Hoorcollege 5 - Diagnostiek bij persoonlijkheidsproblematiek PDF
Document Details
Uploaded by SnazzyCaesura4170
Tags
Summary
This document appears to be lecture notes or study material on personality disorders. It details various aspects of the personality disorders, including definitions, characteristics, types, and prevalence. The document also discuss common concerns and symptoms, and possible treatments.
Full Transcript
Hoorcollege 5 - Diagnostiek bij persoonlijkheidsproblematiek Study online at https://quizlet.com/_cg86g5 De term persoonlijkheid verwijst naar individuele verschillen in...
Hoorcollege 5 - Diagnostiek bij persoonlijkheidsproblematiek Study online at https://quizlet.com/_cg86g5 De term persoonlijkheid verwijst naar individuele verschillen in karakteristieke patronen van denken, voelen en gedrag (APA). Waar wijst de term persoonlijkheid naar? Wat zijn persoonlijkhei- Persoonlijkheidstrekken hebben betrekking op denkbeelden over dstrekken? En waar wordt het door gevormd? zichzelf, anderen en gebeurtenissen. Persoonlijkheid wordt gevormd door een samenspel tussen aan- leg (temperament) en omgeving. Extraversie, geslotenheid, impulsiviteit, angstigheid, bescheiden- Wat omvat temperament onder andere allemaal? heid, stabiliteit, flexibiliteit, creativiteit. Wat zijn de basisbehoeften volgens de zelfdeterminatietheorie? Autonomie, competentie en verbondenheid Een veilige band met andere mensen hebben Duidelijke grenzen en leiding krijgen Wat zijn de basisbehoeften volgens SFT (Schema Focused Ther- Eigen keuzes maken, en onafhankelijk mogen zijn, autonomie apy)? Spontaniteit en plezier kunnen uiten Vrijheid om je behoeften en emoties te uiten Afweermechanismen zijn automatische psychische processen die beschermen tegen te heftige onlustgevoelens als angst, somber- heid, woede en schaamte. Cliënten met ernstige persoonlijkhei- dspathologie hanteren met name primitieve afweermechanismen. Primitief (onrijp): Ageren (acting-out), idealiseren, ontkennen, Wat zijn afweermechanismen? En welke soorten afweermecha- devalueren, externaliseren etc. nismen kennen we? Neurotisch: Verdringen, intellectualiseren, dissociëren, isoleren van het affect, verschuiven etc. Adaptief (rijp): Humor, anticiperen, onderdrukken, altruïsme, sublimeren Een persoonlijkheidsstoornis is een complexe psychische stoor- identiteit (zelfbeeld); nis. Mensen met een persoonlijkheidsstoornis hebben veelal problemen op het gebied van.... Dit leidt tot ernstig persoonlijk zelfsturing (het behalen van persoonlijke doelen); lijden en heeft negatieve gevolgen voor werk, intieme relaties en sociale contacten. en/of verbondenheid en intimiteit (intermenselijke relaties). Prevalentie van persoonlijkheidsstoornissen in de algemene populatie in Nederland 5 tot 10%. Prevalentie van persoonlijkheidsproblematiek onder ggz-cliënten Wat is de prevalentie van PS? En wat zijn de kosten in NL? 30 tot 50% Prevalentie binnen TBS kliniek is ongeveer 70% Kosten NL: 3.6-7 miljard euro per jaar Meest voorkomende persoonlijkheidsstoornissen (GGZ): bor- derline-, vermijdende- en andere gespecificeerde persoonlijkhei- dsstoornis Wat zijn de meest voorkomende PS? Meest voorkomende persoonlijkheidsstoornissen binnen foren- sische zorg: cluster B; narcistische-, borderline- of antisociale (inclusief psychopathie) persoonlijkheidsstoornis Vaak is er sprake van aangeboren kwetsbaarheid in combinatie met negatieve levenservaringen of een omgeving die de psychis- Wat is de epidemiologie van PS? che ontwikkeling ongunstig heeft beïnvloed. Ze ontstaan vaak in de adolescentie en zijn van relatief lange duur. Het natuurlijk beloop (zonder behandeling) van een persoon- lijkheidsstoornis verschilt sterk per persoon en per type stoornis. Na het 30ste tot 40ste levensjaar nemen klachten van sommige Hoe ziet het beloop van een PS eruit? persoonlijkheidsstoornissen af, maar niet bij iedereen. Adequate behandeling kan het beloop gunstig beïnvloeden, maar vaak blijft een zekere kwetsbaarheid bestaan. 1/6 Hoorcollege 5 - Diagnostiek bij persoonlijkheidsproblematiek Study online at https://quizlet.com/_cg86g5 Vaak problemen op het gebied van relaties (zoals relatiebreuken, huiselijk geweld, eenzaamheid, vechtscheiding), huisvesting en financien (schulden) en opleiding en werk (afgebroken studies, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en regelmatig wisselen van baan). Vaak is de kwaliteit van leven van iemand met een PS relatief laag. Lijden meestal onder emotionele problemen, zoals zich angstig, Waar komt dit door? gespannen, ongelukkig, boos, wantrouwend, eenzaam, minder- waardig of buitengesloten voelen. Ervaren een grote 'ziektelast', vaak net zo ernstig als mensen met chronische lichamelijke aandoeningen zoals reuma, de ziekte van Parkinson of kanker. Persistente maladaptieve patronen van Gedrag Gedachten Gevoelens Zichtbaar in verschillende contexten Wat houdt persoonlijkheidsproblematiek in? Afwijkend van de culturele norm Maladaptieve patronen: Pervasief (in verschillende levensgebieden) Persistent (langdurig aanwezig) Pathologisch (significante mate van lijden, meerdere domeinen) A. Een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragin- gen die duidelijk binnen de cultuur van betrokkene afwijken van de verwachtingen. Dit patroon wordt zichtbaar op twee (of meer) van de volgende terreinen: (1) cognitie (dat wil zeggen de wijze van waarnemen en inter- preteren van zichzelf, anderen en gebeurtenissen) (2) affectiviteit (dat wil zeggen de draagwijdte, intensiteit, labiliteit, en de adequaatheid van de emotionele reacties) (3) functioneren in het contact met anderen (4) beheersing van de impulsen B. Het duurzame patroon is star en uit zich op een breed terrein van persoonlijke en sociale situaties. Wat zijn de algemene diagnostische criteria van een PS in de DSM-5? C. Het duurzame patroon veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen. D. Het patroon is stabiel en van lange duur en het begin kan teruggevoerd naar ten minste de adolescentie of de vroege vol- wassenheid. E. Het duurzame patroon is niet eerder toe te schrijven aan een uiting of de consequentie van een andere psychische stoornis. F. Het voortdurende patroon is niet het gevolg van de directe fys- iologische effecten van een middel (bijvoorbeeld drugs, medica- ment) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld schedeltrau- ma). 2/6 Hoorcollege 5 - Diagnostiek bij persoonlijkheidsproblematiek Study online at https://quizlet.com/_cg86g5 Cluster A-persoonlijkheidsstoornissen: vreemd en excentriek paranoide ps schizoide ps Schizotypische ps Cluster B-persoonlijkheidsstoornissen: emotioneel en impulsief Antisociale Borderline ps Histrionische (voorheen: theatrale) ps Welke 10 verschillende PS kennen we? Narcistische ps Cluster C-persoonlijkheidsstoornissen: angstig en kwetsbaar Vermijdende ps Afhankelijke ps Dwangmatige (voorheen obsessieve- compulsieve) ps Nb. Andere gespecificeerde ps en ongespecificeerde persoon- lijkheidsstoornis Paranoïde-persoonlijkheidsstoornis (1% algemene bevolking) - Angstig - Achterdochtig - Gevoelig voor bedreiging - Kritisch - Niet vergevingsgezind Schizoïde-persoonlijkheidsstoornis (1% algemene bevolking) - Gebrek aan interesse in sociale contacten - Teruggetrokken - Afstandelijk Omschrijf de verschillende PS van Cluster A. - Vlak affect Schizotypische-persoonlijkheidsstoornis (1% algemene bevolk- ing) - Angstig en achterdochtig - Verminder vermogen intieme relaties aan te gaan - Wordt vaak als vreemd en anders ervaren - Eigenaardige overtuigingen - Magische denkbeelden - Moeite met passende emotionele reacties geven - Randpsychotisch Antisociale-persoonlijkheidsstoornis (1-2% vrouwen, 3-4% man- nen algemene populatie) - Roekeloos en agressief - Onvolledig ontwikkeld geweten - Komt gemakkelijk in aanraking met justitie - Driftmatig Borderline-persoonlijkheidsstoornis (1 - 2% algemene populatie) - Problemen met reguleren van emoties - Verstoring in zelfbeeld Omschrijf de verschillende PS van Cluster B. - Identiteitszwak / instabiel zelfbeeld - Impulsief Histrionische-persoonlijkheidsstoornis (1,3 - 3% algemene popu- latie) - Overdreven emotioneel - Aandachtvragend - Oppervlakkig - Egocentrisch arcistische-persoonlijkheidsstoornis (0,1 - 3,9% algemene popu- 3/6 Hoorcollege 5 - Diagnostiek bij persoonlijkheidsproblematiek Study online at https://quizlet.com/_cg86g5 latie) - Arrogant, opgeblazen - Ziet anderen als inferieur - Gevoelig voor kritiek - Exploiterend Vermijdende-persoonlijkheidsstoornis (2,4% algemene populatie) - Angst voor afwijzing - Gaan sociaal contact uit de weg - Geremd Afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis (0,49 - 1,7% algemene populatie) - Gevoel van hulpeloosheid - Geen keuzes kunnen maken Omschrijf de verschillende PS van Cluster C. - Zichzelf wegcijferen - Onderdanig Dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis (2,1% in algemene popu- latie) - Perfectionistisch - Goed of fout - Beheersingsbehoefte - Star Vaak lichamelijke gezondheidsproblemen of andere psychis- Welke comorbiditeit komt vooral voor bij PS? che problemen zoals: angst, depressie, verslaving, eetprobleem, ADHD, verslaving of posttraumatische stressstoornis (PTSS). De relatie tussen de persoonlijkheidsstoornis en de comorbide stoornis(sen) is veelal complex. de comorbide aandoeningen wordt mede veroorzaakt door de persoonlijkheidsstoornis; De relatie tussen de persoonlijkheidsstoornis en de comorbide de comorbide stoornis draagt bij aan het ontstaan, de instand- stoornis(sen) is veelal complex. Er zijn 3 onderscheiden relaties houding en/of de verschijningsvorm van de persoonlijkheidsstoor- mogelijk, die ook in combinatie kunnen voorkomen. Welke relaties nis; zijn dit? er is een derde, onderliggende oorzaak die bijdraagt aan het ontstaan van zowel de persoonlijkheidsstoornis als de comorbide stoornis. (Hetero)anamnese, waarin cliënt vertelt over zijn klachten en mate waarin de cliënt problemen in het functioneren ervaart. Behan- delaar en de cliënt formuleren samen een hulpvraag. De behan- delaar probeert de relatie tussen klachten en persoonlijkheid te herkennen en bespreekbaar te maken. Gezien de complexiteit van PS, is een omvangrijke assessment Hoe ziet fase 1 (inventarisatie) eruit? aangewezen: Inventarisatie van diverse probleemgebieden van de persoon- lijkheidsstoornis Inventariseren van geassocieerde problemen (psychiatrisch, so- ciaal-maatschappelijk, somatisch) Risico-inschatting (o.a. suïcidaliteit, delictgedrag) Medicatiegeschiedenis Levenscontext (gezin, buurt, maatschappelijke context) Classificatie heeft als doel om te bepalen of de klachten passen bij een bepaalde DSM-5 categorie. Hoe ziet fase 2 (classificatie) eruit? Eerst wordt gekeken of de klachten toe te schrijven zijn aan een andere psychische stoornis. Nadat andere psychische stoornissen zijn geclassificeerd, is het 4/6 Hoorcollege 5 - Diagnostiek bij persoonlijkheidsproblematiek Study online at https://quizlet.com/_cg86g5 belangrijk om ook de persoonlijkheidsstoornis te specificeren. Dit kan met behulp van een semigestructureerd interview (SCID-P). De diagnostische formulering beschrijft de problemen van de cliënt in zijn unieke individuele context. Relevante factoren zijn: voorgeschiedenis, woonsituatie, finan- ciën, opleiding en/of werk, kwaliteit van het sociale netwerk en so- Hoe ziet fase 3 (diagnostische formulering) eruit? ciale relaties, zorg voor kinderen en naasten, lichamelijke gezond- heid, somatische comorbiditeit en medicatiegebruik. N.b. Voor een goede diagnostische formulering kan het nodig zijn om de diagnostiek verder te verfijnen, bijvoorbeeld door het uitvoeren van psychologisch (test)onderzoek. Alleen klinische blik: niet betrouwbaar Wat doen meetinstrumenten met de betrouwbaarheid van diag- Klinische blik + meetinstrumenten: voegt 10-40% aan betrouw- nostiek? baarheid toe (o.a. Grove et al., 2000) - Diagnostiek: analyse van klachten, gedrag, gedachten en gevoe- lens om deze te begrijpen en te voorspellen (Witteman et al., 2014) Wat maakt diagnostiek anders van classificatie? - Classificatie: het toewijzen van een psychische stoornis aan een beschreven categorie (NVVP, 2014). Voordelen: - Gemeenschappelijke taal - (Efficiënte) stereotypering voor hulpverleners en onderzoekers Wat zijn de voor- en nadelen van classificatie volgens de DSM-5? Nadelen: - Schijnzekerheid - Biedt geen context (geen verklaring, geen voorspelling) Onderkennende vraag: Wat is er aan de hand? - Bijvoorbeeld: Is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis? Verklarende vraag: Hoe kan ik dit begrijpen? - Bijvoorbeeld: Hoe hebben ontwikkelings- en persoonlijkheids- factoren bijgedragen aan de totstandkoming van dit delict? Welke onderzoeksvragen kennen we binnen de psychodiagnos- tiek? Predictieve vraag: Wat gaat er gebeuren? - Bijvoorbeeld: Wat is de kans op recidive? Indicerende vraag: Wat moet er gedaan worden? - Bijvoorbeeld: Welke behandeling is aangewezen om het recidi- verisico te verkleinen? Beoordeel of de volgende vragen onderkennend of indicerend zijn. Is er sprake van een eetstoornis? = Is er sprake van een eetstoornis? Wat houdt de eetstoornis in stand? = Wat houdt de eetstoornis in stand? Hoe ernstig is de persoonlijkheidspathologie? = Hoe ernstig is de persoonlijkheidspathologie? Wat is het niveau van cognitief functioneren? = onderkennend Wat is het niveau van cognitief functioneren? Was de cliënt t.t.v. het delict volledig toerekeningsvatbaar? = Was de cliënt t.t.v. het delict volledig toerekeningsvatbaar? Welke factoren zijn van invloed op de gedragsproblemen? = Welke factoren zijn van invloed op de gedragsproblemen? - Dossierstudie - Observaties Welke bronnen kun je gebruiken voor je psychodiagnostiek? - Onderzoeksgesprekken (Anamnese, heteroanamnese, ontwik- kelingsanamnese) 5/6 Hoorcollege 5 - Diagnostiek bij persoonlijkheidsproblematiek Study online at https://quizlet.com/_cg86g5 - Psychologische tests (Klachtenlijsten, IQ-test, Neuropsycholo- gische tests, Persoonlijkheidsonderzoek) ((Interview, Vragenlijsten, Projectieve tests)) Genormeerde tests beperkt voorhanden Motivatie soms suboptimaal Sensorische en psychomotorische problemen Polyfarmacie Wat zijn testdiagnostische knelpunten bij ouderen? Begrip en taalproblemen Cognitieve problemen Lengte tests Lay-out tests schiet te kort Beslismoment 1 Hoe zou je je vragen nu beantwoorden? Is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis? (Cluster?) Wat gebeurt er als fase 1 is afgerond? Hoe komt het dat deze cliënt steeds opgenomen wordt? Wat is het best passende vervolgbeleid? Ga je door naar fase 2? Beslismoment 2 Hoe zou je je vragen nu beantwoorden? Is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis? (Cluster?) Wat gebeurt er als fase 2 is afgerond? Hoe komt het dat deze cliënt steeds opgenomen wordt? Wat is het best passende vervolgbeleid? Ga je door naar fase 3? Hoe zou je je vragen nu beantwoorden? Is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis? Wat gebeurt er als fase 3 is afgerond? Hoe komt het dat deze cliënt steeds opgenomen wordt? Wat is het best passende vervolgbeleid? Classificeren is niet hetzelfde als diagnosticeren. Classificatie kan onderdeel zijn van een diagnose Afhankelijk van je (type) onderzoeksvraag kun je verschillende psychodiagnostische bronnen inzetten. Wat is de take home message van dit college? Realiseer je dat elke bron voor- en nadelen heeft. In de klinische praktijk zul je vaak te maken krijgen met onder- zoeksresultaten die elkaar lijken tegen te spreken. Aan jou, als diagnosticus, de taak om deze tegenstrijdige informatie in context te plaatsen. 6/6