Samenvatting Blok 2 Communicatie PDF

Summary

This document presents a summary of communication concepts and discusses topics like communication goals, types (one-sided and two-sided), verbal and nonverbal communication, aspects of communication, noise, question types, and common communication pitfalls. It's likely study material.

Full Transcript

Samenvatting Blok 2 Communicatie Les 1 -​ Communicatie doelen -​ Overtuigen -​ Informeren -​ Activeren/motiveren -​ Instrueren ​ Meerzijdige communicatie: communicatie tussen twee partijen, zoals bellen, praten of signalen naar elkaar sturen ​ Eenzijdig...

Samenvatting Blok 2 Communicatie Les 1 -​ Communicatie doelen -​ Overtuigen -​ Informeren -​ Activeren/motiveren -​ Instrueren ​ Meerzijdige communicatie: communicatie tussen twee partijen, zoals bellen, praten of signalen naar elkaar sturen ​ Eenzijdige communicatie: communicatie van één kant, zoals via een poster, krant of film ​ Verbale communicatie: mondelinge en schriftelijke communicatie ​ Non-verbale communicatie: -​ peri-verbaal: de tijd en ruimte waarin het gesprek plaatsvindt -​ para-verbaal: de toon waarop iets gezegd wordt, de intonatie -​ infra-verbaal: de (onbewuste) invloed van bijvoorbeeld kleuren en geuren -​ supra-verbaal: bewuste signalen die je uitzendt, bijvoorbeeld door je kleding en accessoires -​ pre-verbaal: lichaamstaal, zoals gebaren en gezichtsuitdrukkingen (gebarentaal is een vervanging van woorden, dit valt onder verbale communicatie) Aspecten van communicatie Zakelijk aspect: de feitelijke informatie die wordt overgedragen in de communicatie Relationeel aspect: de manier waarop de boodschap de relatie tussen de gesprekspartners beïnvloedt Expressief aspect: emoties en gevoelens die een persoon uitdrukt tijdens de communicatie Appellerend aspect: oproep of verzoek die in de communicatie wordt gedaan, oftewel wat de zender van de ontvanger verwacht Inhoudsniveau, betrekkingsniveau en metacommunicatie Inhoudsniveau: Dit verwijst naar de feitelijke informatie die wordt overgedragen in een gesprek, zoals de boodschap of de feiten die worden gedeeld. Betrekkingsniveau: Dit betreft de manier waarop de boodschap wordt overgedragen, oftewel de relatie tussen de gesprekspartners. Het gaat over hoe de boodschap wordt geïnterpreteerd in de context van de relatie. ​ hoe je jezelf ziet (zelfdefinitie) ​ hoe je de ander ziet (definitie van de ander) ​ hoe je de onderlinge relatie ziet (relatiedefinitie) Metacommunicatie: Dit is communicatie over de communicatie zelf. Het verwijst naar het praten over hoe iets wordt gezegd, wat de bedoelingen zijn achter een boodschap, of hoe de boodschap ontvangen wordt. Ruis Ruis is elke vorm van verstoring of afleiding die de communicatie tussen een zender en ontvanger belemmert, waardoor de boodschap niet duidelijk of volledig wordt overgebracht. Externe ruis: externe geluiden, zoals verkeer of harde muziek Interne ruis: afleidende gedachten of vooroordelen van de spreker of luisteraar Semantische ruis: misverstanden door onduidelijk of complex taalgebruik, vakjargon of verschillende interpretaties van woorden Psychologische ruis: beperkingen van de ontvanger of zender, zoals vermoeidheid, ziekte of gehoorproblemen Culturele ruis: verschillen in normen, waarden of taal die leiden tot miscommunicatie Gespreksdoel Een gespreksdoel is belangrijk omdat het richting geeft aan het gesprek, waardoor beide partijen weten wat ze willen bereiken en effectieve communicatie wordt bevorderd. Verschillende gespreksdoelen Kennisdoel: welke informatie wil de ander geven? welke informatie wil de ander ontvangen? Houdingsdoel: je wilt de mening en de houding van de ander beïnvloeden Gedragsdoel: je wilt het gedrag van de ander beïnvloeden Vraagsoorten Open vragen: het doel is om uitgebreide, gedetailleerde antwoorden te krijgen die de spreker ruimte geven om te verkennen en te vertellen Gesloten vragen: het doel is om korte, bondige antwoorden te krijgen, vaak zijn dit meerkeuzevragen of vragen die je met 'ja' of 'nee’ moet beantwoorden Keuzevragen: het doel is om de spreker te laten kiezen tussen voorgestelde opties en zo het antwoord te specificeren Reflecterende vragen: het doel is om de spreker aan te moedigen na te denken over wat ze hebben gezegd en zo hun eigen inzichten te verdiepen Confronterende vragen: het doel is om de spreker bewust te maken van tegenstrijdigheden in hun uitspraken of gedrag, wat tot meer helderheid kan leiden Dubbele vragen: het doel is vaak verwarrend, omdat twee vragen tegelijk worden gesteld, waardoor de spreker niet weet welke vraag te beantwoorden Suggestieve vragen: het doel is om de spreker subtiel naar een bepaald antwoord te leiden door een impliciete suggestie te geven Wondervragen: het doel is om creatief te denken over ideale situaties, wat helpt bij het ontdekken van gewenste veranderingen of doelen Waarom vragen: het doel is om naar de oorzaken of beweegredenen achter een beslissing of gebeurtenis te zoeken, en zo dieper inzicht te krijgen Valkuilen Het Halo-effect: gebeurtenis waarbij een positieve eigenschap van iemand de algemene indruk van die persoon beïnvloedt Het Horn-effect: het verschijnsel waarbij een negatieve eigenschap van iemand de algemene indruk van die persoon beïnvloedt Papegaaien: het herhalen van wat anderen zeggen zonder begrip of eigen inbreng Foutief interpreteren: het verkeerd begrijpen of uitleggen van wat iemand bedoelt Attributie: het toeschrijven van oorzaken aan iemands gedrag, vaak gebaseerd op persoonlijke overtuigingen Bagatelliseren: het afdoen van iets als minder belangrijk dan het werkelijk is Moraliseren: het beoordelen van gedrag vanuit een moreel standpunt, vaak met een oordeel over wat goed of fout is Diagnosticeren: het stellen van een oordeel of label op iemands gedrag, vaak alsof het een probleem is Ezelsbruggetje afkortingen OEN: Open, Eerlijk en Nieuwsgierig dit is een manier om jezelf in de juiste basishouding te brengen om een effectief gesprek met de ander te voeren OMA: probeer je Oordelen, Meningen en Aannames of Adviezen voor je te houden en luister met een open houding naar de ander LSD: Luisteren, Samenvatten en Doorvragen zal je helpen om aandachtig te luisteren ANNA: Altijd Navragen, Nooit Aannemen NIVEA: Niet Invullen Voor Een Ander DIK: Denk In Kwaliteiten of Denk In Kansen Gespreksvormen Informatief gesprek: Uitwisseling van feiten en informatie zonder emotionele betrokkenheid. Instructief gesprek: uitleggen hoe iets gedaan moet worden of geven van richtlijnen Probleemoplossend gesprek: samen zoeken naar oplossingen voor een specifiek probleem Evaluatiegesprek: beoordelen van prestaties of voortgang, vaak in een zakelijke context Sociaal gesprek: informeel gesprek voor sociale interactie, zoals bij small talk Onderhandelingsgesprek: gesprek met als doel een overeenkomst te bereiken tussen partijen Parafraseren? < (vraag wessel) Les 2: Eigen krachten en gereedschapskist Kernkwadrant Johari matrix De Johari-matrix is een hulpmiddel bij het geven en ontvangen van feedback, om de communicatie tussen elkaar beter te begrijpen. Reflecteren Zelfreflectie: alleen en op eigen initiatief reflecteren over je eigen functioneren Intervisie: bij intervisie kom je met een groep professionals met vergelijkbare functies (vakgenoten of collega’s) regelmatig bij elkaar en bespreek je praktijksituaties Supervisie: bij supervisie reflecteer je als professional samen met een deskundige (supervisor) op jouw functioneren in het werkveld ABCD-methode: ​ Aanleiding: Wat is er gebeurd? ​ Belangrijk: Wat was belangrijk voor je? ​ Conclusie: Welke conclusie trok je over hoe te handelen? ​ Doen: Handelde je ook zo of deed je iets anders? Of: wat wil je daarmee doen? STARRT-methode: Leerfasenmodel van Maslow: deze fasen helpen te begrijpen hoe reflectie verloopt en tot nieuw gedrag kan leiden De vier fasen uit het leerfasenmodel van Maslow zijn: 1.​ Onbewuste onbekwaamheid: Je weet niet dat je iets niet kunt. 2.​ Bewuste onbekwaamheid: Je erkent dat je iets niet kunt. 3.​ Bewuste bekwaamheid: Je kunt iets, maar je moet er bewust op letten. 4.​ Onbewuste bekwaamheid: Je kunt iets automatisch, zonder er bewust over na te denken. De zes hoeden? Wet en regelgeving Participatiewet: naast het verstrekken van uitkeringen is het ook gericht op het helpen van mensen om weer deel te nemen aan het arbeidsproces Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): het doel van de wmo is dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en kunnen meedoen in de samenleving Wet langdurige zorg (Wlz): zorg en ondersteuning voor mensen die dat 24 uur per dag nodig hebben De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz): een nederlandse wet die discriminatie verbiedt van mensen met een handicap of chronische ziekte. Wet verplichte ggz (Wvggz): de rechten van mensen die te maken hebben met verplichte zorg vanwege een psychische stoornis Wet zorg en dwang (Wzd): de rechten bij onvrijwillige zorg of onvrijwillige opname van mensen met een verstandelijke beperking en mensen met een psychogeriatrische aandoening zoals dementie Wet forensische zorg (Wfz): zorg voor mensen die door hun strafbare gedrag in aanraking zijn gekomen met het strafrecht en waarbij er sprake is van psychiatrische problemen of een verslaving Vreemdelingen Vreemdelingenwet: de regels en procedures voor het binnenkomen, verblijven en uitzetten van vreemdelingen in nederland Procedure Toegang en Verblijf Visum aanvragen: nieuwkomers buiten de EU die langer dan drie maanden willen verblijven moeten een visum aanvragen Machtiging tot voorlopig verblijf (MVV): voor verblijf van langer dan drie maanden wordt een MVV aangevraagd bij de nederlandse ambassade of het consulaat in het land van herkomst Inreis- en verblijfsvergunning: na goedkeuring van de MVV kan de persoon bij aankomst een verblijfsvergunning regulier ophalen, meestal voor één jaar Verlenging: de verblijfsvergunning kan elk jaar worden verlengd, maximaal vijf jaar Doelen van verblijf: de vergunning kan worden verkregen voor studie, gezinshereniging, medische behandeling of werken als au pair Verlies van recht op verblijf: als het doel van verblijf vervalt, vervalt ook de verblijfsvergunning Verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd: na vijf jaar kan de persoon een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aanvragen Verblijf bij partner: ​ Iemand moet eerst het inburgeringsexamen halen in het land van herkomst. ​ Beide partners moeten 21 jaar of ouder zijn. ​ De partner in Nederland moet voldoende inkomen hebben Verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd: Na vijf jaar in Nederland kunnen mensen een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aanvragen. Hiermee hebben ze geen specifiek doel nodig om in Nederland te blijven. De vergunning kan worden afgewezen als iemand onvoldoende inkomen heeft, behalve als ze al meer dan tien jaar legaal in Nederland verblijven, dan wordt de vergunning automatisch verstrekt. Inwoners uit de EU: Inwoners uit de EU hebben geen machtiging of verblijfsvergunning nodig om in Nederland te verblijven. Als ze langer dan vier maanden blijven, moeten ze zich inschrijven bij de Basisregistratie Personen voor een burgerservicenummer (BSN). Wet inburgering: De Wet inburgering 2021, in werking sinds 1 januari 2022, verplicht nieuwkomers tot inburgering. Gemeenten spelen een grote rol in begeleiding, met een persoonlijk inburgeringsplan. Asielstatushouders krijgen de kosten vergoed, anderen betalen zelf. Het doel is om de Nederlandse taal te leren en sneller deel te nemen aan de samenleving. (Vraag aan Wessel wat belangrijk is om te weten voor Wet en regelgeving want is echt veel stof in het boek hierover Thema 12 je bent bij kopje Vreemdelingeng gebleven)

Use Quizgecko on...
Browser
Browser