🎧 New: AI-Generated Podcasts Turn your study notes into engaging audio conversations. Learn more

4 Dierkunde Huid .docx.pdf

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Full Transcript

uitstralen 2. LICHAAMSBEKLEDING geleiding maar omgeving 2.1. Betekenis verdampingswarmte water uitwisseling stoffen en energie met milieu waarin ze leven gebeurt langs allerlei contactoppervlakken: huid selectieve barrière: darmen voorkomt ongecontroleerde water- en warmteverliezen longen...

uitstralen 2. LICHAAMSBEKLEDING geleiding maar omgeving 2.1. Betekenis verdampingswarmte water uitwisseling stoffen en energie met milieu waarin ze leven gebeurt langs allerlei contactoppervlakken: huid selectieve barrière: darmen voorkomt ongecontroleerde water- en warmteverliezen longen voorkomt binnendringen: kieuwen bacteriën nieren vreemde stoffen huid beperkt verlies zouten enz. zintuigen in huid: ieder dier heeft door huid contact met omgeving soms stoffen opnemen via huid bron van informatie Samengevat: functie huid sommige vissen nemen water op bescherming inwendige milieu tegen uitwendige milieu meer stoffen afgeven dan opnemen via huid uitwisseling- en contactoppervlak tussen deze twee milieus. transpireren: water zouten eindproducten 2.2. Bouw 2.2.1. Uitwendig en macroscopisch meeste zoogdieren dicht behaard huidoppervlak warmte dieren geven energie af: warmte afvoer: vacht of pels o bestaat uit: wolharen: zacht en dun stijvere en dikkere dekharen soms ook tastharen Korrellaag aan basis in huid verbonden met zenuwen doorschijnende laag zeer gevoelig voor aanraking Hoornlaag vooral op kop belangrijk voor dieren die in holen leven tastharen steken rond kop uit afmetingen gangen aanvoelen kleur afh. van natuurlijke omgeving; schutkleur 2.2.2. Inwendig en microscopisch overlangse doorsnede menselijke huid: opperhuid (epidermis) lederhuid (dermis) opperhuid => dekweefsel of epitheel. zoogdieren meerlagig grens opperhuid en lederhuid dun, vezelig vlies basaalmembraan basaalmembraan => kiemlaag of matrix cellen delen en produceren nieuwe opperhuid cellen schuiven op naar buiten toe Stekellaag cellen met elkaar verbonden door uitlopers => stekels Korrellaag zone van paar lagen afgeplatte, ruitvormige cellen 2.2.2.a. De opperhuid Basaalmembraan Stekellaag cytoplasma bevat grove korrels => keratine Doorschijnende laag doorschijnend doordat cellen vervloeid zijn tot geheel talrijkst in diepere lagen huid Hoornlaag verdwijnen op latere leeftijd lichaamsoppervlak huid verliest elasticiteit dikke laag zeer platte, doorschijnende cellen totaal verhoornd en afgestorven slijt voortdurend af bindweefselcellen of fibroblasten aangevuld door cellen van onderliggende lagen verschillende vormen en sterk vertakt. vier tot vijf weken van kiemlaag tot hoornlaag opperhuid => geen bloedvaten lederhuid komen pigmentcellen voor voeding cellen vanuit lederhuid bevatten bruine tot zwarte melaninekorrels twee soorten klieren in de huid (mens) 2.2.2.b. De lederhuid zweetklieren lederhuid verbonden met papillen in opperhuid kluwen met kronkelende afvoerbuisjes naar ligt onder basaalmembraan lichaamsoppervlak. talgklieren monden: rechtstreeks uit aan lichaamsoppervlak gesloten weefsel met dicht opeengepakte vezels sluiten aan bij haren. twee soorten vezels: collageenvezels: zacht en buigzaam trekvast stevigheid huid andere structuren zoals haren, bloedvaten, zenuwen en verschillende zintuigen tastzintuigen, warmte- en koudezintuigen, en pijnzintuigen via looizuur en zouten => leder alles ligt in homogene, geleiachtige grondstof: elastische vezels dunner intercellulaire stof, bevat eiwitten, vetstoffen en polysacchariden geheel doordrenkt met weefselvocht afkomstig uit bloedvaten. o intercellulaire stof kan veel water vasthouden en zwelt dan sterk op, b.v. 2.3. Bijzondere kenmerken van de huid 2.3.1. Klieren 2.3.1.a. Zweetklieren verwonding oedeem vorming Onderhuids bindweefsel verbindt huid met onderliggende spieren. collageenvezels liggen ver uit elkaar elastische vezels zijn grover dan in lederhuid huid gemakkelijk verschuiven over onderliggende spieren bevat ook vetcellen reserve energie steungevend element waar druk uitgeoefend wordt => klierkluwen en afvoergang klierkluwen omgeven klierkluwen geven door talrijke haarvaten zweetvloeistof afkomstig uit haarvaten voetzolen mens ens/paard /paard verspreidt over heel lichaam hond aan basis poten 2.3.1.b. Smeerklieren erklieren smeerklier zakvormig en meestal vertakt afvoergang recht Talgklieren openen; openen; in haarzakjes rechtstreeks lichaamsoppervlak ichaamsoppervlak b.v. oogleden oogleden, lippen afscheiding talg: monden uit op tepel vetstoffen aantal tepels is verschillend huid en haren soepel houden afh. aantal jongen/worp bescherming tegen: primaten één paar waterverlies binnendringen water vier paar bij konijnen Melkklieren betrekken secreet uit bloed samenstelling afh. zoogdiersoort klieren, die meer vluchtige stoffen afgeven: Vet rond geslachtsorganen zoogdieren Eiwit muskusrat lokmiddel voor geslachtspartner kuddedieren tussen hoeven gelegen klieren stoffen om soortgenoten te herkennen achterblijvers spoor volgen kudde Lactose 2.3.2. Pigmenten pigmentatie bepaalt huidskleur Pigmentkorrels met melanine Beperkt in de kiemlaag Vooral stekellaag 2.3.1.c. Melkklieren omgevormde zweetklieren niet-blanke rassen pigment in lederhuid Melanine gevormd onder invloed U.V.-stralen, wrijvingswarmte en zuurstofgas omzettingen tyrosine naar melanine gekatalyseerd door enzym tyrosinase soms ontbreekt dit hogere leeftijd merg en pigment uit schors verdwijnt grijs albinisme geen pigmentatie in: de huid de haren het regenboogvlies haar zit in haarzakje of haarfollikel buitenkant haarzakje vastgehecht haarspiertje haarzakje sluit aan op talgklier 2.3.3.Hoornvormingen zoogdieren zonder vacht gekenmerkt door; 2.3.3.a. Haren meeste zoogdieren => dichte vacht mens beperkt tot hoofd, oksels en schaamstreek zeer dikke epidermis (olifant, neushoorn) dikke speklaag in onderste lagen lederhuid (walvissen, varkens). haar is verhoornde cilinder dwarsdoorsnede drie lagen: cuticula schors 2.3.3.b. Stekels Egels en stekelvarkens naast haren ook stekels dikkere haren met schorslaag die meer hoornstof bevat. merg 2.3.3.c. Schubben Sterkere verhoorning van huid in afgelijnde stroken Vooral lichaamsbekleding van reptielen zoogdieren soms schubben op buikzijde en staart buideldieren, knaagdieren, insecteneters en half apen 2.3.3.d. Eeltkussen voetzolen en handpalmen soms verdikkingen van hoornlaag 2.3.3.e. Klauwen, nagels en hoeven o runderen, schapen, geiten en antilopen rond beenpit een hoornschede verhoorningen ontstaan aan toppen van vingers/tenen antilope behaard klauw bestaat uit: rund hoornschede kaal. klauwplaat zoolhoorn vinger- of teenbal 2.4. Functies en werking 2.4.1. De warmteregulatie temperatuur inwendig milieu verschilt aanzienlijk van die in uitwendig milieu lichaamstemperatuur zoogdieren meestal tussen: 2.3.3.f. Horens neushoorn horens => uitsluitend hoornstof overige zoogdieren steeds uitgroei van voorhoofdsbeen tot een beenpit, waarrond horens gevormd zijn 35°C en 40°C functioneren enzymen optimaal inwendig milieu neemt voortdurend warmte op uit: verdampt water lichaamsoppervlak => veel warmte afgevoeren mens / paard spieren klieren verdampingswarmte water is groot allerlei cellen warmte onttrokken aan oppervlak waarop vloeistof verdampt warmte bijproduct van energieomzettingen transpireren =>water aan lichaamsoppervlak gebracht en aanwezigheid water remt door grote warmtecapaciteit verdampt temperatuurschommelingen Huid dubbele rol warmteregulatie: ongecontroleerde afgifte warmte beperken isolerende hoornlaag luchtlaag tussen haren Slechts enkele zoogdieren hebben deze mogelijkheid dichte vacht maakt dit meestal onmogelijk hond warmteregulatie hoofdzakelijk door hyperventilatie van longen (hijgen) longen lucht opwarmen en water verdampen verwarmd vanuit huid vormt thermische isolatie veel warmte verloren bij winderig weer 2.4.2. Het verwijderen van stoffen door de huid vooral langs zweetklieren: => warmteverlies beperken door haartjes op te water en daarin opgeloste stoffen richten Vooral zouten en stikstofhoudende eindproducten "kippenvel" luchtlaag dikker Dieren met weinig of geen beharing: 2.4.3. Opneming door de huid zoogdieren en mens geringe opname zuurstofgas langs huid Onderhuidse vetlaag poriën haren en uitmondingen zweetklieren walvissen, zeehonden, varkens diffusie zuurstofgas speelt ook rol afvoeren van warmte water levende zoogdieren => geleiding landdieren => stralen warmte uit Lichtstralen worden door huid niet ver doorgelaten UV-stralen gaan verder Stekellaag => meer pigment Door opschuiven van lagen verdwijnt in enkele maanden de bruine zomerkleur. 2.4.6. Bescherming tegen wrijving dynamisch evenwicht tussen vorming nieuwe cellen in kiemlaag en afschilferen hoornlaag Tijdelijk kan bij sterke wrijving evenwicht verbroken zijn Vorming eelt 2.4.4. Bescherming tegen vreemde stoffen en organismen poriën huid komen bacteriën, gisten en schimmels voor mee-eters: voeden zich met organische verbindingen op huidoppervlak hoornlaag beschermt tegen dieper indringen kwetsbaarheid niet verhoornde huid neus- en keelholte verkoudheden keelontstekingen griep beschadiging huid => aanleiding tot ontstekingen Bacteriën, schimmels of gisten dringen huid binnen scheikundige stoffen kunnen de huid binnendringen vetoplosbare stoffen 2.4.5. Bescherming tegen vijanden pigmentatie haren => kleur die weinig opvalt. schutkleur passieve verdediging => stekels actieve verdediging => horens, geweien, klauwen of hoeven Blijft na enige tijd prikkel tot eeltvorming uit => terug normale dikte huid This document was created with Win2PDF available at http://www.win2pdf.com. The unregistered version of Win2PDF is for evaluation or non-commercial use only. This page will not be added after purchasing Win2PDF.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser