Samenvatting Gemotiveerd Leren PDF

Summary

Deze samenvatting beschrijft de principes van gemotiveerd leren. Het deelt verschillende soorten motivaties, zoals intrinsieke en extrinsieke motivatie en bespreekt de rol van psychologische basisbehoeften (autonomie, verbondenheid, competentie). De samenvatting geeft ook inzicht in hoe leerkrachten deze concepten kunnen toepassen in de klas.

Full Transcript

Gemotiveerd leren Motivatie ========= Motivatie = beweegreden voor gedrag - Waarom doen we wat we doen? Zelfdeterminatietheorie (ZDT) (p.245-247) ----------------------------------------- Intrinsiek = gemotiveerd volledig vanuit jezelf Extrinsiek = iemand/iets van buitenaf motiveert je ###...

Gemotiveerd leren Motivatie ========= Motivatie = beweegreden voor gedrag - Waarom doen we wat we doen? Zelfdeterminatietheorie (ZDT) (p.245-247) ----------------------------------------- Intrinsiek = gemotiveerd volledig vanuit jezelf Extrinsiek = iemand/iets van buitenaf motiveert je ### Amotivatie - Geen regulatie - Motivationele drijfveer: gebrek aan geloof of zelfvertrouwen, onverschilligheid - Onderliggende emoties: ontmoediging, faalangst - Geen internalisatie ### Gecontroleerde motivatie = MOETEN #### Externe regulatie (extrinsiek) - Motivationele drijfveer: verwachtingen, beloning of straf - Onderliggende emoties: stress, druk of verplichting - Geen internalisatie #### Geïntrojecteerde regulatie (extrinsiek) - Motivationele drijfveer: schuld, schaamte, angst of interne druk - Onderliggende emoties: stress, druk of verplichting - Gedeeltelijke internalisatie - Geen psychologische vrijheid ### Autonome motivatie = WILLEN (motivatie, plezier) #### Geïdentificeerde regulatie (extrinsiek) - Motivationele drijfveer: persoonlijke waarde of zinvolheid - Je doet het omdat je het zelf echt belangrijk vindt - Onderliggende emoties: vrijwillig, psychologische vrijheid - Volledige internalisatie #### Intrinsieke regulatie (intrinsiek) - Motivationele drijfveer: plezier, interesse of passie - Onderliggende emoties: vrijwillig, psychologische vrijheid - Volledige internalisatie - Wel psychologische vrijheid ### Wat maakt het verschil in motivatie? - Regulatie: ontstaan van de motivatie - Motivationele drijfveer: soorten redenen waardoor iemand gemotiveerd is - Onderliggende emoties: emoties gaan gepaard met de motivatie - Internalisatie: de mate waarin iets vanzelf en spontaan gebeurt ### Verschillende vormen van regulaties = ontstaan van de motivatie - Externe regulatie: de motivatie ontstaat door externe verwachtingen/verplichtingen; het gaat om straffen of belonen - Geïntrojecteerde regulatie: de motivatie ontstaat door interne druk, schuldgevoel; de gedragsregulatie bevindt zich nu vanbinnen - Geïdentificeerde regulatie: de motivatie ontstaat doordat we iets belangrijk of nuttig vinden; deels intern, deels extern - Intrinsieke regulatie: de motivatie ontstaat doordat we iets echt leuk of interessant vinden; uit vrije wil ### Verschil tussen gecontroleerde en autonome motivatie #### Gecontroleerde motivatie = geen psychologische vrijheid = omdat het moet, niet omdat je het zelf wilt #### Autonome motivatie = wel psychologische vrijheid = voelt niet gedwongen; uit zichzelf Het ABC van basisbehoeften -------------------------- = 3 aangeboren psychologische basisbehoeften: - A = Autonomie - B = verBondenheid - C = Competentie - Stimuleren van autonome/intrinsieke motivatie ### Autonomie = *"Ik kan het zelf (kiezen)"* - Psychologische vrijheid en keuze - Eigenaar van eigen acties; denken en voelen - Zichzelf kunnen en mogen zijn Bv. Laten kiezen tussen individueel of per 2 werken, keuze van data van toetsen, keuze tussen verschillende boeken ### Verbondenheid = *"Ik hoor erbij"* - Relationele verbondenheid: goede en hechte relaties met anderen - Gevoel van verbondenheid met de leerkrachten en medeleerlingen - Voldoening halen uit sociale relaties - Warm en veilig leerklimaat Bv. vragen naar de vakantie, namen kennen, samenwerking stimuleren ### Competentie = *"Ik kan het"* - Geloof en vertrouwen dat men bekwaam is om de gewenste resultaten te behalen - Belang van succeservaringen en positieve feedback - Gevoel van een activiteit met succes te kunnen uitvoeren Bv. leerlingen zijn beter in iets dus je geeft een uitdagende opdracht; bij andere leerlingen doe je dit niet als ze niet volledig mee zijn, als je merkt dat een leerling niet mee is, ga er dan bij en geef meteen feedback en hulp Hoe kan je als leerkracht werken aan: ------------------------------------- 1. [Autonomie] - **Identificeren** van interesses - Luistertijd - Spreektijd - Vragen wat leerlingen wensen - Inspraak - Empathie - **Voeden** van interesses - Zelfstandig werk - Verantwoordelijkheid - Informationele positieve feedback/tips/werkpunten - Aanmoedigen - Keuzes aanbieden - Autonomie-ondersteunend taalgebruik (kunnen/willen i.p.v. moeten/verwachten) - Focus op individuele vooruitgang i.p.v. vergelijken met anderen - **Opbouwen** van nieuwe interesses - Zinvolle uitleg - Leerlingen verbinden met de leerinhoud 2. [Verbondenheid] - **Positieve** **relaties** onderhouden - Kennismaking/teambuilding - Leerlingen leren kennen (persoonlijk leven) - Leerlingen persoonlijk aanspreken - Fysieke nabijheid (leer de namen) - Geloof in je leerlingen - Warme, positieve en veilige **leeromgeving** - Pesten geen kans geven - Enthousiast zijn - Leerlingen actief betrekken - Falen mag: veilig voelen om fouten te maken - Stressvol competitieklimaat vermijden - Leerlingen elkaar laten leren kennen - Samenwerking - Open en positieve houding - Rolmodel zijn - Jezelf als leerkracht laten evalueren 3. [Competentie ] - Disciplinair niveau - Duidelijke verwachtingen, regels; normen - Richtlijnen consequent opvolgen - Leerproces - Stappenplan opstellen - Positieve feedback geven - Vertrouwen schenken - Hulp bieden via tips - Werkpunten aangeven - Uitdagende taken - Rituelen en gewoontes inbouwen Controlerende leerkrachtstijl ----------------------------- = staat tegenover autonomie-ondersteunende leerkrachtstijl - Controlerende gedragingen - Oplossingen zonder meer laten zien - Kritiek geven - Nadruk leggen op uitslagen - Controlerende taal - Bevelen - 'moeten' - Controlerende vragen/aanmoedigingen/tips - Voorwaardelijke positieve feedback - Controlerende wijze van werkpunten - Schuld inducerend taalgebruik - Zelfwaarde-gerelateerde uitspraken - Deadline **MOTIVERENDE TAAL** - Schuld- of schaamte inducerende taal vermijden - "Je hebt me ontgoocheld" - Inspelen op plichtsbesef vermijden - NIET 'moeten', 'verwachten' of 'ontgoochelen' MAAR '**kunnen', 'voorstellen' of 'willen'** ### Structuur vs. autonomieondersteuning 1. Autonomie-ondersteunend (autonomie) - NIET: laissez-faireklimaat (alles kan, leerlingen beslissen alles zelf) - NIET: verantwoordelijkheid volledig bij leerlingen leggen 2. Structuur (competentie) - Verwachtingen en doelen stellen, duidelijke afspraken,... - Gestructureerde, duidelijke leeromgeving: leerlingen weten wat er van hen verwacht wordt + optimale uitdaging - 1\) + 2) = Autonomie-ondersteuning EN structuur - Keuzes binnen een bepaalde structuur (grenzen stellen) - Inspraak geven (= autonomie) bij opstellen van afspraken (= structuur) - Dunne lijn met chaos = voldoende structuur voorzien - Competentie neemt toe *Zie zeker overzicht pg. 257* Het leraarkompas ---------------- Afbeelding met tekst, schermopname, cirkel, logo Automatisch gegenereerde beschrijving Verticale as = sturingsas - In welke mate de leerkracht directief optreedt - Sterk (onderaan) vs. weinig (bovenaan) sturende aanpak Horizontale as = behoeftenas - In welke mate de leerkracht de basisbehoeften van de leerling ondersteunt - Demotiveren (links) vs. motiverend (rechts) - 4 kwadranten - Autonomie-ondersteunend, structuur, controle, chaos - Opgedeeld in acht verschillende types van leerkracht-leerlingrelaties - Kan evolueren = dynamisch model ### Motiverende lesgeefstijl #### Autonomie-ondersteunend - Participatief - Weinig directief en veel keuze en vrijheid - Leerlingen krijgen veel verantwoordelijkheden - Leerlingen krijgen veel input of inspraak - Moedigt leerlingen aan om actiever deel te nemen en verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces te nemen = autonomie versterkt - Afstemmend - Leerkracht neemt meer de leiding - Meer richtlijnen, maar vertrekt nog steeds vanuit het perspectief van de leerlingen - Verhoogt de interesse van de leerlingen en ze zullen zich begrepen, erkend en gesteund voelen = autonomie versterkt Bv. keuze van data van toetsen laten kiezen #### Structuur - Begeleidend - Meer structuur, passende hulp en begeleiding - Stappenplan op niveau die leerlingen zelfstandig kunnen volgen - Positieve feedback geven - Leerlingen zijn niet bang om fouten te maken = versterkt het competentiegevoel - Verhelderend - Basisdoelen en verwachtingen duidelijk communiceren - Overzicht van de les aanbieden - Gemaakte afspraken consequent opvolgen - Leerlingen weten waar ze naartoe werken; meer focus = versterkt het competentiegevoel ### Demotiverende lesgeefstijl #### Controle - Eisend - Dreigen met sancties - Bevelende/dwingende taal - Geen inspraak/tegenspraak - Leerlingen zullen minder initiatief nemen en passief worden = autonomie ondermijnt - Dominerend - Macht gebruiken om orde op te roepen - Persoonlijke aanval - Gevoelens van schuld en schaamte worden gecreëerd - Leerlingen zullen uit angst gehoorzamen of passief en opstandig worden = weinig plezier in het lesgebeuren: kans op faalangst #### Chaos - Opgevend - Situatie loslaten; niet langer ingrijpen = negeren - Op zijn beloop laten - Leerlingen worden aan hun lot overgelaten en in de steek gelaten; geen ondersteuning en kunnen nergens met hun vragen terecht - Afwachtend - "we zullen wel zien" - Weinig structuur en instructies - Geen houvast - Uitstel van interventie - Leerlingen weten niet wat er van hen verwacht wordt = competenties worden niet optimaal benut of ontwikkeld Groepsvorming ============= Groep = minstens twee individuen en onderlinge relaties tussen de verschillende leden Kenmerken van een groep ----------------------- - **Gezamenlijke doelen**: waar men naartoe wil - **Onderlinge** **onafhankelijkheid**: iedereen is nodig - **Structuren waarbij verschillende rollen kunnen ontstaan voor de groepsleden**: verwachtingen naar elkaar toe - **Gedeelde normen en waarden**: wat is aanvaardbaar binnen de groep - **Samenhang of cohesie** - Groepsdynamiek 5 fases van het groepsvormingsproces ------------------------------------ = vinden niet altijd allemaal plaats of in dezelfde volgorde ### Fase 1: Oriëntatie of vorming van de groep [Kenmerken:] - Losse individuen of veilige duo's of trio's - Individuen vertonen soms negatief gedrag om erbij te horen - Zijn afhankelijk van de leider voor praktische info en gedragsnormen die gelden - Oppervlakkige gesprekken - Afwijkende mening houden ze voor zichzelf [Rol van de leerkracht:] = **leider** **die de groep aanstuurt** (gouden weken: cruciale weken om de groep te vormen) - Deze installeert positieve normen door: - Ondersteunen van de emotionele veiligheid en verbinding - Geven van informatie en duidelijkheid - Maken van afspraken - Geven van het goede voorbeeld - Aanleren van sociale vaardigheden - Voorop stellen van positieve normen - Gebruiken van coöperatieve didactische werkvormen (samenwerken) ### Fase 2: conflict of storming [Kenmerken: ] - De 'pikorde' wordt bepaald: leden vinden hun plaats in de groep - Informele leider? - Hoe omgaan met elkaar? - Hoe zich veilig voelen? - Groep is opgesplitst in subgroepen of kliekjes - Verschillen vaak van mening - Gaan in competitie met elkaar - Individuen tonen passieve of actieve weerstand tegenover de leider - Individuen hebben soms het gevoel dat 'het moeilijk loopt' en 'het altijd een gedoe is' als de groep samenwerkt of overlegt - De groep praat over - Rolverdeling - Afspraken - Beslissingen nemen - Spanningen en frustraties - In kliekjes wordt geroddeld over andere groepjes of de leider [Rol van de leerkracht: ] = **procesbegeleider** - Rustig blijven - Niets persoonlijk nemen - Ruzie maken hoort erbij - Belangrijke fase in de sociale ontwikkeling - Voorbeeldfunctie - Niet zelf roepen, met deuren slaan,... - Actief luisteren naar wat leerlingen je willen vertellen - Leerlingen ondersteunen - Verschillen waarderen - Constructief omgaan met conflicten - Zelforganisatie van de groep stimuleren in je werkvormen - Afspraken, rollen, taakverdelingen bespreekbaar maken - Subgroepen variëren zodat leerlingen met iedereen leren samenwerken ### Fase 3: structureren of norming [Kenmerken:] - Positionering zorgt voor groepsgevoel - Veiligheid - Ik-boodschappen (openlijk over jezelf kunnen/durven praten) - Normen, regels en roller worden vastgelegd - Teamdoelen worden duidelijk - Geen verandering meer mogelijk - Interpersoonlijke relaties worden belangrijk: elkaar leren kennen; je weet meer over elkaar - Verschillen belangrijker dan gelijkenissen [Rol van de leerkracht:] = **procesbegeleider** - Veilig, gestructureerd en aangenaam klimaat blijven bewaken - Aanspreekpunt en steun (vooral bij negatieve groep) - Duidelijk en consequent zijn - Regels en gedragsconsequenties expliciteren ### Fase 4: performing of samenwerken = niet elke groep geraakt in deze fase [Kenmerken:] - Individuen zoeken andere individuen op buiten hun voormalige kliek - De groep werkt effectiever samen en presteert beter in een ontspannen sfeer - Individuen opnieuw interesse voor de persoon en de expertise van de leider - De groep biedt meer veiligheid om diepgaandere onderwerpen te bespreken [Rol van de leerkracht: ] = **coach die de groep uitdaagt** - Meer en meer autonomie en verantwoordelijkheid bij de (sub)groep wanneer je (coöperatieve) werkvormen gebruikt - Klasgroep helpen zijn eigen individuele- en groepsdoelen te bereiken binnen het kader van jouw vak - Tijd maken om opdrachten waar leerlingen samenwerken na te bespreken en kans geven om feedback te geven - Leerlingen waarderen (geven van complimenten) ### Fase 5: ontbinding of dissolution [Kernmerken:] - Groepsleden relativeren (positief of negatief) - Leden klitten nog hechter samen en stellen het afscheid uit - Kans op vervaging van normen en afspraken (groep binnenkort toch uiteen) [Rol van de leerkracht:] = **begeleider van afscheid nemen** - Samen met de leerlingen reflecteren over het groepsproces - Doelen?, wat geleerd?, conflicten opgelost? - Ritueel om afscheid te nemen - Gezellige ruimte, samen ontbijten, samen wandelen,... - Herinneringen verzamelen - Schoendoos, boek, briefjes schrijven naar elkaar,... Aspecten bij de groepsontwikkeling ---------------------------------- = vooral tijdens storming- of conflictfase Bij jong-adolescenten is de peergroep (andere leerlingen) belangrijk - Impact op het lesgebeuren; niet evident om hier als leerkracht invloed op uit te oefenen ### Normen = wat er verwacht wordt en hoe je je moet gedragen (wordt verwacht van iedereen) Eensgezindheid = gezamenlijke regels, normen en waarden - Zorgt voor duidelijkheid, stabiliteit en groepsgevoel [Taaknormen] = hoe een taak wordt uitgevoerd en hoe een doelstelling kan worden bereikt Onderwijs: samen werken aan doelen staat voorop Bij jong-adolescenten vaak de volgende taaknormen: - Geen vingers opsteken - Taak maken = strever - Moeilijk om deze groep te motiveren als leerkracht - 'goed voelen' in de groep is belangrijker als meewerken [Rol van de leerkracht]: - Bespreekbaar maken van de heersende taaknorm - In dialoog gaan met de leerlingen [Omgangsnormen] = hoe de leerlingen zich uiten binnen de groep en hoe ze met elkaar en de leerkracht omgaan Bij jong-adolescenten vaak de volgende omgangsnormen: - "Is dat alles wat je weet?" als reactie - 'toestemming' vragen aan 'de leider' om te antwoorden [Taak van de leerkracht:] - Rolmodel - Respectvolle omgang staat centraal - Reageren op een onaanvaardbare manier van omgaan met elkaar - "Dat doen wij hier niet" - Beschrijven hoe jij je zou voelen - Klassengesprek - Opmerkzaam zijn - Zakelijke en bijsturende tussenkomsten [Normen met betrekking tot meningen] = meningen van de groepsleden gaan steeds meer en meer op elkaar lijken - Steeds meer en meer met elkaar eens - Moeilijk voor leerlingen met een afwijkende mening - Individuele sterkte of onafhankelijkheid bepaalt of een leerling blijft uitkomen voor deze mening [Rol van de leerkracht:] - Sfeer van waardering voor alle meningen creëren - elke mening bekijken vanuit de voor- en nadelen [Normen met betrekking tot mode] - Kledij - Stijl - Woordgebruik - Roken ### Regels - Expliciet - Bespreekbaar; duidelijk uitgesproken en afgesproken - Impliciet - Niet uitgesproken, maar iedereen is het er over eens - Je voelt dit aan ### Rollen Rolverdeling = iedereen neemt rollen en posities in - Iedereen heeft behoefte aan herkenning Een rol is een verwachting naar één iemand toe in de groep. - Vanaf het eerste moment dus vaak gebaseerd op uiterlijke kenmerken - Blijkt pas later of deze verwachtingen juist zijn Jouw rol wordt bepaald door: - De rol die jij de andere geeft - Hoe jij je wilt profileren; welke indruk jij wil maken Nieuwe groep: heel wat misverstanden die verdwijnen na verloop van tijd Gevestigde groep: na een tijd leer je wat je van elkaar kan verwachten **Rollen in de storming- of conflictfase** - Nadruk op het uitbouwen van relaties - Manifestatie van het eigen ik - Procesgericht Rol van de leerkracht hierin: - Zicht krijgen op de rollen en bijhorende status Problemen: Je krijgt de klas enkel mee als 'de leider' mee is of je moet het gedrag van de 'clown' aanpakken door de anderen ook aan te spreken, want zij bevestigen dit gedrag. - Gepaste aanpak afleiden door inzicht te creëren in de onderlinge relaties; deze zijn vaak belangrijker dan individueel naar leerlingen te kijken **Uitkomst van de stormings- of conflictfase** - Positieve groep: aangenaam en lerende groep - Negatieve groep: negatieve normen - Geen hechte groep: subgroepen - Hoofdgroep en enkele outsiders: zondebokken #### Referentiegroepen = groep die het referentiekader is voor het bepalen/evalueren van het eigen gedrag Individuele motivatie om bij een groep te horen: - Zekerheid - Steun - Veiligheid - Gedrag, normen en waarden gelijk - Belangrijk om erbij te horen +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Positieve referentiegroep** | **Negatieve referentiegroep** | | | | | = waar je graag toe behoort | = waar je niet toe wil behoren en | | | niet geassocieerd wil worden | | \*leidinggevende rollen | | | | (kenmerkende eigenschappen en | | | attitudes vermijden) | +===================================+===================================+ | **Gezagsdrager\*** | **Dictator\*** | | | | | = vormt de opinie en bewaakt het | = d.m.v. negatieve doelen de | | groepsdoel | groep bijeen houden en | | | samenhorigheid creëren; anderen | | | worden slachtoffer van de groep | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Sociaal werker\*** | **Intrigant** | | | | | = bewaakt de sfeer in de groep en | = valt de positie van de dictator | | het welzijn van de groepsleden + | constant aan; probeert aanhang te | | compromissen aanbieden | verwerven via roddelen, pesten, | | | intrigeren | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Organisator\*** | **Meeloper** | | | | | = geeft direct leiding aan andere | = wanen zich veilig zolang ze een | | groepsleden; taakverdeling en | intrigant of dictator | | hiërarchie | ondersteunen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Verkenner** | **Zondebok** | | | | | = niet leidinggevend, maar neemt | = wordt continu gepest | | vaak initiatieven | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Volger** | - Zorgt voor ordeproblemen | | | | | = doet trouw wat de organisator | | | vraagt | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Appelant** | | | | | | = roept gevoelens van | | | zorgzaamheid op door zijn | | | verdrietige situatie, zwakte of | | | beperking; hoe meer hulp de | | | appelant nodig heeft, hoe beter | | | voor de groep | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Joker** | | | | | | = zorgt voor de nodige | | | relativering in de groep; | | | doorbreekt de regels en | | | hiërarchie | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ - Leerlingen zoeken een positie in de groep tijdens de stromings- of conflictfase; er begint een 'pikorde' of rangordening te vormen die nog kan variëren in tijd **Belangrijke rol van leerkracht tijdens de gouden weken** Groep positief beïnvloeden door rekening te houden met de verschillende processen die in de groep spelen - Aandacht voor de groepsvorming vanaf de start van het schooljaar is belangrijk WANT de eerste weken zijn cruciaal (september) *Kijk in de syllabus voor de tips* Hoe omgaan met groepen? ----------------------- = belang van onderlinge relaties en een positief klasklimaat Groepen ondersteunen door: - Leerlingen afzonderlijk spreken, niet enkel in groep - Een eigen stem geven aan leerlingen; participatie - Observeren wat er in de groep gebeurt - Band opbouwen met leerlingen die snel storend gedrag vertonen - Reageren vanuit je positie als volwassene wanneer nodig (bij pesten, bedreigen,...) zodat de leerlingen zich veilig voelen Welbevinden =========== Geluk ----- **Welbevinden** = de mate waarin je je goed in je vel voelt of waarin je je gelukkig voelt - Positieve geestelijke gezondheidszorg **Geluk** = ervaren van positieve gevoelens ### De geluksdriehoek = eerste Vlaams geluksmodel (onderzoek en internationale literatuur) - Inzicht in wat geluk is en hoe je eraan kan werken #### Uitganspunten geluksdriehoek Twee uitgangspunten: 1. **[Je 'gelukkig voelen' is iets wat je voor een stuk zelf kan bepalen]** Invloed op ons geluk: - Het nest waarin we geboren zijn - De omstandigheden waarin we opgroeien - De dingen die we meemaken MAAR: er is een grens: gelukkig zijn hangt deels af van 'geluk hebben' 2. **[Je hoeft niet altijd het perfecte geluk na te streven]** Altijd leuke en positieve gevoelens ervaren is een utopie - We kunnen wel leren hoe je aan geluk kunt werken #### Bouwen aan geluk Drie bouwblokken: 1. **[Je goed omringd voelen]** Warme en vertrouwelijke relaties met de mensen om je heen - Betrokkenheid en steun [Vraagjes]: - Waar ben je dankbaar voor? - Bij wie vind je steun? - Hoe beteken jij iets voor anderen? [Vaardigheden/competenties:] - Steun vinden bij elkaar - Iets betekenen voor anderen - Dankbaar zijn 2. **[Je goed voelen]** Je 'emotioneel' goed voelen in je vel; positieve gevoelens ervaren en ruimer levenstevredenheid OOK: minder positieve gevoelens kunnen hier een plek krijgen; ze kunnen en mogen er zijn [Vraagjes]: - Wat helpt je om je gedachten los te laten? - Ben je soms niet te streng voor jezelf? - Waar krijg je energie van? [Vaardigheden/competenties:] - Gedachten loslaten - Lief zijn voor elkaar - Energie tanken 3. **[Jezelf kunnen zijn]** Jezelf aanvaarden en een positieve houding aannemen t.o.v. jezelf - Door die aanvaarding kan je een richting kiezen en je eigen weg volgen [Vraagjes]: - Wat vind je belangrijk in je leven? - Waar ben je trots op? - Wat wil je (nog) bereiken? - Wat motiveert je? [Vaardigheden/competenties:] - Weten wat je belangrijk vindt - Trots zijn - Gaan voor je doelen **[Oranje bol]** = omgaan met tegenslagen - Kan je uit balans brengen; perfect geluk bestaat niet = helemaal oke - Hoe regel je moeilijke emoties en stress? - Hoe ga je er flexibel en creatief mee om? - Hoe ga je om met tegenslagen? - Emotie- en stressregulatie - Flexibiliteit - Omgaan met tegenslagen #### Tip hoe je zelf aan je geluk kunt werken - Streef de 'juiste' dingen na - Tijd doorbrengen met familie i.p.v. ergens de beste in zijn - Werk stap voor stap - Elke kleine verbetering is een stap vooruit - Investeer in andere gezonde gewoontes - Gezonde levensstijl; meer slapen - Pas je omgeving aan - Sociale media maakt je onzeker? Gebruik deze dan minder of niet meer #### Tips hoe je tijdens het schooljaar aan geluk kunt werken - Zorg voor jezelf en voor elkaar - Werk aan jouw geluk en aan dat van je leerlingen; dit is even belangrijk - Ga in dialoog met je klas - Zowel individueel als met de hele klas; dit kan voor groei zorgen - Heb aandacht voor de groepsdynamiek - Werk aan de samenhang van de klasgroep - Doe het niet alleen - Werk als een team met je collega's om de werklast te verminderen - Toon dat je er bent - Wees bereid om te helpen; wees alert voor veranderingen in het gedrag van je leerlingen en maak dit bespreekbaar Welbevinden en levensbeschouwing -------------------------------- ### Integraal personalisme *Personalisme* = menselijke persoon staat centraal - Humanisme = elke mens moet als mens gerespecteerd worden *Integraal* = rekening houdend met allerlei aspecten van een mens - Acht samenhangende dimensies van een persoon: - Persoon als subject (vrij-verantwoordelijk) - Persoon is slechts in en door zijn/haar lichaam - Persoon maakt deel uit van de materiële wereld - Persoon is wezenlijk op andere personen betrokken - Persoon maakt deel uit van een groter sociaal geheel - Persoon staat in relatie tot God - Persoon is een historisch wezen - Elke persoon is fundamenteel gelijk aan andere personen en tegelijk uniek *Integrale kijk op leerlingen* = aandacht voor de meervoudige identiteit van de leerling - Integraal personalisme = aandacht hebben voor de meervoudige identiteit van de leerling als sociaal wezen #### In de klas en op school Klas = ontmoetingsplaats van jongeren met elk hun eigen herkomst en toekomst - Verscheidenheid, diversiteit Door **dialoog en communicatie** leren jongeren elkaars verschillende achtergronden 'verstaan' **Verschilligheid:** verscheidenheid mag er zijn en draagt bij tot de vorming van de eigen persoonlijkheid en samenhang in de samenleving De leerkracht focust dus niet enkel op de cognitieve, affectieve en motorische groei, maar ook op groei op vlak van sociale vaardigheden, levensbeschouwing,.... ### Levensbeschouwing = levensvisie, betekenislaag 1. Verwoording van hoe mensen bewust of onbewust omgaan met en denken over de wereld, de naasten, zichzelf en het overstijgende. 2. Hoe je impliciet en expliciet omgaat met levensvragen, je levensrichting, relaties met anderen, jezelf en het overstijgende. 7 dimensies van levensbeschouwing/betekenislaag: - Rituelen/symbolen - Verhalen - Filosofie/doctrine - Ethiek (waarden en normen) - Sociale gemeenschap - Ervaringen (transendente, diepte-ervaring) - Materiële aspecten - Kijk toepassingen in de syllabus p. 69-70 Om bij te dragen tot het geluk of welbevinden van leerlingen, dan is aandacht voor het levensbeschouwelijke essentieel. Dit kan verschillen van leerling tot leerling door de meervoudige identiteit Pesten ------ = herhaaldelijk en doelbewust lastigvallen van een kind of een bepaalde groep kinderen waarbij er sprake is van een machtsverschil tussen het slachtoffer en de pestende leerling ### Pestsituatie ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, Rechthoek Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image2.png) - Rollen staan niet vast; deze kunnen veranderen Pesten heeft negatieve gevolgen zowel op korte als op lange termijn: - Meer kans op schoolse problemen - Verminderde prestaties, voortijdig schoolverlaten - Meer kans op fysieke en mentale gezondheidsproblemen - Depressieve gevoelens, angst, eenzaamheid - Kan een invloed hebben op je welbevinden: als je je eenzaam of depressief voelt, zul je je minder gelukkig voelen ### Verschillende rollen van een leerkracht +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Muzikale coach** | **Dirigent** | +===================================+===================================+ | = gehechtheidsfiguur | = sociaal architect | | | | | Door een goede, persoonlijke | Door goede relaties te creëren | | relatie op te bouwen met iedere | tussen je leerlingen, zorg je | | leerling, creëer je een | ervoor dat ze mooi samenspelen en | | harmonieus lied waar geen plaats | het geheel harmonieus klinkt. | | is voor pesten.  | | | | Hoe jij met een bepaalde leerling | | 3 fases: | omgaat, kan een effect hebben op | | | hoe andere leerlingen met elkaar | | - Opbouwen | omgaan. | | | | | - Onderhouden | - Doelbewust dirigeren | | | (klasindeling) | | - Herstellen | | | | - Impliciet dirigeren (omgang) | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | [Tips: ] | [Tips:] | | | | | *Opbouwen* | Wees je bewust van je stille | | | invloed | | - Begroeten en afscheid nemen | | | | - Leerlingen letten goed op hoe | | - Leerlingen leren kennen | jij je verhoudt t.o.v. hen | | | | | - Complimenten | Je stille invloed is verreikend | | | | | *Onderhouden* | - Leerlingen die minder | | | aanvaard werden door hun | | - Begroeten en afscheid nemen | medeleerlingen, bleken ook | | | minder steun te krijgen van | | - Vragen hoe het gaat | hun dirigent; zo kan je als | | | dirigent onbedoeld de zwakke | | - Deel info met de ouders | sociale positie versterken. | | | | | *Herstellen* | - Geef de nodige steun aan | | | leerlingen die niet goed in | | - Zorg voor een nieuwe start | de groep liggen | | | | | - Toon begrip | Gesprekscirkels | | | | | - Los het samen op | - Gouden weken (eerste acht | | | weken) | | - Gedrag loskoppelen van | | | leerling | Klasindeling baseren op de | | | leerlingen | |   | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Tourmanager** | **Sterartist** | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | = gedragsmanager | = rolmodel | | | | | Je moet ervoor zorgen dat alles | Deze rol zit ook verweven in de | | goed verloopt door duidelijk te | andere rollen; leerlingen zullen | | maken wat kan, mag en moet. | jouw gedrag overnemen. | | | | | Je stuurt de leerlingen en | | | beïnvloedt zo hun gedrag t.o.v. | | | elkaar. | | | | | | Je kan positief gedrag promoten | | | en actief reageren op pestgedrag. | | | | | | Het is belangrijk dat leerlingen | | | zelf het belang inzien van hun | | | gedrag. | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | [Tips:] | [Tips:] | | | | | Duidelijk maken welk gedrag je | Positieve omgang | | verwacht | | | | - Leerlingen zien jou als | | - Bespreek met je klas wat | rolmodel; dit vergroot de | | gewenst en ongewenst gedrag | kans dat leerlingen ook | | is | positief met elkaar zullen | | | omgaan | | - Duidelijke regels (evt. samen | | | opstellen) | Positief gedrag bekrachtigen en | | | modelleren | | Positief, gewenst gedrag | | | bekrachtigen | - Leerlingen merken op hoe je | | | met andere leerkrachten | | - Aanmoedigen d.m.v. een | omgaat en zullen dit gedrag | | compliment | overnemen. | | | | | Negeer pesten nooit | Vermijd negatieve interacties | | | | | - Actief tussenkomen d.m.v. | - Opmerkingen en boze blikken | | gesprekken | | | | | | - Herstelcirkel | | | | | | Ouders | | | | | | - Ouders slachtoffer zo snel | | | mogelijk verwittigen | | | | | | - Ouders pestende leerlingen | | | confronteren of niet | | | confronteren; afhankelijk van | | | de ernst | | | | | | Samenwerken met andere | | | leerkrachten,... | | | | | |   | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Leren ===== +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | | **[Behaviourism | **[Cognitivisme | **[Sociaal-cons | | | e]* | ]** | tructivsime]{.u | | | * | | nderline}** | +=================+=================+=================+=================+ | *Leren?* | - Verandering | - Verandering | - Actief | | | in | in mentale | proces van | | | waarneembaa | representat | kennis(re)c | | | r | ies | onstructie | | | gedrag | door | | | | | cognitieve | - Leren is | | | - Leren door | processen | een sociale | | | externe | | activiteit | | | factoren/ob | - Black box | | | | serveren | gaat open | | | | | | | | | - Associatief | | | | | leren | | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | *LKR* | - Totale | - Leerproces | - Coach die | | | controle | leiden: | het | | *Rol* | over het | structuur | leerproces | | | leerproces | bieden en | ondersteunt | | | | doelen | | | | - Evalueren | duidelijk | - Krachtige | | | van | maken | leeromgevin | | | observeerba | | gen | | | re | - Inzetten op | ontwikkelen | | | leerresulta | effectief | | | | ten | leren | - Inspelen op | | | | (gespreid | betekenisvo | | | - Gedrag | leren, | l | | | leren via | activeren | en | | | belonen en | voorkennis, | samenwerken | | | straffen | feedback, | d | | | |...) | leren | | | - Inzetten op | | | | | observerend | | - Rekening | | | leren | | houden met | | | | | verschillen | | | | | tussen | | | | | leerlingen | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | *LLN* | - Onderwijspr | - Actief de | - Leerlingen | | | oces | aangeboden | worden | | *Kenmerk* | volgen | informatie | actief | | | | verwerken | betrokken | | | - Geen | | bij het | | | verschillen | - Leerlingen | leerproces | | | tussen | verschillen | (zelf | | | leerlingen | in beperkte | leerdoelen, | | | | mate | evaluatie, | | | | | etc. | | | | | bepalen) | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ | *Bv:* | - Token | - Verschillen | - Mini-ondern | | | economy | de | eming | | | | leerstrateg | | | | - Teach what | ieën | - Probleemges | | | you preach | leren | tuurd | | | | | onderwijs | | | | - Advanced | | | | | organizer, | | | | | schema's, | | | | | mindmaps, | | | | | \... maken | | +-----------------+-----------------+-----------------+-----------------+ {#section.ListParagraph} Behaviourisme ------------- ### Klassieke conditionering = koppeling gelegd van een aangeboren reflex aan een nieuwe stimulus Voorbeeld: - Neutrale stimulus: bavetje - Ongeconditioneerde stimulus: eten - Ongeconditioneerde respons: spartelen - Geconditioneerde stimulus: bavetje - Geconditioneerde respons: spartelen \+ misselijkheid bij het zien van een bepaald eten, reclame, baby's die groene maaltijden weigeren te eten, "Leg alles weg en neem een blad papier.",... ### Operante conditionering = leren gebeurt op basis van belonen en niet-belonen van gedrag dat verder gaat dan reflexen [Twee bekrachtiginsschema's]: a. Gedrag dat gevolgd wordt door iets positiefs neemt toe = bekrachtiging of beloning - Toename van iets leuks - Afname van iets onprettigs b. Gedrag dat gevolgd wordt door iets negatief neemt af = straf - Positieve straf - Negatieve straf Voorbeeld: - Positieve bekrachtiging Bv. leuke muziek als je de trap neemt - Negatieve bekrachtiging Bv. geen boete als je de juiste snelheid rijdt - Positieve straf Bv. boete als je te snel rijdt - Negatieve straf Bv. een bal verliezen als je stout bent Andere vormen: - Shaping = stapsgewijs aanleren van complex gedrag = gedrag in de gewenste richting wordt bekrachtigd (van ruim tot specifiek) - Chaining = stap voor stap aanleren van deelgedrag = komen tot aaneenschakeling van gedragingen Bv. handen wassen (stoppen na water uitzetten, daarna stoppen bij handen onder het water houden,...) - Token economy = hebben op zich geen waarde, maar als je er voldoende verzameld hebt, krijg je een beloning - Gamification = spelelementen inzetten om het leren te ondersteunen *Bekijk nog eens de filmpjes* ### Sociaal-cognitivisme = leren gebeurt op basis van observatie van anderen en door imitatie (= gedrag aanleren door anderen na te doen) - Leerkracht heeft een voorbeeldfunctie Moet je elk gedrag geprobeerd hebben, gevolgd door een straf of een beloning? Nee, toch niet. We leren ook door te zien hoe een andere persoon (model) beloond of gestraft wordt. Voorbeeld: - Een meisje ziet haar opa met de handen op de rug lopen en doet dit ook. - Een jongen ziet zijn moeder borstvoeding geven en gaat dit imiteren met een pop. ### Beperkingen - Verschillen tussen kinderen worden niet verklaard Bv. Het ene kind leert het gedrag aan, het ander trager of niet. - De reden waarom kinderen sommige zaken uit zichzelf aanleren of ondernemen wordt niet verklaard. Cognitivisme ------------ = kijkt naar wat er in het geheugen gebeurt; HOE er geleerd wordt; wat er in de black box gebeurt Werkgeheugen bestaat uit drie onderdelen: - Sensorisch/zintuigelijk geheugen - Werkgeheugen - Langetermijngeheugen **Werkgeheugen** = soort werkplaats 1. Informatie komt binnen 2. Informatie wordt verwerkt - Gaat door naar het langetermijngeheugen - Wordt vergeten = ontzettend beperkt: ongeveer vier brokken informatie tegelijkertijd - Max 15-30 sec. vastgehouden afhankelijk van: - Complexiteit - Nieuwe informatie = kan snel overbelast geraken: lastig om nieuwe informatie te verwerken ### Cognitive load-theory Uitgangspunten: - Werkgeheugen heeft een beperkte omvang - Het verwerken van informatie belast het werkgeheugen Te veel of te complexe informatie? - Werkgeheugen kan dit niet aan = OVERLOAD - Er wordt niet efficiënt geleerd Beginners hebben baat bij veel uitleg en uitgewerkte voorbeelden, voor gevorderden zijn open opdrachten effectiever. Deze kunnen gebruik maken van voorkennis waardoor het werkgeheugen minder belast wordt. - Expertise reversal effect: begeleid verandert naar zelfstandig naarmate de kennis en ervaring toenemen ### Vergeetcurve van Ebbinghaus = onderzoekt op systematische wijze relatie tussen leren, onthouden en vergeten - Deze studie is baanbrekend voor het denken over leren en geheugen De vergeetcurve schetst het tempo waarin we vergeten wat we leren als we niet herhalen en de momenten waarop we de 'vergeten' informatie ophalen = herhaling - Hoe meer herhalingen later, hoe minder je ook echt vergeten bent en hoe minder snel je het daarna vergeet. #### Cognitivisme in de klas Capaciteit van het werkgeheugen is bij iedereen verschillend - Gebruik maken van effectieve leerstrategieën - Activeer relevante voorkennis - Belangrijk om informatie door de filter te krijgen - Geef duidelijke, gestructureerde en uitdagende instructie - Gebruik voorbeelden - Combineer woord en beeld - Laat leerstof actief verwerken - Ondersteun bij moeilijke opdrachten - Leer je leerlingen effectief leren - Metacognitie = leren leren - Leerstrategieën - Schema's - Toetsing als leer- en oefenstrategie - Feedback die leerlingen aan het denken zet - Spreid oefening met leerstof in de tijd Sociaal-constructivisme ----------------------- = leren is een actief proces van kennis(re)constructie Leerlingen moeten actief betrokken worden bij het leerproces om tot leren te kunnen komen Leerlingen hebben zelf controle over hun leerproces - Zelf leerdoelen bepalen - Zelf efficiënte oplossingsmethode zoeken - Zichzelf evalueren Kennis is een persoonlijke en sociale constructie Belang van sociale interactie bij het opbouwen of construeren van kennis Voorbeeld: Mini-onderneming laten oprichten, socratische vragen stellen, leerlingen zelf leerdoelen laten formuleren in een thema,... ### Bedenkingen - Leren hoeft niet altijd in een specifieke context plaats te vinden - Leren in context komt niet per se tot meer transfer dan leren zonder context - Leren in sociale context kan soms nuttig zijn, maar individueel leren en vaardigheden trainen heeft ook meerwaarde - Je kunt niet om de menselijke informatieverwerking heen - Onbegeleid ontdekkend leren mag dan wel een authentieke context zijn, de te hoge cognitieve belasting waartoe het leidt, maakt het niet effectief (cognitive overload-theory)

Use Quizgecko on...
Browser
Browser