Samenvatting Onderzoeksmethodologie PDF

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Summary

Dit document is een samenvatting van onderzoeksmethodologie. Het bespreekt belangrijke concepten zoals constructen, hypothesen, variabelen, en verschillende soorten onderzoek (experimenteel, quasiexperimenteel, niet-experimenteel). De samenvatting geeft een overzicht van de verschillende methodologieën.

Full Transcript

Samenvatting Onderzoeksmethodologie (7082S011AY/7082S011AY) geschreven door michelle0 www.stuvia.com Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar...

Samenvatting Onderzoeksmethodologie (7082S011AY/7082S011AY) geschreven door michelle0 www.stuvia.com Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Onderzoeksmethodologie Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Belangrijke begrippen & overzicht Begrippen Construct (theoretische  Een niet direct observeerbaar/meetbaar concept (abstract, algemeen) variabele)  Een construct is een abstract begrip dat we willen meten.  Voorbeelden: Liefde, intelligentie, agressie, zelfrespect en succes  Bestaan niet als fysieke objecten, maar beïnvloeden ons wel  Abstract concept dat we willen vatten  Geen fysieke aard  we kunnen constructen alleen indirect en imperfect meten door middel van een operationele definitie. (om het toch te onderzoeken) Hypothese Falsifieerbare stelling over relatie twee of meer constructen. Vaak causale verbanden (oorzaak en gevolg), hoeft niet. In een onderzoek zijn de resultaten "consistent zijn met" of "ondersteunen" een hypothese, maar niet dat de hypothese is aanvaard. Hypothesen zijn in het beste geval bestand tegen pogingen om aan te tonen dat ze onjuist zijn. Er zijn bijna altijd andere verklaringen voor een reeks bevindingen die een hypothese lijken te ondersteunen, dus een echt wetenschappelijk standpunt is altijd sceptisch. Theorie Set gerelateerd hypothesen. Vaak in vorm syllogisme (logische stelling) Doel: beschrijven, verklaren en/of voorspellen. Kracht theorie gevormd door zwakste schakel Variabelen (indicator) Zaken/attributen die zich in verschillende modaliteiten (haarkleur, geloof, bloedruk) of gradaties (leeftijd, lengte)voordoen. Het kan dus van waarde veranderen afhankelijk van mensen/omgeving Operationele constructen (abstract). Iets wat je kan meten. Hebben minstens 2 waarden, anders constanten Onafhankelijke variabele Oorzaak. Als je deze verandert, kan je het effect meten van de afhankelijke variabele. Gemanipuleerd door de onderzoeker Afhankelijke variabele Gevolg, hetgeen wat afhankelijk is van de onafhankelijke variabele (responsvariabele) Confounding variables Derde variabelen die een verband kunnen verklaren (alternatieve verklaring). Die moet (confounder) je proberen uit te sluiten in je onderzoek. Meer last bij field research Confounding Wanneer de niveaus van de onafhankelijke variabele direct variëren met een andere, niet essentiële/storende factor(en) (interne validiteit) Condities Niveaus van onafhankelijke variabele. Waar je participanten aan toewijst bij meerdere onderzoeksgroepen Correlatie Empirische associatie. Impliceert geen oorzakelijk verband Operationalisatie Specifieke concrete methode om een construct te meten/manipuleren. (geobserveerde Geeft de mogelijkheid om mensen te scoren op de onderzochte variabelen variabele) (meting en proces) Causaliteit Oorzakelijkheid, oorzaak en gevolg relaties Cause (oorzaak) Maakt elk ander ding, idee, substantie, manier effect heeft op iets anders op gang te brengen Effect (gevolg) Het verschil tussen wat is gebeurd en wat er anders gebeurd zou zijn Biased Vertekening. Proberen uit te sluiten bij wetenschap Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Populatie De gehele groep mensen waarop de hypothese zou moeten gelden Debriefing Een informatie uitwisseling aan het einde van een labonderzoek. Waarbij je vraagt hoe het met de participanten gaat en eventuele nazorg verleend. Tot slot vertel je op het eind het daadwerkelijke doel van het onderzoek. Interne validiteit De mate waarin een onderzoeksdesign het mogelijk maakt om een causale conclusie te trekken over het effect van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabelen Construct validiteit De mate waarin het geoperationaliseerde construct het bedoelde theoretische construct representeert (kernbegrip) Externe validiteit In hoeverre de onderzoeksresultaten van instellingen, populaties en dergelijke kunnen worden veralgemeend of gegeneraliseerd Conclusie validiteit De mate waarin de gekozen statistische analyse geschikt is om je onderzoeksvraag te beantwoorden Betrouwbaarheid Mate waarin meetinstrument vrij is van willekeurige (random-error) fouten (niet- systematische fouten) Systematische meetfout Ongewild mee-meten van andere constructen Niet-systematische Fouten die toevallig optreden en waar geen patroon in zit meetfout Statistical power De kans om de voorspelde relatie te vinden als de relatie echt bestaat. Laboratory setting Omgeving die volledig gecontroleerd wordt door de onderzoeker. Zelfde omstandigheden in dezelfde setting voor alle participanten Field research Onderzoek in natuurlijke omgeving van participanten Engaged research Onderzoek dat wordt uitgevoerd in samenwerking met praktijkmensen, beleidsmakers en andere maatschappelijke partners. Het kan geëngageerd onderzoek, partnerschapsonderzoek, collaboratief onderzoek, actieonderzoek of participatief actieonderzoek worden genoemd. Random assignment Het random toewijzen van deelnemers aan de verschillende condities (groepen) in je (Aselecte toewijzing) onderzoek Probality concepts Het random selecteren van deelnemers voor je onderzoek vanuit gehele populatie (Random sampling) (selectie uit de populatie waarin je geïnteresseerd bent). (voorafgaand aan aselecte (Aselecte steekproef) toewijzing) Non-probality sampling (Niet-willekeurige, selecte, selectieve) steekproeftrekking. (niet-aselecte steekproef) Sommige elementen in het steekproefkader hebben geen kans om te worden geselecteerd of hun waarschijnlijkheid is onbekend Experimenteel onderzoek Manipulatie, meerdere groepen, controlegroep. (Randomized designs) --> positief ((randomized)experiments interne validiteit. Onderzoeken die worden uitgevoerd, met willekeurige toewijzing ) aan de onafhankelijke variabele. Nuttig en waardevol voor oorzakelijke verband. Randomization Of proefpersonen al dan niet willekeurig aan condities worden toegewezen (aselecte toewijzing) Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Quasi-experimental Onderzoeksdeelnemers niet willekeurig worden toegewezen aan niveaus van de research onafhankelijke variabelen. Wel manipulatie, omdat je wel geïnteresseerd bent in causaliteit Hoewel ze geen causale gevolgtrekkingen mogelijk maken met dezelfde mate van vertrouwen als gerandomiseerde experimenten, zijn ze essentiële hulpmiddelen voor sociale wetenschappers. Nonrandomized Participanten zijn niet willekeurig toegewezen aan niveaus van onafhankelijke experiments variabelen Niet-experimenteel Een onderzoek zonder manipulatie, reflecteren verschillen in uitkomsten. onderzoek Natural experiment Niet echt een experiment omdat de oorzaak meestal niet te manipuleren is; een studie die een natuurlijk voorkomende gebeurtenis zoals een aardbeving vergelijkt met een vergelijkingsconditie Correlational study Meestal synoniem met niet-experimenteel of observationeel onderzoek; een onderzoek dat eenvoudigweg de grootte en richting van een relatie tussen variabelen observeert Basic research Gebruik van onderzoek om theorieën te ontwikkelen, testen en verfijnen (fundamental study) Translation research Theorieën toe te passen op situaties in de echte wereld om resultaten te verbeteren (Applied research) Universalistic onderzoek Theorieontwikkeling. Algemene verklaringen/hypothesen en algemene, abstracte (algemeen) constructen. Algemene hypothese, zonder duidelijke populatie. Populatie is hierbij alle mensen in de wereld en op alle momenten Particularistic onderzoek Verklaring voor specifiek fenomeen met een specifieke groep en specifieke plek (specifiek) Overzicht Laboratorium VS veldonderzoek (engaged research)  Afruil interne- en externe validiteit  Lab: o Veel controle: Uitsluiten alternatieve verklaringen o Niet overeenkomend met dagelijks leven o Hoog intern, laag extern o Soorten  Impact studies: Manipulatie  Judgement studies: Manipulatie, stimuli vervolgonderzoek testen  Observational studies: Geen manipulatie, alleen observatie o Experimenteel realisme VS alledaags (mundane realisme)  Mundane heel laag, maar hoeft niet  Experimenteel wel aanwezig; hetgeen opwekken wat je wilt onderzoeken  Veld: o Dagelijks leven bezig: Makkelijk generaliseren o Minder controle: Veel verstorende factoren o Hoog extern, laag intern o Experimenteel realisme VS alledaags (mundane realisme)  Mundane realisme hoog  Engaged research o Samenwerken met mensen uit de praktijk Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Experimenter expectancies VS demand characterstics --> constructvaliditeit  Experimenter expectancies o Invloed die proefleider onbewust heeft op proefpersoon o Hoe meer kennis en contact, hoe meer last hier van  Demand characterstics o Reacties van proefpersoon op onderzoek zelf o Hoe proefpersoon zich anders gedraagt, omdat hij weet dat het een onderzoek is o Cover story Hoe kan constructvaliditeit worden onderzocht? 1. Multitrait-multimethod matrix 2. Nomologisch net 3. Factoranalyse a. Exploratieve Factor Analyse b. Comfirmatieve Factor Analyse Criteria causaliteit (volgens J.S. Mill): OPEN VRAAG OP TOETS 1. A en B covariëren. Er moet een statistische relatie zijn 2. A gaat aan B vooraf in tijd 3. Alternatieve verklaringen (voor statistische relatie) kunnen worden uitgesloten Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Hoorcollege 1: Waarom doen we onderzoek? Stromingen wetenschap Mixed methods Voorziet onderzoekers met rijkere data dat ze help om een betere gevolgtrekkingen te kunnen doen. Complementaire methoden Causal laws Toevallige wetten dat past bij positivst aanpak (oorzaak - gevolg bekijken) Wetenschapsfilosofische stromingen: 1. Metafysica o 300 v.C. o Nadenken, filosoferen van aard van werkelijkheid o Invloed van kerk o Niet empirisch; Alleen maar nadenken en redeneren, geen dataverzameling o Niet toetsbaar 2. Prepositivisme o Empirisch, maar slechts beschrijvend o Observeren o Niet beïnvloeden/ingrijpen 3. Positivisme o 2de helft 19 eeuw en 20e eeuw o Streven naar algemene causale wetten o Empirisch: dataverzameling o Actief, niet alleen beschrijvend, maar ook ingrijpen, voorspellen o Kan op zelfde manier als bij natuurwetenschappen --> causale wetten 4. Constructivisme o Perspectief participant centraal o Mensen zijn geen 'dingen' o Theorievorming tijdens data verzamelen o Streven naar causale wetten misleidend (iedereen reageert anders) o Nadruk op voorspellen en controle beperkt wetenschap 5. Moderne opvatting (post-positivisme) o Neemt kritiek op positivisme serieus o Soort mengvorm van positivisme en constructivisme o Mixed methods: Verschillende methoden van onderzoek om tot rijkere informatie te komen o 'Spelregels' voor wetenschap: (normatief)  (post)positivisme)  Methodologische voorschriften  Logische regels (het zit logisch in elkaar) o Het boek heeft het meeste van deze vorm weg. o Rekening houden met:  Situationele factoren  Diverse perspectieven  Toepasbaarheid in echte wereld  Effect van onderzoeker  Respect voor onderzoeksdeelnemers Argumenten tegen positivism:  Deterministic: Miskent vrije wil en alternatieve realiteit  Reductionist: Simplificeert te veel  Egocentric: Leggen eigen realiteit op  Dehumanizing: Ontmenselijken  Obtrusive (opdringen) and imprecise (onnauwkeurig): Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de impact van de onderzoekers. Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Belang theorie:  Constructivisten:  Zoeken naar wetenschappelijke wetten niet productief  Dingen die we vinden specifiek en lokaal van toepassing  Traditioneel perspectief: o Concepten en theorieën belangrijk o Onderzoek om iets nieuws te leren en kijken of iets werkt o Generaliseren op de maatschappij Empirische cyclus Operation definition  de reeks procedures die we gebruiken om een constructie te meten of te manipuleren.  Manier om iets concreet te maken (meetbaar maken)  operationele definitie van intelligentie is bijvoorbeeld de score van een persoon op een gestandaardiseerde IQ-test. Operationalisme Meten van constructen (indirect en imperfect) Empirische kennis Proef opgedane kennis Empirische cyclus  Goed wetenschappelijk onderzoek à Denkkader/ hulpmiddel onderbouwde en transparante manier de gehele cyclus van de wetenschap kan doorlopen  Het verzamelen van informatie d.m.v. observatie en andere methoden die systematisch proberen om vooroordelen te vermijden.  Voor elk construct dat van belang is in de studie van sociaal gedrag, moeten er waarneembare kenmerken of manifestaties zijn die kunnen worden gemeten die het construct vertegenwoordigen. (operationalisme)  Hypothesen nooit als absoluut beschouwen, omdat het altijd vertekend/onjuist kan zijn.  Onderzoek moet herhaaldelijk dezelfde conclusies onthullen wanneer het onafhankelijk wordt uitgevoerd door verschillende onderzoekers. (replicatie)  Grondschema voor een logisch-methodologische beschouwing van het onderzoek, denken en redeneren in de empirische wetenschap à Empirische wetenschap: kennis opgedaan a.d.h.v. systematische waarnemingen i.p.v. alleen theorie en denken gerelateerde informatie à Logisch-methodologisch: Volgen van normen en regels in de logica wereld en methodeleer  Gestreefd naar expliciete overdraagbare kennis en naar de waarheid  Gericht op begrijpen en verklaren, het verkrijgen van diepere en/of verdere strekkende zichten, op het vinden van algemene samenhangen die voor gehele klassen van verschijnselen gelden  Problemen goede vraagstelling o De middelen zijn er (nog) niet o Schijnproblemen: filosofische vragen  Wetenschappelijke onderzoeker is niet gauw tevreden met wat hij heeft gevonden noch met de formulering hiervan  Soms volstaat 4 fasen model, omdat de uitkomsten van het onderzoek leiden tot een nieuw onderzoek.  A.D. de Groot o Psycholoog uit 20e eeuw o Grondleggers cito-toets o Boek: methodologie Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Fasen onderzoek: 1. Observatie: o Waarnemen: iets zien/opvallen/dromen o Idee ontwikkelen n.a.v. waarneming o Observeren, verzamelen, groeperen, materiaal o Geen regels o Wat weten we al? o Psychologische inductie (proces): Vorming hypothese o Vorming van (impliciete) hypothese: vermoeden en veronderstellen (psychologische inductie- proces) o Waarneming: Buurmeisje zit veel op telefoon en heeft weinig concentratie 2. Inductie o ISA: Inductie van Specifiek naar Algemeen o Expliciete formulering van hypothese o Van specifiek (observatie) naar algemeen (hypothese) o Moet toetsbaar zijn o Er moeten concrete, verifieerbare voorspellingen uit af te leiden zijn, die getoetst kunnen worden o Logisch-methodologische inductie (resultaat): Formulering hypothese o Algemene hypothese: Veelvuldig social media gebruik leidt tot concentratieproblemen 3. Deductie o DAS: Deductie van Algemeen naar Specifiek o Van algemeen (hypothese) naar specifiek (onderzoeksgroep) à Concreet en toetsbaar o Expliciete en verifieerbare voorspelling uit hypothese o Hoe pak je het onderzoek concreet aan? Hoe ga ik dit meten? Hoeveel deelnemers heb ik nodig? o Specificatie toetsingsprocedure: Hoe ga je toetsen? o Meetbaar/toetsbaar maken: Operationalisatie van begrippen; hanteerbaar maken van begrippen o Onderzoeksgroep: 500 leerlingen van willekeurig geselecteerde basisscholen. Experiment ontwikkelen om concentratie bij kinderen te meten en te kunnen vergelijken m.b.t. social media gebruik 4. Toetsen o Resultaten o Werkelijke uitvoering onderzoek o Dataverzameling, data-analyse en de uitkomsten hiervan o Participanten werven o Klopt je voorspelling? Nagaan in hoeverre voorspelling wordt ondersteund o Vaak druk je dit uit in getal (bijv. correlatiecoëfficiënt) o Onderzoeksvraag beantwoorden d.m.v. (statische) toetsen o Altijd met nieuwe data toetsen. Niet met informatie waarop je je hypothese hebt gebaseerd o Toetsing van de hypothese, beantwoording van de vraag, uitkomst hypothese o Niet testen op buurmeisje, maar op andere kinderen die binnen de hypothese passen. 5. Evaluatie o Evalueren en interpreteren o Wat betekent mijn onderzoek voor de praktijk? o In wijder verband trekken (bijv. theorie waaruit hypothese is afgeleid) o Uitkomsten van de toetsing, in verband gesteld met hypothese, theorie en eventuele nieuwe aansluitende onderzoeken o Interpretatie: betekenis van uitkomsten o Subjectiviteit o Discussie o Kunnen meningsverschillen ontstaan o Genereert vaak nieuwe hypothesen à Basis voor vervolgonderzoek o Loopt over in observatiefase (fase 1) o Kan aanzet geven om andere leeftijden of met andere meetinstrumenten een vervolgonderzoek te doen Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Sociale wetenschap Naïve psychology Casual observartion. Onze dagelijkse gevolgtrekkingen lijken op wetenschap. Waarnemen- proberen-resultaat-evalueren. Alledaagse wetenschapsprocessen, zonder wetenschappelijk onderzoek Covariation principle Wanneer de onderzoeker vereenzelvigd wordt met zijn onderzoeksresultaten (shoot the messenger) Casual observation Observatie die je in het dagelijks leven doet als er iets gebeurd wat je niet verwacht. (Drankje wordt gemorst op een ander op een feestje). Verwerven van kennis Beschrijven, ordenen, registreren, begrijpen, verklaren, voorspellen, beïnvloeden Syllogisme Redenering bestaat uit 3 proposities Premisse 1: Hoogopgeleide ouders doen meer aan voorschoolse leesactiviteiten Premisse 2: Meer voorschoolse leesactiviteiten leiden tot betere leesvaardigheid Conclusie: Hoogopgeleide ouders hebben kinderen met betere leesvaardigheid Sociale wetenschap:  Onderwerpen: Gedrag, sociale interactie, mens  Doel: Verklaren van het gedrag van mensen en dit gedrag beïnvloeden  Vorm: Observeren, empirisch onderzoek  Onderzoekers proberen zo objectief mogelijk te zijn, maar dit is niet te voorkomen. Iedereen heeft allemaal een perspectief/waarden/motivatie  Doelen sociale wetenschappen: (volgens De Groot) o Overdraagbare(i.t.t. persoonlijke) (publieke) kennis o Streven naar waarheid, je kan de waarheid niet weten o Grotere zekerheden (dan is het dagelijks leven) o Empirische criteria (uitspraken gebaseerd op verzamelde gegevens) o Voorspellen (vooraf) o Algemene samenhangen o Theorieën ontwikkelen  Sociale wetenschappers o Zelfbewust o Werk kritisch beoordeeld door andere wetenschappers (strenger) o Systematisch bias voorkomen en gebruik gevestigde (systematische) methoden o Altijd gebaseerd op empirisch onderzoek o Vertrouwen in theorie indien niet weerlegd, veel verklarende kracht en replicatie Kritische review:  Aanbieden bij een blad en dan zoekt de editor andere wetenschappers die je stuk gaan reviewen.  Die reviewer schrijft kritische evaluatie: zoekt naar bias/alternatieve verklaringen  Vaak is dit een strenge en lange procedure.  Er zit ook veel kwaliteitsverschil tussen bladen. 2 kapstokken sociale wetenschappen 1. Natuurwetenschappen: o Vergelijkbare logica, maar onderzoeksobject is actiever. o Bij sociale wetenschappen meer nadenken over sociale/ethische waarden. o Onderzoek SW meer omstreden dan NW:  Onderzoek naar mensen trekt aandacht  Sociaal relevante onderwerpen trekken meer aandacht  Publiek heeft veel 'ervaring' met onderwerp  Kan negatieve reacties uitlokken (Rind et al. Effecten seksueel misbruik) Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen  Simpelere onderzoeksmethoden. Komen bijvoorbeeld geen microscopen in voor (oogt informeel en niet indrukwekkend) 2. Informele observatie (naïeve psychologie): o Vergelijkbaar doel (begrijpen menselijk gedrag) o Vermoedens en hypohese andermans gedrag o Gedrag willen verklaren en bepalen of verklaring juist is o Belangrijkste verschillen:  Alertheid op biased (vertekende) conclusies  Wetenschap strenger en systematischer o Casual observation:  Observatie die je in het dagelijks leven doet als er iets gebeurd wat je niet verwacht.  Terloops observeren van sociaal gedrag is nuttig voor het plannen van ons eigen gedrag om onze doelen, doelstellingen of gewenste resultaten te bereiken.  Drankje wordt gemorst op een ander op een feestje.  Elementen: (zelfde kenmerken als wetenschappelijk onderzoek naar sociaal gedrag) 1. Ideeën en hypothesen over het gedrag van anderen (het construeren van theorieën over menselijk sociaal gedrag) 2. (Kritisch) onderzoeken van die vermoedens en hypothesen. (het kritisch onderzoeken van die theorieën om hun nauwkeurigheid te verbeteren) o Naïeve hypothese: (cliché over menselijk gedrag)  Een fenomeen of gedrag (onderwerp) veroorzaakt of geassocieerd is met een ander fenomeen of gedrag (object (construct)).  Vaak betrekking op causale verbanden tussen constructen. Hulpbronnen voor naïeve hypothese en theorieën te ontwikkelen/wijzigen: (maken betrouwbaarheid verdacht) (geschiktheid van verklaringen) 1. Logische analyse o Syllogistische redenering: Werkloos à Depressie à Echtscheiding o Onze 'intuïtie' en logische processen kloppen vaak niet. o Vooral in de sociale wetenschappen kan wat we gewoonlijk als een logische conclusie beschouwen niet alleen worden beïnvloed door pure logica, maar ook door onze wensen of verlangens 2. Autoriteit o Een deskundige/expert o Deskundige heeft niet altijd alles ondersteund met feitelijke kennis o Experts zijn het vaak niet met elkaar eens, dus onze mening kan afhangen van de specifieke expert die we raadplegen. o Zoeken naar expert die hypothese ondersteund (niet onafhankelijk) 3. Consensus o Naasten/peers (bijv. collega’s, vrienden) vragen o Vaak één soort bevolkingsgroep o Problemen: - Groepsdenken: streven naar harmonie in groep - Zelfde bias en vervorming Autoriteit; wie weet nou de waarheid? 4. Observatie o Eigen gedrag vergelijken met dat van een ander o Problemen: - Constructie kan voor veel mensen iets anders betekenen - Causale richting moeilijk te bepalen - Niet gehele groep; niet representatief voor de wereld als geheel. - Bevestiging zoeken, geen ontkrachting (zien wat we willen zien) 5. Ervaringen uit het verleden o Terugdenken aan wat we zelf ooit hebben meegemaakt o Hypothesen kunnen door herinneringen uit het verleden worden ontkracht o Problemen:  Zelfde als bij observatie  Geheugen al ingericht volgens theorieën en hypothesen Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen  Onthouden is makkelijker als het in het plaatje past  Lastiger te ontkrachten Hoorcollege 2: Hoe ontwerpen we onderzoek? Begrippen Inductieve onderzoek Probeert van observatie naar het ontwikkelen van een hypothese te gaan Deductief onderzoek Van hypothesen naar observatie Theorie Kenmerken theorie: o Bevat constructen die je probeert te verklaren (theoretische variabelen, kernbegrippen) o Beschrijft relaties tussen de constructen (vaak causaal) o Bevat relatie tussen constructen en hun indicatoren (operationalisaties, metingen, geobserveerde variabelen) --> doel: beschrijven, verklaren en/of voorspellen Soorten hypothesen: 1. Relaties tussen constructen o Construct A relateert aan/leidt tot construct B o In populatie X, onder omstandigheden Y o Mediabeelden van vrouwen die zich richten op jeugd, schoonheid en seksualiteit dragen bij tot genderongelijkheid. Blootstelling aan geweld leidt tot agressiviteit 2. Operationalisering van constructies (instrument om construct te meten) o Vaak onbetrouwbaar o Respons R is een valide indicator van Construct A o Obesitas wordt aangegeven met een body mass index die groter is dan 30. (hierbij wordt alleen rekening gehouden met gewicht en lengte, niet met andere zaken zoals spiermassa) o Score op de agressievragenlijstscore is een valide indicator voor agressiviteit Wat maakt een theorie productief/goed? 1. Falsifiable o We kunnen een patroon van bevindingen bedenken die de theorie zou kunnen weerleggen o Kernbegrippen moeten gedefinieerd zijn o Theorie en de daaruit bestaande hypothesen moeten tegen te spreken kunnen zijn. o Alle zwanen zijn wit = falsifieerbaar, want wanneer je een zwaan in een andere kleur vindt kan je de theorie verwerpen. o Cirkels zijn rond = niet falsifieerbaar, want alle cirkels zijn rond 2. Zo specifiek mogelijk o Hoe specifieker, hoe meer bruikbaar 3. Parsimonious (spaarzaam) o Zo simpel mogelijk o Zoveel mogelijk verklaren, met zo min mogelijk hypotheses o Als twee theorieën dezelfde fenomenen verklaren, wordt de voorkeur gegeven aan de theorie die minder hypothesen bevat. 4. Gerelateerd aan een belangrijk fenomeen o Het moet leven in de samenleving (zoals global warming) o Maatschappelijk belang 5. Intern constitent o Spreekt geen andere theorie tegen o Hypothesen leiden niet tot tegenspraak binnen eigen onderzoek 6. Coherent en begrijpelijk 7. Specificeert relevante constructen en hoe ze zijn gemeten (operationalisatie) 8. Is in lijn met wat al bekend is over het onderwerp 9. Legt de data beter uit dan bestaande/concurrerende theorieën 10. Geeft nieuwe inzichten/voorspellingen over het onderwerp Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Doelen/functies empirisch onderzoek: 1. Discovery (ontdekken)  Wat zijn plausibele oorzaken van constructies  Als er nog niks over bekend is  Inductiefase uit Empirische cyclus  Hypothesen ontwikkelen of genereren  Inductieve manier (observatie --> hypothese) 2. Demonstration (aantonen)  Met verzamelde gegevens poging doen om hypothese te ondersteunen  Deductiefase uit Empirische cyclus  Resultaten kunnen nooit hypothese bewijzen, alleen aantonen dat ze consistent zijn  Meer deductief (hypothese --> observatie) 3. Refutation (verwerpen/weerleggen)  Deductiefase uit Empirische cyclus: Van hypothesen (algemeen) naar gegevensverzameling (specifiek)  Tegenbewijs zoeken (alternatieve verklaringen/hypothesen) 4. Replication (repliceren)  Vooroordelen van onderzoeker overwinnen  Deductiefasen uit Empirische cyclus: Van hypothese (algemeen) naar gegevensverzameling (specifiek)  Herhaling van demonstration en refutation o Grotere groepen o Andere groepen o Andere omstandigheden o Andere operationele definities o Andere onderzoekdesigns Conceptual Model Waarden van een Modaliteiten of gradaties die men aan een variabele onderkent. Van zwak tot sterk of van variabele klein naar groot Nominale variabele Variabele waarvan de waarden niet kunnen worden geordend in termen van meer of minder (Modaliteit) (leiderschapsstijl, religie, geslacht, politieke opvatting) Gradaties De variabelen kunnen variëren in termen van meer of minder (leeftijd, bedrijfsgrootte, inkomen, intelligentie, politieke betrokkenheid) Conceptueel model:  Verzameling van 'kernbegrippen (constructen)' en de 'relaties tussen die kernbegrippen'  Schematische voorstelling van hoe een deel van de werkelijkheid in elkaar zit en hoe bepaalde verschijnselen met elkaar verband houden  Getekend als diagrammen: Variabelen staan in een box en pijlen geven aan wat het causale effect is (geven richting en sterkte van het verband aan)  Begripsmatige vormgeving van het onderzoek  Variabelen op theoretisch niveau  Vaak causaal verband: X = onafhankelijke variabele (oorzaak) en Z is afhankelijke variabele (gevolg)  Sterk geschematiseerde weergave van verklarende theorie: o Details rondom kernbegrippen vallen weg o Causale relaties zijn sterk vereenvoudigd  Sleutel voor: o Ontwikkelen van hypothesen (begin van een onderzoek om duidelijk te maken wat er wel en niet duidelijk is) o Concepten van het onderzoek identificeren o Onderzoeksresultaten interpreteren  Bij het maken goed opletten op: o Tussen welke van de variabelen betstaat er een causaal verband en tussen welke niet? o Wat is de causale volgorde o Wat is de richting van het verband (positief of negatief) Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Voordeel conceptueel model:  Beter overzicht relatiepatronen  Gemakkelijker te zien welke variabelen van invloed zijn op bepaalde variabele en welke variabelen deze laatste zelf allemaal beïnvloedt  Sneller en beter te zien wat de indirecte- en eventuele interactie-effecten zijn. Elementen conceptueel model o Verzameling van kernbegrippen die duiden op bepaalde fenomenen uit de werkelijkheid (variabelen; modaliteit of gradaties). Regels:  Key concepts zijn variabelen (alles wat niet varieert, hoor niet thuis in een conceptueel model)  Bij variabelen is precies aangeven bij welke waarden (modaliteiten/gradaties) de variabelen kunnen aannemen en welk daarvan u in het onderzoek op het oog hebt o Verzameling van relaties tussen deze begrippen (causale relaties) Eigenschappen causale relaties:  Richting o Positief (+) o Negatief (-) o Nor relatie. Rechte lijn. Geen effect  Sterkte (tussen -1 en 1) o Geen effect, null effect (0) o Zwak (vanaf 0.1) --> groot verschil in onafhankelijk = klein verschil in afhankelijk o Middelmatig (vanaf 0.3) o Sterk (vanaf 0.5) --> Klein verschil onafhankelijk = groot verschil in afhankelijk Hoofdpatronen Causal relationships: Direct effect Indirect effect  Causaal verband  Y (self-esteem) wordt de mediërende- of interveniërende variabele genoemd  Vermenigvuldigingsregel: o Beide effecten positief = positief o Beide negatief = positief o Eén positief en één negatief = negatief  Gebruik van logische regels Interaction effect Feedback effect (reciprocal effect)  Beide toename = toename  Beide afname = toename  Tegengestelde tekens = neutraliserend effect  Kunnen ook indirect zijn  Z (gender) wordt de interactievariabele Indirecte verbanden tussen X & Y met feedbackeffect (moderator) genoemd  Het effect van dyslexie op spelling hangt af van het intelligentieniveau Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Voorbeeld om te maken: Variabelen, More= positief effect Causaal verband als:  De oorzaak ging vooraf aan het gevolg  De oorzaak gerelateerd is aan het gevolg  Er is geen plausibele, alternatieve verklaring vinden voor het effect anders dan de oorzaak  Daarvoor moeten we  De veronderstelde oorzaak manipuleren en de uitkomst observeren  Kijken of variatie in de oorzaak gerelateerd is aan de variatie in het effect/gevolg  Verschillende methodes gebruiken tijdens het onderzoek om andere verklaringen te verminderen Evaluatiecriteria (Validiteit en betrouwbaarheid) Measurement (Meetonderzoek) wordt meestal uitgevoerd om te onderzoeken of door middel van twee of research meer manieren om hetzelfde construct te meten vergelijkbare resultaten opleveren (validiteit meten) Constructies van Dingen die we liever niet meten desinteresse Correlation fallacy Het ongepast afleiden van causaliteit uit een eenvoudige associatie tussen twee variabelen. Selection threat Verschil tussen groepen onderzoek deelnemers die de afhankelijke variabelen kunnen beïnvloeden Selection by De moeilijkheid om tot causale conclusies te komen omdat de individuen in de twee groepen maturation threat in verschillende snelheden kunnen groeien of rijpen Criteria voor evaluatie: 1. Betrouwbaarheid  Als je het onderzoek nog een keer doet, komt er hetzelfde uit  Reproduceerbaar 2. Validiteit  Als de conclusie gebaseerd op  Meet het wat je wil meten Soorten validiteit: Voorbeeld: Het hebben van een kat heeft invloed op mensen die zich depressief voelen 1. Constructvaliditeit o De mate waarin het geoperationaliseerde construct het bedoelde theoretische construct representeert o Meten we het bedoelde construct? Juiste middel gebruikt? Meten we wat we willen meten? In hoeverre zijn de constructies succesvol geoperationaliseerd? o Je meet altijd dingen die je niet wilt weten o Vragenlijst meet niet depressie, maar sociale uitsluiting. Het nemen van een kat heeft dan een ander effect o Beperken: a) Elk construct op meer dan één manier meten b) Sluit (niet-)systematische invloeden die effect hebben op de meting zoveel mogelijk uit c) Onderzoekers weten niet wie in welke groep zit (blind onderzoek) Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen 2. Interne validiteit o Mate waarin het onderzoeksdesign het mogelijk maakt om causale conclusies te trekken over het effect van de onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele o Is het effect van de hypothese ook het causale effect van hetgeen wat is onderzocht? Zijn er ook andere variabelen die invloed hebben? o Causaal verband is wel een correlatie, maar een correlatie is niet altijd causaal o Bedreigt door alternatieve effecten o Niet of relatie aanwezig is, maar of het 'design' goed is o Bedreigingen a) Reciprocal causation (Het ongepast afleiden van causaliteit uit een eenvoudige associatie tussen twee variabelen) b) Selection (by maturation) threat (Verschil tussen groepen onderzoek deelnemers die de afhankelijke variabelen kunnen beïnvloeden) c) History (gebeurtenis, los van onafhankelijke variabele, die plaatsvindt en afhankelijke variabele kan beïnvloeden) d) Differential mortality: Uitval bij 1 groep groter dan bij andere groep e) Niet-experimenteel design o De kat heeft de depressie niet laten afnemen, maar het is nu lente in plaats van winter o Beperken: a) Conceptueel model b) Alternatieve verklaringen (plausible alternative explanation) uitsluiten c) Random assignment (random/aselect toewijzing) d) Passende designkeuze: Laboratory setting & experiment e) Controle groep f) Niet zorgen voor uitval binnen één groep 3. External validity o In hoeverre de onderzoeksresultaten van instellingen, populaties en dergelijke kunnen worden veralgemeend of gegeneraliseerd 1. Van steekproef naar populatie 2. Van populatie waaruit steekproef getrokken is naar andere populatie 3. Van onderzoekssetting naar andere setting o Waar wil je naar generaliseren? In hoeverre kunnen we het onderzoek generaliseren naar andere populaties en settings? o Verschil in 'soorten' mensen, zoals leeftijd, huidskleur, cultuur o Is afhankelijk van onderzoeksdoel (particularistic of universalistic) o Morality (uitvallen van participanten voor/tijdens het onderzoek) o History (gebeurtenis, los van onafhankelijke variabele, die plaatsvindt en afhankelijke variabele kan beïnvloeden) o Vragenlijst is alleen bij oude mannen afgenomen. Is dit ook hetzelfde bij vrouwen of andere leeftijden? o Beperken: 1. Random sample (aselecte steekproef, willekeurige steekproef) --> Soms lastig als het om een grote groep gaat, zoals basisschoolkinderen 2. Field research 3. Niet zorgen voor uitval bij groepen 4. Conclusion validity o De mate waarin de gekozen statistische analyse geschikt is om je onderzoeksvraag te beantwoorden o Gaat dus niet over of je hypothese juist is o Heb ik de juiste statistische toets gebruikt? Past mijn analyse bij het onderzoek? In hoeverre stellen onze analyses ons in staat om passende conclusies te trekken over de aan-/afwezigheid van een relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele? o Statistical power (onderscheidingsvermogen- de kans om de voorspelde relatie te vinden als de relatie echt bestaat, geen type II-fout) o Kan je niet beperken o.g.v. onderzoek, omdat het te maken heeft met statistiek Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen o 2 soorten fouten bij conclusie validiteit 1. Type I-fout: Het ten onrechte concluderen dat er een relatie is terwijl die er in feite niet is Werkelijkheid: Er is geen relatie tussen blootstelling aan geweld en agressiviteit. Data-analyse: Wel een relatie 2. Type II-fout: Het ten onrechte concluderen dat er geen relatie is terwijl die er wel is Werkelijkheid: Er is wel een relatie tussen blootstelling aan geweld en agressiviteit. Data-analyse: Geen relatie --> Als je ene fout wil beperken, vergroot je de andere fout Componenten van variabelen:  Construct of interest (meten wat je wil meten)  Constructs of desinterest (meten wat je liever niet wilt meten)  Random errors Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Hoorcollege 3: Waar moeten we rekening mee houden bij onderzoek? (Ethiek) Ethiek Ethiek Normen en waarden False feedback Geven van valse feedback om te kijken hoe mensen reageren. Gevaar: participanten zijn boos en/of geloven de debriefing achteraf niet meer. Autonomie Mensen hebben het recht om te beslissen aan welk onderzoek ze blootgesteld willen worden Subject pools Proefpersoon-pools (groepen proefpersonen) op universiteiten. Op veel universiteiten is het gebruikelijk dat eerstejaars psychologiestudenten meedoen aan allerlei (eenvoudige) experimenten Deception (misleiding) Participanten zijn niet volledig ingelicht over het onderzoek. Ander of niet volledig doel van onderzoek bekend bij participanten Anonymity Dat er absoluut geen identificatie gegevens zijn opgenomen in de data, zodat (anonimiteit) onderzoekers de data niet kunnen linken aan personen Confidentiality Onderzoekers kunnen zien bij wie welke data hoort, binnen bepaalde wettelijke grenzen, (vertrouwelijkheid) en deze data ook niet delen Minimal risk Dezelfde kans op schade die je kan oplopen in het dagelijks leven. Reciprocal relationship Wederzijdse relatie. Feedback effect. Het beïnvloedt elkaar Counterfactual model Iets wat in strijd is met feiten. Kennis over wat zou gebeurd zijn met dezelfde mensen in dezelfde situatie zonder het onderzoek Voorbeeld onethische studie: Tuskegee Syphilis study  Verloop van Syphilis bij mensen over 40 jaar  Niet goed geïnformeerd  Mensen wisten niet dat ze sydhilis hadden en dachten dat ze goede behandeling kregen  Kregen geen behandeling voor de ziekte (placebo's of voorgelogen)  Ziekte ook doorgeven aan anderen (kinderen)  Participanten waren kwetsbaar  Groot deel overleden door het syphilis --> Leidde tot special committee (Belmart report- 1974) Code van Neurenberg  Nazi-experimenten WO2  Voor Artsenproces geen basis rechtspraak omtrent onderzoek met mensen  10 principes onderzoek & experimenten met mensen  Afspraken rondom onderzoek met mensen  Leidde tot verklaring van Helsinki  Referentiepunt latere regulering Experimenten van Milgram  Onderzoek naar gehoorzaamheid  Elektrische schok geven wanneer iemand dat bevel gaf  Misleiding bij onderzoek (actieve deceptie)  Deelnemers later psychologische schade (nooit van zichzelf verwacht dat ze dat zouden doen) Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Insitutuonal review boards (IRB's):  Ethische commissie  Controleert ethische afspraken bij het onderzoek met mensen in de US  Elk onderzoek moet goedgekeurd worden voor het naar buiten gebracht mag worden Ethische afspraken voor onderzoek met mensen, drie pijlers: (Belmont Report) 1. Respect  Rekening houden met: a) Principes (autonomie)  Respect voor de autonomie van de participant  Verminderde autonomie (kwetsbare groepen die niet zelf kunnen beslissen) moet beschermd worden b) Informed consent: kennis over doel, procedures risico's, voordelen en alternatieven (ondertekenen van verklaring)  Soms lastig, want als er teveel wordt verteld, kan dit het gedrag van de participanten beïnvloeden  Soms mag doel onderzoek verzwegen worden, met goedkeuring van IRB's. Het is noodzakelijk en onschadelijk. En goede briefing achteraf c) Vrijwillig en zonder coercion (dwang)  Niet een te hoge beloning voor 'arme' mensen  Geen laatste kans voor kankerpatiënten d) Geen misleiding (deception)  Data mag je altijd terugtrekken  Subject pools: Proefpersoon-pools (groepen proefpersonen) op universiteiten  Mag niet dagelijkse leven beïnvloeden (perservance effect).  Concent formulier: Informatie over onderzoek in simpele taal 2. Beneficence (weldadigheid)  Participanten mogen niet geschaad worden  Mazimize the benefits and minimize harms  Risk/benefit analysis: Nadelen moet altijd afgewogen worden tegen de voordelen - Lastige risico's inschatten (kennis is er nog niet) - Minimal risk: Dezelfde kans op schade die je kan oplopen in het dagelijks leven. - Soms gaat het mis - Alleen Adverse event (nadelige gebeurtenissen) moeten worden gerapporteerd tijdens het onderzoek  Ethische review moet eigenlijk ook meegerekend worden als er geen onderzoek wordt gedaan.  Privacy 3. Justice (gerechtigheid)  Welke deelnemers doen mee & hoe ethisch is het om in controle groep te komen  Geen misbruik maken van kwetsbaren  Reasonably (redelijk)  Fairly (eerlijk)  Equality (gelijk)  Discussie :Mag ook niet nadelige zijn t.o.v. samenleving Aids medicatie is duur. Onderzoek in Afrika (waar veel AIDS is) is dus discussie, omdat het oneerlijk is t.o.v. omgeving  Aangeven of ze Placebo's hebben gekregen  Vertellen dat er een controlegroep is  Vertellen hoe groot de kans is dat ze in een controlegroep zitten  Als medicijn effectief is, dat controlegroep het medicijn ook krijgt Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Ethische problemen: 1. Deception (misleiding)  Ethische bezwaren  Mag je liegen (voor de wetenschap)?  Echte informed consent onmogelijk (waarvoor)?  Soms noodzakelijk  Participanten kunnen niet volledig worden geïnformeerd  Niet weten waarvoor het onderzoek is  Iets heel anders wordt verteld dan dat er daadwerkelijk wordt onderzocht.  Niet goed als participanten gereageerd hebben waar ze later spijt van hebben  Soorten:  Deception by omission (dingen weglaten, je liegt NIET)  Actieve deception (onjuiste feedback geven- false feedback) --> Het nadeel hiervan is dat mensen de feedback gaan geloven (perseverance effects) en de debriefing niet --> Mensen kunnen boos worden dat er tegen ze gelogen is  Double deception/second-order deception (tweede order deceptie) Doen of het onderzoek is afgelopen, maar toch doorgaan met het onderzoek. --> Boos en twijfel of het wel echt over is --> Ethisch onacceptabel --> Actieve misleiding en tweede orde deceptie streng beoordeeld door ethische commissies --> Altijd nabespreking (debriefing) met mogelijkheid intrekken toestemming  Oplossingen  Rollenspel: Nadeel hiervan is dat mensen gewenst gedrag gaan laten zien.  Consent to conceal: echt vertellen dat men voor de gek wordt gehouden. Dit wekt wantrouwen.  Verzoek aan de participanten of ze afzien van het recht volledig geïnformeerd te worden.  Participanten pas na debriefing laten beslissen of ze mee willen doen met het onderzoek 2. Confidentiality (vertrouwelijkheid) en anonymity (anonimiteit)  Anonimiteit: Deelnemer echt niet te achterhalen  Vertrouwelijkheid: Belofte informatie niet te delen, vaak crëeren ID en (blind) koppelen  Anonimiteit kan vaak niet worden gegarandeerd - Te achterhalen wie het is binnen een kleine groep door gegeven antwoorden - Informatie nodig voor vervolgonderzoek  Duty to warn: Je mag bovenstaande schenden als participant gevaar loopt  Oplossing: Toestemmingsformulieren 3. Participant observation  Niet bekend dat er iemand/wie er observeert  Als participanten weten dat ze worden geobserveerd, zullen ze zich anders gedragen  Oplossing: Toestemming vragen om te observeren Ethisch reviewproces:  Alle NL onderzoeksinstituten hebben (medisch)-ethische commissie  Uitgebreide protocollen  Verzoek indienen en beoordelen kost veel tijd  Belangrijk onderdeel: Informed Consent formulier (in gewone mensentaal uitleggen)  Soorten reviews bij indienen onderzoek  Expedited review (versnelde review)  Dat een review alleen gedaan wordt door een IRB lid  Sneller dan Full review  Minimale risico's of een specifieke categorie  Full Review (volledige review)  Alle IRB leden lezen het protocol en discussiëren hierover  Soms onderzoekers ondervraags  Doel:  Kijken of het aan de voorwaarden voldoet  Kijken hoe serieus de onderzoekers de bescherming van de participanten nemen Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Experimenteren en metawetenschap Paradigmaverschuiving Radicale breuk met denkkader (aarde is rond in plaats van plat) Revoluties Wetenschap gaat sprongsgewijs. Verificatie noch falsificatie Sociologen Wetenschappers die onderzoek doen naar groepsgedrag Extrascientific processes Processen die niet wetenschappelijk zijn, bestaat alleen in het hoofd van de onderzoeker Wetenschapsfilosofie Geeft inzicht in waarde van wetenschappelijke methode Wetenschapsfilosofie geeft inzicht in:  Waarde van wetenschappelijke methoden  Wat voor kennis de wetenschappelijke methode oplevert --> spiegel voorhouden Wetenschapsfilosofische termen:  Moderne stromingen: (gerelateerd aan elkaar)  Epistemologie (kennisleer)  Wat de mens kan weten en wat de beperkingen hierin zijn  Leer van menselijk kenvermogen en het bereik van onze kennis  Ontologie (zijnsleer)  Zijnsrealiteit van theoretische constructen  Kan iets bestaan zonder dat het waargenomen wordt?  Tegengestelde stromingen:  Realisme  Werkelijkheid bestaat onafhankelijk van menselijk bewustzijn  Relativisme  Werkelijkheid is niet absoluut, maar afhankelijk van waarnemer/tijd/plaats  Kennis is betrekkelijk  Sociologen  Wijzen op niet-wetenschappelijke processen  Sociale, psychologische, economische, politieke processen spelen een rol --> Meeste onderzoekers: ontologisch realisme of epistemologische relativisme Kritieken wetenschappelijke methoden:  Thomas S. Kuhn (1962)  Wetenschap gaat sprongsgewijs (revoluties)  Paradigmaverschuiving  Tegenhanger positivisme  Objectieve waarneming onmogelijk: De mens is niet vrij van aannames  Perspectief is van belang; meerdere interpretaties mogelijk  Observatie zonder theorie onmogelijk is.  Hypotheses kan je verwerpen en zijn falsifieerbaar, maar niet kan bekrachtigen.  Collins:  Epistemologisch relativist  Ontstaan van wetenschappelijke kennis staat nagenoeg los van de werkelijkheid  Wetenschap bestaat enkel uit extrascientific processes (alleen in het hoofd van de ontdekker)  Maar kleine groep van aanhangers, maar goed contragewicht voor naïeve realisme  Tegenhangers Collins: Wetenschap zegt juist wel wat over de wetenschap (naïef realisme). Wetenschap berust ook op vertrouwen: (gericht op methode, niet op uitkomst)  Bestaande kennis en theorieën  (statische) methoden  Meetinstrumenten Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Hoorcollege 4: Waar doen we onderzoek? (Externe validiteit) Laboratoriumonderzoek Goals of science Typen onderzoek 1. Universalistic onderzoek (algemeen)  Theorieontwikkeling  Algemene verklaringen/hypothesen en algemene, abstracte constructen  Belangrijkste vraag: Kunnen de hypotheses aangetoond worden  Details van de setting en de populatie zijn minder belangrijk  Sluit goed aan bij 'laboratory setting'  Is intrinsieke motivatie gerelateerd aan academische prestaties? Leidt een gewelddadige game tot agressief gedrag? 2. Particularistic onderzoek (specifiek)  Verklaring voor specifiek fenomeen, specifieke groep, specifieke plek  Externe validiteit is het hoofddoel. De setting/populatie moet zo goed mogelijk worden omschreven  We verwachten niet dezelfde resultaten in een andere setting, is ook niet het doel  Vaak kwantitatieve vragen: hoe groot/sterk/hoeveel effect  Details van de setting en de populatie zijn erg belangrijk  'Laboratory setting' minder bruikbaar  Zorgt een nieuwe methode voor betere resultaten bij studenten aan de uva? Heeft de alcoholgrens verhoging in Nederland geleidt tot minder ziekenhuisbezoek bij tieners? Doelen onderzoek 1. Applied reseach  Doel om probleem op te lossen/ verbeteren welzijn mensen  Zorgt het hebben van een kat voor minder depressieve gevoelens? 2. Fundamental/basis research  Belang om te weten/begrijpen  Lost niet direct een probleem op  Onderzoekt een relatie tussen variabelen  Ontwikkelen en verfijnen van nieuwe kennis  Is er een verband tussen eenzaamheid en depressie? --> Meeste studies bevatten beide elementen, maar nadruk ligt meer op één van de twee Voorbeelden: 1. Fundamental- Universalistic (frequent) Leidt een gewelddadige game tot agressief gedrag? 2. Fundament- Particularistic (zeldzaam) Leidt het spelen van een gewelddadige game tot agressief gedrag bij studenten in Amsterdam? 3. Applied- Universalistic (zeldzaam) Is een vriendelijke kat meer effectief dan een kat die contact vermijdt in het tegengaan van eenzaamheid? 4. Applied- Particularistic (frequent) Zorgt het hebben van een kat voor minder depressieve gevoelens bij ouderen? Laboratory studies Wederkerig Beide variabelen zijn zowel afhankelijk als onafhankelijk verband Confederate Handlanger van de onderzoeker die zich voordoet als deelnemer Capitalizing Sommige resultaten alleen door toeval significant zijn door het hebben van veel afhankelijke on chance variabelen Funnel (trechterondervragingen) De onderzoeker stelt in eerste instantie algemene vragen. De vragen Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen questioning worden dan steeds beperkter en eindigen met vragen die gericht zijn op de specifieke misleiding Laboratory setting:  Zijn niet per definitie altijd experimenteel  Niet zozeer één bepaalde ruimte met één bepaalde omgeving  Past beter bij sommige soorten onderzoeksdoelen  Kunstmatig  Vaak impact studies  Nadelen:  Langdurig niet mogelijk  Generalisatie is lastig --> lage externe validiteit  Lage Mundane realism (vergelijking echte wereld)  Wanneer laboratory gebruiken:  Universalistic VS Particularistic  Basic VS Applied  Wat er gebeurd VS wat zou gebeuren (wat als vragen)  Gemanipuleerde- VS niet gemanipuleerde onafhankelijke variabelen (zoals natuurrampen)  Short- VS long time frames  Wanneer het geen verschil maakt als mensen bewust zijn dat ze met een onderzoek meedoen  Het doel van het onderzoek verzwijgen  Gebruik maken van non-verbale reacties in plaats van verbale reacties Typen laboratory studie:  Impact studies:  Manipulatie bij de proefpersonen  Manipulatie heeft direct invloed op het gedrag van participanten  Participanten maken onverwachts gebeurtenis(sen) mee  Reacties, wat mensen doen van belang  Vereisen een zorgvuldige enscenering, zodat deelnemers de gebeurtenissen als echt ervaren  Vaak doel onderzoek verborgen gehouden  Zorgt het spelen van een gewelddadige tot agressief gedrag?  Judgement studies  Manipulatie van de onderzoeksstimuli  Participanten maken gebeurtenissen niet mee  Onderzoeker creëert verschillende versies prikkels en vraagt participanten om direct te reageren  Percepties, oordelen of evaluaties op gebeurtenissen, wat mensen denken zijn van belang  Ontwikkelen van materiaal wat je gebruikt in andere studies  Onderzoek naar vermogen om gezichtsuitdrukking te herkennen. Participanten bepalen de uitdrukkingen van de gezichten. Foto's waarbij dit goed lukt worden gebruikt bij 'impact studie'  Observational studies  Geen manipulatie  Geen nadruk op manipulaties of oordelen op verschillende prikkels  Focust op details bij observatie van bepaalde interactie of gedrag in de loop van tijd (op afstand)  Omgeving hoeft niet per se gemanipuleerd te worden  Onderzoek naar groepsprocessen Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Redenen (voordelen) voor laboratory studies: 1. Controle realiseren  Isoleren van externe invloeden  Voor participanten minder grote kans om afgeleid te raken  Geïsoleerd van de rest van de wereld  Minder variatie tussen participanten  Controle over externe variabelen --> Statistical power (onderscheidingsvermogen)  Voordelen:  Vergroting om effect te vinden als deze werkelijk aanwezig is (kans op type II-fout)  Beter onderscheiden of er een relatie is of niet (door statistical power)  Hoe groter onderscheidingsvermogen, hoe hoger conclusievaliditeit  Met groot onderscheidingsvermogen zijn ook kleine effecten te detecteren  Met grotere zekerheid conclusies tremmen 2. Toepassen van een manipulatie  Onafhankelijke variabelen zijn makkelijker te manipuleren 3. Construeren van een setting  Verschillende settingen makkelijk toe te passen  Doordat omstandigheden zelfde zijn, makkelijk te beargumenteren dat het verschil te wijten is aan verschil in manipulatie. Elementen 1. Setting  Setting kan een hint geven waar onderzoek over gaat  Gebruik coverstory (details weglaten of ander doel dan wordt gezegd)  Participanten denken dat ze weten waar onderzoek over gaat en zijn tevreden. Zoeken geen achterdocht tijdens het onderzoek  Proberen deception (misleiding) te voorkomen, maar kan niet altijd 2. Onafhankelijke variabele  Construct valideit of experimental realisme  Confederate (handlanger)  Manipulatie ingebed in de experimentele stimuli in plaats van in een gebeurtenis die deelnemers ervaren  Confounders vermijden --> meerdere experimenten uitvoeren  Deelnemers moeten begrijpen wat ze moeten doen en aandacht besteden aan het stimulusmateriaal, de manipulatie en hun taak --> goede instructies geven 3. Manipulatie checks  Controle of je manipulatie werkelijk veroorzaakt wat je wil  Voorkomen dat manipulatie niet slaagt  In alle groepen de onafhankelijke variabelen voor en na de manipulatie te meten  Liefst uitvoeren in voorstudie (pilot)  Gebruiken voor internal analyses  Ze helpen de constructvaliditeit van de manipulatie vast te stellen  Nuttig om te begrijpen wat er gebeurde als een onderzoek niet de voorspelde resultaten oplevert 4. Afhankelijke variabele  Capitalizing on chance (profiteren van toeval) 5. Debriefing  Als sprake was van decepty of andere stressvolle procedures  Kan helpen deelname onderzoek een leerzame ervaring te maken  Onderzoekers kunnen van hun deelnemers leren of de procedures, instructies en taken duidelijk waren  Funnel questioning werkt het beste Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Validiteit laboratory studies Random (Aselecte toewijzing) Het toewijzen van deelnemers aan de verschillende condities (groepen) Assignment in je onderzoek Experimental De mate waarin manipulaties of maatregelen echt op de juiste manier worden waargenomen realism Mundane realism (alledaagse realisme) Hoe dicht de procedures en materialen in de laboratory omgeving de echte wereld benaderen Experimenter Verwachtingen van de afnemer van het onderzoek. Dit beïnvloed het onderzoek. Als een expectancies onderzoeker bijvoorbeeld de hypothese weet, kan hij dit onbewust laten merken, wat het onderzoek beïnvloed Expectancy control Gebalanceerd placebo effect. Controle groep met ´experimentors´ group desig Demand Deelnemers pikken subtiele signalen op in het gedrag, de taak of de omgeving van de characteristics onderzoeker die hun gedrag beïnvloeden Pilot testing Groep met zelfde kenmerken als onderzoeksgroep het onderzoek nalopen en vragen wat zij denken dat de hypothese is en waaraan zij zagen Validiteit bij laboratory setting:  Interne validiteit  Hoge interne validiteit  Random assignment  Controle externe invloeden  Manipuleren van onafhankelijke variabele  Construct validiteit  Moeilijkste vast te stellen  De setting brengt meer risico's met zich mee dan in 'field setting'  Effect op theoretisch effect, niet of het toepasbaar is in het echte leven  Experimental realism  De mate waarin manipulaties of maatregelen echt op de juiste manier worden waargenomen  Van belang bij construct validiteit  Mundane realism  Hoe dicht de procedures en materialen in de laboratory omgeving de echte wereld benaderen  Dit is vaak laag bij laboratoy settings  De mate waarin een operationele definitie lijkt op een ander exemplaar van een construct is niet relevant  Is niet per se erg als dit laag is, omdat dit niet zorgt voor lage experimental realism of construct validiteit  Externe validiteit  Leidt tot generalisatie naar andere populaties en settings  Vaak laag in laboratory setting  Door replication te maximaliseren  Verschilt per doel:  Particularistic: Belangrijk, omdat het over specifieke groep gaat. Dit moet goed omschreven worden  Universalistic: Minder belangrijk. Vraag is meer: Bij welke setting en populatie klopt de bedachte theorie? Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Overwinnen bedreigingen validiteit bij laboratorium onderzoek:  Experimenter expectancies (proefleidereffecten)  Verwachtingseffecten voorkomen  Laat proefleider niks weten over onderzoeksdetails  Elimineer de interactie tussen proefleiders en deelnemer  Verwachtingseffect minimaliseren, niet voorkomen  Minimaliseer interactie proefleiders en participant  Gebruik meerdere proefleiders binnen/tijdens sessies  Laat proefleiders niks weten over condities participant zo lang mogelijk  Vertel proefleiders niks over de hypothese  Train proefleiders voorzichtig en benadruk het belang van het vasthouden aan standaardisatie  Detecteren van experimenter expectantcies  Observeer gedrag proefleiders  Expectancy control group design Zorg voor een verwachtingscontrole groep  Kan alleen gebruikt worden wanneer het mogelijk is proefleiders te misleiden  Het voorkomt geen ´Experimenter expectancies´  Het geeft het onderzoek 2 keer zoveel data en een effect wat ze niet wilden meten  Wordt onderbenut en meestal beperkt tot die onderzoeksgebieden waarin verwachtingen van materieel belang zijn  Demand characteristics (participant effecten)  Participanten zoeken naar doel van het onderzoek --> gebruik coverstory  De betekenis die deelnemers genereren is niet willekeurig  Kan nooit worden geëlimineerd, dus hier voorzichtig mee omgaan  Identificeer vraagkenmerken die opvallend zijn in een bepaald onderzoek --> pilot testing  Voorzichtig zijn met de details van de setting en de procedures --> vermommen onafhankelijke variabelen  Kan je nooit helemaal uitbannen, maar wel zoveel mogelijk verminderen  Voor onderzoek  Pilot (bestudeer en identificeer effecten)  Protocol  Proefleiders trainen  Tijdens onderzoek  Vermijd confounding (laat conditie en andere variabelen niet samengaan)  Ga na of participant het begrepen heeft (oefensessie)  Na onderzoek  Debriefing Manipulatie voorbeelden De onderliggende gedachte achter een experiment en dan met name de manipulatie is:  Als de hypothese waar is en de manipulatie geslaagd is, (Dan kan je goede conclusies trekken over causaliteit) dan verwachten we:  Groepsverschillen op de onafhankelijke variabele (door manipulatie)  Een verband tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele (volgens de hypothese) en dus  Verschillen tussen de groepen op indicatoren van de afhankelijke variabele) --> Mits men geen type 2 fout maakt.  Als de hypothese onwaar is, maar de manipulatie geslaagd is, dan verwachten we:  Groepsverschillen tussen de groepen op de onafhankelijke variabele, maar  Geen verband tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele en dus  Geen verschillen tussen de groepen op de afhankelijke variabele. --> Mits men geen type 1 fout maakt.  Als de manipulatie niet slaagt, dan verwachten we:  Geen verschillen tussen de groepen (of de hypothese nu waar is of niet) --> Mits men geen type 1 fout maakt. Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Hoorcollege 5: Waar doen we onderzoek? (Externe validiteit) Veldonderzoek Eenheid van analyse Eenheid van analyse Niveau van data-analyse en interpretaties Generalisatiefout Bij interpretatie/generalisatie verschillende analyseniveaus met elkaar verward Geaggregeerde data Gegevens over groepen. Samengestelde data Statistically Gegevens uit de ene casus mogen de gegevens uit een andere casus niet beïnvloeden of zijn independent beïnvloed. Respons van vader en moeder zullen niet onafhankelijk zijn, omdat ze beide deel uitmaken uit één gezin. Zullen dus meer overeen komen Ecological fallacy Onterechte aanname dat associaties op hoger niveau (bijv. geaggregeerde gegevens) ook gelden voor lager niveau Multilevel analyse Geavanceerde statische methode. Effecten op verschillende niveaus tegelijkertijd onderzoeken. Houdt rekening met verschillende niveaus en wordt niet vertekend. Time-series designs Een enkel individu wordt in de loop van de tijd herhaaldelijk geobserveerd en vervolgens wordt de analyse-eenheid gedefinieerd als individuele observatie. Eenheid van analyse  Niveau van data-analyse en interpretaties  Bijvoorbeeld: niveau leerling, niveau klas, niveau school, niveau stichting, niveau steden, enzovoort. o Laag niveau: meerder metingen over de tijd (groei/ontwikkeling kind) --> time-series designs o Hoog niveau: Landelijk niveau o Welk niveau je analyse in doet, doe je hier ook uitspraken over  Geaggregeerde data (gegevens over groepen, samengestelde gegevens, bijvoorbeeld stedelijk niveau)  Keuze hangt af van: o Onderzoeksvraag o Beschikbare data  Observaties moeten statistisch onafhankelijk zijn o Voorkomen bias (vertekeningen)  Multilevel approaches o Geavanceerde statische methode o Effecten op verschillende niveaus tegelijkertijd onderzoeken o Houdt rekening met verschillende niveaus en wordt niet vertekend o Veel gebruikt binnen POW o Effecten op verschillende niveaus gelijktijdig kunnen worden onderzocht – afzonderlijk en in combinatie. Generalisatiefouten (error of generalisation)  Analyse-eenheid niet hetzelfde als eenheid van generalisatie  Men neemt aan dat wat op groepsniveau ook geldt voor lagere niveaus, zoals individuen (of andersom)  Ecological fallacy o Onterechte aanname hoger niveau geldt ook voor lager niveau o Hoeft niet altijd onjuist te zijn, maar je hebt het niet onderzocht dus conclusie is ongeoorloofd o Term komt van ecologisch onderzoek o Ongepast om op basis van gegevens op groepsniveau aan te nemen dat de individuen binnen de groep zich gedragen op een manier die passend is aan de manier waarop hun groep zich in het algemeen gedraagt o Inwoners aantal is van invloed op universitaire opleiding. Hoe meer inwoners, hoe hoger opleidingsniveau. Bij ecological fallacy: Als je individu in een dorp tegenkomt lager niveau geven dan iemand uit grote stad. Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Randomization Program Manier voor randomization evaluation Kwantitatieve Experimenten en studies waarbij geen enkele variabele wordt gemanipuleerd en controles studies beperkt zijn. Richt meer op het toetsen van hypotheses. Kwalitatieve In detail richten op een kleine, niet-willekeurige steekproef. Bedoeld om informatie te studies vergaren en hypotheses te vormen. Randomization:  Indien mogelijk, dan is dit wenselijk  Bij aselect toewijzen zit er geen structuur/patroon in het toewijzen van participanten aan een conditie  Doel: Overige variabelen uitsluiten, doordat de groepen gemiddeld zullen zijn door het aselect toewijzen.  Indelen groepen o Gemiddeld gelijke verdeling overige variabelen o Eventuele verschillen berusten op toeval o Geldt bij voldoende grote groepen  Voordelen o Confounders uitsluiten o Beter iets kunnen zeggen over oorzaak-gevolg o Verbetert interne validiteit Nadelen Program evaluation (radomizatie) 1. Praktisch moeilijk uitvoerbaar  Mensen die meedoen aan het onderzoek zich vaak niet houden aan een protocol.  Geen kennis over resultaten (vooraf), daarom zegt men dat je geen uitkomstmaten hebt.  Lastig om strikte uitvoer protocol door uitvoerders te garanderen  Veel uitkomstmaten lastig te meten  Je doet een experiment pas vaak nadat je het heel vaak hebt getest, anders loop je de kans dat de stekker eruit wordt getrokken, terwijl je misschien nog bezig was om te kijken of iedereen zich wel aan een protocol hield. --> Niet makkelijk, maar is wel vaker gedaan --> Makkelijker als je concrete uitkomstmaten hebt 2. Beperkte reikwijdte  Bevatten geen kwalitatieve informatie (exploratief, gesprekken)  Niet in staat subtiele menselijke reacties op een sociaal programma te herkennen  Vaak slecht eenmalige evaluatie --> Aselect toewijzen sluit kwalitatieve analyse niet uit. Maar vaak een eenmalige evaluatie, je kijkt of iets werkt of juist niet. Vaak is er geen geld om te kijken naar uitzonderingen --> Er zijn voorbeelden van langer lopende onderzoeken --> De vraag 'werkt het?' kan vaak niet lang wachten 3. Nutteloos in het verstrekken van informatie over hoe een programma beter kan worden gemaakt.  Enkel informatie over of iets werkt of niet --> Of iets werkt is een belangrijke vraag --> Experiment is wel creatief proces --> Alternatief voor wel/niet vraag: verschillende varianten vergelijken 4. Onethisch  De controlegroep een gewenste behandeling ontnemen  De behandelingsgroep onderwerpen aan een twijfelachtige behandeling. --> Bij kleine groep vooraf laten weten of ze in de controlegroep komen of niet, heb je toch een soort selectie gemaakt (verlaagt wel externe selectie/interne validiteit, omdat deze mensen af kunnen wijken van de mensen die mee zouden doen op het moment dat ze geen toestemming hoeven te geven of akkoord gaan) --> Niet doen van experiment is onethisch --> Loting bij grote deelname Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Confounding: (invloed interne validiteit)  Alternatieve verklaringen, verstorende factor  Derde variabele die verband (deels) verklaart  Zoveel mogelijk proberen uit te sluiten, lukt nooit helemaal  Omgaan met confouning:  Randomisatie (aselect toewijzen) met voldoende grote groepen  Zoveel mogelijk alternatieve verklaringen mee meten in je onderzoek  Verwerken in design  Statistisch controleren Fieldresearch of non-laboratory research Structural equation Manier om data te analyseren. Soort multilevel analyse. modeling (SEM) Combineert correlatie- en regressiebenaderingen die variabelen met elkaar in verband brengen met factoranalysebenaderingen die metingen relateren aan onderliggende variabelen. Hawthorne-effect Mensen beter presteren, door het verkrijgen van aandacht (in onderzoek). --> Controlegroep evenveel aandacht geven Culture Het proces van betekenisgeving en interpretatie dat bestaat in een omgeving en wordt gedeeld door mensen in die omgeving. Bestaat op veel levels. Fieldresearch:  Handig voor particularistic research (specifiek onderzoeksdoel), minder vaak universalistisch doel  Voordelen: - Sterk in externe validiteit (generaliseerbaarheid) o Externe validiteit gelden alleen voor die setting. Afwijking schaden externe validiteit - Participanten zijn bekend met omgeving. Onderzoek komt naar hen - Contact met locals 'experts in theory & practice' - Goed toepasbaar in echte wereld (meteen relevant) o Minder transnationale kwesties, met name of effecten ook in natuurlijke omgevingen kunnen optreden. - Minder last van 'Demand characteristics' --> Mensen gedragen zich natuurlijker in eigen vertrouwde omgeving  Nadelen: o Minder controle (externe variabelen)  Alternatieve verklaringen weerleggen  Statistical controls: Met behulp van 'covariates' alternatieve verklaringen te onderzoeken  Analysis of covariance Alternatieve verklaringen onderzoeken voor analysen  Partial correlation Alternatieve verklaringen onderzoeken voor correlaties o Zwakker in interne validiteit o 'Life happens' (onderzoek kan niet doorgaan)  Factoren die van belang zijn: o Partners die bekend zijn met de omgeving begrijpen hoe ze onderzoek kunnen beïnvloeden. o Eenheid van analyse (niveau van data-analyse) o Randomization (aselect toewijzen) o Confounding (alternatieve verklaringen uitsluiten) Cultuur:  Netwerken van kennis, bestaande uit aangeleerde routines van denken, voelen en omgaan met andere mensen, evenals een corpus van inhoudelijke beweringen en ideeën over aspecten van de wereld  Door te kijken naar cultuur anderen, eigen cultuur beter begrijpen Cultural issues  Crossnational replications; het moet ook in een ander land te repliceren zijn  Bewust zijn van culturele verschillen binnen een land  Individueal difference variabeles (achtergrond van individuen) --> Niet willekeurig, dus niet experimenteel  Interpretatieverschillen Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Engaged research Translationeel Vertalen van onderzoek naar veldsituatie. Zorgt bij actieonderzoek voor meer geloofwaardigheid Engaged reseach:  Partnership, collaborative, action, participatory action, community-based, participatory research  Lewin (1946): wanneer je onderzoek doet praktijk gebruiken. Bij praktijkonderzoek, goede theorie gebruiken.  Werk gedreven door onderzoekers die gebruikmaken van hun conceptuele en methodologische expertise om samen te werken met gemeenschapspartners  Veel werk experimenteel  Voortdurende relatie met partners  Werken met partners  Vaak applied field resereach  Samenwerking experts in theorie (onderzoekers) en experts in praktijk  Conceptuele en praktische waarde  Willen het beste voor maatschappij; gezamenlijk belang  Hoge externe validiteit  Deels veldonderzoek  Verschilt doordat er heel expliciet genoemd wordt welke oriëntaties er zijn  Discussie tussen de praktijk (veld) mensen en de onderzoekers staat centraal.  Het begrip van geschiedkundige en logische basis  Wie komt waar vandaan? En waar gaat diegene naar toe? Wat is het probleem (geweest)? Wat is de ontwikkeling door tijd? Hoe zijn we zover gekomen?  Doel: Feedback geven aan inhoudelijk veld  Geschiedenis Engaged reseach:  Morrill Land Grant Act of 1862  Verandert door urban age (stedelijk tijdperk) Rol bij engaged research/action research:  Varieert  Manager; aansturen  Participatory action research (PAR)  Onderzoeker is partner, facillitator of waarnemer  Niet onderzoek ontwerpen of gegevens verzamelen data  Vaak ingezet op maatschappelijke verandering  Alle relevante partijen onderzoeken gezamenlijk acties en problemen  Community-based participatory research (CBPR)  Iedereen overal bij betrekken  Beter geïnformeerde hypothesen te genereren, effectievere interventies te ontwikkelen  Vertaling onderzoeksresultaten naar praktijk verbeteren  Middenweg tussen PAR en actieonderzoek. In praktijk lijkt het op beide Belang van werken met practitioners en beleidsmakers:  Geld  Er zijn subsidies voor.  Kennis  Je leert iets over de wereld  Maatschappij verbeteren  De burger laten weten wat de onderzoekers doen.  Als antwoord op de kritiek: onderzoekers weten niks van het echte leven.  Het geeft de theorie fundament in de praktijk. Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Voordelen engaged research: 1. Meer geloofwaardigheid voor de gemeenschap.  Meer contact met maatschappij  Maken zelf deel uit  De mensen uit de praktijk zijn ook toegankelijker dan de onderzoekers op de universiteit. 2. De omgang met de participanten/gemeenschap makkelijker  Afstanden zijn korter tussen participant en de (praktijk) onderzoeker.  Hierdoor ook onderzoek serieuzer genomen worden. 3. Gegevens zijn van hogere kwaliteit.  Community researcher dichter bij de gewone mens staat en die beter begrijpt 4. Beter toegang tot participanten die representatief zijn voor brede samenleving 5. Speelt in op belangrijkst problemen die spelen 6. Mutually beneficial (wederzijds voordeel)  Quid pro qua (wat voor wat)  Voordelen voor alle partijen 7. 'Real world settings'  Gebaseerd op echte wereld  Universiteiten zijn geen exclusieve toegangspunten meer Nadelen engaged research: 1. Beperkte onderzoeksvaardigheden van de praktijk mensen. 2. Meer training nodig in o.a. de methoden die gebruikt worden. 3. Minder vertrouwd en minder interesse in de theorie. 4. Meer verloop van community researchers, door bijvoorbeeld ontslag Suggesties hulp engaged research/samenwerking:  Relaties ontwikkelen  Developing trust  Breng partners bijeen voor maaltijden (gemeenschapsgevoel)  Neem de tijd voor vergaderingen en discussies  Maak informele tijd vrij om partners één-op-één of in kleine groepen te ontmoeten  Bijwonen bijeenkomsten van partners en anderen in gemeenschap (zichtbaarheid)  Koppelen onderzoek aan andere lopende onderzoeks- en samenwerkingsverbanden  Voor geloofwaardigheid  Organiseren vergaderingen  Duidelijke agenda die op tijd is gedeeld  Neem deel aan discussies  Informeer naar bestaande gemeenschapsinspanningen die vergelijkbaar zijn met het onderzoek  Bepaal gemeenschappelijke doelen  Overeenstemming doelen, resultaten, inspanning partners  Tussentijds evalueren  Ontwikkel/onderhoud communicatie en mogelijkheden voor follow-up  Pak problemen/misstanden direct op  Doelen halen voor succesverhalen  Verwacht conflicten en meningsverschillen  Werk hard voor sfeer van gelijkheid en exclusiviteit  Kom afspraken na  Ontwikkelen betrokkenheid/toewijding  Machtsdynamiek  Bewust zijn van hoe je gezien wordt  Verwachtingen blijven bespreken  Ontwikkelen/versterken eerlijke, open relaties  Communicatie  Kernboodschappen ontwikkelen  Verslagen, successen en prestaties delen  Ontwikkelen van tijdlijn/werkplan (prioriteren)  Steun vinden voor onderzoek (financiering/begroting) Gedownload door: noorlandheer | [email protected] € 912 per jaar Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar. extra verdienen? Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen Hoorcollege 6: Hoe en wat meten we? (constructvaliditeit) Operationalization Definitional Gebruik van één meting per construct. Dit vermijden. operation De veronderstelling dat operationele definities synoniem zijn met de constructen die ze vertegenwoordigen. De operational definition is de construct. Nomological net Theoretisch netwerk van associaties afgeleid van theorie en gesteld op abstract niveau. Startpunt voor operational defenitions Operationalization:  Veel verschillende manieren  Essentieel voor wetenschappelijke metingen  Sommige manieren beter dan anderen  Bevat nooit het gehele construct, maar een aspect hiervan  Scores kunnen dus verschillen bij de gekozen manieren  In conclusie rekening mee houden dat het om een aspect gaat, terwijl het in de hypothese over het gehele construct gaat  Meerdere manieren gebruiken om betrouwbaarheid te vergroten (multiple operational definitions) Relatie construct en indicator (operationalisatie):  Lineair (rechte lijn)  Curvilineair (boog) --> Sociale status vergeleken met inkomen  Trapsgewijs --> Diploma's over de jaren heen Definitional operationism  De operationele definitie (indicator) behandelen als het construct  Klopt niet omdat:  Construct is breder Gezondheid is niet alleen bloeddruk  Operationele definitie bevat meetfouten (niet-systematische meetfouten) Afleesfout  Operationele definitie meet ook andere zaken (systematische fouten) Je bent net lichamelijk actief geweest Nomologisch netwerk  Lijkt op conceptueel model  Hoe je verwacht wat de samenhang is tussen de constructen  Weergave van alle constructen die van belang zijn in je onderzoek  Bevat ook relaties (zonder causale richting)  Worden ook operationalisaties bij genoemd Betrouwbaarheid van meetinstrumenten Inter-rater Bij meerdere observanten kijken hoe de scores van observanten overeenkomen in betrouwbaarheid dezelfde situatie Correlatie coëfficiënt Statistische index van de sterkte van de associatie tussen twee variabelen Test-retest correlatie Een correlatie tussen beoordelingen van de eerst en tweede keer levert (per definitie) de test-hertest betrouwbaarheidscoëfficiënt op. Gedownload door: noorlandheer | [email protected]

Use Quizgecko on...
Browser
Browser