voorkomen marktfalen door regulering kan leiden tot overheidsfalen en vice versa. Hoe kan je marktfalen voorkomen door regulering. Marktwering in de zorg:  Marktwerking is geen doel opzich  One size does not fit all  wat werkt bij de huisarts hoeft niet te werken in de ziekenhuiszorg.  Marktwerking kan negatieve bijwerkingen hebben  Marktwerking is geen panacee het lost niet alle problemen op  ‘The devil is in detail’  Zoeken naar balans markt & overheid 3.7 Actoren= direct betrokkenen Stakeholders= belanghebbende ‘beleid is het streven van het bereiken van bepaalde doeleinden met bepaalde middelen en bepaalde tijdskeuzes’ – (Hoogwerf et. Al 2021) Beleid gaat niet over de government (overheid), maar over governance (een netwerk van actoren) Beleid in de zorg  Onderscheid tussen gezondheidsbeleid (gezondheid; aanpak obesitas) en zorgbeleid (hoe is de zorg georganiseerd)  Inhoudelijk beleid= focus op bepaalde regio of doelgroepen  Institutioneel beleid= inrichting van de besturing; verhouding tussen overheidsorganisaties  Bestuurlijke eisen= verantwoordingsplicht, transparantie Doelrationele benadering beleid= vaak wetenschappelijk gefundeerd. Je hebt een doel, een middel en een probleem. Constructivistische benadering beleid= geen alleshebbende kennis. Beleid is gesitueerd. Geen enkele omgeving is hetzelfde dus beleid moet passend worden gemaakt. Normatieve benadering= beleid hangt samen met normatieve en afwegingen zijn er gemaakt. Politieke benadering= beleid is de uitkomst van overleg, onderhandelingen en compromisvorming. Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Institutionele benadering= beleid wordt gevormd door eerdere beslissingen; padafhankelijkheid. modellen van beleid:  Fasemodel o Verschillende fasen van beleid die elkaar op een logische manier volgordelijke manier opvolgen  Rondenmodel o Iedere fase is een aparte fase op zich waarin onderhandeld wordt. De uitkomst is niet voorspelbaar, maar leidt uiteindelijk wel tot de volgende stap.  Kriskrasmodel o Verschillende fasen gaan meer van de een naar de ander. Muddling trough model= er is een probleem de precieze oplossing weet je niet en je kan niet alle kennis naast elkaar leggen. Het is meer uitzoeken in de praktijk. Als je een beleid neerzet weet je ook niet hoe mensen reageren. Incrementeel=  Belangen en strategieën van andere actoren zijn (deels) bekend  Informatie over problemen/oplossingen is beperkt beschikbaar er is veel discussie over  De omgeving is dynamisch en onvoorspelbaar  Beleid is niet goed te vertalen in kosten en baten  Eenduidige theorieën ontbreken Take home messages  Gezondheidszorgbeleid en zorgbeleid zijn centrale elementen in de Nederlandse gezondheidzorg.  Om het beleid te onderzoeken onderscheiden we verschillende theoretische modellen en benaderingen die ieder een deelverklaring geven van hoe beleid 'werkt'  De verschuiving van government naar governance laat zien dat bij het beleid vele actoren en stakeholders betrokken zin. wat leidt tot een grote mate van wederzijdse afhankelijkheid 'muddling through'.  Tegelijkertijd helpt het doormodderen ook om tot passende en gedragen beleidsoplossingen te komen. 4.2-4.3-4.6 Zorgverzekeringswet (zvw)= basiszorg, iedereen is verplicht om een zorgverzekering af te sluiten Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Wet maatschappelijke ondersteuning (wmo)= aanvulling op wat je zelf kunt regelen of waar mensen uit je omgeving je bij kunnen helpen. Regelt ondersteuning die niet medisch is. Er is een vaste eigen bijdrage. Wet langdurige zorg (wlz)= regelt zorg voor mensen die blijvend intensieve zorg nodig hebben. er wordt een eigen bijdrage gevraagd op basis van het inkomen. Jeugdwet= regelt hulp voor kinderen en hun ouders (onder de 18). Lichamelijke of verstandelijke beperking of bij opvoedproblemen. Geen eigen bijdrage. De overheid schept een voorwaarde voor een goede gezondheid, de burgers helpen zichzelf zoveel mogelijk en mensen uit/in hun omgeving. Waar nodig worden zorgverleners ingeschakeld. 5 stelselwetten 1. Wet publieke gezondheidszorg (WPG)  waar de voorwaarde scheppende rol van de overheid in geregeld is. 2. Zorgverzekeringswet (Zvw) de Cure door zorgverleners. 3. Wet maatschappelijke ondersteuning 4. Wet langdurige zorg 5. Jeugdwet BIG-wet= reguleert de beroepen in de gezondheidszorg (titelbescherming, registratie, bevoegdheden en tuchtrecht). Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO)= regelt rechten en plichten van een patiënt. Informed consent, recht op privacy, wilsonbekwaamheid. Kwaliteitswaarborging. Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (wkkgz)= regelt kwaliteitsregels en klachten Wet toelating zorginstellingen. Rangorde in de totstandkoming wetten (meeste macht  minste macht) Wet in formele zin  Algemene maatregel van bestuur  ministeriële regeling  provinciale verordening  gemeentelijke verordening Wet= regeling die wordt vastgesteld door de hoogte wetgever (regering, eerste en tweede kamer samen). Algemene maatregel van bestuur (AMvB)= bevat algemene verbindende voorschriften voor de regering. Is nodig om algemene regels nader uit te werken. Ministeriële regeling= wordt gemaakt door de minister die door de AMvB is aangewezen om die regeling te maken. Totstandkoming wetten 1. Voorbereiding wetsvoorstel aan het ministerie 2. Voorstel bespreken in de ministerraad 3. Raad van state komt met een advies 4. Voorstel naar de tweede kamer 5. De tweede kamer gaat over het voorstel stemmen 6. Het voorstel gaat na goedkeuring van de tweede kamer naar de eerste kamer. 7. Na goedkeuring wordt het voorstel ondertekend door de koning en de minister president. 8. De treed in werking op moment van publicatie. Departementale voorbereiding= bestaat uit artikelsgewijze toelichting, waarom een wetsartikel veranderd /ingestemd moet worden. Speciale juristen vanuit het ministerie gaan aan de slag met het opstellen van de wet. Bestaat uit stap 1 t/m 4 Parlementaire behandeling= de behandeling in de tweede kamer en de behandeling in de eerste kamer. Het voorbereidend onderzoek wordt gedaan door een speciale kamer commissie. Die Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 commissie bestaat uit Kamerleden van iedere fractie. De commissie brengt schriftelijk verslag uit, waarna de minister reageert. Hierna vindt de openbare behandeling plaats. In de eerste kamer is er ook een kamer commissie, daar loopt het precies hetzelfde. Stap en 6 Bekrachtiging en bekendmaking= de koning bekrachtiging vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de betrokken ministers en ook medeondertekend door hen. De minister van veiligheid en justitie is verantwoordelijk voor het bekendmaken van de wet door middel van plaatsing van de wet in het staatsblad. Stap 7 en 8 Wet in formele zin= als de hele procedure (hierboven) is doorlopen. Is tot stand gebracht door de regering en de state generaal gezamenlijk. Wet in materiële zin= besluiten van de daartoe bevoegde organen die algemeen verbindende voorschriften bevatten en hoeven niet noodzakelijk afkomstig te zijn van de regering en de staten. generaal gezamenlijk (ministeriële regeling en AMvB). Ook door provincies en gemeentelijke verordeningen. Attributie= bevoegdheid om een wet in materiële zin te maken door een orgaan wat een eigen gezag en eigen verantwoordelijkheid uitoefent (minister). Het wordt overgedragen. Delegatie= als een orgaan zijn bevoegdheid overdraagt aan een ander orgaan. Het overdragende orgaan stelt dan wel grenzen aan de overgedragen bevoegdheid vast. Binnen bepaalde grenzen mag er een wet worden gemaakt. Subdelegatie= als een orgaan door delegatie wetgevende bevoegdheid heeft gekregen, deze bevoegdheid weer overdraagt aan een ander orgaan. Onderdelen Burgerlijk recht  Persoonlijkheidsrecht: zoals recht op naam. o Relevant voor patiëntenrechten i.v.m vertegenwoordiging van patiënt (minderjarig, curatele, mentorschap, onderbewindstelling)  Familierecht: recht op ouderlijk gezag  Erfrecht  Recht inzake rechtspersonen (BV, NV, stichting, vereniging). Rechtspersonen hebben statuten, dat zijn een soort wetten voor die rechtspersonen.  Zakelijke rechten: eigendomsrecht (niet relevant)  Verbintenissenrecht (overeenkomsten)  Bijzondere overeenkomsten: huur, gbo, consumentenkoop, WGBO  Bijzondere samenwerkingscontracten. Toerekenbare tekortkoming= wanprestatie Causaal verband= een gebeurtenis is het directe gevolg van een andere gebeurtenis. Rechtsfeit= het recht knoopt aan een feit rechtsgevolgen vast. Rechtshandeling= een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Overeenkomst= bijzonder type rechtshandeling. Komt tot stand door een aanbod en de aanvaring. De overeenkomst moet bepaalbaar zijn (meetbaar/omschrijf baar). Vertrouwensbeginsel= bescherming van goede trouw, de wederpartij mag op schijn afgaan Wilsgebreken  Bedrog  Dwang  Misbruik van omstandigheden  Bedreiging Vernietigbaar= rechtshandeling bestaat, maar de partij kan met beroep op wilsgebrek de rechtshandeling terugdraaien; bij wilsgebrek en handelingsonbekwaamheid. Nietigheid= de rechtshandeling heeft nooit bestaan. Gevolgen vernietigbaar en nietigheid  rechtsgevolgen worden teruggedraaid Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Handelingsonbekwaam  Iemand met een tijdelijke of permanente stoornis van zijn geestelijke vermogens  Minderjarigen  Curatele; meerderjarige onder voogdij  Mentorschap Wilsonbekwaamheid= vermogen om te beslissen over je eigen lichaam en geest Ingrediënten overeenkomst 1. Wil van de persoon 2. Gerechtvaardigd vertrouwen wederpartij 3. Omstandigheden van het geval 4. Billijkheid (eerlijk) en redelijkheid 5. Eventuele belangen van een derde partij Toelatingsovereenkomst= gaat over artsen die werken in maatschapsverband, vrij gevestigde artsen. Overeenkomsten tussen ziekenhuis en artsen. Medewerkers- of zorgovereenkomst= overeenkomst tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder. Bijvoorbeeld over de kwaliteit die geleverd wordt. Zorgverzekeringswet beheert deze relatie. Verzekeringsovereenkomst= zorgverzekeraar met particulier. Acceptatieplicht en basispakket die geregeld staat in de zorgverzekeringswet. Maatschap is geen rechtspersoon, artsen zijn dus individueel aansprakelijk. Vrij gevestigde artsen zijn niet beschermd door hun werkgever  zelf aansprakelijkheidsverzekering afsluiten. Draagmoederschap= niet juridisch afdwingbaar Grondrechten in de zorg  Gelijke toegang tot zorg  Voorrang op de wachtlijst (gelijkheidsbeginsel)  Vrije artsenkeuzen en contracteervrijheid zorgverzekeraars  Privacy en camera’s  Zelfbeschikking en waardigheid menselijk leven Vorderingen in het civiele recht (medische fouten, mislukte sterilisatie, wachtlijst, schending privacy)  Aansprakelijkheid voor fouten van een instelling  Aansprakelijkheid voor fouten van een hulpverlener  Aansprakelijkheid voor hulppersonen  KERN civiel rechtelijke aansprakelijkheid: schade, met als doel compensatie Toerekenbare tekortkoming (6:74)  er is sprake van een overeenkomst Onrechtmatige daad (6:162)  er is geen overeenkomst (bijvoorbeeld schade aan een auto) Vereisten civielrechtelijke schadevergoeding 1. Er is een wettelijke basis 2. Er is schade in de zin van civiel recht 3. Er is een causaal verband tussen grondslag en de schade 5 entiteiten rechtspraak 1. Het concrete conflict  situatie-analyse 2. De achtergrond  wat kun je verwachten, bijvoorbeeld hoe goed de arts is en hoe goed de patiënt medicijnen neemt. 3. De rechtsregels 4. Rechtsbeginselen  bijvoorbeeld principe van hoor en wederhoor 5. Billijkheid en redelijkheid Grondslag schuld- risicoaansprakelijkheid Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871  Op basis van onzorgvuldigheid (schuld/fout/verwijtbaarheid)  Op basis van risico  Product deugt niet Resultaatverbintenis= de aanbieder heeft een resultaat beloofd, maar dat is niet bereikt. Schuldverbintenis= het resultaat wordt niet gegarandeerd, alleen op basis van inspanning. Werken als goed hulpverlener. 4 vormen van schade 1. Vermogensschade 2. Immateriële schade (pijn geleden, amputeren verkeerd lichaamsdeel, operatie is fout gegaan) wordt gecompenseerd met smartengeld. 3. Toekomstige schade (bijvoorbeeld missen carriére) 4. Overige vormen van schade Onzorgvuldig  handelen dat indruist tegen hetgeen mij. Medisch onzorgvuldig  gebrekkig informeren en handelen is strijd met beroepsstandaard. Er is geen sprake zijn van vrije marktwerking in de gezondheidszorg, omdat in de gezondheidszorg niet wordt voldaan aan de 4 voorwaarden voor perfecte marktwerking. Daarom is er sprake van gereguleerde marktwerking. Autoriteit consument en markt (ACM)  ziet toe op eerlijke concurrentie Nederlandse bank (DNB)  zie erop toe dat zorgverzekeraars genoeg geld in kas hebben om aan hun verplichtingen te voldoen (solvabel genoeg) Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ)  ziet toe op de kwaliteit van de gezondheidszorg De Nederlandse zorgautoriteit (NZA)  heeft breed takenpakket, in de curatieve zorg letten ze erop dat iedereen de regels van de zorgverzekeringswet naleeft. Zorginstituut Nederland (ZIN)  geeft advies aan de minister over welk pakket voor het basispakket gekozen moet worden. Vereveningsbijdrage= de bijdrage die de zorgverzekeraars krijgen vanuit het fonds. Dit wordt bepaald door te kijken naar hoeveel risico’s de zorgverzekeraars hebben (risicobijdrage). Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Concurrentiemodaliteiten Concurrentie op de markt  directe onderlinge concurrentie om de gunst van consumenten, er is vrije keuze voor consumenten. Dus bedrijven moeten concurreren om consumenten te trekken. Concurrentie om de markt  concurrentie vooraf om concessie. Er is geen directe onderlinge concurrentie. De concurrentie speelt zich vooraf af. Wie krijgt het recht om een bepaald product/dienst in een bepaalde periode op een bepaalde plek aan te bieden. Hierin worden prijs en kwaliteit meegenomen. Concurrentie door vergelijking  er is dan geen echte concurrentie, maar concurrentie wordt gesimuleerd/nagebootst.  Benchmarking; vergelijking door prestaties van verschillende bedrijven te vergelijken.  Maatstafconcurrentie; vergelijking door prijs en prestatie Gereguleerde marktwerking is ingesteld door kabinet Balkenende || Zorgverzekeringwet  Invoering wettelijk verplichte basisverzekering (1 januari 2006)  Gereguleerde concurrentie zorgverzekeraars o Acceptatieplicht o Verbod op premiedifferentiatie o Uniform basispakket o Zorg plicht: natura (recht op zorg) v. restitutie (recht op vergoeding) o Doel= concurrentie op nominale premie en zorginkoop  Prikkels bij doelmatigheid en kwaliteit via zorginkoop, verzekeraars hebben als doel om kritisch zorg in te kopen namens hun verzekerden. Als verzekeraars niet op de kosten zouden letten, wie zouden dat dan wel doen? Hoe meer transparantie op de zorgverzekeringsmarkt. Hoe groter de concurrentie. Als verschillen onderling klein zijn dan wordt de concurrentie groter. Daarom is transparantie belangrijk, omdat mensen anders niet weten wat ze moeten kiezen. Verzekeraars hebben veel macht waardoor ze bepaalde zorg kunnen afdwingen bij aanbieders, maar door de zorgverzekeringswet kan dat niet omdat verzekeraars een zorgplicht hebben. Als een zorgaanbieder dan geen contract afsluit, dan voldoen ze niet aan hun zorgplicht. Gereguleerde marktwerking tot een succes in de gezondheidszorg:  Keuzevrijheid verzekerde  Transparantie en consumenteninformatie  Financiële prikkels tot doelmatigheid  Betwistbare markten  Contactvrijheid  Effectief mededegingsbeleid  Kruissubsidies zonder prikkels tot risicoselectie  Geen liftergedrag  Effectief toezicht op kwaliteit zorg  Gegarandeerde toegang tot basiszorg Kostenbeheersing, want anders…  Hogere premies  stijging collectieve lastendruk  Meer beroep op solidariteit  Overige collectieve uitgaven komen onder druk te staan Nominale premie= rekenpremie + opslagpremie Rekenpremie  wordt door de minister van VWS vastgesteld Opslagpremie  stelt elke verzekeraar zelf op om kosten van de organisatie te dekken Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Zonder kwaliteitstransparantie…  Verschraling van kwaliteit  Patiënten kunnen niet goed kiezen  Verzekeraars kunnen hun inkooprol niet waarmaken Risicoverevening= compensatie voor alle goed en slechte risico’s waarmee rekening wordt gehouden met het risicoprofiel. Dit voorkomt dure en slechte risico’s. Effectief mededing beleid zorgt ervoor dat staat er goede kwaliteit tegenover de juiste prijs en wordt ervoor gezorgd dat er geen machtsposities ontstaan. Hoe werkt marktwerking in de zorg? Zorgvragers zijn verplicht zich te verzekeren met een basispakket, ze betalen premie aan de zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars kopen deze zorg in bij de zorgaanbieders en deze aanbieders bieden dan weer zorg aan de zorgvragers. 5.2-5.3-5.5-5.6 Kennisclip wlz en CAK Wet langdurige zorg= betaal je een deel zelf (eigen bijdrage). Als je bijvoorbeeld permanent in een rolstoel zit. Ciz beoordeelt of je zorg kunt krijgen. Kennisclip wmo Wet maatschappelijke ondersteuning zorgt bijvoorbeeld voor vervoer of Zorgkantoren krijgen via een fonds, zorgverzekeraar via de bijdrage van de burgers. Modellen van agendavorming  modellen zijn behulpzaam, maar het zijn wel maar deelverklaringen 1. Kloofmodel  ernst van het probleem staat centraal a. Afstand tussen wens en werkelijkheid 2. Barrièremodel  Verklaart waarom sommige problemen te laat worden aangepakt. Een probleem doet zich voor maar moet een aantal barrières overwinnen. Het probleem kan daardoor ook sneuvelen. Men moet zich bewust zijn van het probleem en het moet omgezet worden naar eisen. Plaatsing op de publieke agenda  plaatsing op beleidsagenda  plaatsing op besluitvorming agenda  plaatsing op uitvoeringsagenda. 3. Het relatieve aandacht model  aandacht voor een probleem kan verslappen, omdat andere problemen zich aanbieden. 4. Het verbroken evenwichtsmodel  er zijn te veel problemen om door één beleidsactor in de gaten te houden. Op welke beleidsagenda komt het probleem op de agenda? 5. Het stromenmodel (kingdon)  onverwachte gebeurtenissen waarin de 3 stromen bij elkaar komen a. Problemen b. Beschikbare oplossingen c. Politieke gebeurtenissen Rationaliteit  een beleid moet kloppen Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871  Waardenrationaliteit; sluit het onderwerp aan bij waarden die centraal staan in een breder beleid  Causale rationaliteit; gaat dit helpen of niet? Gaat het eventueel neveneffecten veroorzaken?  Doelrationaliteit; zijn middelen, kosten en baten in het beleid. Hoeveel gaat het kosten en wat levert het op. Legitimiteit  een beleid moet aanvaardbaar zijn  Politieke legitimiteit; is er draagvlak in de politiek?  Maatschappelijke legitimiteit; is er draagvlak in de samenleving en bij andere betrokken? Beleidsinstrument  datgene dat een beleidsmaker gebruikt of kan gebruiken om een bepaald doel te bereiken.  Juridisch beleidsinstrument: de zweep (metafoor voor het juridisch beleidsinstrument) o Schrijft normen voor ongewenst en gewenst gedrag voor. Heeft een dwingend karakter en er kan controle en toezicht op worden uitgeoefend. o Voorbeelden: wetgeving, vergunningen, aanwijzingen  Economisch beleidsinstrument: de wortel (metafoor je houdt de wortel voor in de hoop dat iemand bepaald gedrag gaat vertonen) o Financieel. Het levert je wat op. Financiële consequenties worden gebonden aan gedrag. Je wil gewenst gedrag belonen en ongewenst gedrag straffen. o Voorbeelden: subsidies, prijsbeleid, sigaretten duurder maken, belasting heffen, premiekortingen  Communicatief beleidsinstrument: de preek o Verschaffen van informatie, mensen inlichten en dan hopen dat ze de juiste keuzen maken. Als je bepaald gedrag gaat voorlichten en dan hopen dat mensen dat niet gaan doen o Voorbeeld: voorlichting op school over alcoholgebruik  Fysiek beleidsinstrument: het betonblok o Materiele ingrepen die je in de omgeving doet om bepaald gedrag te stimuleren. o Voorbeeld: verkeersdrempel, fietspaden met paaltjes  Nudging als beleidsinstrument Waarom beleidsevaluatie?  Beoordelen van kosten, bate (en effecten) van beleid  Beleid en uitvoering liggen soms ver uit elkaar  Leren van de praktijk -> verbeteren  Afleggen van verantwoording aan verschillende publiek  Beoordelen van beleid en beleidsmakers: 'afrekenen’  Afweging of beleid moet worden voortgezet Typen beleidsevaluatie  Tijd o Ex ante (vooraf) o Ex durante (tijdens) o Ex post (na)  Naar inhoud, effecten en proces  Naar doelstellingen  Formatief, op verbetering gericht  summatief Evaluatiecriteria  doelen Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871  effecten  maatstaven  type informatie Wie evalueert? 1 Videoclip bestuursrecht Bestuursrecht= is het recht dat de overheid die zich actief bemoeit met de samenleving het daarvoor nodige juridische instrumentarium biedt. Het recht dat de leden van de samenleving invloed op en bescherming tegen diezelfde, zich met hen en hun omgeving bemoeiende overheid moet geven.  Algemene wet bestuursrecht (AwB)  Bijzondere wetten Waar gaat bestuursrecht over? 1. Geestelijk en cultureel levenspeil 2. Sociaal-economische aangelegenheden 3. Fysieke omstandigheden 4. Veiligheid en openbare orde 5. Intern functioneren van openbaar bestuur 6. Gezondheidszorg Grondslagen bestuursrecht Wetmatigheid van bestuur: de uitvoerende macht bezit uitsluitend die bevoegdheden welke haar uitdrukkelijk door de grondwet of andere wetten zijn toegekend Grondrechten: er bestaan zekere fundamentele mensenrechten die de overheid dient te respecteren. Machtsverdeling: de overheidsbevoegdheden mogen niet geconcentreerd zijn in één hand maar moeten verdeeld worden over verschillende organen die elkaar controleren en in evenwicht houden. Rechterlijke controle: het handelen van de uitvoerende macht kan aan een onafhankelijke rechter worden voorgelegd om te beoordelen of het rechtmatig is. Ad b; procedurele besluitvorming a. De belangrijkste besluiten, vooral de wetten, worden genomen door of met medewerking van een volksvertegenwoordiging die gebaseerd is op vrije, geheime verkiezingen en algemeen kiesrecht. b. De uitslag van de verkiezingen of de bemoeienis van de volksvertegenwoordiging kan leiden tot vervanging van de bestuurders. c. Openbaarheid van bestuur. d. Wie een bijzonder belang heeft bij een bepaalde overheids-maatregel, krijgt extra gelegenheid zijn visie te laten meewegen (inspraak). Zorgvuldigheidsbeginsel: e. Inhoud van de besluiten. Het besluit moet de belangen van de (overstemde) minderheid zoveel mogelijk ontzien, het moet tot zo min mogelijk onvrijheid en ongelijkheid leiden. Videoclip Bestuursorgaan, belanghebbende en legaliteitsbeginsel a-orgaan= een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld  Klassieke bestuursorganen bijvoorbeeld burgermeester en wethouders b-orgaan= een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed. Legaliteitsbeginsel= 1. Alles wat de overheid doet moet op wetten gebaseerd zijn. 2. Nieuwe wetten mogen niet met terugwerkende kracht worden toegepast. 4 vormen van besluit:  Algemeen verbindend voorschrift (AVV)  plaatselijke wetten van de provincie.  Besluit van algemene verstrekking (BAS)   Beleidsregel Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871  Beschikking  gericht op 1 natuurlijk persoon/ rechtspersoon of een gesloten groep van personen. Besluit= een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publieke rechtshandeling. Beschikking= een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip op de afwijzing van aan aanvraag daarvan.  Begunstigend; het geeft aanspraken  Vrije; bestuursorgaan heeft beleidsvrijheid  Gebonden; geen beleidsvrijheid  Aflopend  duurzaam Aanvraag= een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen. Beleidsregel= bij een besluit vastgestelde regels. Materiële normen= regels waarin bepaalde verplichting of recht is geregeld Algemene beginselen  gelijkheidsbeginsel  vertrouwensbeginsel  rechtszekerheidsbeginsel  verbod van willekeur gelede normstelling  wet die nader uitgelegd moet worden mandaat: bevoegdheid om in de naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen Attributie: bevoegdheid is uit de wet toegekend 3 belangrijke vormen van ouderenzorg 1. Ouderenzorg 2. Gehandicaptenzorg 3. Langdurige geestelijke zorg Verzekeringsdekking in Nederland veel ruimer dan in andere landen  hierdoor relatief veel formele zorg in zorginstellingen en weinig informele zorg  relatief hoge kosten voor langdurige zorg AWBZ (algemene wet bijzondere ziektenkosten)  Volksverzekering  Risicodrager = overheid  Verzekering tegen particulier onverzekerbare risico’s (bijvoorbeeld verpleeghuiszorg)  Inkomensafhankelijk en er is sprake van een eigen bijdrage (ook inkomensafhankelijk) o Gestort in een fonds dat later wordt verdeeld  Onafhankelijke indicatie door CIZ  Regionale zorgkantoren sluiten contracten met aanbieders van zorg om te bepalen wat de prijs van zorg die redelijk is. 6.1-6.2-6.4-6.5 Gedownload door Serra Sinem Yiri ([email protected]) lOMoARcPSD|30896871 Path dependency: eenmaal vastgesteld blijven institutionele regelingen bestaan (institutionele wrijving). Keuzes uit het verleden beïnvloeden de keuzes die nu worden gemaakt. Het is moeilijk om grote veranderingen te maken. Policy learning: “een bewuste poging om de doelen of technieken van beleid aan te passen” als reactie op ervaringen uit het verleden en nieuwe informatie. Leren is aangegeven wanneer beleidsverandering het resultaat is van zo’n proces.” Leren van fouten die gemaakt zijn in het vorige beleid. een corporatistisch beleidsprogramma: iedereen krijgt toegang tot basiszorg en daar zijn geen uitzonderingen op. een etatistisch beleidsprogramma: gericht op kostenbeheersing en controle van de zorg. een marktgericht programma: richtte zich op het verbeteren van de efficiëntie van zorgverleners als individu. Commi

Use Quizgecko on...
Browser
Browser