Aardrijkskunde Aarde in de Ruimte (PDF)
Document Details
Uploaded by IndividualizedVerism3150
UC Leuven-Limburg
Tags
Summary
Deze samenvatting beschrijft de grondprincipes van wereldoriëntatie en de aardrijkskundige principes die zich voordoen als we naar de ruimte kijken. Er worden verschillende hemellichamen zoals sterren, planeten, kometen en manen besproken, samen met een uitleg van hun bewegingen en de verschillende seizoenen.
Full Transcript
**wereldoriëntatie** **[aarde in de ruimte]** **grondprincipes wo** van ontdekken naar begrijpen: eerst waarnemen (bv lengte schaduw, opkomst zon, plaats en uur, vorm van de maan) en daarna komen tot verklaring explorerende grondhouding: is nodig werkelijkheidsnabij: seizoenen wisselen, uur ver...
**wereldoriëntatie** **[aarde in de ruimte]** **grondprincipes wo** van ontdekken naar begrijpen: eerst waarnemen (bv lengte schaduw, opkomst zon, plaats en uur, vorm van de maan) en daarna komen tot verklaring explorerende grondhouding: is nodig werkelijkheidsnabij: seizoenen wisselen, uur verzetten, kinderen op reis in andere tijdzones, zeeklassen (eb en vloed) **verschillende hemellichamen in de ruimte** [ster] = een grote hete gasbol (waterstof, helium) die zelf licht/warmte geeft. De bekendste ster is onze zon [planeet] = een koude bol (metalen, gesteenten, ijs en/of gas) die verlicht en verwarmd worden door de energie van een ster waar ze omheen draaien. De bekendste planeet is de aarde [komeet] = een hemellichaam dat bestaat uit gas, ijs en veel stof. Een komeet beweegt in een ellipsvormige baan om een ster (bv. om de zon). Als een komeet te dicht bij een ster komt, wordt het ijs waterdamp. Dan is er een komeetstaart [manen] = zijn hemellichamen die rond een planeet, rond een andere maan... draaien. Onze maan draait rond de aarde [meteoroïden] = brokstukken afkomstig van kometen of planetoïden die geen vaste baan om de zon hebben, ze zweven doelloos rond. Wanneer een meteoroïde onze atmosfeer binnendringt, is er grote wrijving en brandt de meteoroïde op. Dan zie je een vallende ster. Als een meteoroïde volledig opgebrand is voordat deze de aarde bereikt, noemen we dit een meteoor. Als een meteoroïde toch inslaat op het aardoppervlak dan is het een meteoriet **planeten ([m]aak [v]an [a]cht [m]eter [J]apanse [s]tof [u]w [n]achtjapon)** 8 planeten vertrekkende vanuit de zon: Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus (planeten draaien om de zon) **bewegingen van de aarde** : onze kalender is gebaseerd op de bewegingen van de aarde ***A de aarde draait om de eigen as in tegenwijzerzin*** - hierdoor kennen we [dag en nacht] - hierdoor zijn er [tijdsverschillen] op aarde - hierdoor [komt de zon op in O] richting en gaat ze via het Z [onder in W richting] ![](media/image2.png)[dag en nacht] de kant van de aarde die naar de zon gericht is, heeft dag. De andere kant heeft nacht - demonstreren: zaklamp, wereldbol, figuurtje let op: de aardas staat schuin [tijdsverschillen op aarde] de aarde draait in ongeveer 24 uur één keer om haar as. Dit betekent dat verschillende delen van de aarde op verschillende momenten van de dag zonlicht ontvangen. Wanneer het in een bepaald deel van de wereld dag is, is het aan de andere kant van de wereld nacht om dit te organiseren, is de aarde verdeeld in [24 tijdzones]. Elke tijdzone komt overeen met een strook van [15 graden] (360graden : 24 u = 15 graden) breedtegraad, wat ongeveer één uur tijdsverschil vertegenwoordigt. Als de zon bijvoorbeeld recht boven de nulmeridiaan van Greenwich (0 graden lengtegraad) staat, is het daar 12:00 uur \'s middags. Tegelijkertijd is het in een tijdzone 15 graden naar het westen 11:00 uur \'s ochtends, en in een tijdzone 15 graden naar het oosten 13:00 uur \'s middags. België ligt in tijdzone +1. (zie atlas!!!) - demonstreren: zaklamp, wereldbol, een mannetje in België, een mannetje in Amerika, een mannetje in... (neem plaatsen waar de kinderen misschien op reis gingen of die ze kennen) - in België hebben we een winter- en een zomeruur: Daylight Saving Time, het werd ingevoerd door een economische crisis, maar het heeft veel nadelen - meer ongevallen - bioritme overhoop oplossing = het winteruur behouden, dit past het best bij het ritme van de natuur [richting zonsopkomst en zonsondergang] de aarde draait om zijn as in tegenwijzerzin dus van west naar oost. Hierdoor komt de zon op in oostelijke richting en gaat ze via het zuiden onder in westelijke richting. De zon komt niet altijd op hetzelfde tijdstip op, niet altijd in dezelfde windrichting (wel ongeveer) ![](media/image4.png) examen foto Stellarium (moment van de dag / moment in het jaar) - zon op in ONO (5u40) / zon onder in WNW (21u40)= 21 juni (zomertijd), 16 uur licht van 5u40-21u40 - zon op in O / zon onder in W = 21 maart (6u40/18u40 wintertijd)/ 23 september (7u40/19u40 zomertijd) - zon op in OZO (8u40) / zon onder in WZW (16u40)= 21 december (wintertijd) demonstreren: zaklamp, schijf op tafel, zaklamp telkens laten opkomen. Denk ook aan zon hoger in de zomer (schaduw korter), lager in de winter (schaduw langer) ***B de aarde draait in een baan om de zon EN onze aardas staat schuin op zijn baan*** - hierdoor hebben we [seizoenen] ![](media/image6.png)zomer= noordpool hele dag licht winter = noordpool hele dag donker ![](media/image8.png)wij = noordelijk halfrond langer zon wij = noordelijk halfrond minder zon - ![](media/image10.png)lente/herfst ![](media/image12.png) tijdens de nacht tijdens de nacht de seizoenen hebben NIETS te maken met de afstand van de aarde ten opzichte van de zon. Doordat onze aardas schuin staat op zijn baan, is in de zomer het noordelijk halfrond gekanteld naar de zon. Dan zijn de dagen langer, meer zonlicht, warmer. In de winter is het noordelijk halfrond weggekanteld van de zon. De dagen zijn korter, minder zonlicht, frisser let op, in de zomer beginnen de dagen korter te worden, in de winter beginnen de dagen langer te worden. In de zomer staat de zon hoog, korte schaduw. In de winter staat de zon laag, langere schaduw. (Naar de zon kijken mag niet. Denk aan zon op stok.) langste dag = 21 juni kortste dag = 21 december - demonstreren = zaklamp in het midden, 4 wereldbollen rondom, kleef donker en licht op de wereldbol de aarde draait in ongeveer 1 jaar rond de zon. Dit is niet precies. Daarom voerde men een schrikkeljaar in. Om de vier jaar is er een 29ste februari. Dit is enkel in de jaartallen die deelbaar zijn door 4. Let op, eeuwjaren zijn GEEN schrikkeljaren tenzij ze deelbaar zijn door 400 **de bewegingen van de maan** ***A de maan draait om haar eigen as*** - hierdoor zien we altijd maar 1 kant van de maandag ***B de maan draait in tegenwijzerzin in een baan om de aarde*** - hierdoor zien we de [schijngestalten] van de maan - hierdoor is er [eb en vloed] [schijngestalten van de maan] cyclus = de maan draait in ongeveer 29 dagen rond de aarde. De maan gaat op in het oosten en onder in het westen, niet altijd op hetzelfde moment! De maan geeft geen licht maar reflecteert licht - demonstreren: zaklamp (zon), wereldbol, kleinere bol (maan) binnenste cirkel = deel van de maan dat belicht wordt buitenste cirkel = wat wij zien vanop de aarde, schijngestalten ![](media/image14.png)de maan komt niet steeds op hetzelfde tijdstip op. Je kan dit volgen op een kalenderblaadje en met deze kader. De maan komt elke dag 50 min. later op. (omdat de maan iets verder draait dan dat de aarde om haar as draait) [eb en vloed ontstaat (= getijden)] de maan trekt aan het water op aarde. Deze aantrekkingskracht is het sterkst aan de kant van de aarde die het dichtst bij de maan is, waardoor het water daar omhoog wordt getrokken. Dit veroorzaakt vloed. Maar de aarde draait om zijn as. Na zes uur is deze plaats weg van de maan, eb. Na zes uren weer dicht bij de maan, vloed... Springvloed als de maan en de zon op één lijn staan, ze trekken allebei aan het water aan de andere kant van de aarde, die het verst van de maan verwijderd is, ontstaat ook vloed! (centrifugale kracht) **maansverduistering** gebeurt wanneer de aarde precies tussen de zon en de maan staat, waardoor het zonlicht de maan niet direct kan bereiken. (enkel dus bij volle maan) De schaduw van de aarde valt dan op de maan. Dit kan de maan gedeeltelijk of volledig verduisteren, gedeeltelijke of totale maansverduistering ![](media/image16.png) **zonsverduistering (=zoneclips)** gebeurt wanneer de maan precies tussen de aarde en de zon komt te staan, waardoor het zonlicht de aarde niet kan bereiken. (enkel bij nieuwe maan) Wanneer de maan precies tussen de zon en de aarde staat, werpt de maan een schaduw op de aarde. Dit kan de zon gedeeltelijk of volledig verduisteren, gedeeltelijke of totale zonsverduistering ![](media/image17.png) **dagboog** = baan die de zon aan de hemel beschrijft gedurende een dag (van zonsopgang tot zonsondergang) de vorm van de dagboog hangt af van de tijd van het jaar en je geografische locatie. In de zomer is de dagboog langer en hoger aan de hemel (lange dag). In de winter is de dagboog korter en lager (korte dag)![](media/image4.png) [examen foto Stellarium (moment van de dag / moment in het jaar)] - zon op in ONO (5u40) / zon onder in WNW (21u40)= 21 juni (zomertijd), 16 uur licht van 5u40-21u40 - zon op in O / zon onder in W = 21 maart (6u40/18u40 wintertijd)/ 23 september (7u40/19u40 zomertijd) - zon op in OZO (8u40) / zon onder in WZW (16u40)= 21 december (wintertijd) **oriënteren met de zon** - stand van de zon: zonsopgang (o), middag (z), zonsondergang (w) - kijken naar schaduwen: ochtend (w), middag (n), avond (o) **oriënteren met de zon en een analoog (met wijzers) uurwerk** 2 manieren: [leerkracht wo] vertrek vanuit de zonne-tijd ( NIET uurwerktijd)! Dit gevonden getal deel je door twee. Dit quotiënt zoek je op je uurwerk en richt je naar de zon. De 12 van je uurwerk wijst nu naar het noorden - zonnetijd is net gelijk aan uurwerktijd de zonnetijd wordt bepaald door de positie van de zon. Is niet overal hetzelfde - uurwerktijd in de wintertijd voor ons = 40 min. later dan zonne-tijd - uurwerktijd in de zomertijd voor ons = 1u40 min. later dan de zonne-tijd ![](media/image20.gif)[makkelijke manier] hou je uurwerk horizontaal op je hand. Richt de kleine wijzer naar de zon! Neem het midden van de hoek die de kleine wijzer vormt met 12 uur. Dit midden wijst naar het zuiden voor ons (noordelijk halfrond) **oriënteren met de maan** op welke plaats (windrichting) zie je welke schijngestalte van de maan nieuwe maan = niet zichtbaar eerste kwartier (premier, rechterkant zichtbaar) = maan komt 's middags op in het oosten, maan staat in het zuiden 's avonds, maan staat in het westen middernacht volle maan = maan staat in het oosten bij zonsondergang, maan staat in het zuiden rond middernacht, maan staat in het westen bij zonsopgang laatste kwartier (dernier, linkerkant zichtbaar) = maan staat in het oosten rond middernacht, maan staat in het zuiden bij zonsopgang en maan staat in het westen rond de middag ![](media/image21.png)![](media/image23.png) ![](media/image25.jpeg)**oriënteren met de poolster** [Waarom is de Poolster de enige ster aan de hemel die we kunnen gebruiken om ons te oriënteren?] de Poolster staat direct boven de noordelijke rotatie-as van de aarde. De Poolster staat precies boven de noordpool van de aarde. Terwijl de aarde draait, blijft de Poolster op dezelfde plaats aan de hemel staan de Poolster staat in het noorden [Maar hoe vind je de Poolster, hoe vind je het noorden?] - zoek de Grote Beer (grote steelpan) - kijk naar de twee sterren aan het uiteinde van deze pan. - teken door deze twee sterren een lijn. Neem deze lijn 5 keer. - nu ben je bij de Poolster, dit is één van de helderste sterren. - controle: de Poolster staat aan het uiteinde van de steel van de Kleine Beer **poolshoogte** = verwijst naar de hoek tussen de Poolster en de horizon deze hoek kan je meten. Als je poolshoogte bv. 30 graden is, dan bevind je je op 30 graden noorderbreedte. (zeelieden) - evenaar : poolshoogte = 0 graden - noordpool: poolshoogte = 90 graden (Poolster recht boven je) ![](media/image27.png) **[opdrachten tijdens de les bekijken -- document pc mama]** **[weer en klimaat]** van ontdekken naar begrijpen: - enkele keren /dag de temperatuur meten met een thermometer zodat we later de verschillen kunnen bespreken - enkele dagen de neerslag opmeten met een regenmeter, bespreken - waarnemen van bewolking, zon, temperatuur, windrichting - strooiwagens op pad - mutsen, sjaals, handschoenen aan, winterjassen [het weer] = de toestand van de atmosfeer voor een korte tijd en op een specifieke plaats. Het weer kan elk moment veranderen [het klimaat] = het gemiddelde weer over een langere periode (meer dan 30 jaar). Het klimaat staat grotendeels vast. Pas op, er treden klimaatsveranderingen op wanneer we niet goed voor de aarde zorgen **weerbericht (we gebruiken een actueel in de klas, dan kan je buiten kijken, vgl)** een weerbericht bestaat uit: - temperatuur - luchtdruk - wolken - neerslag een weercentrum onderzoekt alle weerselementen - ![](media/image29.png)KMI (Koninklijk Meteorologisch Instituut) =\> Ukkel wanneer je de buitentemperatuur wil meten, leg je de thermometer in de schaduw **verbanden** **verband tussen windrichting en neerslag** in België is er meestal een zuidwestenwind (wind komt uit het ZW =\> NO), de wind komt dus van over de zee en vanuit het zuiden - brengt neerslag (zee) mee - brengt warme lucht (zuiden) mee **verband tussen temperatuurschommeling en bewolking** wanneer er overdag veel bewolking is, wordt het niet zo warm. De wolken reflecteren het zonlicht. Wanneer er 's nachts veel bewolking is, zakken de temperaturen niet zo hard, de wolken houden de warmte vast wanneer er overdag weinig bewolking is, wordt het warmer. Wanneer er 's nachts geen bewolking is, koelt het sterker af. De wolken werken dus als een soort dekentje **natuurlijk broeikaseffect** de zonnestralen komen naar de aarde. Onze atmosfeer houdt een deel van deze stralen tegen. (gelukkig, schadelijke stralen). Een deel van de zonnestralen worden opgenomen of teruggekaatst door stofdeeltjes, wolken... Een ander deel geraakt tot op de aarde. De aarde warmt hierdoor op en gaat deze warmte uitstralen. Een aantal gassen in de atmosfeer (de broeikasgassen die er van nature zijn) houden de warmte vast. Hierdoor blijft de aarde warm genoeg om er op te leven. Zonder deze natuurlijke broeikasgassen zou het koud zijn **versterkt broeikaseffect** de mens brengt extra broeikasgassen in de atmosfeer door fossiele brandstoffen te gebruiken, door industrie, uitlaatgassen, ontbossing... Hierdoor wordt meer warmte vastgehouden dan normaal. De gemiddelde temperatuur stijgt. De zeespiegel gaat stijgen door het smelten van de ijskappen, we gaan extremere weersomstandigheden krijgen (meer stormen, meer regen)... ![](media/image32.jpeg) **temperatuur** (koud = onder 0, warm = 18-24, echt warm = 24) [Wat bepaalt de waarde van de temperatuur?] = temperatuur verschillen tussen plaatsen - invalshoek van de zon (dag, jaar, breedteligging) - duur van de bestraling - hoogte en oriëntatie - zeestromen - (windrichting) ***temperatuurverschil o.w.v. de invalshoek van de zon*** ***dag:*** 's morgens staat de zon laag, 's middags hoger en 's avonds lager, als de zon lager staat moet ze een grotere oppervlakte verwarmen =\> minder warm ***jaar*** zomer staat de zon hoger (minder groot opp bestralen) en schijnt ze langer op de aarde, de temperaturen zijn dan hoger. Winter staat de zon lager (grote opp bestralen, minder warm) en schijnt ze minder land waardoor de temperaturen lager zijn ***breedteligging*** de bundel zonnestralen die bij de polen invalt, moet dezelfde energie verdelen over een grotere oppervlakte en kan de aarde dus minder opwarmen de bundel zonnestralen die invalt op de evenaar, moet maar een kleine oppervlakte opwarmen dus: - naarmate je naar de polen gaat = kouder - hoe schuiner de zonnestralen invallen = hoe minder warm de invalshoek varieert volgens de breedtecirkels ![](media/image34.png) **temperatuurverschil o.w.v. de duur van de bestraling** doordat de aarde om de zon draait en onze aardas schuin staat op zijn baan hebben we seizoenen. Aan de evenaar wordt de aarde bijna altijd even lang bestraald (= altijd warm). Aan de polen hebben we in de winter en de zomer een poolnacht en een pooldag poolnacht = er is bijna geen bestraling dus zal de temperatuur laag zijn zomer: de zon komt vroeger bij ons op en gaat later onder, de aarde wordt langer bestraalt dus het is warmer winter: zon komt later op en gaat vroeger onder, de aarde wordt niet lang bestraalt en dus is het kouder **temperatuurverschil o.w.v. hoogte en oriëntatie** temperatuur daalt met 1°C per 180m dat je stijft - grotere hoogte =\> lagere luchtdruk: de lucht kan minder warmte vasthouden ![](media/image36.png) bij vlakke oppervlakken maakt de oriëntatie niet uit. Maar een helling die naar het zuiden gericht is, vangt meer direct zonlicht op. De zonnestralen vallen bijna loodrecht op het oppervlak. Daar zal het warmer zijn - druiven kweken op helling naar het zuiden - langer skiën op helling naar Noorden **temperatuurverschil o.w.v zeestromen** zeestromen: - warme (Golfstroom) & koude (Labradorstroom) een warme zeestroom kan warm water van de tropen naar koudere gebieden brengen, de kustgebieden hebben daardoor geen extreme koude temperaturen een koude zeestroom kan koud water van de polen naar warmere gebieden brengen. Hierdoor zijn de zomers bij ons koeler ![](media/image38.png)temperatuurverschil o.w.v windrichting N = koud O = droog (over land) Z = warm en zacht W = vochtig (over water) **temperatuurschommelingen** = verschil tussen de hoogste en de laagste temperatuur in de loop van een dag of in de loop van een jaar kunnen veroorzaakt worden door: - zee- of landsituatie - luchtvochtigheid en wolken - bodem en vegetatie ***temperatuurschommeling door zee- of landsituatie*** water warmt traag op en koelt traag af. Het water geeft ook in de winter nog wat warmte af. Gebieden in de buurt van zeeën en oceanen kennen geen grote of kleinere temperatuurverschillen land warmt snel op en koelt snel af. Gebieden die verder weg liggen van zeeën en oceanen kennen grotere temperatuurverschillen ***temperatuurschommeling door luchtvochtigheid*** droge lucht komt vanuit het oosten - warme zomers & koude winters (grote temperatuur verschillen) vochtige lucht komt vanuit het westen - frisse zomers & zachte winters (geen grote temperatuur verschillen) ***temperatuurschommeling door wolken*** overdag veel bewolking is (wordt het niet zo warm). De wolken reflecteren het zonlicht. Wanneer er 's nachts veel bewolking is, zakken de temperaturen niet zo hard, de wolken houden de warmte vast. Er zijn dan kleinere temperatuurverschillen wanneer er overdag weinig bewolking is, wordt het warmer. Wanneer er 's nachts geen bewolking is, koelt het sterker af =\> temperatuurverschillen ***temperatuurschommeling door bodem*** kleibodems warmen trager op en geven warmte trager af: kleine temp verschillen zandbodems warmen snel op en koelen snel af: grote temp verschillen (Kempen) ***temperatuurschommeling door vegetatie*** bodems met planten zullen kleinere temperatuurverschillen hebben. Door de planten en bomen valt het zonlicht niet meteen op de bodem. De opwarming is dan kleiner. De planten zorgen ook voor schaduw en meer vochtigheid **luchtdruk** = de druk die lucht uitoefent op voorwerpen, vloeistoffen, gassen... Luchtdruk werkt in alle richtingen, daarom voelen we het niet of: het is de kracht die het gewicht van een luchtkolom in de atmosfeer op een oppervlak uitoefent hoe groter de hoogte boven het aardoppervlak (dus hoe hoger), hoe kleiner het gewicht van de resterende luchtkolom zal zijn. Dus de luchtdruk neemt af met de toenemende hoogte. Hoe hoger hoe lager de luchtdruk gevolg = hoogteziekte (er zit weinig zuurstof in de lucht) daarom gaan mensen op hoogtestage. Er zit op grote hoogte minder zuurstof in de lucht. Het lichaam gaat extra rode bloedcellen aanmaken. De rode bloedcellen zorgen het zuurstoftransport in het lichaam verbetert en zo wordt je uithoudingsvermogen hoger ![](media/image39.png) we meten de luchtdruk met een barometer - kwikbarometer - aneroïde barometer ***kwikbarometer*** = bij hoge druk wordt er meer druk uitgeoefend op het kwik (kwik stijgt). Bij lagere druk wordt er minder druk uitgeoefend op het kwik (kwik daalt) ***aneroïde barometer*** ![](media/image41.png)= in de barometer zit een cel. Bij hoge luchtdruk wordt de cel samengedrukt. Bij lage luchtdruk zet de cel uit. Deze beweging laat de wijzer bewegen en de luchtdruk aangeven op een schaal hoge- en lagedruk gebieden ontstaan doordat de temperaturen op aarde niet overal hetzelfde zijn - hogedrukgebied: - lucht stroomt van boven naar onder - luchtdruk op aarde neemt toe (hoge druk) - frisse lucht warmt op, neemt water op =\> geen neerslag - lagedrukgebied: - lucht stroomt van beneden naar boven - luchtdruk op aarde neemt af (lage druk) - warme lucht stijgt en koelt af =\> wolken/neerslag gevormd wind = lucht gaat zich verplaatsen van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied (want lucht wilt steeds in evenwicht zijn, maar bij een LDG stroomt de lucht weg) - wanneer het druk verschil groot is waait het hard we hebben 7 drukgordels op aarde: - hoge- en lagedrukgordels wisselen zich af over de aarde [1) equatoriale lagedrukgordel] - evenaar (= veel zon, warm) - warme lucht stijgt dus is het een lagedrukgordel - warme stijgende lucht buigt richting de polen (koelt af) [2) subtropische hogedrukgordels] - rond de 30ste breedtegraad (lucht afgekoeld dus zakken) - luchtdruk wordt groter = hogedrukgebied - een deel van de wind waait richting evenaar, ander deel richting de polen [3) subpolaire hogedrukgordels] - rond de 60^ste^ breedtegraad (wint polen botst met wind subtropische hogedrukgordel) - door de botsing stijgt de wind =\> lagedrukgordel [4) polaire hogedrukgordels] - bij de polen (=kouder, koude lucht zakt) =\> hogedrukgordel - op de noordpool de wind naar het zuiden (H =\> L) wind verplaatst zich van hoge druk naar lage druk lagedrukgebied = vochtig weer (België) hogedrukgebied = vaak droog (Sahara) ![](media/image43.png)België ligt op 51° NB. Wij hebben wind vanuit het zuidwesten. Van de subtropische hogedrukgordel naar de subpolaire lagedrukgordel. Wanneer deze winden botsen, stijgen ze, koelen ze af en krijg je wolken en neerslag **aggregatietoestanden** vast, vloeibaar, gas(vormig) overgangen tussen aggregatietoestanden: **voorbeelden** ***verdampen*** water dat kookt in een kookpot verdampt, een plas water verdwijnt door de zon ***condenseren*** waterdruppels op de spiegel na een warme douche ***smelten*** ijs smelt, kaarsvet smelt bij het branden van de kaars ***stollen*** zelf ijsblokjes maken door water in vormpjes te doen en in de diepvries te steken ***sublimeren*** droogijs: van vast naar gas, er komt geen water vrij ***rijpen*** ijskristallen die gevormd worden op een raam **de kringloop van het water** ![](media/image45.png) water uit oceanen, meren, rivieren... verdampt door de warmte van de zon. Ook planten geven vocht af = transpiratie. Deze waterdamp stijgt en koelt af. Wanneer waterdamp afkoelt, verandert het in kleine waterdruppels. Deze waterdruppels vormen wolken. De wolken worden door de wind verplaatst. In de wolken botsen de waterdruppels tegen elkaar en ze vormen grotere druppels. Wanneer de druppels te groot/te zwaar worden, vallen ze als neerslag terug naar de aarde. Dit kan onder de vorm van regen, hagel, sneeuw (afhankelijk van de temperatuur) Het water dat op de grond valt kan stromen in rivieren, beken... naar oceanen. Een deel van het water sijpelt in de grond en wordt grondwater. Dit grondwater kan door planten gebruikt worden warme lucht kan meer water(damp) opslaan, warme lucht stijgt. Hierdoor koelt de lucht af. De lucht kan nu minder waterdamp vasthouden. De waterdamp condenseert tot druppels. Deze druppels vormen wolken. In wolken zweven stofdeeltjes en ijskristallen. De druppels klampen zich vast aan de ijskristallen en botsen tegen elkaar. De kristallen worden steeds groter en zwaarder. Ze vallen naar beneden, meestal vallen ze uit de wolk als sneeuw. Maar omdat de lucht warmer is dan binnen in de wolk, smelten de kristallen. Het regent. als het koud genoeg is, blijven de kristallen ijskristallen. Het sneeuwt. Als de ijskristallen vallen en weer stijgen, vallen en weer stijgen, dan komen er meerdere ijslagen over elkaar. Dan valt er hagel. Als de regen op een bevroren grond valt, dan hebben we ijzel **isobaren en fronten** : vind je op een weerkaart isobaren = lijnen die puntjes van gelijke luchtdruk verbinden - dicht bij elkaar = sterke wind - ver uit elkaar = zwakke wind - gesloten cirkel = hoge- of lagedrukgebied fronten = lijnen die de grenzen tussen verschillende luchtmassa's aanduiden - koufront = koude lucht duwt warme lucht weg (koud, drogere lucht) - warmtefront = warme lucht verdringt koude lucht (warmere, vochtige lucht) - occlusiefrond = koufront en warmtefront botsen (meer kans op regen) - stationair front = een front dat zich niet verplaatst ( meestal wolken, droog, geen wind) lagedrukgebied : lucht stijgt = afkoelen = kan voor neerslag zorgen de wind waait tegenwijzerzin, komt uit het westen en over zee = nat hogedrukgebied : lucht daalt = warmt op = droog de wind waait in wijzerzin, komt uit het NO = droog en koel **corioliskracht** zonder corioliskracht zou de wind zich recht verplaatsen. Maar door de corioliskracht stroomt de lucht niet in een rechte lijn van H naar L. De lucht volgt een gebogen pad de wind waait rond een L tegen de klok in, de wind waait naar een lagedrukgebied de wind waait rond een H met de klok mee, de wind waait uit het hogedrukgebied zo kan je de windrichting bepalen (PAS OP, OMGEKEERD IN HET ZUIDELIJK HALFROND) noordelijk halfrond zuidelijk halfrond **het weer en de beleving van het kind** droog weer = buiten spelen regenweer = onder het afdak spelen, binnen spelen warm, droog weer = zonder jas naar buiten koud weer = muts, sjaal, handschoenen warm weer = zomerkleding, pet op, zonnecrème smeren koud, sneeuw = sneeuwman maken, sneeuwballengevecht heet, droog weer = zwembad buiten zetten, waterpistool **het weer en de menselijke bedrijvigheid** warm, droog weer = de boer maait het gras om te drogen tot hooi mild, droog weer = de boer zaait, ideaal weer om zaad te laten kiemen langere tijd droog weer = de boer zorgt voor bevloeiing koud vriesweer = de boer onderhoudt zijn machines kouder weer = de koeien gaan op stal koud, vochtig weer = de strooidiensten strooien zout mistig weer = mistlampen aan regenweer = snelheid aanpassen droog weer = meer mensen met fiets naar het werk langere tijd droog, warm weer = pop-up terrasjes gaan open, meer jobstudenten nodig **klimatogram** rode lijn = gemiddelde maandtemperatuur blauwe staaf = totale maandelijkse neerslag aan de hand van de determinatietabel en klimatogram België: - koelgematigd klimaat met zachte winter (loofbosklimaat) - milde winter - koele zomer - heel het jaar kans op neerslag ![](media/image47.png) **klimaatzones in Europa** **Mediterraan klimaat** (groen-geel) - Zuid-Europa ( Spanje, Italië, rond de Middellandse-Zee) - warm in de zomer, mild in de winter (dankzij zee) - planten met taaie bladeren bv. olijfboom, lavendel (beschermd tegen warmte) **Gematigd zeeklimaat** (lichtgroen) - West-Europa (België, Nederland, Verenigd Koninkrijk, West-Duitsland) - frisse, vochtige zomers (zee zorgt voor vocht en niet extreem warm) - zachte, regenachtige winters (zee zorgt voor vocht en niet extreem koud) - vier seizoenen - loofbossen **Taiga/Koudgematigd klimaat met strenge winter** (donkergroen) - Centraal en Oost-Europa (Zweden, Noorwegen, Rusland) - koude temperaturen: koele zomer, koude winter, matige neerslag - naaldbomen (minder energie nodig om nieuwe bladeren te maken **Toendra/Koud klimaat met dooiseizoen** (blauw) - Noord-Europa (Noorden van Zweden, Noorden van Finland, richting poolcirkel) - geen bomen meer, wel mossen-struiken-varens - in de zomer maar heel even boven het vriespunt - koude zomers, extreem koude winters, weinig neerslag **klimaatzones en vegetatietypen over de wereld** **tropische regenwoud** - *dichte bossen*, grote bomen (woud) - rond de evenaar, veel regen (warmte-planten verdampen=regen) natste plek op aarde **savanne** - *uitgestrekt grasland met af en toe een boom/struik* - veel grote zoogdieren (leeuw, olifant...) - slechts 2 seizoenen: een nat en een droog, steeds warm **steppe** - *uitgestrekt grasland met veel grassen en kruiden, weinig bomen* - 9 maanden droog **woestijn** - minder dan 200 mm neerslag per jaar (er bestaan ook ijswoestijnen) - *weinig planten: cactussen, vetplanten, struiken* **mediterraan klimaat** - *planten met taaie bladeren: olijfboom, lavendel* **gematigd zeeklimaat** - *loofbossen bv. eik, beuk (en gemengde bossen)* **taiga** - *uitgestrekte naaldbossen* **toendra** - *geen bomen meer, enkel mossen-varens-struiken* - *e*nkel in het noordelijk halfrond **polair klimaat** - *permafrost = bodem permanent bevroren* - weinig neerslag ![](media/image50.png)tropisch regenwoud savanne ![](media/image52.png)steppe woestijn ![](media/image54.png)mediterraan klimaat gematigd zeeklimaat ![](media/image56.png)taiga toendra ![](media/image58.jpeg)polair klimaat **wolken** ontstaan van wolken: In de lucht zit waterdamp, waterdamp is onzichtbaar. Wanneer lucht afkoelt, zal waterdamp condenseren tot waterdruppeltjes. Deze kleine waterdruppeltjes blijven hangen en vormen samen wolken temperatuur is hier ook belangrijk bij. Bij lage temperaturen kan je weinig waterdamp opslaan, bij hoge temperaturen kan je veel waterdamp opslaan. Als de lucht het maximum aan waterdamp heeft opgeslagen, dan is het verzadigde lucht. Als er dan nog waterdamp bijkomt, wordt dit meteen een wolk (wat opstijgt uit een waterkoker is gecondenseerd water omdat de lucht al vol zit met water. Het te veel aan water condenseert. Bv. Bij de tropen gaat je zweet niet meer verdampen, de lucht is al te vochtig)