Seneca Hoofdstuk 2: De Samenleving en Bindingen PDF

Document Details

RapidJasper181

Uploaded by RapidJasper181

Rijnlands Lyceum

Tags

sociale bindingen sociologie maatschappij wetenschappen socialisatie

Summary

Hoofdstuk 2 van de Seneca presentatie geeft een overzicht van sociale bindingen, groepsvorming, en de vijf fasen in een groepsvormingsproces. De presentatie behandelt verschillende typen bindingen en sociale controle, en de verschillende soorten groepen.

Full Transcript

Hoofdstuk 2 De samenleving en bindingen Paragraaf 1 Sociale bindingen Mensen zijn met elkaar verbonden doordat ze afhankelijk zijn van elkaar. 4 vormen van sociale bindingen: 1. Affectieve bindingen: emotionele bindingen 2. Cognitieve bindingen: kennisvorming en kennisoverdracht. 3. E...

Hoofdstuk 2 De samenleving en bindingen Paragraaf 1 Sociale bindingen Mensen zijn met elkaar verbonden doordat ze afhankelijk zijn van elkaar. 4 vormen van sociale bindingen: 1. Affectieve bindingen: emotionele bindingen 2. Cognitieve bindingen: kennisvorming en kennisoverdracht. 3. Economische bindingen: werk en goederen 4. Politieke bindingen: zaken die in een samenleving gemeenschappelijk geregeld moeten worden zoals onderwijs, zorg verkeer en veiligheid. Ook wel: collectieve goederen. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 1 Groepsvorming Groepsvorming is het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen, die elkaar beïnvloeden en samen gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen. Kenmerken: 1. Kan tot stand komen bij gedeelde interesses, waarden en belangen en ervaringen. 2. Mensen ontwikkelen gemeenschappelijke gedragingen of regels die horen bij hun groep. 3. Mensen die bij een groep willen horen, passen hun gedrag www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 1 Fases van groepsvorming Er zijn verschillende fases bij groepsvorming: 1. Oriëntatiefase: onzekerheid overheerst 2. Conflictfase: verschillen in opvattingen worden duidelijk 3. Integratiefase: ontstaan van evenwicht 4. Uitvoeringsfase: samenwerking 5. Ordefase: institutionalisering van groepssamenwerking www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 1 In- en uitsluiting Ingroup: de groep mensen die erbij hoort; er is binding mee en er is sprake van een gemeenschappelijke identiteit. Outgroup: mensen die niet bij de groep horen; mensen tegen wie je je afzet en met wie je in strijd/competitie bent. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 1 Sociale controle Er is sprake van sociale controle wanneer mensen anderen ertoe bewegen (of dwingen) zich te houden aan de normen van de groep. 2 soorten sociale controle: 1. Informele controle: groepsleden wijzen elkaar op de waarden en normen van de groep 2. Formele sociale controle: mensen die vanuit hun beroep of functie anderen op de regels wijzen. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 1 Stereotypen en vooroordelen Over de outgroup bestaan vaak stereotypen en vooroordelen. Dit zijn cultureel aangeleerde beelden, generalisaties en veronderstellingen, bijvoorbeeld over bepaalde groepen mensen. ○ Bijvoorbeeld: Joodse mensen zijn rijk Door stereotypen en vooroordelen zet de ene groep zich af tegen de andere groep, waardoor de binding binnen de groep toeneemt. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 1 Soorten groepen Informele groepen: mensen kennen elkaar en voelen zich emotioneel met elkaar verbonden, er zijn geen afspraken die officieel vastliggen en de rollenstructuur is flexibel. ○ Bijvoorbeeld: vriendengroep Formele groepen: groepen met vastgelegde regels waarbij er sprake is van een bepaalde hiërarchie die is vastgelegd in taken en rollen. Vaak zijn er doelen en normen voor de groep gesteld. ○ Bijvoorbeeld: afdeling van een bedrijf www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 1 Soorten groepen We maken ook onderscheid tussen primaire en secundaire groepen. Primaire groep: Een groep met persoonlijke en emotionele banden, die elkaar steun biedt en loyaal is aan elkaar. Deze groepen zijn erg belangrijk bij socialisatie ○ Bijvoorbeeld: familie of vriendengroepen Een groep die doelgericht, onpersoonlijk en functioneel is. ○ Bijvoorbeeld: collega's bij een kantoor www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 1 Einde van groepsbinding Bindingen tussen groepsleden blijven niet altijd bestaan. Bijvoorbeeld wanneer: ○ Mensen er niet meer bij willen horen ○ Mensen er niet meer bij kunnen horen ○ Mensen er niet meer bij mogen horen www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 1 Leerdoelen ❏ Je kunt de vier verschillende typen bindingen benoemen en uit een bron herkennen. ❏ Je kent het begrip collectief goed ❏ Je kent het kernconcept groepsvorming en uit een bron herkennen. ❏ Je kent de vijf fasen van het proces van groepsvorming en kunt deze in een bron herkennen ❏ Je kent het verschil tussen ingroup en outgroup. ❏ Je kent het verschil tussen insluiting en uitsluiting. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 1 Leerdoelen (2) ❏ Je kent de 3 redenen waarom mensen niet (meer) bij een groep horen. ❏ Je kent het verschil tussen informele- en formele sociale controle en groepen ❏ Je kent het begrip stereotypen en weet hoe vooroordelen een rol hierin spelen en kunt deze herkennen in een bron ❏ Je kent het verschil tussen informele en formele groepen en kunt deze herkennen in een bron ❏ Je kent het verschil tussen primaire en secundaire groepen en www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 2 Ontstaan van sociale bindingen Er zijn 3 sociologische verklaringen voor het ontstaan van sterke sociale bindingen in de maatschappij: 1. Gedeelde waarden en normen: kunnen zorgen voor saamhorigheid en zijn bepalend voor onze identiteit 2. Wederzijdse afhankelijkheid: ook ‘welbegrepen eigenbelang’ 3. Dwang: bepaalde gedragingen afdwingen, bijvoorbeeld het betalen van belasting. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 2 Sociale cohesie Sociale cohesie is het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben. het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn en de mate waarin anderen daar een beroep op kunnen doen (solidariteit). Ook wel: de ‘lijm’ van de samenleving. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 2 Negatieve gevolgen Sociale cohesie kan ook negatieve gevolgen hebben. Hechte gemeenschappen kunnen mensen ook uitsluiten. Ze mogen er niet bij horen omdat ze ‘anders’ zijn. Dit kan leiden tot conflict. ○ Bijvoorbeeld: Hutu’s en Tutsi’s in Rwanda www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 2 Leerdoelen ❏ Je kent het kernconcept sociale cohesie ❏ Je kent de verschillende elementen van sociale cohesie en kunt deze in een bron herkennen ❏ Je kan de drie verschillende antwoorden op wat de samenleving bijeenhoudt benoemen en toepassen. ❏ Je kan beargumenteren waarom sociale cohesie ook negatieve gevolgen kan hebben. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 3 Sociale institutie Sociale institutie is een complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren. ○ Bijvoorbeeld: het huwelijk en het onderwijssysteem Min of meer geformaliseerde regels reguleren het gedrag en onderlinge relaties en zorgen ervoor dat het gedrag van mensen voorspelbaar wordt. Sociale normen kunnen zowel www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 3 Cultuur en sociale instituties Sociale instituties zijn ingebed in cultuur en worden via socialisatie overgedragen. Veranderingen hebben vaak lange tijd nodig en gaan vaak gepaard met conflict. ○ Bijvoorbeeld: Zwarte piet debat www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 3 Cultuur en sociale instituties Omdat gedrag voorspelbaar wordt, gaan sociale instituties vaak gepaard met sociale cohesie. Denk bijvoorbeeld aan religie, gedeelde waarden en normen, taal, rituelen en kijk op de wereld. Sociale instituties zorgen voor voorspelbaarheid en stabiliteit in samenlevingen en voor een nationale cultuur. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 3 Kenmerken van sociale institutie 5 kenmerken van sociale instituties: 1. Ze bestaan buiten het individu om 2. Ze hebben vaak een lange traditie 3. Ze zijn vrij stabiel, maar veranderen toch ook door de tijd heen 4. Ze zijn niet alleen gebaseerd op dwingende of wettelijke macht, maar berusten vaak op moreel gezag 5. Ze zijn dwingend: door instituties wordt gedrag gesanctioneerd via beloning of straf www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 3 Leerdoelen ❏ Je kent het kernconcept sociale institutie en kunt deze in een bron herkennen ❏ Je kent de samenhang tussen cultuur, sociale institutie en sociale cohesie ❏ Je kent de vijf kenmerken van sociale instituties en kunt deze in een bron herkennen www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 4 Cultuurdimensies Culturele verschillen zorgen voor verschillen in gedrag. ○ Bijvoorbeeld: zorg voor ouders in Italië versus Nederland Culturen gaan op verschillende manieren om met maatschappelijke problemen en ontwikkelingen. Volgens Hofstede bestaan er patronen in cultuurverschillen. Hij ontwikkelde de dimensies van Hofstede om verschillende culturen met elkaar te kunnen vergelijken. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 4 Cultuurniveaus Cultuurverschillen zijn op verschillende niveaus zichtbaar: ○ Microniveau: gezinnen, families, individueel ○ Mesoniveau: school, werk, instellingen ○ Macroniveau: politiek, religie, instituties De dimensies van Hofstede zijn ook op verschillende niveaus toe te passen. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 4 Dimensies van Hofstede Een indeling op basis van 6 verschillende dimensies om culturen te kunnen onderscheiden en vergelijken. Hierbij wordt een score tussen 0 (laag) en 100 (hoog) gegeven bij verschillende dimensies: 1. Grote versus kleine machtsafstand 2. Individualistisch versus collectivistisch 3. Masculien versus feminien 4. Zwakke versus sterke onzekerheidsvermijding 5. Lange- versus korte termijngerichtheid www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 4 Grote vs kleine machtsafstand De mate waarin de minder machtige leden in een cultuur verwachten en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is. ○ Grote machtsafstand: sprake van duidelijk hiërarchie, zoals in Rusland. ○ Kleine machtsafstand: sprake van gelijkheid, zoals in Zweden. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 4 Individualistisch vs collectivistisch De manier waarop culturen omgaan met vrijheid voor het individu ten opzichte van de groep waar dat individu bij hoort. ○ Individualistisch: het individuele belang gaat voor het belang van de groep, bijvoorbeeld in de Verenigde-Staten ○ Collectivistisch: de enkeling schikt zich naar de groep, bijvoorbeeld in China www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 4 Masculien vs feminien De vraag of binnen een cultuur verwacht en geaccepteerd wordt dat genderrollen meer gescheiden zijn (masculien) of juist overlappen (feminien). Masculien Feminien Sekserollen zijn gescheiden Sekserollen overlappen Van mannen wordt verwacht buitenshuis te Mannen en vrouwen zijn gelijkwaardig. Er is presteren, ambitieus en zakelijk te zijn. Van ruimte om te doen wat je leuk vindt en vrouwen wordt verwacht de zorgtaken op ruimte voor seksuele diversiteit zich te nemen en relaties te onderhouden. Beide: assertief gedrag en zorgen dat je de Beide: samenwerking en hulpvaardigheid sterkte of de beste bent www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 4 Onzekerheidsvermijding Hoe culturen omgaan met onzekere of onbekende situaties. Daarbij gaat het om de mate waarin mensen zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situaties, zoals crises en conflicten. ○ Zwakke onzekerheidsvermijding: onzekerheid wordt gezien als een onderdeel van het bestaan en onbekende situaties worden als uitdagend gezien. ○ Sterke onzekerheidsvermijding: duidelijke en strakke regels in onzekere situaties en mensen reageren stressvol. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 4 Lange- vs kortetermijngerichtheid De verschillende manieren waarop culturen bezig zijn met het verleden, heden en de toekomst. ○ Langetermijngerichtheid: streven naar een toekomstige beloning door middel van volharding en spaarzaamheid. ○ Kortetermijngerichtheid: mensen hechten waarde aan deugden zoals respect voor traditie, het voorkomen van gezichtsverlies en het voldoen aan sociale verplichtingen. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 4 Hedonisme vs soberheid De vraag in hoeverre genieten van het leven en plezier maken in een cultuur of samenleving centraal staat. ○ Hedonisme: culturen waarin het belangrijk is dat er veel ruimte is voor plezier. ○ Soberheid: hardwerkende samenlevingen waarbij er strikte sociale normen gelden en het idee heerst dat mensen worden beloond geen losbandig leven te hebben geleid. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 4 Leerdoelen ❏ Je kent de 6 dimensies van Hofstede en je kunt samenlevingen analyseren aan de hand van deze dimensies ❏ Je kent de uitersten van de cultuurdimensies. Met andere woorden: je weet wat een lage of hoge score concreet betekent en kunt uit een bron herkennen welke dimensie met een lage of hoge score staat genoemd www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 5 Relativiteit Culturen zijn relatief. Wat in de ene cultuur normaal is, hoeft dat in de andere cultuur niet te zijn. Wat 'normaal' is, heeft te maken met je referentiekader. ○ Bijvoorbeeld: de Inuit kennen meer dan 60 manieren om (verschillende soorten) sneeuw aan te duiden, wij kennen er veel minder. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 5 Institutionalisering Het proces waarbij een complex van waarden en min of meer geformaliseerde regels vastgelegd worden in standaard gedragspatronen. Bijvoorbeeld: ○ Voor de jaren ‘60 het kostwinnersgezin ○ Verzuiling ○ Verandering van wetten, zoals de wetswijziging in 1956 die ervoor zorgde dat vrouwen niet langer als handelingsonbekwaam werden gezien. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 5 Voor- en nadelen Voordelen van institutionalisering zijn: ○ Het gedrag van mensen wordt voorspelbaar, wat leidt tot meer vrijheid. ○ Het kan zin geven aan het handelen van mensen. ○ Institutionalisering leidt tot het ontstaan van bindingen, bijvoorbeeld in organisaties. Een nadeel van institutionalisering is: ○ Er wordt vaak gehandeld vanuit regels, in plaats vanuit de mens. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 5 Globalisering Globalisering kan zowel leiden tot meer binding (bijvoorbeeld: social media) als tot ontbinding (bijvoorbeeld: internationale criminaliteit). Hyperglobalisten zien globalisering als positief: internationale samenwerking en mondiale cultuurstromen Andersglobalisten zien globalisering als negatief: homogenisering van de (media)cultuur. www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 5 Leerdoelen ❏ Je weet wat institutionalisering en globalisering is en kunt dit kernconcept herkennen in een bron. ❏ Je kunt m.b.v. institutionalisering en globalisering verklaren wat in een bron wordt beschreven ❏ Je weet wat instituties zijn en kunt deze herkennen in bronnen ❏ Je weet wat een kostwinnersgezin en een bevelshuishouding is en kunt deze herkennen uit een bron ❏ Je weet wat de verzuilde samenleving is www.maatschappij- wetenschappen.nl Paragraaf 5 Leerdoelen (2) ❏ Je kunt enkele veranderingen noemen in instituties tussen 1950 en heden ❏ Je kent de voor- en nadelen van institutionalisering ❏ Je kent het verschil tussen een institutie en een organisatie en kunt deze in een bron herkennen www.maatschappij- wetenschappen.nl

Use Quizgecko on...
Browser
Browser