Samenvatting - Ontwikkelingspsychologie.docx

Full Transcript

Inleiding in de ontwikkelingspsychologie ======================================== Inleidende vragen en begrippen ------------------------------ **Domeinen van OP:** 1. Lichamelijke functies en gezondheid 2. Brein en breindidactiek 3. Waarnemen 4. Motoriek 5. Denken en metacognitie 6. I...

Inleiding in de ontwikkelingspsychologie ======================================== Inleidende vragen en begrippen ------------------------------ **Domeinen van OP:** 1. Lichamelijke functies en gezondheid 2. Brein en breindidactiek 3. Waarnemen 4. Motoriek 5. Denken en metacognitie 6. Intelligentie en presteren op school 7. Taal 8. Persoonlijkheid, identiteit en het zelf 9. Moreel oordelen 10. Hechting en omgaan met anderen 11. Psychisch functioneren en welbevinden op school **Ontwikkelingspsychologie =** studie die probeert te begrijpen hoe de mens zich ontwikkelt van conceptie tot (na) de dood. 1. Gedrag uitvoerig beschrijven 2. Gedrag dat we zien verklaren. **Nut van OP voor lkr.:** - Ouders bijstaan in opvoedingsproces - Opbouwen van zelfkennis en een betere zelfreflectie - Betere beslissingen voor beter beleid Bij het zoeken naar verklaringen van hoe kinderen zich ontwikkelen komen we bij de vraag: is het aangeboren of aangeleerd? = nature-nurturedebat **Nature =** aangeboren factoren (via genen/ erfelijkheid). **Nurture =** invloeden van omgevingsfactoren Door: leeftijdsgenoten, gebeurtenissen, maatschappelijke ontwikkeling, ziekten,... Ontwikkeling is een samenspel van beiden. Omgevingsinvloeden spelen sterkere rol wanneer ze extremer zijn (meestal negatief): \- pesten negatief zelfbeeld \- weinig taal problemen in taalontwikkeling **Gevoelige periode =** sensitieve periode Kinderen hebben zelf ook invloed op hun ontwikkeling: alles heeft te maken met talenten, creativiteit -\> hoe ouder het kind, hoe meer keuzes hij mag maken **Evolueren van het kind:** - Kwalitatieve benadering: - Stapsgewijs of in sprongen - In stadia - Kwantitatieve benadering: - Geleidelijke verandering (vloeiend) 3 wetenschappers (Piaget, Kohlberg en Erikson) zagen ontwikkeling van het kind als stapsgewijze vooruitgang kwalitatieve benadering. **Theorie van Piaget:** Denkontwikkeling van kinderen in 4 fasen: 1. Sensorimotorische fase 2. Preoperationele fase 3. Concreet-operationele fase 4. Formeel-operationele fase Binnen elke fase verwerkt het kind (denk)vaardigheden die kwalitatief van elkaar verschillen. **Theorie van Kohlberg:** Ontwikkelen van denken over genderidentiteit in 3 fasen: 1. Genderidentiteit 2. Genderstabiliteit 3. Genderconsistentie Elke fase bouwt verder, maar de vaardigheden binnen elke fase zijn kwalitatief anders. Periodes en leeftijden ---------------------- **Belangrijke periodes van het leven:** 1. Prenatale periode a. Voor de geboorte 2. Babyperiode b. 0-18 maanden 3. Peuterperiode c. 18 maand -- 3 jaar 4. Kleuterperiode d. 3 -- 6 jaar 5. Lagere schoolperiode e. 6 -- 12 jaar 6. Adolescentieperiode f. 12 -- 20 jaar 7. Periode van vroege volwassenheid g. 20 -- 30 jaar 8. Periode van volwassenheid h. 30 -- 60 jaar 9. Periode van latere volwassenheid i. Ouder dan 60 jaar Visies op de ontwikkeling van kinderen -------------------------------------- 5 soorten benaderingen op ontwikkeling van kinderen: 1. Psychodynamische benadering 2. Behaviorisme 3. Cognitief-wetenschappelijke benadering 4. Systeembenadering 5. Neurowetenschappelijke benadering ### Psychodynamische benadering - Focus op de wisselwerking tussen het onbewuste van een individu en zijn omgeving - Erkent sterk de invloed van het gezin op de ontwikkeling van het kind - Ervaringen of trauma's in kindertijd van cruciaal belang **Psychoanalyse =** onderzoeken van het onbewuste. Sommige stromingen zeggen dat dat niet bestaat. Anderen zeggen dat het onbewuste het belangrijkste is dat bestaat. **Freud =** psychoseksuele persoonlijkheidsontwikkeling **Erikson =** psychosociale persoonlijkheidsontwikkeling ### Behaviorisme = de leertheorie Focus ligt op meetbaar gedrag en er is veel aandacht voor de effecten van straf en beloning. Onderzocht van 2 belangrijke leervormen (= conditionering): 1. Klassieke conditionering a. Leren toekomstige gebeurtenissen voorspellen 2. Operante conditionering b. Bepaald gedrag heeft een bepaald gevolg Doelen van psychologie: voorspellen en controleren (of beïnvloeden) van gedrag **Theorie van sociaal leren (Albert Bandura):** = leren gebeurt door observeren en imiteren. Imiteren kan leiden tot beloning en reeds voldoening geven. Belang van besef van onze voorbeeldfunctie. Begrippen uit leerpsychologie uit operante conditionering: **Bekrachtigen:** \- positieve bekrachtiging is een beloning en versterkt het gedrag. \- negatieve bekrachtiging versterkt het gedrag omdat iets onaangenaams verdwijnt of wordt weggenomen. **Telkens of af en toe bekrachtigen:** **Primaire bekrachtigers:** De beloning is een beloning op zichzelf. Bv. snoep, drinken, veiligheid,... **Secundaire bekrachtigers:** De beloning is iets aangeleerds. Bv. geld, punten op rapport. **Straf:** **Gewenning/ habituatie:** Een respons verdwijnt na herhaaldelijk aanbieden van veroorzakende prikkels. Bv. gezoem van de computer wordt na een tijdje niet meer opgemerkt. **Uitdoving en negeren:** Gedrag dat niet meer wordt gevolgd door het gewenste effect, zal uitdoven. ### Cognitief-wetenschappelijke benadering = richt zich vooral op de vraag hoe mensen denken, waarnemen en informatie verwerken. Geeft inzicht in de verwerkingsprocessen die in het menselijk brein plaatsvinden. BV. Aandacht = grote rol bij doorsturen van info naar verschillende geheugens. Cognitivisme heeft belangrijke bijdrage geleverd aan onze kennis over het verwerven en integreren van informatie en toepassen ervan. Door deze stroming bestaan begrippen: KTG, LTG en KSG. ### Systeembenaderingen Focust op interactie en context. = bio-ecologisch systeemmodel van Bronfenbrenner 1. Microsysteem 2. Mesosysteem 3. Exosysteem 4. Macrosysteem 5. Chronosysteem ### Neurowetenschappelijke benadering Focus ligt op onderzoek naar de wisselwerking tussen hersenen en gedrag. Ontwikkeling van lichamelijke functies en gezondheid ==================================================== Erfelijkheid en prenatale ontwikkeling -------------------------------------- Menselijk lichaam heeft 46 chromosomen. Ze zijn gegroepeerd in 23 paren. Eén van de vader, ander van de moeder. ### Zwangerschap en geboorte ### Eeneiige tweeling: {#eeneiige-tweeling.ListParagraph} ### monozygotische tweeling {#monozygotische-tweeling.ListParagraph} 1 bevruchte eicel en een afsplitsing in de eerste 2 weken van de zwangerschap hebben zelfde DNA Twee-eiige tweeling: dizygotische tweeling 2 afzonderlijke eicellen die op zelfde moment bevrucht waren ### Prenatale invloeden en bedreigingen Belangrijke bedreigingen voor ongeboren kind: - Bepaalde ziekten van de moeder - Bv. cytomegalovirus (CMV) - Drugs en medicatie - Roken en alcohol - Ingenomen alcohol in het bloed is even hoog bij foetus als bij de moeder - Ondervoeding - Leeftijd van de moeder - Langdurige stress en angst - Stresshormonen in het bloed Lichamelijke groei ------------------ ### Groeiprincipes 1. Cefalocaudale principe 2. Proximodistale principe 3. Hiërarchisch integratieprincipe 4. Principe van onafhankelijke systemen ### Wat is klein en wat is groot? Lichaamslengte vergelijken met die van leeftijdsgenoten = groei uitdrukken in percentielen Percentiel 70 betekent dat 70% van leeftijdsgenoten kleiner of gelijk is aan het gemeten kind. Ontwikkeling van het brein en breindidactiek ============================================ Ontwikkeling van het brein -------------------------- ### Neuronen en synapsen **Neuronen =** zenuwcellen belangrijkste bouwsteen van hersenen Functie = ontvangen, verwerken en doorgeven van prikkels [In een neuron heb je verschillende delen:] **1 Synapsen =** verbindingen tussen neuronen via synapsen worden signalen overgebracht tussen de neuronen overdragen van prikkels gebeurt via specifieke stof: neurotransmitters **Neurotransmitters =** is een stof die zenuwimpulsen overdragen tussen neuronen. VB: Dopamine = speelt een rol in het reguleren van genot, plezier, welbevinden en geluk. **2 Myeline =** vetachtige substantie die het neuron beschermt. Het verhindert 'kortsluiting' tussen zenuwcellen zodat verwerkingssnelheid en efficiëntie van signaaloverdracht kan toenemen. Wordt eerst gevormd in hersengebieden voor motoriek en waarnemen daarna op andere hersengebieden. **3 Dendrieten =** voert elektrische prikkel naar het cellichaam toe. **4 Axon =** geleidt elektrische prikkels van het cellichaam af. ### Synaptogenese en pruning Ontwikkeling van het brein te onderscheiden in 2 processen die levenslang blijven: 1. **Synaptogenese =** toename van neuronale verbindingen (=synapsen). Zorgt ervoor dat het kind gemakkelijk leert en vaardigheden snel oppakt. 2. **Pruning =** mechanisme in de hersenen waarbij niet gebruikte neuronen weggeknipt worden om een efficiënter brein te bekomen. Kritische periode = gevoelige periode in het brein periode in ontwikkeling van het brein waarbij prikkeling noodzakelijk is. soms is leren niet meer mogelijk als bepaalde hersengebieden te weinig of helemaal niet ### Belangrijke gebieden in het brein en specialisatie **Cortex** = buitenste laag van de grote hersenen. Is het deel van de hersenen dat mogelijk maakt om complexe vaardigheden aan te leren. Cortex is opgedeeld in 2 hersenhelften: 1. Linkerhersenhelft 2. Rechterhersenhelft Beide zijn verbonden met elkaar, maar verwerken info op een verschillende manier. Links: analytisch denken VB: spreken, lezen, schrijven Rechts: synthetisch denken VB: samenvatten, humor gebruiken, lichaamstaal gebruiken, emoties ervaren **Lateralisatie =** hersenfuncties zitten soms meer in de linker- of rechterhelft. Voor cognitieve functie is er veel discussie. ### Motorische lateralisatie = hersenfuncties zitten soms meer in de linker- of de rechterhelft en heeft invloed op schoolse activiteiten zoals leren schrijven. Vanaf 5 à 6 jaar ontwikkelt er een samenwerken tussen beide handen met een zekere taakverdeling: Ene hand voert uit, andere assisteert voorkeurhand gaat steeds meer handelingen uitvoeren. Leerproblemen: latere lateralisatie kan voor leerproblemen zorgen. Aanvoelen en begrijpen van links en rechts zijn belangrijk in het lees-, schrijf- en rekenproces. VB: letters b, p en q omwisselen cijfers 23 als 32 schrijven Het geheugen ------------ Hoe meer herhaling hoe stabieler de herinnering wordt geautomatiseerde vaardigheden/ gewoontes/ attitudes. 3 onderdelen in het geheugen: 1. Sensorisch geheugen 2. Kortetermijngeheugen/ werkgeheugen 3. Langetermijngeheugen ### Sensorisch register = zintuiglijke indrukken vasthouden voor een zeer korte tijd. Iconisch geheugen = visuele info Echoïsche geheugen = auditieve info Geen aandacht voor deze prikkels worden niet opgemerkt Wel aandacht voor deze prikkels info naar KTG ### Kortetermijngeheugen/ werkgeheugen = kan info iets langer vasthouden. Verbale werkgeheugen = Vasthouden van gesproken cijfers, woorden of letters Visueel-ruimtelijke werkgeheugen = Geheugenspanne = uitdrukking voor het aantal eenheden dat iemand kan onthouden Volwassene gemiddeld 7 eenheden Kan (over)belast worden door: \- beperkte tijdsduur \- multitasken \- hoeveelheid info \- storende geluiden of visuele prikkels \- faalangst \- onnodig ingewikkeld taalgebruik Executieve functies: = mechanismen om iets te doen met de informatie Essentiële functies: 1. Cognitieve flexibiliteit 2. Inhibitie 3. Updating ### Langetermijngeheugen = in staat om info voor langere tijd vast te houden (10 min tot levenslang) Wordt bepaald door: emotionele factoren, herhaling, hoe herkenbaar iets is \- emotionele factoren \- herhaling \- hoe herkenbaar iets is \- meervoudig zintuiglijke ervaringen (= intermodale perceptie) \- slaap (REM-fase) [Types van langetermijngeheugen:] 1. Episodisch geheugen: 2. Semantisch geheugen: 3. Procedureel geheugen: Ontwikkeling van de waarneming ============================== Visuele waarneming ------------------ ### Aandachtig waarnemen Door bewust aandacht te hebben, kan men de opname van informatie sturen. Belang van de ontwikkeling van de aandacht: Waarnemen van kinderen die naar de kleuterklas gaan: lagere vorm is vrij goed ontwikkeld Kenmerken als kleur, vorm, snelheid en bewegingsrichting algemeen ongedetailleerd Ontwikkeling van de aandacht heeft invloed op wat het kind ziet. Aandachtspanne = tijd waarin het kind concentreert op 1 iets zonder afgeleid te worden. Twee ontwikkelingen bij het sturen van aandacht: 1. Selectieve aandacht 2. Strategisch waarnemen ### Globaal en lokaal waarnemen Lokaal = kleuters Globaal = uitgebreider bij lagereschoolkind ### Diepte waarnemen Baby's kunnen bewegende voorwerpen beter waarnemen dan stilstaande voorwerken kleine verplaatsing van object geeft extra info over de grootte, vorm, oriëntatie,... Een echt object is driedimensioneel en dus beter waarneembaar. Visual cliff = proefopstelling om waarneming van diepte na te gaan. Hoogtevrees hangt samen met (motorische)ervaringen. Auditieve waarneming -------------------- Waarnemen van geluid is van bij de geboorte veel beter ontwikkeld dan de visuele waarneming. \- pasgeborenen vertonen schrikreactie op plotse bruuske geluiden. \- geluidsgevoeligheid neemt steeds meer af als gevolg van gewenning. Visuele en auditieve omgeving van het kind vereenvoudigen --------------------------------------------------------- Voor kleuters: \- uitvergroten/ overdrijven \- felle kleuren, grote symbolen \- veel variatie \- objecten eenvoudig voorstellen \- expressief praten Voor oudere kinderen: \- complexere vormen \- meer details \- kleurenpalet wordt uitgebreider \- herhaling wordt afgezwakt Te sterke vereenvoudiging is ontwikkelingsstagnerend: Kind ondervindt moeilijkheden: omgeving komt verwarrend en te complex over. Geur en smaak ------------- Vanaf 14 weken zwangerschap kan ongeboren baby stoffen proeven. Vanaf de geboorte herkent hij de geur van de moeder. Tastzin ------- Functies van tastzin: 1. Veiligheid 2. Exploratiefunctie 3. Lichamelijk contact Intermodale perceptie --------------------- Waarnemen gebeurt altijd tegelijkertijd met verschillende zintuigen. Intermodale perceptie = onderlinge samenspel van verschillende zintuigen. Intermodale ervaring is rijker dan een ervaring met maar 1 zintuig. Visueel-motorische integratie ----------------------------- = vaardigheid om visuele waarnemingen en motoriek te coördineren. VB: balspel, kleuren en tekenen Ontwikkeling van de motoriek ============================ Introductie ----------- Motoriek van pasgeborenen: - Bewegingen zijn reflexmatig (met schokjes) Motoriek van jonge baby: - Sterk onderontwikkeld - Primitief (eenvoudig, basisbewegingen) 3 fasen van spectaculaire vooruitgang tussen 0 -- 3 jaar: - Fase 1: controle over houding - Gaan zitten - Fase 2: voortbewegen - Kruipen - Stappen - Fase 3: voorwerpen hanteren - Grijpen - Aanraken Babyreflexen ------------ = primitieve reactiepatronen - Aangeboren motoriek die na een bepaalde tijd al dan niet verdwijnen - Vrijwillige bewegingen onmogelijk - Reflexen worden gestuurd vanuit de hersenstam (diep gelegen gebied in hersenen) - Hoger gelegen hersengebieden gaan groeien - Reflexen raken meer onderdrukt waardoor er plaats is voor meer gewilde bewegingen. Brein- en omgevingsfactoren in de ontwikkeling van de motoriek -------------------------------------------------------------- Ontwikkeling van de motoriek komt door samenspel van: - Groei van de spieren - Rijping van de hersenen - Lichaamslengte, beenlengte en gewicht - Cognitieve, affectieve en omgevingsfactoren - BV: eerder opgedane ervaringen, wilskracht, angst, gladheid van grond,... **[Babyreflexen:]** +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | **Benaming** | **Verdwijnen of | **Wat?** | **Mogelijke | | | blijven?** | | functie** | +=================+=================+=================+=================+ | Knipperreflex | Blijft | Snel sluiten en | Bescherming | | | | openen van de | ogen | | | | ogen bij | | | | | blootstelling | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | Zoekreflex | Verdwijnt | Hoofd draaien | Inname voedsel | | | | in de richting | | | | | van dingen die | | | | | de wang kraken | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | Zuigreflex | Verdwijnt | Wanneer iets de | Inname voedsel | | | | lippen van een | | | | | baby raakt, | | | | | ontstaat de | | | | | neiging om | | | | | zuigbewegingen | | | | | te maken | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | Stapreflex | Verdwijnt | Als baby | Voorbereiding | | | | rechtop wordt | onafhankelijk | | | | gehouden met de | voortbewegen, | | | | voeten op de | geboorte | | | | grond | vergemakkelijke | | | | | n | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | Babinsky-reflex | Verdwijnt | Grote teen | Onbekend | | | | richt zich op | | | | | wanneer over de | | | | | buitenrand van | | | | | de voetzool | | | | | wordt gestreken | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | Zwemreflex | Verdwijnt | Gezicht naar | Verdrinking | | | | beneden, | vermijden | | | | peddelbeweging | | | | | met armen, | | | | | trappelbeweging | | | | | met voeten + | | | | | houden adem in | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | Moro-reflex | Verdwijnt | Wanneer | Bescherming | | | | ondersteuning | tegen vallen | | | | nek en hoofd | | | | | wegvalt worden | | | | | de armen wijd | | | | | uitgestrekt en | | | | | daarna terug | | | | | gesloten | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | Schrikreflex | Blijft maar in | Openen van | Bescherming | | | andere vorm | armpjes en | | | | | vingers bij | | | | | schrikken | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | ATNR | Verdwijnt | Kijkzijde | Geboorte | | | | strekken de | vergemakkelijke | | = asymmetrische | | ledematen en | n | | tonische | | aan de andere | | | nekreflex | | kant buigen de | | | | | ledematen | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ Beschrijving van de grove en fijne motoriek ------------------------------------------- ### Grove motoriek - Controle over de spieren dicht tegen het lichaam - Veel bewegen leidt tot geautomatiseerde bewegingen - Vroege motorische ervaringen ook van belang voor ontwikkelen van andere ontwikkeldomeinen (zoals: denken, intelligentie en sociale ontw.) Ontwikkeling grove motoriek per leeftijd: **Vier jaar:** - Betere spierbeheersing - Grotere uithoudingsvermogen - Verdere ontwikkeling: hangt meer af van ervaring dan van rijping van de hersens **Zes jaar:** - Evenwicht bewaren - Kleine (stuiterende) bal vangen - 10 sec op 1 been - 5 keer hinkelen op het been **Zeven jaar:** - Over een balk lopen - Touwtje springen - Bal stuiteren en opvangen **Acht/ negen jaar:** - Uithoudingsvermogen - Grote en kleine bal vangen - Steunsprong, rollen, duikelen, sprinten, balanceren, klimmen en springen ### Fijne motoriek - Controle over spieren verder van het lichaam - Bewegingen van pols, handen en vingers - Ontwikkeling van fijne motoriek duurt langer dan grove motoriek - Van babytijd tot adolescentie Beweging fijne motoriek per categorie: **Peuter:** - Beweging vanuit schouder **Jonge kleuter:** - Beweging vanuit elleboog **Vanaf 5 jaar:** - Beweging vanuit pols Ontwikkeling van fijne motoriek per leeftijd: **Zes jaar:** - Veters strikken - Voorkeurshand - Eenvoudige schrijfpatronen **Zeven jaar:** - Moeilijkere schrijfpatronen - Letters en woorden apart schrijven - Cirkel uit losse hand knippen zonder voorbeeld **Acht jaar:** - Voldoende schrijf- en zithouding - Schrijven in regelmatige vorm en ritme - Verbinding tussen letters - Goede vorming schrijfletters **Negen jaar:** - Hoofdletters met regelmatige vorm - Goede verbinding hoofdletters en andere letters - Schrijft geautomatiseerd met kleine regelafstand ### Motoriek stimuleren in de kleuterklas Grove motoriek stimuleren: - Lopen - Klimmen - Balspel - Zwemmen - Fietsen Fijne motoriek stimuleren: - Tekenen - Schilderen - Knippen - Torens bouwen - Plasticine Meer dan gewoon: problemen met motoriek --------------------------------------- Vaak voorkomende en opvallende gedragingen: - Houterige bewegingen - Problemen met evenwicht - Slecht leesbaar handschrift - Kracht moeilijk kunnen doseren - Beweging niet goed kunnen starten of stoppen Vaak negatief effect: - Op andere ontwikkelingsdomeinen - VB: sociale ontwikkeling - Sprake van vermijdingsgedrag - Negatief zelfbeeld Ontwikkeling van het denken en metacognitie =========================================== Visie van Piaget op de cognitieve ontwikkeling ---------------------------------------------- Het constructivisme: - Kind bouwt kennis op door ervaring met fysische wereld van objecten - Mentale schema's worden steeds verder verfijnt en uitgebouwd ### Assimileren en accommoderen **Assimilatie** = het proces waarbij kennis en vaardigheden die het kind al heeft verworven, worden **Accommodatie** = het proces waarbij bestaande kennis en vaardigheden worden aangepast en Effecten van sociale interacties op de cognitieve ontwikkeling -------------------------------------------------------------- Natuurlijk leren als actieve werkvorm in de klas (= ervaringsgericht leren). ### Visie van Lev Vygotsky Sociaal-constructivisme: - Gelijksoortig met visie van Piaget MAAR kennis ontstaat in de omgang met anderen - Ontwikkeling van het denken moet gezien worden in een sociale/ culturele context - Leren en kennis ontstaan uit de sociale omgang en de communicatie die het kind heeft. ### Spel bevordert de cognitieve ontwikkeling van het kind - Je speelt wat als kind niet mogelijk is - Je leert: perspectief van de ander in te nemen; rollen, omgangsvormen,... - Piaget: spel = omgaan met de dingen - Sociaal constructivisme: spel = omgaan met anderen - Heterogene ontwikkelingsniveaus in de klas ### Natuurlijk leren als actieve werkvorm in de klas = de lespraktijk vanuit het sociaal constructivisme (leren door ervaringen). 1\. Leerkracht is meer begeleider dan lesgever: - Vragen stellen en reflectie stimuleren niet door directe instructie + antwoorden geven zonder voorafgaande vragen. Vestig de aandacht op iets. 2\. Werkvormen gebruiken die lln. actief en zelfstandig aan het werk zetten: - Contractwerk, hoekenwerk, groepswerk,... 3\. Leerlingen inspraak geven over lesinhouden- en doelen. [Sociale vaardigheden leren dankzij natuurlijk leren:] **[Inhoudelijk]** **[Socio-emotionele vaardigheid ]** ------------------------------------------------------------------------- ------------------------------------------------- Omgaan met conflicten, ruzie en tegenstrijdige standpunten. Conflictmanagement Samenwerken met anderen om een gemeenschappelijk doel te bereiken. Coöperatief handelen Leren omgaan met gevoelens en behoeften van zichzelf en anderen. Zelfbeheersing en respect tonen Omgaan met sociale rollen, kennismaken met verschillende omgangswijzen. Inlevingsvermogen Moreel verantwoord handelen en keuzes moreel gezien kunnen motiveren. Moreel gedrag Voor zichzelf durven op te komen. Assertiviteit Metacognitie ------------ = denken over denken (stilstaan bij de manier hoe je denkt) = reflecteren op eigen gedachten en gedrag = bewust zijn van wat en hoe er op een bepaald moment wordt geleerd of gepresteerd. ### Metacognitie in ontwikkeling ### Componenten van metacognitie Metacognitie kan je opsplitsen in: 1\. metacognitieve kennis 2\. metacognitieve vaardigheden Ontwikkeling van de intelligentie en presteren op school ======================================================== Introductie ----------- **Vaststelling 1:** - Er is een sterk verband tussen wat de intelligentietesten en pretenderen te meten en wat het kind op school presteert. **Vaststelling 2:** - Het omschrijven van de intelligentie d.m.v. de intelligentietest is een eenzijdige benadering: - Intelligentie is immers meer dan wat een test meet - Iemand kan slecht scoren en toch gezien worden als intelligent (creativiteit, sociale intelligentie,...) en vica versa (vb. sommige hoogbegaafde kinderen). Intelligentie meten ------------------- Eerste intelligentietest uit 1905 (Simon en Binet): - Was er op gericht om kinderen die het goed deden op school te onderscheiden van kinderen die het niet goed deden en zo tot een apart onderwijs te komen. - Vandaar schoolse opdrachten (begrijpend lezen, rekenen, woordenschat, geheugen,...) - Mentale leeftijd = het niveau van de vragen die het kind kan oplossen in de test - Chronologische leeftijd = de ware leeftijd Later werd de test overgenomen door de Amerikanen. - Begrip IQ bestond - Intelligentiequotiënt - IQ was een verhouding tussen chronologische en mentale leeftijd van het kind. - Gemiddelde score was 100. - Actueel: men vergelijkt een prestatie met de prestaties van een groep leeftijdsgenoten (= referentiegroep, normgroep). Normaalverdeling = klokvormig patroon op de curve van IQ-scores. ![Afbeelding met tekst, lijn, diagram, Perceel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image2.png) {#section.ListParagraph} Benaderingen van intelligentie ------------------------------ Howard Gardner: meervoudige intelligentie - "algemene intelligentie bestaat niet" - Er zijn 9 gebieden waarop men meer of minder intelligent is Oorsprong en de veranderbaarheid van de intelligentie ----------------------------------------------------- Geen sluitend antwoord vanwaar intelligentie komt: Zowel nature als nurture: - Aanleg: hoe meer genen individuen met elkaar gemeenschappelijk hebben, hoe meer hun intelligentie op elkaar gelijkt. - Milieu **Intelligentie in ontwikkeling:** - Kinderen worden intelligenter met ouder worden - IQ kan evolueren - In relatieve termen blijft de intelligentie behoorlijk stabiel Succes op school ---------------- IQ niet voldoende om schoolsucces te voorspellen: - Persoonlijkheid: - Nauwgezet, discipline, emotionele controle, doorzettingsvermogen - Omgeving: - Betrokkenheid van het gezin, opvoedingsvaardigheden van de ouders, hoeveelheid leerlingen in de klas, persoonlijkheid van de lkr. (fixie/ growie), schoolcultuur, interactie tussen lln. en lkr., SES **SES =** **Opleiding van de moeder =** staat voor het geheel aan kennis, vaardigheden en attitudes Thuiscultuur sluit aan bij schoolcultuur. **Schooltoelage =** gebaseerd op gezinsinkomen en geeft aanduiding van de financiële draagkracht van - Tijd, studieruimte, koopkracht voor goederen die leren bevorderen. **Taal =** welke taal wordt er thuis meestal gesproken en verschilt deze van de schooltaal? **Sekse stereotypisch denken =** denken vanuit karakteristieke overtuigingen hoe mannen en vrouwen Meer dan gewoon: hoogbegaafdheid -------------------------------- = meer dan een hoog IQ hebben (boven 130). Combinatie van hoog intelligentieniveau, grote mate aan creativiteit en een sterke motivatie. Hoog intelligent = motivatie en creativiteit ontbreken. Ontwikkelingsvoorsprong = hoogbegaafdheid bij kleuters en jonge kinderen. Ontwikkeling van taal ===================== Taalontwikkeling verkennen -------------------------- 2 taalstructuren in de hersenen: 1\. zone van Broca uitspreken van taal (expressie) stoornis: nazeggen en spontane spraak moeilijk of onmogelijk 2\. zone van Wernicke begrijpen van taal Taalontwikkelingen ------------------ ### Fonologische taalontwikkeling Fonologie = betreft de klankleer en de uitspraak van woorden zoals woordaccent, intonatie en de regels voor de volgorde van de woorden in een zin. Brabbelen = eerste uiting van taal bij het kind (meestal een medeklinker gevolg door klinker en herhalend) start tussen 6 à 10 maanden ook dove kinderen brabbelen Terwijl auditieve feedback (zichzelf horen spreken) belangrijk is om te kunnen ### Morfologische en semantische taalontwikkeling Morfologie = in het algemeen de leer van de woordstructuur en de woordvorming Semantiek = betekenis van woorden ### Grammaticale ontwikkeling ### Overzicht van enkele mijlpalen in de taalontwikkeling van het kind Invloeden en voorwaarden voor taal ---------------------------------- ### Gezamenlijke aandacht ### Motherese ### Taalinteracties Metalinguïstische en pragmatische taalbewustzijn ------------------------------------------------ Meer dan gewoon: taalachterstand en dyslexie -------------------------------------------- ### Dyslexie Ontwikkeling van de persoonlijkheid, identiteit en het zelf =========================================================== Temperament ----------- Persoonlijkheid --------------- ### Benaderingen van persoonlijkheid ### Identiteit en persoonlijkheid Genderidentiteit ---------------- Het zelf -------- ### Zelfbeeld en zelfwaarde ### Het zelfbeeld en zelfwaarde in kaart brengen Meer dan gewoon: genderdysforie ------------------------------- Ontwikkeling van het moreeloordelen over goed en kwaad ====================================================== Introductie ----------- Moreel oordelen --------------- ### Fase van de morele belemmering ### Fase van de autonome moraliteit Morele ontwikkeling volgens Kohlberg ------------------------------------ Invloeden op de morele ontwikkeling ----------------------------------- ### Sekse ### Cognitieve ontwikkeling ### Sociale interacties Meer dan gewoon: problemen in de gewetenvorming ----------------------------------------------- Tips voor de leerkracht ----------------------- Ontwikkeling van hechting en omgaan met anderen =============================================== Ontwikkeling van hechting ------------------------- ### Eerste fase - 0-1 ½ maanden - Hechtingsbevorderend gedrag bij de baby: ### Tweede fase - 1 ½ - 6 maanden - Baby wordt niet meer vertrouwd met diegene die hem liefde geeft ### Derde fase - 7 -- 24 maanden - Scheidingsangst: nog geen persoonspermanentie: het kind ervaart het weggaan van de hechtingsfiguur als definitief - Het kind leert dat weggaan wordt gevolgd door terugkomen - Wantrouwen en angst belemmeren exploratiegedrag ### Vierde fase - Vanaf 2 jaar - Peuter: bewust lachen om aandacht of goedkeuring te krijgen - Rol van taal: - Door het begrijpen van taal en door het leren praten, zal het kind zijn omgeving beter begrijpen en het eigen gevoel kunnen verwoorden - Neemt scheidingsangst af - Met andere personen hechting opbouwen Secure base en safe haven ------------------------- = 'Veilige basis' om te exploreren, om onafhankelijk te worden Men zoekt contact op bij de personen bij wie men zich veilig voelt. Veilige haven: in situaties van gevaar zoekt men bescherming bij die bepaalde persoon. Het interne werkmodel en hechting in de klas -------------------------------------------- Interne werkmodel = beeld dat een kind heeft opgebouwd over: Op die manier bepaalt het interne werkmodel hoe men sociale en emotionele Basis voor een intern werkmodel waarmee men naar de omgeving kijkt: - Veiligheid en geborgenheid ervaren is belangrijk. - Hulp bieden aan het kind voor het leren omgaan met negatieve emoties - VB: bij agressie vanuit frustratie, bij gevoelens van jaloezie,... Invloed van hechting op de manier waarop het kind nu en later: - Vriendschappen zal aangaan - Emotionele problemen zal aanpakken - Op tegenslag en afwijzen zal reageren Belang van sensitieve responsiviteit: \- observeren/ aanvoelen wat de behoefte is van een kind en daar gepast op ingaan VB: enthousiast thuiskomen doch inzien dat een kind rust nodig heeft \* niet te verwarren met verwennen Verdere sociaal-emotionele ontwikkeling: theory of mind en empathie ------------------------------------------------------------------- Pedagogisch belang: kinderen leren zich in te leven in een ander (= perspectiefneming). Sally-Anne-Test: - Kind moet zich kunnen verplaatsen in de ander - Jonge kleuters verwoorden hun eigen perspectief - Wat zij zien en dus niet in functie van wat ze denken dat een ander ziet of denkt Ontwikkeling van empathie: - Het verschil leren zien tussen bedoelingen en effecten - Positieve bedoelingen, negatieve bedoelingen, zonder bedoelingen +-----------------------------------+-----------------------------------+ | A B | De ander doet iets dat ik niet | | | leuk vind | | \- | | +===================================+===================================+ | A B | Ik doe iets en merk dat de ander | | | dit leuk vindt | | \+ | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | A B | De ander doet iets dat ik leuk | | | vindt | | \+ | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | A B | Ik doe iets dat de ander niet | | | leuk vindt | | \- | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ - Gezamenlijke aandacht: de baby beseft dat ook jij naar hetzelfde kijkt als hij - Imitatie: soms wordt hierbij de bedoeling van het gedrag gevat - Symbolisch spel: doe-alsof-spel een ander perspectief wordt ingenomen - Sociaal refereren: STADIA VAN EMPATHISCH DENKEN: 1\. bij peuters en kleuters: - Vanaf 3 jaar legt een kind de relatie tussen wat iemand denkt of voelt en iemands gedrag - VB: mama huilt omdat ze verdrietig is. Ze is verdrietig omdat papa boos is. 2\. bij lagereschoolkind (6 -- 10 jaar) - Kinderen hebben het inzicht dat wat anderen zeggen of doen niet altijd overeenstemt met wat ze echt denken - VB: vermoeden dat iemand liegt 3\. bij lagereschoolkind en jonge adolescent (10 -- 14 jaar) - Inzicht dat bedoelingen, verwachtingen, verlangens, hoop,... met elkaar kunnen conflictueren 4\. bij de adolescent (14 -- 18 jaar) - Gedrag van anderen inschatten op basis van wat men hier en nu waarneemt en op basis van voorbije ervaringen Ontwikkeling van het psychisch functioneren en welbevinden op school ==================================================================== Introductie ----------- Verschillende studies tonen aan dat: - Steeds meer kinderen geconfronteerd worden met psychische problemen zoals: depressie, angst, stress, concentratieproblemen... - Te wijten aan: - verandering in familiale omgeving, toenemende inkomensongelijkheid, conflicten in gezin, psychische problemen bij ouders - toegenomen gebruik van sociale media en internet - eisen die uitgaan van de school Angst en depressieve problemen ------------------------------ Angst = normale reactie op bedreigende gebeurtenis of situatie waarbij emoties, lichamelijke en cognitieve reacties zijn betrokken. Angst bij jonge kinderen opzoek naar volwassene die veiligheid biedt Angst bij oudere kinderen leren angsten overwinnen Nature = ene kind is angstiger dan de ander Nurture = ontwikkelen van een angstige stijl door omgeving en opvoeding van kind Paniekaanvallen = korte maar hevige angsten die gepaard gaan met lichamelijke symptomen Vermijden van angst zorgt ervoor dat de angst toeneemt. Best is angst confronteren. Faalangst --------- Specifieke angst waarbij iemand intense schrik heeft om fouten te maken of te mislukken. De spanning van het kind loopt op in periodes van verhoogde stress. = cognitief probleem waarbij kind denkt iets niet te kunnen. Oorzaak = negatief zelfbeeld Negatief effect = faalgedachten belasten het werkgeheugen waardoor optimaal presteren minder goed lukt. 2 soorten faalangst: 1. Actief = erge spanning ervaren, als gevolg daarvan gaat men zich meer inspannen, 2. Passief = door schrik minder of niet goed presteren. Aangeleerde hulpeloosheid ------------------------- Kinderen hebben geleerd dat ze geen controle hebben over zichzelf en hun omgeving, met als gevolg er passief en gedemotiveerd gedrag. De omgeving bepaalt ook mee in welke mate kinderen een controlegevoel hebben. Psychosomatische klachten ------------------------- = zich niet goed voelen in zijn vel wordt meer dan gewoon uitgedrukt in lichamelijke klachten. De klachten zijn een antwoord op de druk en stress die kinderen ervaren thuis en op school. De klachten zijn niet ingebeeld, maar zijn ook geen ziekte of een lichamelijk probleem. Komt veelvuldig voor bij kinderen omdat ze nog niet genoeg cognitieve en verbale vaardigheden hebben om emoties uit te drukken. Agressie -------- ### Vormen van agressie PROACTIEF = zonder voorafgaande uitlokking REACTIEF = als reactie op iets KENMERKEN PROACTIEF KENMERKEN REACTIEF ---------------------------------------------------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Fysieke kracht gebruiken om anderen te domineren Gemakkelijk kwaad worden en terugslaan wanneer men geplaagd of bedreigd wordt Anderen bedreigen of pesten om zijn zin te krijgen Gemakkelijk kwaad reageren bij een toevallig incident en er is bereidheid om te vechten Anderen aansporen om tegen iemand samen te spannen Telkens anderen de schuld geven van ruzie en steeds aangeven dat anderen de oorzaak zijn van de ontstane problemen ### Oorzaken en gevolgen van agressie 1. Te voorkomen door: agressieve uitspraken, beelden, films... niet langdurig blootstellen. 2. 3. Pesten ------ Jongere pestkoppen gebruiken meer fysiek geweld, oudere pestkoppen meer psychisch geweld. Cyberpesten = pesten via digitaal netwerk, de pestkop blijft zo anoniem. +-----------------------------------+-----------------------------------+ | KENMERKEN SLACHTOFFER | KENMERKEN PESTKOP | +===================================+===================================+ | \- sociaal angstig | \- agressief | | | | | \- niet assertief | \- overheersend | | | | | \- onzeker | \- impulsief | | | | | \- niet geïnteresseerd in anderen | \- bazig | | | | | \- laag zelfbeeld | \- weinig sociaal | | | | | \- soms lichamelijke klachten | | | | | | \- ander lichamelijk gestalte | | | | | | \- andere uiterlijke verschijning | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | MOGELIJKE AANPAK | OMSCHRIJVING | +===================================+===================================+ | Indelen in groepjes op toevallige | Zelf groepjes kiezen is leuk voor | | wijze | populaire kinderen, niet voor | | | degene die minder in de groep | | | liggen. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Kinderen sociale vaardigheden en | Aanleren hoe te reageren in | | omgangsvormen aanleren | pestsituaties. Assertiviteit van | | | slachtoffer versterken. | | | | | | Bij pestkop: | | | | | | \- probleemoplossend vermogen | | | versterken | | | | | | \- impulsbeheersing | | | | | | \- zelfcontrole en | | | inlevingsvermogen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Onderwerp bespreekbaar maken in | Beter om onderwerp in het | | klas zonder te viseren | algemeen te bespreken, zonder dat | | | mensen denken er 'geklikt' | | | geweest is | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Duidelijke afspraken omtrent | Antipestcontract laten tekenen. | | pestgedrag | | | | School bepaald de sancties | | | wanneer het contract verbroken | | | is. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Meer dan gewoon: sociale fobie ------------------------------ = extreme angst om in de belangstelling te staan en om negatief te worden beoordeeld door anderen. Je gaat sociale situaties steeds vermijden. Aanpak: - Positieve en aanmoedigende omgang - Te veel meegaan in vermijdingsgedrag van kinderen is niet goed, maar onverwacht in middelpunt van belangstelling zetten evenmin - Soms helpt het om open over angst te praten in de klas en gevoelens met elkaar te delen - Sociale vaardigheden oefenen

Use Quizgecko on...
Browser
Browser