Summary

This document provides an overview of different mental health disorders, including Oppositional Defiant Disorder (ODD) and Disruptive Mood Dysregulation Disorder (DMDD).

Full Transcript

**Oppositioneel - Opstandige (Defiant) Disorder ODD** **A** Een patroon van boze/ geïrriteerde stemming, augmentatief/ opstandig gedrag, of wraakzuchtigheid gedurende minstens zes maanden kenmerkend met ten minste vier symptomen van een of meerdere categorieën. Dit gedrag moet vertoond worden tijd...

**Oppositioneel - Opstandige (Defiant) Disorder ODD** **A** Een patroon van boze/ geïrriteerde stemming, augmentatief/ opstandig gedrag, of wraakzuchtigheid gedurende minstens zes maanden kenmerkend met ten minste vier symptomen van een of meerdere categorieën. Dit gedrag moet vertoond worden tijdens interacties met ten minste een individu die geen broer of zus is:\ \ ***[Woede/ Geïrriteerde stemming]***\ 1) Verliest vaak geduld\ 2) Is vaak lichtgeraakt of snel geïrriteerd\ 3) Is vaak boos en rancuneus\ \ ***[Augmentatief/ Opstandig gedrag\ ]***4) Vaak ruzie maken met gezagsdragers, voor kinderen/ adolescenten, met volwassenen\ 5) Actief weigeren te gehoorzamen aan regels of verzoeken van gezagsdragers\ 6) Vaak opzettelijk anderen irriteren\ 7) Vaak anderen de schuld geven van eigen fouten of wangedrag\ \ ***[Wraakzuchtigheid]***\ 8) Is de afgelopen zes maanden minstens twee keer hatelijk of wraakzuchtig geweest\ \ **Note:**\ *Kinderen \5:* Gedrag moet minstens een keer per week optreden voor minstens zes maanden\ Daarnaast moet het gedrag afwijken van de normale spreiding, behorende bij leeftijd, gender en cultuur. **B** De verstoring in gedrag is geassocieerd met leed bij het individu en zijn sociale omgeving, of belemmerd op sociaal, educationeel, occupationeel, of andere belangrijke gebieden. **C** Het gedrag komt niet voort uit (psychotisch) middelengebruik, depressie of bipolaire stoornis. Daarnaast wordt niet voldaan aan de criteria van DMDD. Specificeren van de ernst:\ \ ***[Mild:]*** Symptomen zijn beperkt tot één setting (thuis, school, werk, peers)\ ***[Matig:]*** Sommige symptomen zijn aanwezig in ten minste twee settings\ ***[Ernstig:]*** Sommige symptomen zijn aanwezig in drie of meer settings Prevalentie varieert van 1 -- 11%, gemiddeld 3.3%.\ Meer bij mannen dan vrouwen. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ **Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis DMDD** ------- ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Ernstig terugkerende woedeaanvallen die zich verbaal of gedragsmatig uiten en buitenproportioneel zijn wat betreft intensiteit en duur in relatie tot de situatie en provocatie. **B** De woedeaanvallen zijn inconsistent met het ontwikkelingslevel. **C** De woedeaanvallen treden gemiddeld drie of meer keer per week op. **D** De stemming tussen woedeaanvallen zijn het grootste deel van de dag aanhoudend geïrriteerd of boos, bijna iedere dag en is observeerbaar voor anderen. **E** Criteria A -- D zijn aanwezig voor minstens 12 maanden. Gedurende deze periode zijn er geen drie opeenvolgende maanden geweest waarin alle symptomen van A -- D afwezig waren. **F** Criteria A en D zijn aanwezig in minstens twee of drie settings (thuis, school, peers) en ernstig in minstens een van de settings. **G** De diagnose mag niet voor de eerste keer worden gemaakt voor een leeftijd van zes jaar of na een leeftijd van 18 jaar. **H** De leeftijd van onset van criteria A -- E is voor de leeftijd van 10 jaar. **I** Er is nooit een aparte periode geweest die langer dan een dag duurde waarin aan de symptoomcriteria voor (hypo)manische episode werd voldaan. **J** Het gedrag treed niet exclusief op tijdens een episode van MDD en wordt niet beter verklaard door een andere stoornis (ASS, PTSS, dysthemie). **K** De symptomen zijn niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van middelengebruik, medicatie of andere neurologische condities. Prevalentie varieert van 2 -- 5%.\ Meer bij mannen en schoolkinderen dan vrouwen en adolescenten. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Schizofrenie** ------- ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Twee of meer van de volgende criteria, ieder aanwezig voor een groot deel van de tijd gedurende de periode van een maand. Minstens een van de criteria moet (1), (2) of (3) zijn:\ 1) Delusies\ 2) Hallucinaties\ 3) Ongeorganiseerde spraak\ 4) Ongeorganiseerd of catatonisch gedrag\ 5) Negatieve symptomen (verminderde emotionele expressie of avolitie) **B** Voor een groot deel van de tijd sinds onset is het niveau van functioneren verlaagd in belangrijke gebieden als werk, interpersoonlijke relaties of zelfzorg. **C** Signalen van verstoring houden minstens zes maanden aan. Tijdens deze periode moet er minstens een maand symptomen aanwezig zijn die voldoen aan criteria A en mogen er perioden zijn van prodromale of residuele symptomen. Tijdens deze periodes kunnen ook alleen negatieve symptomen aanwezig zijn. **D** Schizoaffectieve stoornis, depressie en bipolaire stoornis met psychotische kenmerken zijn uitgesloten omdat 1) er geen sprake is van depressieve of manische episodes tegelijker met de actieve-fase symptomen, of 2) als er sprake is van stemmingsstoornis episodes tijdens de actieve fase, dan was deze alleen aanwezig tijdens een kort deel van de totale duur van de actieve en residuele periodes. **E** De verstoring is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van middelen of andere medische condities. **F** Als er sprake is van een geschiedenis van ASS of een communicatiestoornis met kindertijd onset, dan wordt de diagnose Schizofrenie alleen gemaakt wanneer er sprake is van delusies of hallucinaties, als toevoeging van de andere vereiste symptomen van Schizofrenie, voor een periode van minstens één maand.\ \ **Specificatie:**\ *[Met catatonie]* Prevalentie varieert van 0.3 -- 0.7%. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ **Korte psychotische stoornis** ------- ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** De aanwezigheid van een of meer van de volgende symptomen. Minstens één hiervan moet (1), (2), of (3) zijn:\ \ 1) Delusies\ 2) Hallucinaties\ 3) Ongeorganiseerde spraak\ 4) Ongeorganiseerd of catatonisch gedrag **B** Duur van een verstorende episode is minstens één dag maar minder dan een maand, met volledig terugkeer naar premorbide functioneren. **C** De verstoring is niet beter verklaard door MDD of bipolaire stoornis met psychotische eigenschappen of een andere psychotische stoornis. Ook is het niet toe te schrijven aan fysiologische effecten van middelengebruik.\ \ **Specificatie:**\ *[Met gemarkeerde stressoren:]* Wanneer symptomen ontstaan in response op gebeurtenissen die als stressvol worden ervaren door bijna iedereen binnen gelijksoortige omstandigheden in een cultuur.\ *[Zonder gemarkeerde stressoren:]* Wanneer symptomen niet ontstaan in response op gebeurtenissen die als stressvol worden ervaren door bijna iedereen binnen gelijksoortige omstandigheden in een cultuur.\ *[Postpartum onset:]* Wanneer de onset is tijdens zwangerschap of binnen vier weken na de geboorte.\ *[Met catatonie]* ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Anorexia Nervosa** ------- ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Restrictie van energie inname in verhouding tot het vereiste, leidend tot een significant laag lichaamsgewicht in de context van leeftijd, sex, ontwikkelingspad en fysieke gezondheid. Significant laag gewicht is een gewicht dat lager is dan minimaal normaal of, voor kinderen en adolescenten, lager dan minimaal verwacht. **B** Intense angst voor gewichtstoename of dik worden, of aanhoudend gedrag vertonen dat gewichtstoename verstoort, ook als het gewicht aanzienlijk laag is. **C** Verstoring in de manier waarop iemand zijn lichaamsgewicht of vorm ervaart, overmatige invloed van lichaamsgewicht op zelfevaluatie, of aanhoudend gebrek aan herkenning van de ernst van het huidige lage lichaamsgewicht.\ \ **Specificatie:**\ *[Beperkend type:]* Gedurende de laatste drie maanden, het individu heeft geen episode van binge-eten of purge gedrag gehad. Gewichtsverlies komt tot stand door diëten, vasten of overmatig sporten.\ *[Binge-eten/ purge type:]* Gedurende de laatste drie maanden, het individu heeft terugkerende episodes van binde-eten of purge gedrag gehad. Specificeren van de ernst:\ \ ***[Mild:]*** BMI \> 17kg/m^2^\ ***[Matig:]*** BMI 16 - 16.99 kg/m^2^\ ***[Ernstig:]*** BMI 15 -- 15.99 kg/m^2^**\ [Extreem:]** BMI \< 15 kg/m^2^ 12 maanden prevalentie is 0.4%. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Boulimia Nervosa** ------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Terugkerende episodes van binge-eten. Een episode wordt gekenmerkt door hetvolgende:\ 1) Een hoeveelheid eten consumeren dat veel meer is dan wat de meeste individuen willen eten in een gelijksoortige periode van tijd (2 uur durende periode) en omstandigheden.\ 2) Het gevoel van controleverlies over eten gedurende de episode (het gevoel dat je niet kan stoppen met eten of geen controle hebt over hoeveel je inneemt). **B** Terugkerend ongepast compensatiegedrag om gewichtstoename te verhinderen, zoals overgeven, misbruik van laxeermiddelen, vasten of overmatig sporten. **C** Het binge-eten en compensatiegedrag treden beiden gemiddeld één keer per week op, gedurende drie maanden. **D** Zelfevaluatie wordt beïnvloed door lichaamsvorm en gewicht. **E** De verstoring treed niet exclusief op tijdens episodes van anorexia nervosa. Specificeren van de ernst:\ \ ***[Mild:]*** Een gemiddelde van 1 -- 3 episodes van compensatiegedrag per week.\ ***[Matig:]*** Een gemiddelde van 4 -- 7 episodes van compensatiegedrag per week.\ ***[Ernstig:]*** Een gemiddelde van 8 -- 13 episodes van compensatiegedrag per week.**\ [Extreem:]** Een gemiddelde van 14 of meer episodes van compensatiegedrag per week. 12 maanden prevalentie is 1 -- 1.5%. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Eetbuistoornis (Binge-Eating)** ------- ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ **A** Terugkerende episodes van binge-eten. Een episode wordt gekenmerkt door hetvolgende:\ 1) Een hoeveelheid eten consumeren dat veel meer is dan wat de meeste individuen willen eten in een gelijksoortige periode van tijd (2 uur durende periode) en omstandigheden.\ 2) Het gevoel van controleverlies over eten gedurende de episode (het gevoel dat je niet kan stoppen met eten of geen controle hebt over hoeveel je inneemt). **B** De binge episodes worden geassocieerd met drie of meer van de volgende eigenschappen:\ 1) Veel sneller eten dan normaal\ 2) Eten totdat je je oncomfortabel vol voelt\ 3) Grote hoeveelheden voedsel innemen bij gebrek aan fysiek hongergevoel\ 4) Alleen eten omdat men zich schaamt bij de hoeveelheid dat hij eet\ 5) Gevoelens van walging, depressie of veel schuldgevoelens achteraf **C** Er is sprake van angst met betrekking tot de eetbuien. **D** Het binge-eten treed gemiddeld één keer per week op, gedurende drie maanden. **E** Het binge-eten is niet geassocieerd met terugkerend gebruik van ongepast compensatiegedrag zoals bij boulimia nervosa en treed niet exclusief op tijdens boulimia nervosa of anorexia nervosa. Specificeren van de ernst:\ \ ***[Mild:]*** Een gemiddelde van 1 -- 3 binge episodes per week.\ ***[Matig:]*** Een gemiddelde van 4 -- 7 binge episodes per week.\ ***[Ernstig:]*** Een gemiddelde van 8 -- 13 binge episodes per week.**\ [Extreem:]** Een gemiddelde van 14 of meer binge episodes per week. 12 maanden prevalentie is 1.6% bij vrouwen en 0.8% bij mannen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Algemene Persoonlijkheidsstoornis** ------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Een aanhoudend patroon van innerlijke ervaringen en gedrag dat duidelijk afwijkt van de verwachtingen van het individueel zijn cultuur. Dit patroon uit zich in twee of meer van de volgende gebieden:\ 1) Cognitie\ 2) Affectie\ 3) Gedrag\ 4) Impulscontrole **B** Het aanhoudende patroon is inflexibel en zet zich door naar een breed scala aan persoonlijke en sociale situatie. **C** Het patroon leidt tot klinisch significant ongemak of verstoring in sociale, werkgerelateerde, of andere belangrijke functioneringsgebieden. **D** Het aanhoudende patroon is stabiel en langdurig en de onset kan teruggeleid worden naar ten minste de adolescentie of vroege volwassenheid. **E** Het aanhoudende patroon kan niet beter worden verklaard door een manifestatie of consequentie van andere mentale stoornissen. **F** Het aanhoudende patroon kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van middelengebruik of andere medische condities. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- +-----------------------------------+-----------------------------------+ | | *Cluster A | | | Persoonlijkheidsstoornissen* | +===================================+===================================+ | | **Paranoïde | | | Persoonlijkheidsstoornis** | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **A** | Een sterk wantrouwen en | | | achterdocht jegens anderen, zodat | | | hun motieven als kwaardaardig | | | worden geïnterpreteerd, startent | | | in vroege volwassenheid en | | | aanwezig in verschillende | | | contexten, gekenmerkt door vier | | | of meer van de volgende | | | kenmerken:\ | | | 1) Verdenkt, zonder voldoende | | | bewijs, dat anderen hem | | | uitbuiten, schade toedoen of | | | misleiden\ | | | 2) Is druk met onterechte | | | twijfels over de loyaliteit of | | | betrouwbaarheid van vrienden of | | | kennissen\ | | | 3) Is terughoudend om anderen in | | | vertrouwen te nemen door | | | ongegronde angst dat de | | | informatie kwaardaardig tegen hen | | | wordt gebruikt\ | | | 4) Leest verborgen vernederende | | | of bedreigende betekenissen in | | | goedaardige opmerkingen of | | | gebeurtenissen\ | | | 5) Houd aanhoudende wrok\ | | | 6) Ziet aanvallen op zijn of haar | | | reputatie die niet zichtbaar zijn | | | voor anderen en reageert snel | | | boos of gaat in de tegenaanval\ | | | 7) Heeft terugkerend | | | verdenkingen, zonder | | | onderbouwing, met betrekking tot | | | trouw van partner of seksuele | | | partner | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **B** | Deze symptomen treden niet | | | exclusief op tijdens de loop van | | | schizofrenie, een bipolaire- of | | | depressieve stoornis met | | | psychotische kenmerken, of andere | | | psychotische stoornissen en is | | | niet toe te schrijven aan de | | | fysiologische effecten van andere | | | medische condities. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | | Prevalentie is 2.3% of 4.4% | | | (afhankelijk van sample) | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | | **Schizoïde | | | Persoonlijkheidsstoornis** | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **A** | Een doordringend patroon van | | | onthechting van sociale relaties | | | en een beperkte spreiding van | | | emotie expressie in | | | interpersoonlijke settings, | | | beginnend in de vroege | | | volwassenheid en aanwezig in | | | verschillende contexten, | | | gekenmerkt door vier of meer van | | | de volgende kenmerken:\ | | | 1) Geen verlangen of plezier in | | | hechte relaties, inclusief deel | | | uitmaken van een familie | | | | | | 2\) Kiest bijna altijd voor | | | solitaire activiteiten\ | | | 3) Heeft weinig tot geen | | | interesse in sexuele ervaringen | | | met een ander persoon\ | | | 4) Heeft weinig tot geen | | | plezier in activiteiten\ | | | 5) Heeft een gebrek aan hechte | | | vrienden of vertrouwelingen | | | anders dan eerstegraads | | | familieleden\ | | | 6) Toont emotionele kilheid, | | | onthechting en afgevlakte | | | affectiviteit | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **B** | Deze symptomen treden niet | | | exclusief op tijdens de loop van | | | schizofrenie, een bipolaire- of | | | depressieve stoornis met | | | psychotische kenmerken, of andere | | | psychotische stoornissen, of ASS | | | en is niet toe te schrijven aan | | | de fysiologische effecten van | | | andere medische condities. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | | Prevalentie is 3.1% of 4.9% | | | (afhankelijk van sample) | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | | **Schizotypische | | | Persoonlijkheidsstoornis** | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **A** | Een doordringend patroon van | | | sociale en interpersoonlijke | | | verstoringen gekenmerkt door | | | acuut ongemakt met, en | | | verminderde capaciteit tot hechte | | | relaties, net als bij cognitieve | | | en perceptuele vervormingen en | | | excentriek gedrag, beginnend bij | | | de vroege volwassenheid en | | | aanwezig in verschillende | | | contexten, gekenmerkt door vijf | | | of meer van de volgende | | | kenmerken:\ | | | 1) Ideeën van referentie\ | | | 2) Vreemde overtuigingen en | | | magisch denken dat gedrag | | | beïnvloed en inconsistent is met | | | culturele normen\ | | | 3) Ongebruikelijke perceptuele | | | ervaringen, inclusief | | | lichamelijke illusies\ | | | 4) Vreemd denken en spreken\ | | | 5) Achterdocht of paranoïde | | | denken\ | | | 6) Ongepast of vernauwd affect\ | | | 7) Gedrag of uiterlijk dat | | | vreemd, excentriek of eigenaardig | | | is\ | | | 8) Gebrek aan hechte vrienden of | | | vertrouwelingen anders dan | | | eerstegraads familieleden\ | | | 9) Overmatige sociale angst dat | | | niet verminderd met bekendheid en | | | wordt eerder geassocieerd met | | | paranoïde angsten dan met | | | negatieve oordelen over zichzelf | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **B** | Deze symptomen treden niet | | | exclusief op tijdens de loop van | | | schizofrenie, een bipolaire- of | | | depressieve stoornis met | | | psychotische kenmerken, of andere | | | psychotische stoornissen, of ASS. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | | Prevalentie varieert van 0.6 -- | | | 4.6% | +-----------------------------------+-----------------------------------+ --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- *Cluster B Persoonlijkheidsstoornissen* ------- ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Antisociale Persoonlijkheidsstoornis** **A** Een doordringend patroon van minachting en overschrijding van de rechten van anderen, treed op vanaf een leeftijd van 15 jaar en wordt gekenmerkt voor drie of meer van de volgende kenmerken:\ 1) Falen van het conformeren aan sociale normen met betrekking tot wettig gedrag, zoals het herhaaldelijk verrichten van handelingen die reden kunnen zijn voor arrestatie\ 2) Misleidendheid, met betrekking tot herhaaldelijk liegen, gebruik maken van aliases of het bedriegen van anderen voor persoonlijk profijt of plezier\ 3) Impulsiviteit of het onvermogen om vooruit te plannen\ 4) Irritatie en agressie, zoals blijkt uit herhaaldelijk fysieke gevechten of aanvallen\ 5) Roekeloze minachting voor de veiligheid van zichzelf of anderen\ 6) Consistente onverantwoordelijkheid, zoals blijkt uit herhaaldelijk onvermogen om consistent werk vast te houden of financiële verplichtingen na te komen\ 7) Gebrek aan spijt, zoals blijkt uit het onverschillig zijn of het rationaliseren van het pijn, mishandelen of stelen van anderen **B** Het individu is ten minste 18 jaar. **C** Er is bewijs van conductdisorder met onset voor de leeftijd van 15 jaar **D** Het optreden van antisociaal gedrag is niet exclusief tijdens de loop van schizofrenie of bipolaire stoornis. Prevalentie varieert tussen 0.2 -- 3.3% **Borderline Persoonlijkheidsstoornis** **A** Een doordringend patroon van instabiliteit bij interpersoonlijke relaties, zelfbeeld en affect, duidelijke impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid en aanwezig in verschillende contexten en wordt gekenmerkt door vijf of meer van de volgende kenmerken:\ 1) Verwoede pogingen om echte of verbeelde verlating te komen (géén zelfmutilatie of suïcidaal gedrag)\ 2) Een patroon van onstabiele en intense interpersoonlijke relaties gekarakteriseerd bij het afwisselen tussen extremen van idealisatie en devaluatie\ 3) Identiteitverstoring: aanhoudend onsabiel zelfbeeld of gevoel van eigenwaarde\ 4) Impulsiviteit in ten minste twee gebieden dat potentieel zelfschadend zijn\ 5) Terugkerend suïcidaal gedrag, gebaren, dreigingen of zelfmutilatie\ 6) Affectieve instabiliteit door reactiviteit op stemming (intense episodische dysforie, prikkelbaarheid of angst, meestal gedurende een paar uur en vaker niet meer dan een paar dagen)\ 7) Chronische gevoelens van leegte\ 8) Ongepaste, intense woede of moeite met woedebeheersing (constante woede en terugkerende fysieke gevechten)\ 9) Voorbijgaande stressgerelateerde paranoïde gedachten of ernstige dissociatieve symptomen Prevalentie is 1.6% **Histrionische Persoonlijkheidsstoornis (theatrale persoonlijkheidsstoornis)** **A** Een patroon van overmatige emotionaliteit en aandachtzoekend gedrag, beginnend in de jong volwassenheid en aanwezig in verschillende contexten. Kenmerkend door vijf of meer van het volgende:\ 1) Is oncomfortabel in situaties waarin hij of zijn niet het middelpunt van de aandacht is\ 2) Interacties met anderen is vaak gekarakteriseerd bij ongepast sexueel verleidend of provocatief gedrag\ 3) Vertoond snel afwisselende en oppervlakkige emoties\ 4) Gebruikt consistent het fysieke uiterlijk om aandacht te trekken\ 5) Heeft een spraakstijl dat overdreven impressionistisch is en gebrek heeft aan detail\ 6) Vertoont zelfdramatisering, theatraliteit en overdreven uitingen van emoties\ 7) Is suggestief (gemakkelijk beïnvloed door anderen of omgeving)\ 8) Beschouwt relaties intiemer dan ze eigenlijk zijn Prevalentie is 1.84% **Narcistische Persoonlijkheidsstoornis** **A** Een patroon van grandiositeit, behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie beginnend in de jong volwassenheid en aanwezig in verschillende contexten. Kenmerkend door vijf of meer van het volgende:\ 1) Heeft een grandioos gevoel van eigenbelang (overdrijven van prestaties en talenten en verwacht als superior ervaren te worden zonder evenredige prestaties)\ 2) Is druk met fantasieën over onbegrensd succes, macht, schoonheid of ideale liefde\ 3) Gelooft dat z/hij speciaal en uniek is en alleen begrepen kan worden, of geassocieerd kan worden door andere speciale/ mensen met hoge status\ 4) Vereist bovenmatige bewondering\ 5) Heeft gevoelens van recht hebben op dingen (betere behandelingen dan anderen)\ 6) Is interpersoonlijk uitbuitend (maakt gebruik van anderen om eigen doelen te bereiken)\ 7) Gebrek aan emathie\ 8) Is vaak jaloers op anderen of gelooft dat anderen jaloers op hem zijn\ 9) Vertoond arrogant, hooghartig gedrag of attitudes Prevalentie varieert van 0.6-6.2% --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ *Cluster C Persoonlijkheidsstoornissen* ------- ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Vermijdende Persoonlijkheidsstoornis** **A** Een aanhoudend patroon van sociale inhibitie, gevoelens van ontoereikendheid en overgevoeligheid voor negatieve evaluatie, beginnend in de jong volwassenheid en aanwezig in verschillende contexten. Kenmerkend door vier of meer van de volgende eigenschappen:\ 1) Vermijd werkactiviteiten dat significant interpersoonlijk contact bevatten uit angst voor kritiek, afwijzing of afkeuring\ 2) Is onbereid om betrokken te raken bij mensen behalve als men zeker is dat ze leuk gevonden zullen worden\ 3) Laat terughoudendheid zijn binnen intieme relaties uit angst om beschaamd of belachelijk gemaakt te worden\ 4) Is druk met bekritiseerd of afgewezen worden in sociale situaties\ 5) Wordt geremd in nieuwe interpersoonlijke relaties wegens gevoelens van ontoereikendheid\ 6) Ziet zichzelf als sociaal onhandig, persoonlijk onaantrekkelijk of inferieur aan anderen\ 7) Is normaal gesproken huiverig om persoonlijke risico's te nemen of deel te nemen aan nieuwe activiteiten omdat deze beschamend kunnen zijn Prevalentie is 2.4% **Afhankelijke Persoonlijkheidsstoornis** **A** Een overmatige behoefte om verzorgd te worden dat leidt tot onderdanig en aanhankelijk gedrag en angst voor scheiding, beginnend in de jong volwassenheid en aanwezig in verschillende contexten, zoals gekenmerkt bij minstens vijf van de volgende eigenschappen:\ 1) Heeft moeite met het maken van dagelijke beslissingen zonder een overmatige behoefte aan advies en goedkeuring van anderen\ 2) Heeft anderen nodig om de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de meest belangrijke gebieden van zijn of haar leven\ 3) Heeft moeite om onenigheid uit te spreken aan anderen uit angst om steun of goedkeuring te verliezen (mag geen sprake zijn van realistische angst)\ 4) Heeft moeite met het starten van projecten of dingen voor zichzelf te doen (gebrek aan zelfvertrouwen of veroordeling door anderen over vaardigheden ipv gebrek aan motivatie of energie)\ 5) Gaat ver om steun en verzorging van anderen te krijgen, tot het punt om vrijwillig onprettige handelingen uit te voeren\ 6) Voelt zich oncomfortabel of hulpeloos wanneer z/hij alleen is door overdreven angst om niet voor zichzelf te kunnen zorgen\ 7) Zoekt dringend een nieuwe relatie als bron van zorg en steun wanneer een relatie eindigd\ 8) Is onrealistisch druk met de angst om voor zichzelf te moeten zorgen Prevalentie is 0.49% of 0.6%, afhankelijk van het sample. **Obsessief-Compulsieve Persoonlijkheidsstoornis (dwang)** **A** Een aanhoudend patroon van extreme belangstelling voor ordelijkheid, perfectionisme en mental en interpersoonlijke controle, ten koste van flexibiliteit, openheid en efficiëntie, beginnend in de jong volwassenheid en aanwezig in verschillende contexten, zoals gekenmerkt bij minstens vijf van de volgende eigenschappen:\ 1) Is gepreoccupeerd met details, regels, lijstjes, orde, organisatie of planningen tot het punt dat het hoofddoel van de activiteit verloren is gegaan\ 2) Toont perfectionisme dat het afmaken van de taak verstoord\ 3) Is overmatig toegewijd aan werk en productiviteit en sluit vrijetijdsactiviteiten en vriendschappen buiten\ 4) Is overconsciëntieus, nauwgezet en inflexibel als het gaat om zaken als moraliteit, ethiek of waarden\ 5) Is niet in staat om versleten of waardeloze objecten weg te gooien, ook wanneer deze geen sentimentele waarde hebben\ 6) Is terughoudend in het delegeren van taken of met samenwerken behalve wanneer deze precies werken op de manier waarop z/hij wil\ 7) Haneert een gierige bestedingsstijl tegenover zichzelf en anderen, geld wordt gezien als iets dat moet worden verzameld voor toekomstige catastrofes\ 8) Toont starheid en koppigheid Prevalentie varieert van 2.1 -- 7.9% ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | | **Stoornis in Middelengebruik** | +===================================+===================================+ | **A** | Een problematisch patroon van | | | middelengebruik leidend tot | | | klinisch significante beperkingen | | | of ongemak, zoals blijkt uit ten | | | minste twee van de volgende | | | kenmerken, optredend binnen 12 | | | maanden:\ | | | 1) Het middel wordt in steeds | | | hogere hoeveelheden ingenomen | | | over een langere periode dan | | | vooraf bedoeld was\ | | | 2) De gebruiker hunkert naar het | | | middel\ | | | 3) De gebruiker voelt een | | | aandurend verlangen om te | | | minderen of controle te krijgen | | | over het gebruik, of heeft | | | onsuccesvolle pogingen hiertoe | | | gedaan\ | | | 4) Veel tijd wordt gespendeert | | | aan het verkrijgen, gebruiken of | | | herstellen van het middel\ | | | 5) Het voortdurende gebruik | | | resulteert vaak in het onvermogen | | | om aan verantwoordelijkheden van | | | thuis, werk of school te voldoen\ | | | 6) Belangrijk sociaal, | | | werkgerelateerd of recreatieve | | | activiteiten worden verlaten of | | | verminderd door middelengebruik\ | | | 7) Voortdurend middelengebruik | | | ongeacht terugkerende sociale of | | | relationele moeilijkheden | | | veroorzaakt of verergerd door de | | | effecten van de substantie\ | | | 8) Middelengebruik in fysiek | | | gevaarlijke situaties als tijdens | | | het autorijden of besturen van | | | machines\ | | | 9) Gebruik zet voort ondanks het | | | bewustzijn van fysieke of | | | psychologische problemen die | | | opgetreden of verergerd zijn door | | | het middel\ | | | 10) Tolerantie: De behoefte aan | | | een steeds hogere hoeveelheid van | | | het middel om het gewenste effect | | | te bereiken of bij een | | | verminderde ervaring van | | | intoxicatie bij dezelfde | | | hoeveelheid\ | | | 11) Withdrawal: De gebruiker | | | ervaart de karakteriserende | | | afkickverschijnselen van het | | | middel en/ of neemt dezelfde of | | | een gelijksoortig middel om deze | | | symptomen te verlichten | | | | | | (1-4 = verstoorde controle; 5-7 = | | | sociale verstoring; 8-9 = riskant | | | gebruik; 10-11 = farmacologisch) | +-----------------------------------+-----------------------------------+ ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Gokverslaving** ------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Aanhoudend en terugkerend problematisch gokgedrag leidend tot significante verstoring of ongemak, gekenmerkt door het vertonen van vier of meer van de volgende eigenschappen in een periode van 12 maanden:\ 1) Behoefte om te gokken met steeds hogere bedragen om de vereiste spanning te ervaren\ 2) Is rusteloos of prikkelbaar bij een poging om te stoppen of minderen met gokken\ 3) Is meermaals onsuccesvol geweest bij pogingen om controle te krijgen, te stoppen of te minderen met gokken\ 4) Is vaak bezig met gokken (aanhoudende gedachten of voorgaande gokervaringen, denken over manieren om aan geld te komen om te gokken)\ 5) Gokt vaak bij het voelen van ongemak (hopeloosheid, schuld, angst, depressie)\ 6) Na het verliezen van geld door gokken keert z/hij op een ander moment terug om het verlies 'terug te winnen'\ 7) Liegt om de betrokkenheid in gokken te verhullen\ 8) Heeft een significante relatie, baan, opleiding of carrierekans verloren of in gevaar gebracht door het gokken\ 9) Steunt financieel op anderen om wanhopige financiële situaties te boven te komen die veroorzaakt zijn door het gokken **B** Het gokgedrag wordt niet beter verklaard door een manische episode\ \ **Specificatie:\ ***Episodisch:* Behaald de diagnostische criteria op meer dan één moment in tijd, met symptomen die verdwijnen tussen periodes van gokstoornis voor minstens verschillende maanden.\ *Aanhoudend:* Het ervaren van continuerende symptomen die voldoen aan de diagnostische criteria voor meerdere jaren.\ \ Specificeren van de ernst:\ \ **Mild:** Voldoet aan 4-5 van de criteria.\ **Matig:** Voldoet aan 6-7 van de criteria.\ **Ernstig:** Voldoet aan 8-9 van de criteria. Prevalentie is 0.4 -- 1.0%. Mannen meer (0.6%) dan vrouwen (0.2%). ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Sociale Angststoornis SAD** --- ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- A Angst of onzekerheid over een of meer sociale situaties waarin de individu is blootgesteld aan mogelijk toezicht bij anderen. Voorbeelden bevatten sociale interacties, geobserveerd worden (eten en drinken) of handelen voor anderen (presenteren). B De individu is bang dat z/hij handelt op een manier waardoor angstsymptomen opgemerkt en vervolgens negatief beoordeeld worden. C De sociale situatie roept bijna altijd angst of onzekerheid op. D De sociale situaties worden vermeden of doorstaan met intense angst of onzekerheid. E De angst of onzekerheid is buitenproportioneel aan de daadwerkelijke dreiging gecreëerd door de sociale situatie en de socioculturele context. F De angst, onzekerheid, of vermijding is volhardend, gedurende 6 maanden of langer. G De angst, onzekerheid of vermijding veroorzaakt klinisch significante verstoring of ongemak in sociale, werkgerelateerde of andere belangrijke gebieden. H De angst, onzekerheid of vermijding is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van middelen of andere medische condities. I De angst, onzekerheid of vermijding kan niet beter worden verklaard door de symptomen van andere mentale stoornissen, zoals paniekstoornis, lichaamsdymorfie of ASS. J Als een andere medische conditie aanwezig is (Parkinson, obesitas), dan moet de angst, onzekerheid of vermijding duidelijk ongerelateerd of buitenproportioneel zijn.\ \ **Specificatie:\ ***Performance only:* Wanneer de angst gereduceert is tot het publiekelijk spreken of handelen. Prevalentie is 12% in Amerika en 1-7% internationaal. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Paniekstoornis** ------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Terugkerende onverwachte paniekaanvallen. Een paniekaanval is een abrupte golf van intense angst of intens ongemak dat een piek bereikt binnen enkele minuten, waarbij vier of meer van de volgende kenmerken optreden:\ 1) Hartkloppingen, bozend hart of versnelde hartslag\ 2) Zweten\ 3) Beven of trillen\ 4) Sensaties van kortademigheid of verstikking\ 5) Gevoelens van verstikking\ 6) Pijn of ongemak op de borst\ 7) Misselijkheid of buikpijn\ 8) Zich duizelig, onvast, licht in het hoofd of flauw voelen\ 9) Rillingen of hittesensaties\ 10) Gevoelloosheid of tintelingen (paresthesieën)\ 11) Derealisatie of depersonalisatie\ 12) Angst om de controle te verliezen of 'gek te worden'\ 13) Angst om dood te gaan\ \ **Note:\ **Cultuurspecifieke symptomen zijn gevonden maar mogen niet meetellen als een van de vier vereiste symptomen. **B** Ten minste een van de aanvallen werd gevolgd bij één of meer maanden van een of beide van de volgende:\ 1) Aanhoudende zorgen over nieuwe paniekaanvallen of hun consequenties (controle verlies, krijgen van een hartaanval, 'gek worden')\ 2) Een significante maladaptieve gedragsverandering, zoals vermijden van lichaamsbeweging of onbekende situaties. **C** De verstoring is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van middelen of een andere medische conditie. **D** De verstoring kan niet beter worden verklaard door een andere mentale stoornis (paniekaanvallen door sociale angst, specifieke fobieën, obsessies, response op traumatische gebeurtenissen, verlating). Prevalentie is 3 - 5% (Nolen-Hoeksema) en 2 -- 4% in de DSM-5. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Gegeneraliseerde Angststoornis GAD** ------- ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Overmatige angst en worden, treed meer dagen op dan niet voor ten minste zes maanden, over verschillende gebeurtenissen en activiteiten (werk, schoolprestaties). **B** Het individu vind het moeilijk om controle te hebben over de zorgen. **C** De angst en zorgen zijn geassocieerd met drie of meer van de zes symptomen:\ 1) Rusteloosheid of het gevoel gespannen of opgewonden te zijn\ 2) Gemakkelijk vermoeid raken\ 3) Moeite met concentreren of leeg hoofd\ 4) Prikkelbaarheid\ 5) Spierspanning\ 6) Slaap verstoring **D** De angst, zorgen of fysieke problemen veroorzaken klinisch significante verstoring of ongemak in sociale, werkgerelateerde of andere belangrijke gebieden. **E** De verstoring is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van middelen of andere medische condities. **F** De verstoring kan niet beter worden verklaard door andere mentale stoornissen. Prevalentie is 14% (Nolen-Hoeksema). --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- +-----------------------------------+-----------------------------------+ | | **Posttraumatische Stressstoornis | | | PTSS** | +===================================+===================================+ | A | Blootstelling aan daadwerkelijke | | | of gedreigde dood, letsel of | | | sexueel geweld op één of meer van | | | de volgende manieren:\ | | | 1) Directe blootstelling aan | | | traumatische gebeurtenis\ | | | 2) Getuigen zijn van de | | | gebeurtenis wanneer iemand anders | | | deze overkwam\ | | | 3) Ontdekken dat een familielid | | | of nabije vriend is blootgesteld | | | aan een traumatische gebeurtenis, | | | deze gebeurtenis moet gewelddadig | | | of toevallig hebben | | | plaatsgevonden\ | | | 4) Herhaaldelijk ervaren van | | | extreme blootstelling aan | | | aversieve details van | | | traumatische gebeurtenissen | | | (politieagent blootgesteld aan | | | kindermisbruik)\ | | | \ | | | A4 geld niet bij blootstelling | | | door media, behalve wanneer dit | | | werkgerelateerd is. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | B | De aanwezigheid van één of meer | | | van de volgende opdringerige | | | symptomen geassocieerd met de | | | traumatische gebeurtenis:\ | | | 1) Terugkerend, onvrijwillig en | | | opdringerige, verontrustende | | | herinneringen aan de traumatische | | | gebeurtenis\ | | | 2) Terugkerende verontrustende | | | dromen waarin de inhoud en/ of | | | het affect van de droom | | | gerelateerd zijn aan de | | | traumatische gebeurtenis\ | | | 3) Dissociatieve reacties waarbij | | | het individu zich voelt of | | | handeld alsof de traumatische | | | gebeurtenis(sen) zich herhalen\ | | | 4) Intense of aanhoudend | | | psychologische problemen bij | | | blootstelling aan interne of | | | externe signalen die aspecten van | | | de traumatische gebeurtenis | | | symboliseren of hierop lijken\ | | | 5) Fysiologische reacties bij | | | blootstelling aan interne of | | | externe signalen die aspecten van | | | de traumatische gebeurtenis | | | symboliseren of hierop lijken | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | C | Aanhoudende vermijding van | | | stimuli geassocieerd met de | | | traumatische gebeurtenis, | | | beginnend na de traumatische | | | gebeurtenis, zoals blijkt uit één | | | of beide kenmerken:\ | | | 1) Vermijding of poging tot het | | | vermijden van verontrustende | | | herinneringen, gedachten of | | | gevoelens over of gerelateerd aan | | | de traumatische gebeurtenis\ | | | 2) Vermijding of poging tot het | | | vermijden van externe | | | herinneringen dat verontrustende | | | herinneringen, gedachten of | | | gevoelens gerelateerd aan de | | | traumatische gebeurtenis oproept | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | D | Negatieve aanpassingen in | | | cognities en stemming | | | geassocieerd met de traumatische | | | gebeurenis, startent of verergerd | | | nadat de traumatische gebeurtenis | | | is opgetreden, zoals verklaard | | | bij twee of meer van de volgende | | | kenmerken:\ | | | 1) Onvermogen om zich een | | | belangrijk aspect van de | | | traumatische gebeurtenis te | | | herinneren (Meestal door | | | dissociatieve amnesie) | | | | | | 2\) Aanhoudende en overdreven | | | negatieve overtuigingen of | | | verwachtingen van zichzelf, | | | anderen of de wereld\ | | | 3) Aanhoudende, vervormde | | | cognities over de oorzaak of | | | consequenties van de | | | traumatische gebeurtenis dat | | | leidt tot het veroordelen van | | | zichzelf of anderen\ | | | 4) Aanhoudende negatieve | | | emotionele staat\ | | | 5) Verminderde interesse of | | | deelname aan significante | | | activiteiten\ | | | 6) Gevoelens van onthechting of | | | vervreemding van anderen\ | | | 7) Aanhoudend onvermogen om | | | positieve emoties te ervaren | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | E | Aanpassingen in arousal en | | | reactiviteit geassocieerd met de | | | traumatische gebeurtenis, | | | beginnend of verergerd nadat de | | | gebeurtenis heeft opgetreden, | | | gekenmerkt door twee of meer van | | | het volgende:\ | | | 1) Prikkelbaar gedrag en | | | woedeuitbarstingen, meestal geuit | | | in fysieke of verbale agressie | | | gericht op andere mensen of | | | objecten\ | | | 2) Roekeloos en zelfdestructief | | | gedrag\ | | | 3) Hyperwaakzaamheid\ | | | 4) Overdreven schrikreactie\ | | | 5) Concentratieproblemen\ | | | 6) Slaapproblemen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | F | Duur van de verstoring (criteria | | | B, C, D en E) duurt meer dan één | | | maand. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | G | De verstoring veroorzaakt | | | klinisch significant ongemak of | | | beperkingen in sociale, | | | werkgerelateerde of andere | | | belangrijke gebieden van | | | functioneren. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | H | De verstoring is niet toe te | | | schrijven aan de fysiologische | | | effecten van middelen of andere | | | medische condities.\ | | | \ | | | **Specificatie:\ | | | Met dissociatieve symptomen:** De | | | symptomen voldoen aan PTSS en als | | | toevoeging vertoont de individu, | | | als reactie op de stressor, de | | | volgende aanhoudende en | | | terugkerende symptomen:\ | | | **1) Depersonalisatie:** | | | Aanhoudende en terugkerende | | | ervaring van het gevoel van. | | | afgesnedenheid, alsof men een | | | observant is van zijn eigen | | | lichaam of mentale processen.\ | | | **2) Derealisatie:** Aanhoudende | | | en terugkerende ervaringen van de | | | onwerkelijkheid van de omgeving. | | | | | | **Met vertraagde expressie:** | | | Wanneer niet aan de volledige | | | diagnostische criteria voldaan is | | | tot ten minste 6 maanden na de | | | gebeurtenis. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | | Prevalentie is 7% | | | (Nolen-Hoeksema). | +-----------------------------------+-----------------------------------+ ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Obsessief-Compulsieve stoornis OCD** ------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Aanwezigheid van obsessies, compulsies of beide:\ Obessies zijn gekenmerkt bij (1) en (2):\ 1) Terugkerende en aanhoudende gedachten, drang, of beelden die op een gegeven moment tijdens de stoornis als opdringerig en ongewenst worden ervaren en bij de meeste individuen duidelijk angst of onzekerheid veroorzaken\ 2) De individu probeert deze gedachten, drang of beelden te negeren of onderdrukken, of deze te neutraliseren met andere gedachten of handelingen (compulsies)\ \ Copulsies worden gekenmerkt als (1) en (2):\ 1) Herhaalde gedragingen waartoe de individu zich gedreven voelt om uit te voeren als response op een obsessie, of volgens regels die strict moeten worden uitgevoerd\ 2) Het gedrag of de mentale handelingen zijn gericht op het voorkomen of verminderen van angst of ongemak, of om een gevreeste gebeurtenis of situatie te voorkomen (echter zijn deze (mentale) handelingen niet realistisch verbonden aan hetgeen dat ze moeten neutraliseren) **B** De obsessies of compulsies nemen veel tijd in beslag (meer dan één uur per dag) of veroorzaken klinisch significant ongemak of verstoring in sociale, werkgerelateerde of andere belangrijke gebieden. **C** De symptomen zijn niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van middelen of andere medische condities. **D** De verstoring is niet beter te verklaren door andere mentale stoornissen. De prevalentie varieert tussen 1.1 -- 1.8%. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Depressieve stoornis** ------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Vijf of meer van de volgende symptomen zijn aanwezig gedurende dezelfde periode van twee weken en representeren een verandering van functioneren; ten minste één van de symptomen is (1) depressieve stemming of (2) verlies in interesse of plezier.\ 1) Depressieve stemming gedurende het meest van de dag, bijna iedere dag zoals zelf gerapporteerd (verdriet, leefte, hopeloosheid) of door anderen\ 2) Verminderde interesse of plezier in alle, of bijna alle, activiteiten gedurende het grootste deel van de dag, bijna iedere dag\ 3) Significant gewichtverlies zonder dieet, of gewichtstoename (verschil van 5% in een maand), of vermindering of meer trek bijna iedere dag\ 4) Insomnia of hypersomnia bijna iedere dag\ 5) Psychomotorische agitatie of vertraging bijna iedere dag (waarneembaar door anderen, niet alleen eigen subjectieve gevoelens)\ 6) Vermoeidheid en energieverlies bijna iedere dag\ 7) Gevoelens van waardeloosheid of overmatige ongepaste schaamte, bijna iedere dag\ 8) Verminderde vaardigheid om te denken of te concentreren, of geen beslissingen kunnen maken, bijna iedere dag (subjectief of observeerbaar)\ 9) Terugkerende gedachten over dood, suïcidale ideeën zonder specifiek plan, of een zelfmoordpoging of specifiek plan hiertoe **B** De symptomen veroorzaken klinisch significant ongemak of verstoringen in sociale, werkgerelateerde, of andere functioneringsgebieden. **C** De symptomen zijn niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van middelen of andere medische condities.\ \ **Note:** A -- C representeert een depressieve stoornis. **D** Het optreden van een depressieve stoornis wordt niet beter verklaard bij schizoaffectieve stoornis, schizofrenie, schizofreniform stoornis, delusiestoornis of andere (on)gespecificeerde schizofrenie-spectrum en andere psychotische stoornissen. **E** Er is nooit sprake geweest van een (hypo)manische periode. Prevalentie is 7% (DSM-5) ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Chronische depressie (Dysthymie)** ------- ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Depressieve stemming gedurende het grootste deel van de dag, voor meer dagen dan niet, zelf geobserveerd of door anderen, voor ten minste twee jaar. **B** Aanwezigheid van twee of meer van de kenmerken:\ 1) Weinig eetlust of overeten\ 2) Insomnia of hypersomnia\ 3) Lage energie en vermoeidheid\ 4) Laag zelfbeeld\ 5) Slechte concentratie en moeite met keuzes maken\ 6) Gevoelens van hopeloosheid **C** Gedurende de tweejarige periode van de verstoring is het individu nooit zonder de symptomen van criteria A en B geweest voor langer dan twee maanden. **D** De criteria van depressieve stoornis kan continu aanwezig zijn gedurende twee jaar. **E** Er is nooit sprake geweest van een (hypo)manische episode en de criteria heeft nooit voldaan aan een cyclothyme stoornis. **F** De verstoring kan niet beter worden verklaard door een aanhoudende schizoaffectieve stoornis, schizofrenie, delusiestoornis of andere (on)gespecificeerde schizofrene spectrum of psychotische stoornissen. **G** De symptomen zijn niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van middelen of andere medische condities. **H** De symptomen veroorzaken klinisch significant ongemak of verstoringen in sociale, werkgerelateerde, of andere functioneringsgebieden. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- *(Hypo)manie* ------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Manische episode** **A** Een periode van abnormaal en aanhoudend verhoogde of geïrriteerde stemming en abnormaal en aanhoudend doelgerichte activiteit of energie, gedurende ten minste één week en aanwezig gedurende het grootste deel van de dag, bijna iedere dag. **B** Gedurende de periode van stemmingverstoring en verhoogde energie of activiteit, drie of meer van de volgende symptomen zijn aanwezig waardoor sprake is van zichtbaar veranderd gedrag:\ 1) Verhoogd zelfvertrouwen of grandiositeit\ 2) Verminderde behoefte aan slaap (uitgerust na drie uur)\ 3) Spraakzamer dan normaal en de druk om te blijven praten\ 4) Vluchtige ideeën of de subjectieve ervaring van racende gedachten\ 5) Afgeleid, observeerbaar en zelf gerapporteerd\ 6) Verhoogde doelgerichte activiteit of psychomotorische onrust\ 7) Overmatige betrokkenheid bij activiteiten die potentieel leiden tot pijnlijke consequenties **C** De verstoring is voldoende ernstig om duidelijke beperkingen op sociaal gebied te veroorzaken, beroepsmatig dunctioneren of zoekenhuisopname noodzakelijk te maken om schade aan zichzelf of anderen te voorkomen, of er zijn psychotische kenmerken **D** Deze staat is niet toe te schrijven aan middelengebruik of andere medische condities.\ \ **Note:** Minstens een manische periode is nodig om de diagnose van bipolaire stoornis I toe te kennen. **Hypomanische episode** **A** Een periode van abnormaal en aanhoudend verhoogde of geïrriteerde stemming en abnormaal en aanhoudend doelgerichte activiteit of energie, gedurende ten minste vier opeenvolgende dagen en aanwezig gedurende het grootste deel van de dag, bijna iedere dag. **B** Gedurende de periode van stemmingverstoring en verhoogde energie of activiteit, drie of meer van de volgende symptomen zijn aanwezig waardoor sprake is van zichtbaar veranderd gedrag:\ 1) Verhoogd zelfvertrouwen of grandiositeit\ 2) Verminderde behoefte aan slaap (uitgerust na drie uur)\ 3) Spraakzamer dan normaal en de druk om te blijven praten\ 4) Vluchtige ideeën of de subjectieve ervaring van racende gedachten\ 5) Afgeleid, observeerbaar en zelf gerapporteerd\ 6) Verhoogde doelgerichte activiteit of psychomotorische onrust\ 7) Overmatige betrokkenheid bij activiteiten die potentieel leiden tot pijnlijke consequenties **C** De episode gaat gepaard met onmiskenbare veranderingen in het functioneren die niet kenmerkend is voor het individu wanneer deze niet symptomatisch is. **D** De stemmingsverstoring en verandering in functioneren is oberveerbaar voor anderen. **E** De episode is niet ernstig genoeg om verstoringen in sociale en werkgerelateerde situaties te veroorzaken, of ziekenhuisopname te veroorzaken. Als er sprake is van psychotische kenmerken is de episode bij definitie manisch. **F** Deze staat is niet toe te schrijven aan middelengebruik of andere medische condities.\ \ **Note:** Hypomanische periodes komen veel voor bij bipolaire I stoornis, maar zijn niet noodzakelijk voor het verkrijgen van een diagnose. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- *Bipolaire stoornis I en II* ------- ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Bipolair I** **A** Er heeft zich minstens een manische episode voorgedaan. **B** Het optreden van de manische en depressieve episode word niet beter verklaard door andere schizofrenie spectrum, of psychotische stoornissen. **Bipolair II** **A** Er heeft voldaan aan de criteria voor ten minste één hypomanische episode en ten minste één depressieve episode. **B** Er is nooit sprake geweest van een manische episode. **C** Het optreden van de hypomanische en depressieve episode wordt niet beter verklaard door schizofrenie spectrum, of psychotische stoornissen. **D** De symptomen van depressie of de onvoorspelbaarheid van de frequente schommelingen tussen periodes van hypomanie en depressie veroorzaken klinisch ongemak en verstoringen in sociale, werkgerelateerde en andere belangrijke gebieden. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Delier** ------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Een verstoring in aandacht en bewustijn. **B** De verstoring ontwikkelt in een korte tijdspanne (uren tot dagen), representeert een verandering in aandacht en bewustzijn en fluctueert in de ernst gedurende de dag. **C** Een aanvullende verstoring in cognitie (geheugen problemen, oriëntatie, taal, perceptie). **D** De verstoringen in criteria A en C worden niet beter verklaard door andere neurocognitieve stoornissen en treden niet op in de context van ernstig verminderde arousallevels zoals bij coma. **E** Er is bewijs dat de stoornis een direct fysiologisch gevolg is van een andere medische aandoening of onthouding van middelen, gevolg van medicijngebruik, of gevolg van meerdere oorzaken.\ \ Specificatie:\ **Acuut:** Wanneer het een paar uur of dagen duurt.**\ Aanhoudend:** Wanneer de symptomen weken of maanden duren.\ \ **Hyperactief:** Het individu heeft een hyperactief level van psychomotorische acitiveit, stemmingslabiliteit, agitatie of weerstand tegen medische zorg.**\ Hypoactief:** Het individu heeft een hypoactief level van psychomotorische activiteit dat samen gaat met traagheid en lethargie, wat lijkt op verdoving.**\ Gemixte levels van activiteit:** Het individu heeft normale activiteitenlevels, ook wanneer aandacht en bewustzijn zijn verstoord. Ook kan er sprake zijn van snel fluctuerende activiteitlevels. ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Ernstige neurocognitieve stoornis** ------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **A** Bewijs van een significante cognitieve achteruitgang in een of meer cognitieve domeinen (complexe aandacht, executieve functies, leren en geheugen, taal, perceptual-motor, sociale cognitie) gebaseerd op:\ 1) Zorgen van de individu of de clinicus dat er sprake is van een significante cognitieve achteruitgang en;\ 2) Verstoring in cognitieve prestaties, gebaseerd op testresultaten **B** De cognitieve problemen verstoren het dagelijks functioneren. **C** De problemen treden niet exclusief op in de context van een delier. **D** De verstoring wordt niet beter verklaard door andere mentale stoornissen. **Alzheimer:**\ \ 1) Voldoen aan criteria van ernstige neurocognitieve stoornis\ 2) Er is sprake van een sluipend begin en geleidelijke progressie van de stoornis in een of meer cognitieve domeinen ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- **Traumatisch hersenletsel** -- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Er is bewijs van traumatisch hersenletsel, dat is, een impact op het hoofd of andere mechanismes van snelle bewegingen of verplaatsing van de hersenen, in de schedel, met één of meer van de volgende kenmerken:\ \ 1) Verlies van bewustzijn\ 2) Posttraumatische amnesie\ 3) Desoriëntatie en verwarring\ 4) Neurologische signalen ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- +-----------------------------------+-----------------------------------+ | - | **Frontotemporale neurocognitieve | | | stoornis** | +===================================+===================================+ | | Er voldoet aan de criteria van | | | milde of major neurocognitieve | | | stoornis, de verstoring heeft een | | | graduele progressie en hebben | | | twee kenmerken:\ | | | \ | | | 1) Gedragsvariant:\ | | | - Gedrags disinhibitie\ | | | - Apathie van traagheid\ | | | - Los van sympathie of empathie\ | | | - Stereotyperend/ compulsief/ | | | ritualistisch gedrag\ | | | - Veranderingen van | | | voedingspatroon\ | | | - Achteruitgang van sociale | | | cognitie en/ of executieve | | | functies\ | | | \ | | | 2) Taalvariant\ | | | - Achteruitgang van | | | taalvaardigheden in de vorm van | | | spraakproductie, woorden vinden, | | | objectbenaming, grammatica of | | | woordbetrip\ | | | \ | | | 3) Relatieve besparing van lere | | | en geheugen en | | | perceptueel-motorische functie | +-----------------------------------+-----------------------------------+

Use Quizgecko on...
Browser
Browser