Frans Examen 2024 Samenvatting PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
Deze document bevat een samenvatting van Franse woorden en grammatica. Het document heeft een lijst met zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, beroep en tegenstellingen.
Full Transcript
SUBSTANTIFS (Zelfstandige Naamwoorden) 📝 une blague – een grap un caractère – een karakter des chips (f.) – chips un défaut – een gebrek, negatieve karaktertrek une opinion – een opinie, mening une qualité – een kwaliteit, positieve karaktertrek ADJECTI...
SUBSTANTIFS (Zelfstandige Naamwoorden) 📝 une blague – een grap un caractère – een karakter des chips (f.) – chips un défaut – een gebrek, negatieve karaktertrek une opinion – een opinie, mening une qualité – een kwaliteit, positieve karaktertrek ADJECTIFS (Bijvoeglijke Naamwoorden) 🌟 adroit, adroite – handig aimable – liefelijk, lief, aimabel ambitieux, ambitieuse – ambitieus arrogant, arrogante – arrogant artistique – artistiek assertif, assertive – assertief bête – stom brutal, brutale – brutaal calme – kalm charmant, charmante – charmant concentré, concentrée – geconcentreerd cool – cool créatif, créative – creatief curieux, curieuse – nieuwsgierig discret, discrète – discreet distrait, distraite – verstrooid drôle – grappig énergique – energiek enfantin, enfantine – kinderlijk fou, folle – gek généreux, généreuse – vrijgevig gentil, gentille – vriendelijk honnête – eerlijk impatient, impatiente – ongeduldig impoli, impolie – onbeleefd jaloux, jalouse – jaloers maladroit, maladroite – onhandig malhonnête – oneerlijk méchant, méchante – stout mignon, mignonne – lief, schattig modeste – bescheiden optimiste – optimistisch paresseux, paresseuse – lui patient, patiente – geduldig pessimiste – pessimistisch poli, polie – beleefd responsable (de) – verantwoordelijk (voor) rigolo, rigolote – grappig 📚 Vocabulaire Actif: Substantifs & Métiers SUBSTANTIFS (Zelfstandige Naamwoorden) 📝 une ambition – een ambitie un bonheur – een geluk une enfance – een kindertijd un métier, une profession – een beroep une priorité – een prioriteit un rêve – een droom LES MÉTIERS (Beroepen) 👩💼👨🔧 un architecte, une architecte – een architect(e) un avocat, une avocate – een advocaat, advocate un chef d’entreprise, une cheffe d’entreprise – een bedrijfsleider, bedrijfsleidster un coiffeur, une coiffeuse – een kapper, kapster un designer, une designer – een ontwerper, ontwerpster, designer un enseignant, une enseignante – een docent(e), leerkracht un ingénieur, une ingénieure – een ingenieur un journaliste, une journaliste – een journalist(e) un manager, une manager – een manager un médecin, une médecin – een dokter(es), arts un musicien, une musicienne – een muzikant(e) un policier, une policière – een politieagent(e) un secrétaire, une secrétaire – een secretaris, secretaresse 2. Tegenstellingen (Contraires) Frans Nederlands Tegenstellin Voorbeeld g Honnête Eerlijk Malhonnête Il est honnête. Patient Geduldig Impatient Elle est impatiente! Gentil Aardig Méchant Il n’est pas méchant. Optimiste Optimistisch Pessimiste Tu es pessimiste aujourd'hui? 💡 Geheugensteuntje: Leer tegenstellingen samen. Ze zijn makkelijker te onthouden! 4. Toekomst (Futur Proche) Gebruik: "Aller" + infinitief Je vais + infinitief = Ik ga... Voorbeeld: Je vais manger. (Ik ga eten.) Wederkerende werkwoorden: Je vais me lever (Ik ga opstaan). 5. Bezittelijke Voornaamwoorden (Adjectifs Possessifs) Persoo Mannelijk Vrouwelijk Meervoud n Je Mon (mijn) Ma (mijn) Mes (mijn) Tu Ton (jouw) Ta (jouw) Tes (jouw) Nous Notre (onze) Notre (onze) Nos (onze) Vous Votre (uw) Votre (uw) Vos (uw) Let op! Bij vrouwelijk woorden die beginnen met een klinker gebruik je mon: Mon amie (Mijn vriendin). Hoe maak je de Futur Simple? 1. Neem het hele werkwoord (infinitief) 2. Voeg de juiste uitgang toe: ○ -ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont Onregelmatige vormen: Aller → j’irai Avoir → j’aurai Être → je serai Faire → je ferai Werkwoorden op -ER indicatif present Bijvoorbeeld: Parler (praten) Persoon Frans Nederlands Je parle Ik praat Tu parles Jij praat Il/elle/on parle Hij/zij/men praat Nous parlon Wij praten s Vous parlez Jullie praten Ils/elles parlent Zij praten Andere voorbeelden: Aimer (houden van) → Je aime (Ik houd van) Regarder (kijken) → Nous regardons (Wij kijken) 2. Werkwoorden op -IR Bijvoorbeeld: Finir (eindigen) Persoon Frans Nederlands Je finis Ik eindig Tu finis Jij eindigt Il/elle/on finit Hij/zij/men eindigt Nous finissons Wij eindigen Vous finissez Jullie eindigen Ils/elles finissent Zij eindigen Andere voorbeelden: Choisir (kiezen) → Tu choisis (Jij kiest) Réussir (slagen) → Ils réussissent (Zij slagen) 3. Werkwoorden op -RE Bijvoorbeeld: Vendre (verkopen) Persoon Frans Nederlands Je vends Ik verkoop Tu vends Jij verkoopt Il/elle/on vend Hij/zij/men verkoopt Nous vendon Wij verkopen s Vous vendez Jullie verkopen Ils/elles vendent Zij verkopen Andere voorbeelden: Attendre (wachten) → Vous attendez (Jullie wachten) Perdre (verliezen) → Je perds (Ik verlies) Samenvatting: ✨ -ER werkwoorden: eindigen op -e, -es, -e, -ons, -ez, -ent -IR werkwoorden: eindigen op -is, -is, -it, -issons, -issez, -issent -RE werkwoorden: eindigen op -s, -s, -, -ons, -ez, -ent