Tekst VP Sem 1 PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
Dit is een verhaal over een persoon die de lotto heeft gewonnen en de gevolgen daarvan. De hoofdpersoon heeft achtenvijftig miljoen gewonnen en heeft een lange geschiedenis met een vriend en een relatie met een vrouw met naam Rita.
Full Transcript
DEEL 1 ‘Het leven kan soms wreed zijn’, zei ik met een lijkbiddergezicht. Patrick stak hoofdschuddend een sigaret op en blies de rook voor zich uit. Aan de andere tafels in de kroeg werd gelachen, geleuterd en gezopen. Zo hoorde het op vrijdagavond, na het werk. Dit was de plek noch het moment om e...
DEEL 1 ‘Het leven kan soms wreed zijn’, zei ik met een lijkbiddergezicht. Patrick stak hoofdschuddend een sigaret op en blies de rook voor zich uit. Aan de andere tafels in de kroeg werd gelachen, geleuterd en gezopen. Zo hoorde het op vrijdagavond, na het werk. Dit was de plek noch het moment om een ernstig gesprek te voeren. Geld, wijven of sport. Het onderwerp maakte niet uit, als het maar gezellig bleef. ‘Heb je weer problemen met Rita?’ vroeg hij niet erg enthousiast toen ik mijn handen voor mijn gezicht sloeg en een diepe zucht slaakte. ‘Nee’, zei ik gelaten. ‘Dit keer is het veel erger.’ Patrick haalde zijn schouders op en probeerde me met een kwinkslag duidelijk te maken dat een paar pilsjes me wel in de juiste stemming zouden brengen, want ik had koffie besteld en dat beviel hem niet. ‘Hoe lang zijn we al vrienden?’ vroeg ik. ‘Waarom vraag je dat?’ ‘Vierentwintig jaar’, zei ik. ‘Vierentwintig jaar en zeven maanden … om precies te zijn.’ ‘Dat jij dat nog weet. Ik had Patrick op mijn elfde leren kennen bij de jeugdbeweging en sindsdien waren we onafscheidelijk. We hadden samen de dolste avonturen beleefd, stiekem sigaretten gerookt in de bosjes achter het parochiaal centrum en later op dezelfde plek de meiden proberen te versieren. Op school waren we haantjes- devoorste, de nachtmerrie van menige leraar. Hoewel ik de middelbare school niet afmaakte, bleef onze vriendschap intact. Dat Patrick later carrière maakte bij Financiën en ik waarschijnlijk tot aan mijn pensioen postbode zou blijven, veranderde daar niets aan. Integendeel. We bleven onafscheidelijk. ‘Ik denk dat ik toch maar iets sterkers neem’, zei ik. Patrick dronk zijn glas in een teug leeg. Ik schoof mijn kop koffie terzijde. ‘Ken je het mopje van de Romeinse kapitein die zijn roeiers voor de middag meedeelt dat hij goed en slecht nieuws voor ze heeft?’ ‘Nee’, loog Patrick. Hij kende het mopje natuurlijk wel. Hij wilde alleen maar vermijden dat ik weer begon te zeuren. Iedereen wist toch dat de kapitein de roeiers eerst een dubbel rantsoen beloofde en daarna doodgemoedereerd verklaarde dat hij na de middag zin had om te waterskiën. ‘Er is mij iets gelijkaardigs overkomen’, fluisterde ik. ‘Laat me raden’, zei Patrick. ‘De Post is failliet en jij hebt een betere baan gevonden bij Belgacom.’ ‘Nee, Patrick. Ik heb de lotto gewonnen. Achtenvijftig miljoen.’ ‘Onnozelaar.’ ‘Achtenvijftig miljoen vierhonderd vijfenzeventigduizend driehonderd zesentwintig frank om precies te zijn.’ Ik haalde het winnende formulier uit mijn binnenzak en liet het hem zien. ‘12, 15, 21, 22, 25, 39. Geloof je me nu?’ Ik liet hem ook een krantenknipsel zien met de winnende nummers. Patrick leek door een bliksemschicht getroffen. Zijn gezicht trok wit weg. Ik stopte het kostbare formulier weer in mijn binnenzak en bestelde voor ons beiden: geen pils maar trappist. ‘Waarom heb je me dat niet eerder verteld?’ vroeg Patrick ongelovig. Hij had vorig jaar al zijn spaarcenten in aandelen van een Vlaams bedrijf gestopt. Het avontuur was hem zuur opgebroken. Hij was alles kwijtgeraakt. ‘Omdat mijn dokter me verteld heeft dat ik kanker heb. Aan de pancreas. De tumor is uitgezaaid, een behandeling nutteloos.’ ‘Achtenvijftig miljoen’, herhaalde Patrick wezenloos. Dat ik hoogstens nog zes maanden te leven had, leek hem niet te interesseren. Het eerste wat hij vroeg was: wat zegt Rita daarvan? ‘Rita weet van niets’, zei ik. ‘Jij bent de enige die het weet, en ik ben niet van plan om het haar te vertellen.’ Mijn relatie met Rita stelde niet veel voor. Volgende maand waren we tien jaar getrouwd. Veel meer viel er over ons huwelijk niet te melden, behalve dat het kinderloos was. ‘De reden waarom ik Rita niets heb verteld, is dat ik niet wil dat ze mijn fortuin erft. Dat verdient ze niet.’ Het was al misgelopen tijdens onze huwelijksnacht toen ze misselijkheid veinsde en ik daarna van pure ellende naar de kroeg was getrokken. Ik was er nooit achter gekomen waarom ze die avond en bijna alle andere die daarop volgden een excuus had verzonnen om niet met mij naar bed te hoeven. In het begin had ik haar met rust gelaten in de overtuiging dat ze zou bijdraaien als ik lief voor haar was. Het had niet mogen baten, hoezeer ik me ook voor haar uitsloofde. Na verloop van tijd legde ik me daarbij neer, maar ook dat beviel haar niet. Ze begon over alles en nog wat te zeuren: over mijn povere salaris, mijn eetgewoonten die ze plotseling walgelijk vond en mijn wekelijkse bridgeavondjes natuurlijk, waaraan ze een grondige hekel had. In haar ogen kon ik niets goeds doen. Ik reikte naar het glas trappist, zette het voorzichtig aan mijn lippen en nam een slokje. Het bier smaakte voortreffelijk. Patrick keek me doordringend aan. ‘Wat ben je in vredesnaam van plan?’ vroeg hij achterdochtig. Patrick luisterde met wijd opengesperde ogen toen ik hem vertelde dat ik hem mijn fortuin wilde nalaten, maar hij bleef realistisch. ‘Je vergeet de fiscus’, zei hij een beetje gepikeerd. ‘Over zo’n bedrag moet ik minstens tachtig procent successierechten betalen.’ Ik glimlachte. ‘Je houdt er hoe dan ook tien miljoen aan over.’ ‘Toch niet. Rita heeft recht op de helft. Je kunt haar niet zomaar onterven.’ ‘Is dat zo?’ ‘Natuurlijk is dat zo.’ Patrick pakte zijn glas en dronk met gulzige teugen van het donkere bier. Slechts vijf van de achtenvijftig miljoen beuren. Het was je reinste waanzin. ‘Vijf miljoen is vijf miljoen’, zei ik rustig. ‘Tenzij …’ ‘Tenzij wat?’ Patrick verslikte zich bijna. Hij keek me aan met de blik van een roofdier dat net een prooi heeft gemist en nu een tweede kans krijgt om toe te slaan. ‘Ik heb het formulier nog niet ingewisseld’, zei ik. ‘Wat bedoel je daarmee?’ ‘Dat ik je het onderhands kan geven.’ ‘Dat meen je niet.’ ‘Toch wel’, zei ik. ‘Maar in ruil daarvoor moet jij Rita van kant maken. Woordverklaringen de kwinkslag: grappige opmerking, humoristische uitspraak intact: zonder scheuren, helemaal in orde doodgemoedereerd: heel rustig, ijzig kalm baten: helpen, winst opleveren pover: arm, mager, triestig de fiscus: de belastingambtenaar, (bij uitbreiding:) het hele belastingsysteem de successierechten: belasting die je moet betalen op een erfenis DEEL 2 De slaapkamer, waar Patrick de voorbije drie jaar iedere dinsdagavond uitgebreid aan zijn trekken was gekomen, leek vanavond een beetje op een graftombe, ondanks de warmte die van Rita’s naakte lichaam afstraalde. ‘Scheelt je wat?’ ‘Ik ben een beetje moe’, zei Patrick. ‘Jij moe. Laat me niet lachen.’ Ze schurkte zich tegen hem aan en liet haar hand onder de lakens naar beneden glijden. De dinsdagavonden waren haar dierbaar omdat het ‘facteurtje’ dan steevast ging bridgen en hij nooit voor middernacht thuiskwam. In den beginne had ze hem voorgesteld om met hem mee te gaan naar het clubhuis, maar dat vond hij dan weer niet leuk. Je zou je er alleen maar vervelen, luidde het commentaar. De onderliggende boodschap was duidelijk: bridgen was een denksport, dus ongeschikt voor vrouwen die een beroepsopleiding hadden gevolgd zoals zij. Alsof hij het er beter vanaf had gebracht. Miskende genieën die geen diploma hadden behaald, ze zou ze niet te eten willen geven. ‘Ik heb trek in een pilsje.’ Patrick pakte haar grijpgrage hand beet en haalde ze onder de lakens vandaan. Rita liet haar ontgoocheling niet merken. Ze wierp een blik op de klok. Het was vijf voor acht. Tijd zat dus. ‘Zal ik er eentje voor je halen?’ Ze sloeg de dekens terug en liep heupwiegend naar de slaapkamerdeur. Op haar figuur viel niets aan te merken. Hetzelfde gold voor haar borsten. Dat had ze aan haar ‘facteur’ te danken, en aan het zaad dat hij bijwijlen produceerde. Het was onvruchtbaar. Die informatie had ze van haar huisarts bij wie ze destijds stiekem een staal sperma had ingeleverd. Uw man is niet in staat om kinderen te verwekken, had hij gezegd. Ik vrees dat u zich daarbij zult moeten neerleggen. Rita had met plezier haar figuur opgeofferd in ruil voor een blozende baby, maar toen dat na het verdict van de huisarts onmogelijk bleek en ook het alternatief, adoptie, bij de ‘facteur’ niet in goede aarde viel, had ze Patrick gebeld, met wie ze vroeger in de bosjes achter het parochiaal centrum ettelijke keren heerlijke momenten had beleefd. Na drie jaar werd het stilaan tijd dat hij haar droom waarmaakte. Straks werd ze tweeëndertig, en de klok tikte. Patrick staarde naar het plafond. Een duiveltje schreef er met een zwarte viltstift een getal van acht cijfers op. Achtenvijftig miljoen. Eigenlijk had Rita haar beste tijd gehad. De wekelijkse vrijpartijen waren routine geworden. Met achtenvijftig miljoen kon hij zich de duurste callgirls permitteren. Iedere week, zijn hele leven lang. De vraag was: hoe vermoord je iemand van wie je houdt? ‘Sorry, schat. Ik ben vergeten de pilsjes in de koelkast te zetten.’ Rita reikte hem een glas aan dat lauw aanvoelde. ‘Je vindt het toch niet erg?’ Patrick schudde zijn hoofd en nam een slok. Het goedje smaakte afschuwelijk. Met iemand samenleven is iets anders dan om de week binnenwippen en … ‘Weet je wat ik echt zou willen?’ Rita gleed onder de lakens en drukte zich stevig tegen hem aan. Op de kalender in de keuken had ze met rood haar vruchtbare periode aangekruist. Ze draaide zich op haar zij en gaf hem een zoen. ‘Een kind.’ ‘We hadden toch afgesproken dat …’ Rita ging schrijlings op hem zitten. ‘Eentje maar’, smeekte ze. ‘Het bier is lauw’, zei Patrick. ‘Zal ik iets anders voor je halen?’ ‘Nee, schat. Dit keer zorg ik wel voor de drankjes.’ Patrick sprong uit het bed en liep naar beneden. De voorraad slaappillen die Rita in het medicijnkastje in de keuken bewaarde, was voldoende om een heel bataljon soldaten naar dromenland te sturen. Drie of vier tabletten zouden volstaan. Als ze eenmaal in een diepe slaap was gevallen, zou hij het bad laten vollopen, haar erin leggen en haar hoofd gedurende een paar minuten onder water houden. Iedereen zou denken dat het om een ongeluk ging. Het was een mooi plan. Woordverklaringen verdict: (juridisch) eindoordeel het bataljon: groep militairen; (zelfstandige) legereenheid DEEL 3 In het clubhuis heerste een doodse stilte. Aan de tafels werd druk geboden. Het spel was volop aan de gang. ‘Jouw beurt.’ Ik legde mijn kaarten op tafel. De overwinning was in zicht. Jean-Luc, barman en manusje-van-alles, tikte mij discreet op de linkerschouder. Er is telefoon voor u, zei hij. Ik gaf mijn medespelers met een knikje te kennen dat ik het spel even wilde onderbreken en volgde Jean-Luc naar de bar, waar het telefoontoestel stond. ‘Hallo.’ ‘Ben jij het?’ ‘Ja. Het is afgelopen.’ ‘Fijn.’ Ik verbrak de verbinding en liep terug naar de speeltafel. In mijn hoofd zette een filharmonisch orkest de vijfde van Beethoven in. Om kwart over twaalf parkeerde ik mijn wagen voor de deur van ons huis, correctie: mijn huis. Ik stapte uit, sloot de portieren af en liep naar de voordeur. Mijn hand trilde toen ik de sleutel in het slot stak. Eindelijk vrij. Het was een heerlijk gevoel. Ik liep door de gang. Vreemd dat er in de woonkamer nog licht brandde. ‘Wat doe jij hier nog?’ Patrick zat op de bank. Naast hem stonden een fles whisky en twee glazen. Zo te zien had hij al flink gedronken want de fles was half leeg. Op het vloerkleed zat een donkerrode vlek. Ernaast lag een koperen kandelaber. ‘Er is een en ander misgelopen toen ik haar wilde verdoven. Ze werd argwanend en toen heb ik haar …’ Patrick wees naar de met bloed besmeurde kandelaber. ‘Waar is ze nu?’ ‘Ik heb het lijk in het kanaal gedumpt.’ ‘Ben je helemaal gek geworden?’ ‘Maak je niet ongerust. Niemand heeft me gezien.’ Patrick nam de fles whisky en schonk de glazen half vol. ‘Niet doen’, schreeuwde ik gesmoord. ‘Als ik de politie nu niet bel, is mijn alibi waardeloos. Je moet hier stante pede weg.’ ‘Dat zou pas onverstandig zijn’, zei Patrick doodkalm. ‘Wat bedoel je daarmee?’ Hij reikte mij een glas aan. Ik nam het aan, zette het aan mijn lippen en dronk het in een teug leeg. De drank deed me goed. ‘Ik denk dat de politie zich zal afvragen waarom je hen meteen hebt gebeld. Het lijk is weg. Een ongeruste echtgenoot zou eerst contact opnemen met familie en vrienden als hij bij zijn thuiskomst merkt dat zijn vrouw er niet is. Veronderstellen dat haar iets ergs is overkomen, zou je alleen maar verdacht maken. Zeker als later blijkt dat ze vermoord is.’ ‘En de kandelaber dan … de bloedvlek op het kleed?’ ‘Die kunnen we dumpen.’ Ik liet me op de bank neerzijgen, pakte de fles en schonk nog een borrel in. ‘Je kunt je verhaal zelfs nog geloofwaardiger maken’, ging Patrick onverstoorbaar verder. ‘Hoe dan?’ ‘Weet iemand wie je vanavond gebeld heeft in de club?’ ‘Natuurlijk niet.’ ‘Dan zeg je de politie toch dat het Rita was.’ ‘Waarom zou zij mij bellen?’ ‘Om te zeggen dat ze zin had in een uitje en je haar niet al te vroeg thuis moest verwachten. Hebben wij rustig de tijd om alle sporen uit te wissen en de rest van de zaak af te handelen’, zei Patrick. ‘Welke zaak?’ ‘Het lottoformulier.’ Ik glimlachte. Wat er ook was gebeurd, ik beschikte nog steeds over de sterkste hand. ‘Ik vrees dat ik je zal moeten teleurstellen, Patrick.’ Ik haalde het lottoformulier en het krantenknipsel uit mijn binnenzak. Het knipsel was veertien dagen oud, het lottoformulier dateerde van vorige week. Ik reikte hem beide papiertjes aan. ‘Ik wist dat jij en Rita al drie jaar een verhouding hadden’, zei ik op een triomfantelijke toon. ‘Ik heb geen wroeging dat ik je in de maling heb genomen. Ze is dood en ik ben vrij. Ik zou je eigenlijk moeten bedanken.’ Patrick klemde zijn kaken opeen, verfrommelde de papiertjes en gooide ze op de grond. ‘Dan heb je waarschijnlijk ook geen kanker’, zei hij toonloos. ‘Nee’, zei ik. ‘Ik voel me zo gezond als een vis.’ ‘Smeerlap.’ ‘Ik stel voor dat we de rotzooi eerst opruimen’, stelde ik monter voor. Als het lijk gevonden werd, kon ik de politie nog altijd zeggen dat ik Patrick van de moord verdacht. Niemand zou zijn verhaal geloven. ‘Ik denk dat hij slaapt’, zei Rita. Ze boog zich voorover en begon me te ontkleden. Het laatste wat ik hoorde, was een klokkend geluid van een fles die werd leeggegoten. Daarna sleepten ze me naar de badkamer. ‘Iedereen zal denken dat hij zelfmoord heeft gepleegd’, gniffelde Rita. Ze zette haar hand op mijn hoofd en duwde het onder water. Woordverklaringen het fillharmonisch orkest: groot orkest de kandelaber: grote kandelaar argwanend: wantrouwig stante pede: onmiddellijk, direct triomfantelijk: trots, zoals na een overwinning