Samenvatting Toegepaste Economie PDF

Summary

This document is a summary of basic economic concepts, such as needs and wants, goods and services, and economic systems. It includes definitions and examples and is suitable for high-school level teaching.

Full Transcript

Samenvatting Toegepaste Economie 3/05/2021 Economie ( Indeling en situering) Leg de volgende basisbegrippen uit: behoeften?= Het aanvoelen van een tekort en het verlangen dit tekort zo snel mogelijk weg te wer...

Samenvatting Toegepaste Economie 3/05/2021 Economie ( Indeling en situering) Leg de volgende basisbegrippen uit: behoeften?= Het aanvoelen van een tekort en het verlangen dit tekort zo snel mogelijk weg te werken.grond, water, zonlicht, brandstof Goederen en diensten?: Goederen?= Zijn (meestal) stoffelijke zaken die je kan bezitten, opbergen, verplaatsen, weggeven In welke 4 groepen kunne goederen ondeverdeeld worden?= 1. Vrije goederen 2. Economische goederen 3. Consumptie/Productie goederen 4. Materiële/niet-materiële goederen Wat zijn vrije goederen?= Beschikbaar voor iedereen zonder dat er productiemiddelen zijn ingezet Wat zijn economische goederen?= Iemand heeft hier inspanning voor gedaan en wilt vergoed worden hiervoor, er zijn dus productiemiddelen gebruikt Geef bij de volgende soorten economische goederen uitleg: Levensnoodzakelijke goederen?= Voeding, kleding, gezondheidszorg, onderdak.. Luxegoederen?= Goederen die het leven aangenamer maken maar niet noodzakelijk zijn Geef bij de volgende soorten Consumptie/Productie goederen de uitleg: Consumptiegoederen?= Worden gekocht door de eindgebruiker om onmiddellijk te gebruiken. Bv→Schoenen, computer Verbruiksgoederen?= Deze goederen raken ‘op’ na een bepaalde tijd. Bv→Vlees, groenten Gebruiksgoederen?= Deze goederen kun je meer dan 1 keer of voor een langere tijd gebruiken. Bv→Auto, tafel, computer Geef bij de volgende soorten materiële/niet-materiële goederen de uitleg: Materiële goederen?= Goederen die je kan aanraken, verplaatsen. Bv→Je bezit een huis, je kunt het aanraken Niet-materiële goederen?= Goederen die je kan bezitten maar niet aanraken. Bv→Je huurt een huis, je bezit het maar mag het niet verbouwen 1b.Diensten?= Zijn arbeidsprestaties die gepresteerd worden tegen betaling Produceren en consumeren?: Produceren?= Het voortbrengen van goederen en diensten door ondernemingen met behulp van productiefactoren Productiefactoren (natuurlijke hulpbronnen, arbeid, kapitaal, ondernemerschap): -Natuurlijke hulpbronnen?= Grond, water, zonlicht, brandstof -Arbeid?= Fysieke en geestelijke inspanning van de arbeiders -Kapitaal?= Geld is nodig voor de aankoop van machines en werktuigen om productie mogelijk te maken -Ondernemerschap?= Handeling om rijkdom en/of werkgelegenheid te creëren door de een onderneming op te richten of over te nemen 1b. Consumeren?= Het kopen van goederen en diensten om onze behoefte de bevredigen Economie?= Wetenschap die de wensen van de mensen en hoe ze deze proberen te vervullen bestudeert Welzijn en welvaart: Wat is welzijn?= Kwaliteit van het leven, de mate van het menselijk zonder hiervoor goederen of diensten voor nodig te hebben Wat is welvaart?= Welvaart is de mate waarin de behoeften met de beschikbare middelen kunnen worden bevredigd Vrijetijdsbesteding?= Vrije tijd is de tijd die men niet hoeft te besteden aan verplichte of noodzakelijke activiteiten zoals werk, zorg en studie Economische kringloop: Wat is een economische kringloop?= Schematische voorstelling van van de economische verhouding tussen consumenten en producenten Schematische voorstelling: 1.Geldstroom van bedrijven naar gezinnen→Loon in ruil voor arbeid 2.Geldstroom van gezinnen naar bedrijven→Geld in ruil voor producten (aankopen) 3.Goederen- en dienstenstroom van gezinnen naar bedrijven→ Arbeid leveren 4.Goederen- en dienstenstroom van bedrijven naar gezinnen→Goederen en diensten 5.Geldstroom van gezinnen naar banken→Sparen of terugbetaling leningen/interesten 6.Geldstroom van banken naar bedrijven→ Leningen voor bedrijven 7.Geldstroom van bedrijven naar banken→ Terugbetaling leningen en interesten 8.Geldstroom van banken naar gezinnen→Door het sparen/interesten of leningen (Gezinnen) Inkomst hervorming Leg uit: Inkomen uit arbeid?= Wanneer iemand gaat werken, wordt hij betaalt voor de arbeid die hij geleverd heeft de inkomensvorming uit arbeid als zelfstandige?= Zij werken onder eigen gezag, dus niet voor een baas. Vergoeding van arbeid?= Loon wordt betaald door de werkgever aan de werknemer, die loon arbeid verricht voor de werkgever Dienstverband vs zelfstandig ondernemer?= Zelfstandigen Dienstverband Eigen baas Gezag werkgever Geen vast loon Gewaarborgd loon Eigen risico Geen risico Zelf sociale bijdrage en belastingen Controle regelen Vrijheid Opleiding, begeleiding, instructies Hoe bereken je het nettoloon/nettowedde?=Nettoloon= brutoloon – RSZ – bedrijfsvoorheffing RSZ?= Rijksdienst voor sociale zekerheid Dit zijn sociale bijdragen die elke werknemer betaalt, hier kan beroep op gedaan worden als men tijdelijk niet kan werken Bedrijfsvoorheffing?= Is een voorschot op de definitieve inkomstenbelasting dat aan de bron (brutoloon) ingehouden wordt. Nominaal loon?= Is het inkomen uitgedrukt in geld en in lopende prijzen. Het geldbedrag dat je effectief iedere maand krijgt. Reëel loon?= Wat je ook effectief kan kopen met het bedrag dat je krijgt Inkomsten uit kapitaal: Wat is kapitaal?= Alle bezittingen waaruit inkomsten uit voortvloeien Hoe haal je kapitaal uit: Goederen Kapitaal?= -Goederen leveren kapitaal - Inkomsten uit onroerende goederen→onroerende inkomsten Bv→ Verhuur gebouw: huur, verhuren grond: pacht Geldkapitaal?= -Geld levert kapitaal -Inkomsten uit roerende goederen→roerende inkomsten Bv→ Beleggen geld: intrest, sparen Gezinsbudget Wat is een gezinsbudget?= Is wat een gezin per maand kan spenderen aan het gezin voor onderdak, voeding, kledij,… Wat is het belang van een gezinsbudget?= Een huishouden heeft een aantal inkomsten en uitgaven die elke maand en elk jaar terugkomen. Het is belangrijk te weten welke dit zijn en wanneer deze komen Het opstellen van een gezinsbudget (4)?= 1.Mogelijke inkomsten: -Beroepsinkomsten -Uitkeringen, zoals het pensioen, een werkloosheidsuitkering, de ziekte- of invaliditeitsuitkering -Bijslagen en terugbetalingen, zoals de kinderbijslag, terugbetaling van de gezondheidszorgen 2.Vaste uitgaven: -Woninghuur of de hypotheek -Verwarming, gas, elektriciteit, water… - Verzekeringen - Belastingen 3.Variabele en huishoudelijke uitgaven: -Openbaar vervoer -Boodschappen - Kledij - Schoolrekeningen 4. Uitzonderlijke uitgaven: - Onderhoud en herstellingen - Aankoop huishoudelijke toestellen of meubilair -Vakantie Inkomensbesteding Geef de verschillende elementen van de inkomensbesteding uitleg (3)?= 1.Consumptie→Is het gebruik van goederen en diensten voor behoeftebevrediging. Het moment van aanschaf wordt ook wel eens als consumptie beschouwd 2.Sparen→Een manier van omgaan met bezittingen waarbij er iets apart gehouden wordt in plaats van het uit of weg te geven 3.Belastingen→Een gedwongen betaling aan de overheid waarvoor de overheid geen individueel aanwijsbare tegenprestatie levert Leg de verandering van het consumptiepatroon van de gezinnen onder invloed van de volgende dingen uit: Opleiding?= Hoger opgeleiden hebben meer behoefte om betekenisvolle ervaringen op te doen. Bv→verre reizen, gezondheid, … Leeftijd?= Naarmate het ouder worden zullen onze interesses veranderen en dus ook onze behoeften Cultuur trends?= kiezen bewuster doordat we kritischer zijn voor hoe een product vervaardigd wordt (kinderarbeid, milieuvriendelijk,…) Inkomen?= Als ons inkomen verandert zal ook ons consumptiepatroon veranderen of zou het moeten veranderen. Leg uit: Sparen?= Een manier van omgaan met bezittingen waarbij er iets apart gehouden wordt in plaats van het uit of weg te geven. Bv→Spaarrekening Beleggen?= Vorm van investering waarbij geld wordt vastgelegd voor langere of kortere tijd met als doel om in de toekomst financieel voordeel te behalen Geef enkele bepalende factoren bij de keuze van beleggingen (3)?= 1.Hoeveel brengt het op? Wat hou je na belasting nog over? 2. Hoeveel risico houdt de belegging in? Hoe zeker ben je dat je je geld ook effectief terugkrijgt? 3.Liquiditeit: hoe snel kan je aan je geld indien nodig? Wat is ethisch beleggen?= Duurzaam beleggen, je investeert in zaken die op een milieu- en mensvriendelijke manier hun goederen en diensten vervaardigen en aanbieden Vergelijk de soorten spaar en- beleggingsvormen met betrekking tot de volgende criteria: uitgever, looptijd, opvraagbaarheid (liquiditeit), opbrengst, risico: Spaarrekening?= +Afhalen kan op elk moment -Lage intrestvoet +Pas belastingen betalen als je €1660 ontvangt. Termijnrekening?= +Intrestvoet iets hoger -Vaste periode -15% belastingen op intrest Kasbon?= Je leent geld aan je bank. + Je krijgt intrest -30% belastingen op intrest Vaste periode- Staatsbon?= Je leent geld aan de overheid. + Je ontvangt intrest -Vaste periode -15% belastingen op intrest +Veilig: overheid geeft garantie dat je je geld terugkrijgt. Obligatie?= Je leent geld aan een bedrijf. +Je ontvangt intrest -15% belastingen op intrest -Minder veilig→ mogelijk dat bedrijf je geld niet kan terugbetalen Dividend (aandelen)?= Jaarlijks aandeel in de winst van een onderneming. - De grootte van het bedrag hangt af van de winst die de onderneming maakt. -Variabel -25% roerende voorheffing -Aandelen verkopen als je je kapitaal terug wil. -Zeer risicovol (Belastingen) Wat is de noodzaak van belastingen?= We leven in een welvaartstaat die enkel is kunnen ontstaan doordat we er allemaal aan bijdragen Geef voorbeelden waarom dit noodzakelijk?= Voor goede ziekenhuizen en gezondheidszorg, Bij werkloosheid, ziekte of pensioen → uitkeringen Wat zijn: Directe belastingen?= Belastingen die door overheden op directe wijze worden geheven Indirecte belastingen?= Belastingen die door overheden op indirecte wijze worden geheven, zoals de omzetbelasting. Deze belastingen zijn indirect in de zin dat ze door een tussenpersoon worden geïnd Personenbelasting?= Is in België de inkomsten belasting die geheven wordt op het wereldwijde inkomen van particulieren Geef de inkomens die aan personenbelasting onderworpen worden?= 1.Belastbare inkomens: Inkomsten van onroerende goederen (huur), inkomsten van roerende goederen en kapitalen 2.Progressieve belasting: Vorm van belasting waarbij het tarief hoger wordt naarmate de grondslag stijgt 3.Rijksinwoners: Rijksinwoners zijn alle natuurlijke personen die hun fiscale woonplaats of zetel van fortuin in België hebben Leg het systeem van progressieve belastingen uit?= Progressieve inkomstenbelasting is een vorm van inkomstenbelasting waarbij het gemiddelde belastingtarief hoger wordt naarmate het inkomen stijgt. Dit in tegenstelling tot vlaktaks, waarbij ieder inkomen met hetzelfde percentage belast wordt, of een degressieve belasting, waarbij het gemiddelde tarief lager wordt naarmate het inkomen daalt Leg de bedoeling van volgende voorheffingen uit: Bedrijfsvoorheffing?= Werkgevers storten de bedrijfsvoorheffing die ze inhouden van het loon van de werknemers door aan de overheid. Dit is een voorschot op de jaarbelasting Onroerende voorheffing?= Heeft als doel de eigenaar van elk pand te identificeren Roerende voorheffing?= een voorschot op de personenbelasting die geheven wordt op inkomsten uit roerende goederen zoals obligaties, beleggingsfondsen, aandelen en spaarboekjes Licht een eenvoudige ingevulde belastingaangifte toe: Wat is: -Inkomstenjaar?= Het jaar waarin de inkomsten verworven zijn -Aanslagjaar?= Het jaar dat de aangifte gebeurt. Dit is altijd een jaar na het inkomstenjaar Wat staat er op een belastingsaangifte (8)?= -Loon -Afbetaling hypothecair krediet -Energiebesparende investeringen -Pensioensparen -Giften -Kinderopvang -Onderhoudsgeld -Aankoop dienstencheques - Personen ten laste De samenvatting van de berekening en het te betalen of terug te vorderen bedrag: (Betaling) Rechtstreekse betaling Wat is: Kwijting?= Is een schriftelijke verklaring dat een schuld is afgelost. Voorbeeld→ Kwitantie?= Dit is het bewijs van betaling op een afzonderlijk document. De schuldeiser ondertekent dit bewijs en verklaart hiermee dat de schuldenaar zijn schuld voldaan heeft Voorbeeld→ Ontvangstbewijs?= Is een ontvangstbevestiging van een bepaalde geldsom of goederen. De bon dient als overeenkomst tussen de verkoper enerzijds en de koper anderzijds Voorbeeld→ Onrechtstreekse betaling Wat is onrechtstreekse betaling?= betalen met tussenkomst van een bank Licht rol van de financiële instellingen bij onrechtstreekse betaling toe?= De financiële instellingen dienen als tussenpersoon tussen schuldeiser en schuldenaar Leg het begrip storting uit?= Wanneer je geld in briefjes op een bankrekening wilt storten Geef de weg die een storting aflegt in routeschema weer: Schuldenaar Schuldeiser 1 ↑↓2 ↑5 Bank schuldenaar Bank schuldeiser ↘3 UCV ↗4 1. De schuldenaar geeft opdracht aan zijn bank 2. De bank debiteert de rekening van opdrachtgever 3. De bank van de schuldenaar stuurt alle gegevens over de betaling naar UCV 4. UCV stuurt alle gegevens door naar de bank van schuldeiser 5. De bank van de schuldeiser crediteert de rekening van de schuldeiser Wat is domiciliëring?= Is een overeenkomst tussen jou en een bedrijf. Je geeft een bedrijf de toestemming om je facturen direct te innen bij KBC en het bedrag dus van je rekening te halen. Geef de nuttige toepassingen van de domiciliëring (3)?= 1.Abonnementen 2.Gasrekeningen 3.Elektriciteitsrekening Wat is een permanente of doorlopende opdracht?= Je geeft de bank de opdracht om elke maand een vast bedrag van uw rekening over te maken op een andere rekening. Dit is telkens op dezelfde datum en een vast bedrag Geef de nuttige toepassingen van een permanente/doorlopende opdracht (3)?= 1.Huur 2.Zakgeld 3.Spaarrekening Wat is een debetkaart?= Is een betaalkaart waarmee een betaling of geldafhaling onmiddellijk van je zichtrekening gaat of "gedebiteerd" wordt Geef de 2 stappen van hoe je een debetkaart kan gebruiken?= 1.Elektronisch te betalen. Je steekt de kaart in een betaalterminal en je bevestigt de betaling met je persoonlijke pincode... 2.Je kan ook op alle uren van de dag met je betaalkaart terecht aan een bankautomaat om er geld van je rekening te halen Geef de nuttige toepassingen van een debetkaart (3)?= 1.Uitgaven gaan onmiddellijk van de rekening 2.Gekoppeld aan de zichtrekening 3.Geld opnemen in België en de rest van Europa goedkoper dan met kredietkaart Geef de weg die verrichtingen met een debetkaart afleggen in een routeschema weer?= Betaalterminal↖↗↘↙↓↑ 1 ↗ 2 ↓↑10 Schuldenaar Banksys Schuldeiser 8 ↑ 4 ↙↗5 ↑ ↑8 Bank schuldenaar 6 ↑9 Bank schuldeiser 7↖ ↗7 UCV 1. Koper biedt kaart aan bij de betaalterminal. 2. De betaalterminal maakt contact met banksys. 3. Banksys controleert de kaart ® code en geldigheid. 4. Banksys maakt contact met bank schuldenaar en ‘vraagt’ of er voldoende geld op de rekening staat om de betaling te laten gebeuren. 5.De bank van de koper laat weten aan banksys dat er voldoende geld is. 6. Banksys geeft de betalingsgegevens door aan UCV 7. UCV stuurt de informatie door naar de bank van schuldenaar en schuldeiser (koper en verkoper) 8. De bank van de koper debiteert de rekening van de koper. De bank van de verkoper crediteert diens rekening. 9. UCV laat aan Banksys weten dat de betaling in orde is. 10.Banksys stuurt een OK naar de betaalterminal Vergelijk de de debet- en kredietkaart?= de debetkaart dient om vanaf uw zichtrekening het nodige geld te transfereren voor uw dagelijkse uitgaven. De kredietkaart heeft de gepaste naam, want ze laat toe met geleend geld te betalen dat u niet bezit op het moment van de aankoop Leg het systeem van pc-banking uit?= Bankieren via het internet. Je vraagt bij de bank toegang tot je zichtrekening via PC-banking. Hiervoor heb je een kaartlezer nodig die samenwerkt met de chip op je bankkaart Geef de toepassingen van pc-banking (4)?= 1.Spaarrekening openen 2.Overschrijvingen doen 3.Uittreksels raadplegen Wat is zelf bankieren?= Het giraal betalen en sparen via internet en internetapplicaties. De communicatie tussen de klant en de bank gaat over het internet. Een klant kan een rekening bij een bank met de computer beheren Geef de toepassingen van het zelf bankieren (4)?= 1.Geld afhalen 2.Geld storten 3.Kredietkaarttransacties 4.Overschrijving Leg gebruik van volgende betaalvormen en nieuwe tendensen uit: Maaltijdcheques?= Sommige werknemers krijgen bovenop hun loon maaltijdcheques. Hiermee kan je alle voedingsmiddelen en maaltijden betalen Opleidingscheques?= Dit zijn cheques waarmee werknemers die willen bij studeren een deel van hun opleiding kunnen betalen. De cheques kunnen worden gebruikt in erkende scholen en instellingen Sport- en cultuurcheques?= Werkgevers kunnen hun werknemers als bonus deze cheques geven, waarmee zij bij erkende deelnemers kunnen betalen voor sportieve en culturele activiteiten Betalen met GSM?= -Contactloos : je houdt je smartphone tussen de 4 en 9 cm van de betaalterminal. Je hoeft voor kleine bedragen geen pincode meer in te geven -Via SMS: vaak gebruikt voor parkeren. Je stuurt een sms naar een bepaald nummer en je sluit de parkeersessie ook af door een sms te sturen naar dat nummer Nieuwe tendensen?= - Payconiq -QR -Contactloos Wat is een rekeninguittreksel?= Zijn een opsomming van alle bankverrichtingen die er met je rekening gebeurd zijn over een bepaalde periode Wat staat er op het rekeninguittreksel (6)? 1. De datum van het rekeninguittreksel en volgnummer 2.De naam van de rekeninghouder 3.Het rekeningnummer 4.De munt 5. 1ste pagina: vorige stand 6.Chronologische volgorde van de verrichtingen. Bij elke verricht (Krediet) Begrip en belang Wat betekent het begrip krediet?= Een zeker kapitaal (meestal geld) dat aan iemand is verstrekt, maar waar op zekere termijn een dienst of terugbetaling voor verschuldigd is Wat is het belang van krediet?= Er kunnen uitgaven zijn waar we niet onmiddellijk geld voor hebben (woning kopen, bouwen of renoveren). Hiervoor kunnen we dan naar de bank of een kredietinstelling stappen en indien mogelijk zullen zij het tekort voorschieten Krediet op korte termijn Wat is kredietopening?= Is een vorm van consumentenkrediet, waarvoor de regels bij wet zijn vastgelegd Wat is kasfaciliteit?= Is een kredietlijn gekoppeld aan een zichtrekening waarmee u tijdelijke en onverwachte tekorten kan dekken. Het biedt permanente zekerheid Leg het begrip verkoop op afbetaling uit?= Koop je iets, bijvoorbeeld een auto, en betaal je die niet in één keer maar via maandelijkse aflossingen Leg het gebruik van verkoop op afbetaling uit?= Zolang je geen 40% hebt afbetaald van wat je gekocht hebt, kan de verkoper wanneer je niet (tijdig) betaalt, dat wat je gekocht hebt terugnemen. Geef een concrete toepassing?= Aankoop wagen: de verkoper biedt je de mogelijkheid aan om deze in schijven te betalen. Deze zal echter in de meeste gevallen wel intrest aanrekenen Krediet op lange termijn Wat is een persoonlijke lening?= Een bankterm voor een consumptief krediet waarbij het geleende bedrag in één keer wordt uitbetaald en daarna door de lener in een vaststaand aantal termijnen wordt terugbetaald Leg het gebruik van een persoonlijke lening uit?= Is voor andere zaken dan een woning. Hierbij is er geen onderpand waardoor de rentevoet van persoonlijke leningen hoger ligt. Je kan een persoonlijke lening voor eender wat gebruiken Wat is een hypothecaire lening?= Is een lening specifiek bedoeld voor de aankoop van onroerende goederen→appartement, woning, bouwgrond, handelspand Leg het gebruik van een hypothecaire lening uit?= Het gaat vaak over grote bedragen en een lange termijn, daarom wil de bank extra waarborgen. Het onroerend goed waarvoor je leent, wordt de waarborg voor je lening. Wanneer je je lening niet meer kan terugbetalen, zal de bank het onroerend goed verkopen Valkuilen voor de kredietmeter Geef de mogelijke gevaren voor de kredietmeter + uitleg (4)?= 1.Terugbetalingsplicht→De kredietnemer moet de geleende som terugbetalen en betaalt intrest op de geleende som. Dit moet ook gebeuren voor de vastgelegde datum 2.Financiële draagkracht→Het vermogen om lasten te dragen. De mate waarin iemand wordt geacht zelf te kunnen voorzien in de noodzakelijke bestaanskosten 3.Risico’s→Er kunnen onvoorziene omstandigheden ontstaan, waardoor het niet meer mogelijk is om de lening af te betalen 4.Waarborgen→Bij een hypothecaire lening is de waarborg het onroerend goed waarvoor het krediet aangegaan is. Als je de lening niet betaalt kan worden verkoopt de bank het Bescherming van de kredietnemer : wet op consumentenkrediet Raadpleeg de wet op het consumentenkrediet?= De wet legt wettelijk vast wat wel en niet kan bij het afsluiten van een consumentenkrediet. De wet is bedoeld om de consument te beschermen tegen (overmatig) krediet. Op wat is de wet van toepassing (5)?= 1.Lening op afbetaling 2. Verkoop op afbetaling 3.Leasing of financieringshuur 4.Kredietopening 5.Kasfaciliteit Recht (Algemene begrippen en gerechtelijke instellingen) Verklaar het nut van het recht?= Het recht zorgt ervoor dat iedereen zijn rechten kan laten gelden zonder de rechten van anderen te schaden. Het recht zorgt voor harmonie in de maatschappij. Het recht zorgt er ook voor dat de sterkere de zwakkere niet uitbuit Geef bij de volgende bronnen van het recht uitleg: -Wetten?= Wetten zijn geschreven rechtsregels. Elke wet is een onderdeel van de wetgeving -Decreten?= Decreten is de benaming van een wet geformuleerd en opgelegd door de gemeenschappen en gewesten en gelden dan ook daar -Verordeningen?= Een verordening is een overheidsbesluit van algemene strekking. Deze worden vaak opgesteld door Koning, minister provincie of gemeente. -Rechtsleer?= Is een verzamelnaam voor wetenschappelijke publicaties over het recht. Daarin geven juristen en rechtsgeleerden hun visie over de huidige wetgeving en rechtspraak en hun mening over hoe die volgens hen zou moeten zijn -Gewoonten?= Het door generaties lang op dezelfde manier beoefenen van een bepaalde praktijk, wordt een ongeschreven rechtsregel omdat het op basis van deze lange traditie algemeen aanvaard is -Rechtspraak?= De wetgeving moet geïnterpreteerd en toegepast worden. Dit gebeurt door rechters en raadsheren. Deze interpretaties kunnen zorgen dat de wetgeving een andere inhoud krijgt of dat deze wordt verfijnd op essentiële punten Gerechtelijke instellingen Geef de rechtbanken en -hoven + hun voornaamste taak: (Gaat van onderaan naar boven) Eerste niveau?= Vredegerechten voor kleine burgerlijke zaken Taak?= Politierechtbanken behandelen voornamelijk overtredingen en verkeersmisdrijven Overtredingen?= Een soort misdrijf. Hierop staat een max gevangenisstraf van 7 dagen. Verkeersmisdrijven?= Vb. zeer ernstige snelheidsovertredingen, rijden onder invloed, rijden zonder rijbewijs,… Tweede niveau: Rechtbank van eerste aanleg Uit wat bestaat de rechtbank van eerste aanleg?: -Familie- en jeugdrechtbank?=Jeugdrechtbank: dit is de rechtbank voor minderjarigen. Wanneer een minderjarige een misdrijf pleegt (muv. Verkeersovertredingen vanaf 16 jaar). Familierechtbank?= Deze rechtbank oordeelt over zaken die betrekking hebben op familiale relaties. Vb. Echtscheiding, Adoptie, Geschillen over ouderlijk gezag -Burgerlijke rechtbank?=Zij mag alle burgerlijke zaken en strafzaken behandelen die niet specifiek onder een andere rechtbank vallen. Zij behandelt alle geschillen omtrent bedragen van meer dan € 5000 -Correctionele rechtbank?=behandelt wanbedrijven en hoger beroep van uitspraken van de politierechtbank -Strafuitvoeringsrechtbank?=Deze zien toe op de uitvoering van de straffen die door de rechtbanken en hoven opgelegd zijn Arbeidsrechtbank?= Behandelt voornamelijk zaken betreffende arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht bv: Geschillen over de arbeidsovereenkomst, geschillen over de sociale zekerheid, geschillen over de sociale bijstand Ondernemingsrecht Bank?= Dit is de voornaamste rechtbank voor geschillen tegen en tussen ondernemingen Derde niveau: Hof van beroep, Arbeidshof,Hof van Assisen, Hof van beroep?= Zij behandelen alle beroepen die aangetekend worden tegen vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg Arbeidshof?= Behandelt in België het hoger beroep tegen vonnissen van de arbeidsrechtbank Hof van Assisen?= Het hof van assisen behandelt de zwaarste misdrijven, zoals moord, doodslag, poging tot moord, poging tot doodslag, gijzeling met de dood tot gevolg Vierde niveau: Hof van Cassatie Hof van Cassatie?= Dit is de hoogste rechtbank in België. Het oordeelt over de wettigheid van de rechterlijke uitspraken. Ook bekijkt zij of er geen procedurefouten zijn gemaakt tijdens het onderzoek en het proces Geef de verschillende actoren in rechtszaken (3)?= Rechter: De rechter is wettelijk verplicht een oordeel uit te spreken over een geschil dat hem voorgelegd wordt Openbaar ministerie: Vertegenwoordigt de samenleving in de rechtbank. Haar voornaamste taak is het opsporen en vervolgen van misdrijven Onderzoeksrechter: Leidt een gerechtelijk onderzoek op vraag van de Procureur des Konings of van het slachtoffer via een burgerlijke partij als er aanwijzingen zijn van een misdrijf (Personenrecht) Natuurlijke – en rechtspersoon Wat betekent: Natuurlijke personen?= Op basis van een geboorteakte wordt een natuurlijk persoon juridisch erkend en krijgt hij specifieke rechten en plichten. Rechtspersonen?= Is een juridische constructie waardoor een abstracte entiteit of organisatie op kan treden als een volwaardig en handelingsbekwaam persoon in het rechtsverkeer Staat van een persoon als individu, in de familie en in de gemeenschap Leg de volgende begrippen in verband met de staat van een persoon als individu uit?= Civielrechtelijke elementen Leg de begrippen in verband met staat van een persoon als lid van een familie uit: Bloed- en aanverwantschap?= Is de juridische band tussen personen waarbij de één van de ander afstamt, -In rechte lijn?= De ene persoon stamt af van de andere. Hier hanteert men het verschil tussen de rechte opgaande lijn of de rechte neergaande lijn -In zijlijn?= men stamt af van eenzelfde persoon. Het volstaat dat men slechts 1 gemeenschappelijke ouder heeft (Zakenrecht) De goederen Omschrijf het begrip goed?= Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten. Het is een begrip voor alle voor overdracht en voor bezwaring vatbare rechten, waaronder dus niet alleen zaken, maar ook rechten vallen Leg uit: Roerende goederen?= Zijn alle zaken die zich uit zichzelf kunnen verplaatsen of kunnen verplaatst worden, zolang ze niet vastzitten aan een gebouw of grond Onroerende goederen?= Dit zijn goederen die in hun normale toestand niet voor verplaatsing vatbaar zijn. Het is de bedoeling het goed te laten staan. Vb. een huis, fabriek Lichamelijke goederen?= Je kan ze met de zintuigen waarnemen, tastbaar. Bv→huis, wagen, aarde,… Onlichamelijke goederen?= Je kan ze niet met de zintuigen waarnemen De eigendom, het bezit Geef het onderscheid tussen eigendom en bezit?= -Het eigendom: Is een zaak of voorwerp dat iemand toebehoort -Het bezit: Is als je iets hebt zonder de 3 eigendomsrechten. Je bent ‘houder’ van het goed tot de eigenaar het terug wilt Leg het begrip eigendom volgens artikel 544 van het Burgerlijk wetboek uit?= Eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de verordeningen Leg de wijzen van verkrijging van eigendom uit: Toe-eigening?= Wanneer iemand zich in het bezit stelt van een zaak die aan niemand toebehoort Verjaring?= Iemand die gedurende lange tijd het bezit van een zakelijk recht heeft gehad, wordt ook automatisch eigenaar van het bezit dat hij heeft gehad Erfenis?= De erfenis bevat alles wat er bij overlijden van iemand aan goederen en schulden aanwezig is. Licht erfdienstbaarheden toe?= Dit betekent dat de eigenaar van het erf iets moet toestaan van de eigenaar van het andere erf, of iets niet moet doen. Verbintenissen Leg het begrip verbintenis uit?= Een verbintenis is een afspraak tussen 2 of meer personen op juridisch gebied, waarbij de ene partij (schuldenaar) verplicht is een prestatie te leveren voor de andere partij (schuldeiser) Leg de volgende bronnen van verbintenissen uit: Wet?= Verbintenis die ontstaat tussen 2 of meer personen als gevolg van een bepaalde gebeurtenis of een handeling Contract?= Houdt vaak een dubbele verbintenis in. Beide partijen zijn zowel schuldeiser als schuldenaar. De ene partij wil iets van de ander, die op zijn beurt iets in ruil wil Onrechtmatige daad?= Het betreft een handelen of een nalaten waarmee iemand op onwettige of onbehoorlijke wijze een ander schade toebrengt Oneigenlijk contract?= Deze verbintenis ontstaat niet door wederzijdse toestemming. Er is ook geen geschreven overeenkomst tussen partijen. Dit zijn volledig vrijwillige daden Eenzijdige rechtshandeling?= Wordt door 1 persoon verricht. Dit wordt vaak gebruikt om een bestaande contractuele verbintenis te beëindigen. De handeling moet wel worden gericht aan de andere partij, maar zij moet niet meewerken Geef de voornaamste gevolgen van verbintenissen(3)?= -Overmacht: Dwingende omstandigheden die je niet kunt voorzien -Contractuele fout: Een partij komt haar beloften niet na door een contractuele fout -Onrechtmatige daden: Een onrechtmatige daad is een handeling die nadelig uitgevoerd door de ene partij die nadelig is voor de andere partij Tenietgaan van verbintenissen Geef enkele oorzaken van het tenietgaan van een verbintenis(4)?= 1.Nakoming: Beide partijen zijn hun deel van de verbintenis nagekomen en daardoor komt er een einde aan de verbintenis. 2.Opzegging: De overeenkomst wordt eenzijdig opgezegd 3.Vermenging: De schuldeiser en de schuldenaar worden door verandering van vordering eenzelfde persoon 4.Schuldvernieuwing: de overeenkomst vervalt doordat er een nieuwe overeenkomst wordt aangegaan Beschrijf de schriftelijke en niet-schriftelijke bewijsmiddelen in het burgerlijk recht: Schriftelijke bewijsmiddelen(2)?= een authentieke akte→ een document dat door een openbaar ambtenaar is opgesteld een onderhandse akte→ een document of overeenkomst die zonder de aanwezigheid van een notaris is opgesteld Niet schriftelijke bewijsmiddelen(2)?= 1.Bewijs door getuigen→indien het onmogelijk was om een schriftelijk bewijs op te stellen, wordt het bewijs door getuigen wel aanvaard 2.Vermoedens→ zijn gevolgtrekkingen die de wet of de rechter afleidt uit een bekend feit om te besluiten tot een onbekend feit Courante contracten Licht de grondbeginselen van contracten toe: Wilsautonomie?= Het basisprincipe in het Belgisch contractenrecht. Het betekent dat ieder individu de vrijheid heeft zichzelf te ontplooien zoals hij of zij dit wil Consensualisme?=Het principe dat een overeenkomst niet tot stand komt op de moment van de ondertekening van een contract, maar wel wanneer alle betrokken partijen akkoord zijn over de belangrijkste elementen van de overeenkomst. Contract als wet?= Het contract is zakelijk wanneer zijn totstandkoming onderworpen is aan de overhandiging van de zaak aan de andere partij. Goede trouw?= Partijen zijn verplicht om loyaal samen te werken om de met het contract beoogde doelstellingen te verwezenlijken Bespreek de geldigheidsvereisten van contracten: Toestemming?= Dit is de belangrijkste geldigheidsvereiste aangezien de toestemming van alle partijen de grondslag is van de contractuele verbintenis Bekwaamheid?= Iedere persoon is in principe rechtsbekwaam en handelingsbekwaam. Dit betekent dat men niet alleen de rechten bezit, maar dat men ze ook daadwerkelijk kan uitoefenen Voorwerp?= Het voorwerp is het concrete rechtsgevolg dat de partijen met een contract willen bereiken. Dit bestaat meestal uit het geven, doen of niet doen Geoorloofde oorzaak?= Een oorzaak is ongeoorloofd als één van de doorslaggevende beweegredenen in strijd is met de wet of de openbare orde Wat is een koopcontract?= Dit is een verbintenis tussen partijen; de verkoper en koper. Beide partijen verbinden zich ertoe iets te geven Licht de geldigheidsvereisten van een koopcontract toe(3)?= 1.Toestemming van beide partijen 2. Beide partijen moeten bekwaam zijn 3.Er moet een voorwerp zijn Licht de vormvereisten van een koopcontract toe?= Er worden geen vormvereisten opgelegd. De koop-verkoop is voltrokken van zodra de partijen akkoord gaan over de zaak en prijs. De koopcontract kan schriftelijk of mondeling gebeuren Licht de rechten en plichten van koper en verkoper in een koopcontract toe: Rechten/plichten koper(2)?= 1.Prijs betalen 2.De zaak in ontvangst nemen Rechten/plichten verkoper(2)?= 1.Levering 2.Vrijwaring→Verzekeren, zorgen voor Geef mogelijke bewijsmiddelen in verband met koopcontracten(3)?= 1.Een geschrift: factuur, bestelbon 2.Getuigen of vermoeden 3.Een begin van uitvoering: door gedeeltelijke betaling of door het aanvaarden van de koopwaar Licht de verschillende manieren van het ten einde lopen van een koopcontract toe(5)?= 1. Betaling 2.Kwijtschelding 3.Schuldvergelijking 4.Verbreking 5.Ontbinding Het huurcontract Wat is een huurcontract?= Dit is een overeenkomst tussen partijen, enerzijds de huurder en anderzijds de verhuurder, waarbij een woning of een deel van een woning verhuurd en gehuurd wordt Licht de geldigheidsvereisten van het huurcontract toe(4)?= 1. Toestemming: er moet toestemming zijn van beide partijen en overeengekomen zijn over de zaak en de huurprijs. 2. Bekwaamheid: er kan niet zomaar aan bv een minderjarige verhuurd worden 3. Voorwerp 4.Oorzaak Geef de rechten en plichten van huurder en verhuurder in een huurcontract: Rechten/plichten huurder(4)?= 1.Recht op voorafgaande informatie 2.Recht op schriftelijk huurcontract 3.Recht op plaatsbeschrijving 4.Recht op privacy en ongestoord gebruik Rechten/plichten verhuurder(4)?= 1.De woning in goede staat afleveren 2.Gebreken en defecten aan de buitenzijde door overmacht dienen door de verhuurder hersteld te worden. 3. Gebreken en defecten aan de binnenzijde door slijtage, slechte staat moeten ook door de verhuurder vervangen of hersteld worden. 4.De verhuurder mag de gedaante van het verhuurde goed niet veranderen Geef de duur van de volgende huurcontracten: Huurcontract van korte duur?= -3 jaar of minder -Kan slechts 1 x onder dezelfde voorwaarden verlengd worden -Mag in totaal niet langer dan 3 jaar duren Levenslang huurcontract?= Eindigt wanneer de huurder overlijdt Studentenhuisvesting?= Wordt bepaald door beide partijen. De huur stopt automatisch op de dag dat het contract eindigt Verzekeringen Belang van verzekeringen voor de verzekeraar?= Een verzekering is een veiligheid die je opbouwt voor risico’s in je leven. Wanneer je je niet zou verzekeren voor bepaalde schadeoorzaken zouden de gevolgen aanzienlijk kunnen zijn Leg de volgende begrippen uit: Verzekeraar?= Financiële onderneming die zich tegen het genot van een zeker bedrag jegens een andere partij verbindt tot het doen van één of meer uitkeringen indien een bepaalde onzekerheid zich voordoet. Verzekeringnemer?= Een verzekeringnemer is degene die een verzekering aanvraagt bij een verzekeraar. Hij betaalt ook de premie Verzekerde?= De verzekerde is degene die zich bij een verzekeraar verzekerd heeft of laten verzekeren tegen bepaalde schadegevallen Begunstigde?= Degene die volgens een polis recht heeft op de eventuele verzekeringsuitkeringen Risico?= Een onzekere gebeurtenis die zich buiten de wil van de verzekerde kan voordoen. Het kan gaan om negatieve gevolgen (vb. verkeersongeval) of positieve gevolgen Premie?= Het bedrag dat de verzekeringnemer betaalt aan de verzekeraar voor de verzekering Vrijstelling?= Franchise of de vrijstelling is een percentage van de verzekerde som of een vast bedrag waaronder schade niet voor rekening van de verzekeraar valt Polis?= Een door de verzekeraar afgegeven akte waarin de verzekeringsovereenkomst schriftelijk of digitaal wordt vastgelegd Schade?= Wat de gevolgen zijn van de schadeoorzaken. Dit kan vermogensschade (materiële schade) of immateriële schade zijn Geef de verschillende soorten verplichte en aanvullende verzekeringen en orden ze schematisch: Ziekteverzekering?= is een verzekering die de meeste kosten van medisch advies, behandelingen, medicijnen, het gebruik van hulpmiddelen of andere voorzieningen vergoed Arbeidsongeschiktheid?= Het niet in staat worden geacht arbeid te verrichten met een erkende economische meerwaarde Pensioen?= periodieke uitkeringen die het inkomen vervangen in geval van ouderdom, maar ook bij overlijden of arbeidsongeschiktheid Beperkte faillissementsverzekering?= Je behoudt je rechten op kinderbijslag en geneeskundige verzorging gedurende max. vier x 3 maand. En dit zonder dat je sociale bijdragen moet betalen. Gezinsbijslag?= Uitkering die de Staat aan mensen geeft om te helpen bij het onderhouden van het gezin Burgerlijke aansprakelijkheid auto?= Een verzekering die bij een ongeval de schade aan de auto dekt wanneer u (of uw passagier) aansprakelijk ben Arbeidsongevallen personeel?= Als aan de voorwaarden voor een arbeidsongeval voldaan is, wordt de schade die daarvan het gevolg is volledig vergoed Burgerlijke aansprakelijkheid brand en ontploffing?= Betekent dat een slachtoffer van een brand of een ontploffing uw schuld niet hoeft te bewijzen. U moet de schadelijder dus steeds vergoeden, zelfs als u geen fout begaan hebt Beroepsaansprakelijkheidsverzekering?=Als jij of één van je werknemers materiële schade aan zaken of letselschade aan personen veroorzaakt dat dit vergoed wordt Geef de belangrijkste aanvullende verzekeringen en orden ze schematisch: Hospitalisatieverzekering?= Een aanvullende verzekering die u en uw gezinsleden beschermen tegen de kosten van een (onverwachte) ziekenhuisopname. Levensverzekering?= Een verzekering die verband houdt met het leven of met de dood van de mens of met de uitvaart van de mens Verzekering kleine risico’s bij het ziekenfonds?= elke verzekerde in België is verzekerd voor kleine én grote risico’s via de verplichte ziekteverzekering bij het ziekenfonds Verzekering gewaarborgd inkomen?= Beschermt de zelfstandige tegen inkomensverlies bij ziekte of tijdens de revalidatie van een ongeval. De zelfstandige ontvangt dan een extra maandelijks vervangingsinkomen Vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen?= Een pensioenplan volgens de werkgeversbijdrage. Aangezien de zelfstandige geen werkgever heeft, biedt de overheid werkgevers en zelfstandige een beperkt bedrag per jaar te storten voor zichzelf Rechtsbijstandverzekering pechverhelping?= Verzekering bovenop je gewone autoverzekering die je zal bijstaan wanneer je pech hebt met de wagen Burgerlijke aansprakelijkheid?= Loopt iemand anders schade op door jouw fout, onvoorzichtigheid of nalatigheid? Dan ben jij daar aansprakelijk voor Arbeidscontract Wat is een arbeidscontract?=De arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarbij een werknemer zich verbindt tegen loon arbeid te verrichten onder het gezag van een werkgever Welke soorten arbeidscontracten heb je(4)?= 1.Op basis van de soort arbeid 2.Op basis van de duur van de arbeid 3.Op basis van de omvang van de prestatie 4.Deeltijdse arbeidsovereenkomst Leg het begrip schorsing uit?= Als de arbeidsovereenkomst tijdelijk ophoudt Geef de oorzaken van schorsing?= 1.Adoptieverlof 2.Ziekte/ongeval 3.Arbeidsongeval 4.Moederschapsverlof 5.Verlof om dwingende reden Geef de soorten wijzen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst?= 1.Einde door overlijden 2.Einde van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde en voor bepaalde tijd 3.einde van de arbeidsovereenkomst door dringende reden (Het arbeidsreglement) Wat is een arbeidsreglement?= Iedere onderneming met werknemers verplicht een arbeidsreglement op te stellen waarin de wederzijdse rechten en plichten van werkgevers en werknemers worden beschreven Geef de inhoud van een arbeidsreglement?= 1.De gegevens van je onderneming (naam, adres, btw-nummer, …) 2.Arbeidsduur, uurroosters, jaarlijkse vakantie 3.Criteria die het loon bepalen, wijze en tijdstip van uitbetaling 4.Opzegtermijnen en redenen voor onmiddellijk ontslag 5.Rechten en plichten van toezichthoudend personeel 6.Vermelding van de collectieve arbeidsovereenkomsten en akkoorden rond arbeidsvoorwaarden 7.Contactgegevens van onder meer de leden van de ondernemingsraad, het comité voor preventie en bescherming op het werk (Sociale zekerheid) Beschrijf de rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ)?= Rijksdienst voor sociale zekerheid is een Belgische federale openbare instelling die de sociale bijdragen bij de werkgevers int en deze beheert Wat is het doel van de RSZ?= verschillende takken van de sociale zekerheid financieren Geef de uitbetaling organen en de organisatie van de uitbetalingen binnen de verschillende sectoren van de RSZ?= FAMIFED: Federaal agentschap voor de kinderbijslag RVA: Rijksdienst Voor Arbeidsvoorzieningen RVP: Rijksdienst Voor Pensioenen of federale pensioendienst RIZIV: Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering FEDRIS:Fonds voor ArbeidsOngevallen RJV: Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie

Use Quizgecko on...
Browser
Browser