Staatsinrichting (1-4) - PDF
Document Details
Uploaded by MerryTan
Tags
Summary
This document details Staatsrecht, Staatsbegrip, De Soevereine Staat en Nationaliteit. It discusses the concept of law, the relationship between citizens and the state, and the principles of sovereignty.
Full Transcript
**1. STAATSRECHT, STAATSBEGRIP, DE SOEVEREINE STAAT** **EN NATIONALITEIT** Recht is het geheel van dwingende regels voor het menselijk gedrag. Rechtsregels zijn meestal voorschriften die geboden of verboden inhouden, afdwingbaar middels sancties, zij het niet altijd. Deze rechtsregels kunnen zowe...
**1. STAATSRECHT, STAATSBEGRIP, DE SOEVEREINE STAAT** **EN NATIONALITEIT** Recht is het geheel van dwingende regels voor het menselijk gedrag. Rechtsregels zijn meestal voorschriften die geboden of verboden inhouden, afdwingbaar middels sancties, zij het niet altijd. Deze rechtsregels kunnen zowel geschreven (wetten) als ongeschreven (gewoonterecht)zijn. Er zijn twee grote rechtsgebieden: het privaatrecht en het publiekrecht. Het privaatrecht regelt vooral de relaties tussen burgers onderling. Het publiekrecht regelt de relaties tussen overheid en burgers, Beide rechtsgebieden kunnen weer onderverdeeld worden. Schematisch ziet dit er als volgt uit: privaatrecht Recht= Publiekrecht Staatsinrichting daarentegen omvat het geheel van rechtsregels betreffende het bestuur en de inrichting van de staat (o.a. samenstelling en bevoegdheden van staatsorganen, hun onderlinge verhouding en de rechten en plichten van burgers in die staat). Voor het staatsrecht is het begrip "staat" van belang. Een staat is "een bij elkaar zijnde groep van mensen in een gebied met duidelijk omschreven grenzen, waarover gezag heerst Het begrip "staat" omvat dus de volgende elementen: \- een georganiseerde collectiviteit van personen, de staatsburgers \- de burgers wonen op een bepaald grondgebied, het territoir \- op het territoir wordt er gezag uitgeoefend De begrippen "gezag" en macht worden weleens door elkaar gebruikt en behoeven daarom een nadere uitleg. Gezag wordt automatisch erkend (geaccepteerd door het volk). Er worden geen dwangmiddelen gebruikt. Gezag krijgt men door de jaren heen als men integer is en goede daden heeft verricht. Macht daarentegen wordt opgelegd aan het volk middels het aanwenden van machtsmiddelen. Macht kan gebaseerd zijn op: wapens, rijkdom, fysiek kracht. Uitgaande van het begrip: soevereiniteit", legitimiteit van het gezag, zijn er een aantal soevereiniteitstheorieën ontwikkeld: De leer van de soevereiniteit Hierbij berust het gezag op een machtiging van het volk, dat uit vrije wil een "maatschappelijke verdrag" heeft gesloten, omdat op die manier een samenleving kan worden opgebouwd. Een soevereine staat heeft geen ander gezag boven zich. Dit houdt een zekere zelfstandigheid in. Echter is deze onafhankelijkheid niet absoluut, daar door het onderhouden van internationale betrekkingen een deel van de soevereiniteit wordt prijsgegeven. Suriname is op 25 november 1975 onafhankelijk geworden van het vroegere moederland, Nederland. Suriname is dus een soevereine staat en heeft dan ook kenmerken die daarbij horen, te weten een eigen grondgebied, een eigen staatshoofd, een eigen regering, een eigen vlag en wapen, een eigen leger en politiekorps, een eigen grondwet en een volksgemeenschap die de nationaliteit van het land bezit. De burgers van de soevereine staat het (volk) bezitten de nationaliteit van de staat. Een volk is een groep van mensen wonende op een gemeenschappelijk grondgebied, onder een gemeenschappelijk gezag (leiding) en met andere gemeenschappelijke kenmerken zoals taal, ras, godsdienst, cultuur. Woont een volk op een grondgebied en heeft het zijn eigen staatsorganen, dan spreekt men van een nationale staat. Hoe sterker de burgers gehecht zijn aan en liefde hebben voor hun land, des te sterker is die staat. Hoe groter de saamhorigheid tussen de burgers, des te groter is de kracht van de volksgemeenschap. Wanneer deze saamhorigheid een hoogtepunt heeft bereikt, dan noemt men die volksgemeenschap een natie. In extreme gevallen leidt de zelfverheerlijking van natie en ras tot chauvinisme, overdreven vaderlandsliefde. De eigen natie wordt hierbij superieur geacht, wordt dan beter dan elke ander natie. De volksgemeenschap behorende bij een soevereine staat wordt bepaald door de nationaliteit van de burgers. Als iemand geboren is op de bodem van een bepaalde staat, krijgt hij door de wet van die staat, dat land, de nationaliteit van dat land. Dit is de gemakkelijkste en meest natuurlijke wijze om de nationaliteit van een staat te krijgen. Men noemt dit het bodembeginsel. Men krijgt de nationaliteit ook omdat men afstamt van ouders die reeds die nationaliteit hebben. Zijn vader en moeder getrouwd, dan krijgt het kind de nationaliteit van de vader. Zijn zij niet getrouwd, dan krijgt het kind de nationaliteit van de moeder. Heeft de vader het kind erkend dan krijgt het kind de nationaliteit van de vader. Men noemt dit het bloed(afstammings)beginsel). Men krijgt het Surinaams burgerschap ook doordat men als vreemdeling naturalisatie aanvraagt. Er is ook een wet die dit regelt. De vreemdeling moet wel een aantal jaren in Suriname gewoond hebben om dit recht te verkrijgen. Men kan de Surinaamse nationaliteit verliezen door: \- in dienst te treden bij een vreemde krijgsmacht; \- een huwelijk met een vreemdeling; \- naturalisatie (het aanvragen en verkrijgen van een vreemde nationaliteit). **VRAGEN:** 1. Geef middels een schema duidelijk de plaats aan van de staatsinrichting binnen het rechtssysteem. 2. Is gezag hetzelfde als macht? Motiveer het antwoord. 3. Welke zijn de kenmerken van een soevereine staat? 4. Maak middels een voorbeeld duidelijk hoe een soevereine staat door het onderhouden van internationale betrekkingen een deel van soevereiniteit kan verliezen. 5. Geef middels een schema aan op welke wijze men de Surinaamse nationaleit kan verkrijgen, met de nodige uitleg daarbij. **2. DE GRONDWET EN ANDERE WETGEVINGSPRODUCTEN** De grondwet is de hoogste nationale wet, waarin de belangrijkste regels voor het besturen van een land zij opgeschreven. In de grondwet vindt men: \- het soort staatsbestel (Republiek, Koninkrijk) \- de inrichting en de samenstelling van de staatsorganen, \- de bevoegdheden van de staatsorganen, hoe ze samenwerken om het land te besturen, wetten te maken en om recht te spreken en de fundamentele rechten en vrijheden van burgers \- organieke wetten, wetten die in hoofdzaak reeds geregeld zijn in de grondwet, maar nader moeten worden uitgewerkt. De oudste grondwet is die van de Verenigde Staten van Amerika (1776). Men gebruikt voor het woord grondwet ook wel het woord "constitutie". Een constitutie omvat echter meer dan een grondwet. De grondwet omvat alleen de hoofdmomenten van het besturen, de geschreven regels. Terwijl de constitutie ook de ongeschreven regels, het gewoonterecht omvat. Een land met een constitutie is bijvoorbeeld Engeland. Niet elke staat heeft dezelfde grondwet, omdat voor elke staat andere zaken belangrijk zijn. De oudste Surinaamse grondwet, in 1980 buiten werking werd gesteld, was te log. Ze bevatte naast de hoofdzaken vele bijzaken. De grondwet van 1987 echter bevat merendeel hoofdzaken. Een grondwet wordt meestal voorafgegaan door een preambule. Een grondwet komt tot stand middels: een referendum (volksraadpleging), de wetgever, of een wetgevende vergadering. De grondwet kan rigide of flexibel zijn. Een rigide grondwet wordt door een gekwalificeerde of tweederde (2/3 meerderheid gewijzigd, bijv. in Suriname, Nederland, de Verenigde Staten van Amerika. Een flexibele grondwet wordt echter bij gewone meerderheid gewijzigd, bijv. in Nieuw- Zeeland. Wettelijke regelingen worden onderscheiden in wetten van hogere en lagere orde. Wetten van lagere orde mogen niet in strijd zijn met wetten van hogere orde. Wanneer dit wel het geval is, wijkt de wet van lagere orde voor die van hogere orde. Er is dus een hiërarchie van wettelijke regelingen. In Suriname is de hiërarchie als volgt: \- Verdragen; \- De Grondwet; \- Staatsbesluiten; \- Bestuursbesluiten; \- Districtsverordeningen; Verdragen kunnen zijn: -bilateraal; Dit zijn verdragen die gesloten zijn tussen twee staten bijv. het Raamverdrag voor Vriendschap en Samenwerking tussen Suriname en Nederland. -multilateraal; Verdragen die aangegaan zij tussen twee of meer staten bijv. de Europese Unie, de Caricom. De grondwet is de basis van alle wetten. Wetten worden onderscheiden in: 1\. Wetten in formele zin; Hierbij let men op de vorm, de wijze waarop de wet tot stand is gekomen. Wanneer ze afkomstig is van de daartoe bevoegde instanties (De Nationale Assemblee en Regering) volgens een in de grondwet vastgelegde procedure, is er sprake van een wet in formele zin. 2\. wetten in materiële zin; Hierbij wordt gelet op de inhoud. leder overheidsbesluit, waarbij bindende regels van de burgers worden vastgesteld, is een wet in materiële zin. Wetten in formele zin houden gewoonlijk ook algemeen bindende regels in en zijn dus tevens wetten in materiële zin. Enkele wetten in formele zin (geen wetten in materiële zin): de begrotingswet en de naturalisatieverlening. De wetten zijn onschendbaar d.w.z. rechters mogen de wetten niet toetsen aan de grondwet, zij missen de bevoegdheid om na te gaan of een wet volgens een in de grondwet vastgestelde procedure tot stand is gekomen, en of desbetreffende wet geen regels bevat die in strijd zijn met de grondwet. De beoordeling van de grondwettelijkheid van wettelijke regelingen en maatregelen wordt gedaan door "het Constitutioneel Hof". Dit orgaan is sinds 2020 inwerking gesteld in ons land. De zittingsduur van het Hof is vijf (5) jaar. Ze worden voorgedragen door de Nationale Assemblee en benoemd door de president. De voorzitter en ondervoorzitter zijn respectievelijk...................en.................... En staatsbesluit is een besluit houdende algemeen bindende regels ter uitvoering van een wet dan wel ter regeling van niet aan de wet voorbehouden onderwerpen; het wordt door de president nadat de staatsraad is gehoord vastgelegd. Een staatsbesluit is een wet in materiële zin. Hier is er sprake van terugtreden van de wetgever, die zaken overlaat aan het bestuur. Onder een bestuursbesluit wordt verstaan een door het daartoe bevoegde bestuursorgaan genomen overheidsbesluit. Een door de president genomen bestuursbesluit, ter uitoefening van een bij wettelijke regeling aan hem toegekende bevoegdheid, wordt als resolutie aangeduid: de ondertekening geschiedt door de president. Een besluit door een of meer ministers genomen, ter uitvoering van de aan hem of hen opgedragen departementale taak en door hem of hen ondertekent, wordt als ministeriële beschikking van betrokken ministers aangeduid. Een besluit genomen door enig ander bij of krachtens de wet aangewezen bestuursorgaan, ter uitvoering van de hem daarbij opgedragen taak, wordt als een beschikking van dat orgaan aangeduid. **VRAGEN:** 1\. Waarom is de grondwet de belangrijkste wet van een land? 2\. Geef middels voorbeelden het verschil aan tussen wetten in formele zin en wetten in materiële zin. 3\. Vergelijk preambule van 1975 met die van 1987. 4\. Verklaar waarom internationale overeenkomsten van een hogere orde zijn dan de grondwet en andere nationale wetten. 5.Leg uit waarom het Constitutioneel Hof belangrijk is. **3. GRONDRECHTEN EN DE SCHEIDING DER MACHTEN** De grondrechten worden geacht als van nature het hoogste recht van elke burger te zijn. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de grondrechten sterk op de voorgrond getreden en in internationale documenten geproclameerd. De overheid moet ze primair eerbiedigen, in acht nemen en beschermen. Zij mag er geen inbreuk op plegen dan alleen in buiten gewone omstandigheden bijv. nood, oorlog en anders slechts in het algemeen belang. De gedachte komt voor uit de behoefte aan bescherming van het individu tegen toegepaste staatsmacht. Bij grondrechten gaat het dus om de fundamentele die zijn vastgelegd in de Grondwet. De fundamentele rechten kunnen onderverdeeld worden in: de integriteits- en vrijheidsrechten, economische rechten en de sociale rechten. De integriteits- en vrijheidsrechten zijn de rechten die vrijwaren van inbreuk op de lichamelijke en geestelijke persoon, en de beperkingen aan de vrijheid van de mens aan banden leggen. Het gaat hier om *vrijheid van godsdienst, van onderwijs, van vereniging en van vergadering, van vrije meningsuiting, van drukpers, maar ook verbod van slavernij, huisrecht (recht op privé en gezinsleven), het brief geheim, recht op behoorlijke berechting in strafzaken etc.* De integriteits- en vrijheidsrechten vormen tezamen met de economische vrijheden, zoals *recht op vrije* *eigendom (bezit), op arbeidsuitoefeningen, geen algehele verbeurdverklaring,* de klassieke grondrechten. De sociale of moderne grondrechten moeten de sociaal zwakkeren in de samenleving beschermen door de toepassing van sociale rechtvaardigheid. Tot de sociale grondrechten rekent men *het recht op sociale zekerheid, op goede huisvesting, op goede medische verzorging, op goede voeding, en een goed loon etc.* Bij de klassieke grondrechten moet de overheid zich dus onthouden van bepaalde handelingen, terwijl bij de sociale of moderne grondrechten de overheid zich moet gaan inspannen tot bepaalde handelingen. De grondrechten hebben zowel een verticale als horizontale werking. Hierdoor is het doel van de grondrechten tweedelig. Ten eerste moeten de grondrechten de gewone burgers bescherming geven tegen de organen van de staat. Ze regelen dus de verhouding tussen overheid en de burgers (verticale werking). En ten tweede moeten de grondrechten de burgers bescherming geven tegen andere burgers. Ze regelen dus de verhouding tussen burgers onderling (horizontale werking). De leer van de scheiding der machten of trias politica is bekend geworden door twee denkers over staat en recht: John Locke (1632-1704) en Ch. Montesquieu verdeelde de totale staatstaak in drie functies of machten, n.l. - de wetgevende macht: de bevoegdheid om wetten te maken, te wijzigen en op te heffen; - de uitvoerende macht: de bevoegdheid tot uitvoering der wetten en tot handhaving van de openbare orde in een land; - de rechtelijke macht: de bevoegdheid om te beslissen wanneer er een geschil is bij de uitvoering der wetten en om de overtreders van de wet te straffen. In Suriname is er volgens de grondwet van 1987 geen sprake van een strikte scheiding van de machten. De wetgevende macht wordt als zodanig in ons land uitgeoefend door de regering en het parlement te zamen. De bevoegdheid van rechtelijke macht wordt bekleed door de procureur-generaal en onafhankelijke rechters. VRAGEN: 1\. Leg uit waarom het belangrijk is dat er grondrechten zijn in een land. 2. Hoe komt het dat juist na de Tweede Wereld oorlog de grondrechten sterk op de voorgrond zijn getreden? 3. Geef in een schema aan de verdeling van de fundamentele rechten en vrijheden. 4. Welke grondrechten zijn voor de overheid makkelijk en welke moeilijk te verwezenlijken? 5. a. welke drie machten onderscheiden we? b. Noem hun bevoegdheden op. c. Zijn ze in Suriname streng van elkaar gescheiden? Verklaar. **4. POLITIEK, DEMOCRATIE, RECHTSSTAAT EN MACHTSSTAAT** Het begrip "politiek" is afgeleid van het Grieks woord "polis" (politea), hetgeen stadsstaat betekende. Later is dit begrip uitgebreid, het betekende kunde van het stads(staat)bestuur. Het woord kreeg gaandeweg ook een negatieve betekenis van slim, handig en geslepen. In verband met het staatsbestuur gebruikt men tegenwoordig in plaats van het woord "politiek", vaker het woord "beleid". Beleid suggereert meer zakelijkheid, deskundigheid, rationaliteit. Onder beleid wordt verstaan een reeks van politieke handelingen die men pleegt om een zeker doel te bereiken. Het begrip politiek houdt in het zich bezig houden met staatsaangelegenheden, staatsbestuur. Het woord democratie is afkomstig uit het Grieks en betekent letterlijk "het volk regeert". Democratie bestaat daar waar de meerderheid de toon aangeeft, echter zoveel mogelijk met eerbiediging van de mening(en) van de minderheid. Democratie heeft zowel een beperkte als een ruimere betekenis. In de beperkte betekenis is democratie een regeringsvorm waarbij mensen het recht hebben hun eigen regering te kiezen. In de ruimere betekenis is democratie een verzameling van meer rechten en ook van plichten bijv. een ieder heeft het recht om te schrijven wat hij/zij wil, maar tevens de plicht om niet zomaar iemand te beschuldigen. De moderne democratie kenmerkt zich door: 1. algemene, vrije en geheime verzekering; 2. twee- of meer partijenstelsel; 3. vrije oppositievorming; 4. vrije meningsvorming binnen ruime grenzen gewaarborgd; 5. het grote belang dat wordt gehecht aan de vrijheden van de burgers; 6. afbakening en beperking van de macht van de regeerders; 7. de volksvertegenwoordiging als wetgever of medewetgever. Bij het ontbreken van deze kenmerken ontaardt de democratie in een dictatuur, een machtsstaat. Hiertegenover staat de rechtstaat, die aan de democratie inhoud en gestalte geeft. Suriname is een rechtsstaat. Er is sprake van een rechtsstaat als de staat de volgende elementen vertoont: 1. het legaliteitsbeginsel: voor alle handelen moet er een grondslag in het recht zijn; 2. de trias-politicaleer: spelling van overheidsmacht (geen machtsconcentratie); 3. een onafhankelijke rechtsspraak; 5. eerbiediging van grondrechten. Het functioneren van de staat moet gebaseerd zijn op rechtsregels. - alle burgers zijn gelijk aan elkaar; - alle burgers kunnen invloed uitoefenen op het handelen van de staat; - alle handelen van de staat moet gebaseerd zijn op rechtsregels. In een machtsstaat heerst in tegenstelling tot een rechtsstaat de macht van degenen die regeren. Een machtsstaat waar een persoon of een kleine groep van politici regeert noemen we een dictatuur. De regering in zo een staat heet een dictatoriale regering. In een machtsstaat is er geen waarborg voor de vrijheid van de burgers. De alléén heerser (dictator) kan van die grote macht misbruik maken en het volk onderdrukken. Omdat de vrijheid van burgers in een dictatuur aangetast wordt wijst men de machtsstaat af.