Rechtsvergelijking PDF Exam Information

Document Details

PoisedMelodica3194

Uploaded by PoisedMelodica3194

UC Leuven-Limburg

Tags

comparative law law legal systems comparative legal systems

Summary

This document is an examination guide for a comparative law course. Questions cover different legal systems, including the place of law in society, and their similarities and differences. The exam has closed-book and open-book sections, with examples provided. It examines legal systems in Western and non-Western countries.

Full Transcript

RECHTSVERGELIJKING EXAMEN INFORMATIE: Let op: wij leggen examen af in het nederlands! 1) Closed book part: mainly knowledg related and knowledge reproducing questions 2) Multiple choice questions (closed book): For each MC-question only one answer is correct. However, pay close attention becaus...

RECHTSVERGELIJKING EXAMEN INFORMATIE: Let op: wij leggen examen af in het nederlands! 1) Closed book part: mainly knowledg related and knowledge reproducing questions 2) Multiple choice questions (closed book): For each MC-question only one answer is correct. However, pay close attention because sometimes you have to indicate the correct statement and sometimes you have to indicate the incorrect reasoning. 3) Open book part: questions that gauge insight, understanding or that ask you to compare Examples of Closed book questions - Compare the place of law in society in Western legal systems with the place of law in China. - Explain the Frenck "dual Hierarchy" Examples of Multipl Choice questions in the Closedbook part Which of these statements is NOT correct (3p): 1. International Law and National Law are both included in the domestic legal order, is an element of the monistic theory; 2. In Islamic countries the sharia is the highest source of Law which makes that there is very little domains left for parliamentary legislation; 3. Writ system was introduced in the UK because Common Law could not keep up with evolving society facing new legal problems. Which of these statements is correct (3p): 1. In both the UK and the USA, the binding force of precedents is only applicable in matters brought before the supreme court; 2. During a lawsuit French citizens can raise a “question prioritaire de constitutionalité”; 3. International Law having supremacy over National Law, is an element of the monistic theory. Examples of Openbook questions - Explain règlements autonomes – règlements d’application - Explain the supremacy clause - Compare the differences and similarities between the French and the English sources of Law. 1 WAT IS RECHTSVERGELIJKING DEFINITIE Rechtsvergelijking (Comparative Law): Het vergelijken van recht ð twee hoofdonderdelen: 1. Recht: = Dit verwijst naar juridische families, juridische systemen, belangrijke onderdelen, normen, instituties, concepten en onderwerpen. 2. Vergelijken: = Dit betekent het onderzoeken van verschillen en overeenkomsten tussen rechtsstelsels. Een juridisch systeem is bijvoorbeeld een samenhangend geheel van rechtsregels. - Voorbeelden van juridische systemen: Frankrijk, de VS, België. - In België kunnen de gemeenschappen (Vlaanderen, de Franstalige gemeenschap en de Duitstalige gemeenschap) ook worden gezien als afzonderlijke juridische systemen binnen hun bevoegdheidsdomeinen. Doel van rechtsvergelijking = een methode om juridische systemen te vergelijken om: Overeenkomsten en verschillen te definiëren, Deze te verklaren, En indien nodig te beoordelen. Rechtsvergelijking helpt dus om juridische systemen beter te begrijpen en kan bijdragen aan verbetering of hervorming van wetten door lessen te trekken uit andere systemen. Rechtsvergelijking: ≠ aparte rechtstak = meta-recht: rechtsgeschiedenis, rechtssociologie en rechtstheorie DISCIPLINE OF METHODE? Rechtsvergelijking als een wetenschappelijke discipline of alleen als een methode? Rechtsvergelijking is geen afzonderlijk rechtsgebied ð maar een methode om een specifiek doel te bereiken ð Het helpt bij het analyseren en begrijpen van rechtsstelsels door ze te vergelijken. Toepassingen van rechtsvergelijking -> methode om een specifiek doel te bereiken: 1. Voorbereiding van Europese wetgeving o Rechtsvergelijking speelt een rol bij het maken en toepassen van EU-wetgeving. o Het helpt bij de interpretatie van EU-wetgeving door juridische concepten, principes en terminologie uit verschillende rechtsstelsels te verduidelijken. o Het biedt inzichten in hoe vergelijkbare kwesties worden opgelost in verschillende juridische tradities. 2. Internationaal zakelijk succes o Bijvoorbeeld: kennis van Chinees contractenrecht en Turks contractenrecht, of Panamees erfrecht en Indiaas erfrecht, en hoe deze wetten op elkaar inspelen. o Dit helpt bedrijven om succesvol te opereren in het buitenland. 3. Legalisatie en erkenning van documenten o Rechtsvergelijking kan ondersteunen bij de autorisatie en legalisatie van documenten, zoals beschreven in richtlijnen van diplomatieke diensten 2 Rechtsvergelijking als wetenschappelijke discipline: ð Rechtsvergelijking is niet alleen een methode, maar ook een wetenschappelijke discipline ð Kenmerken: Objectiviteit: De feiten die worden vergeleken, moeten vergelijkbaar zijn. Controleerbaarheid: Andere onderzoekers moeten de resultaten kunnen verifiëren en reproduceren. Rechtsvergelijking draagt daarmee bij aan zowel wetenschappelijk onderzoek als praktische toepassingen, door rechtsstelsels te analyseren en beter te begrijpen. SOORTEN RECHTSVERGELIJKING Verschillende benaderingen van rechtsvergelijking: Opkomst van natiestaten in de 19e eeuw – Vergelijking van het publiekrecht: - In de 19de eeuw: onstaan meer natiestaten - Grotere focus op vergelijken van publiekrecht (recht tussen staat – burgers) Vandaag de dag: - Zowel publiekrecht als privaatrecht - Verglijking nationaal recht tussen verschillende staten - Vergelijking instellingen van internationale organisaties - Rechtsystemen binnen 1 federaal land - Juridische normen binnen 1 rechtssysteem functioneren - Vergelijking van wetgeving of regels op verschillende tijdstippen - Combinatie van deze elementen Samenvattend: rechtsvergelijking gaat over het vergelijken van rechtsstelsels, instellingen, en wetgeving op verschillende niveaus (nationaal, internationaal, en door de tijd heen), en in verschillende rechtsgebieden (publiekrecht, privaatrecht). WAAROM VERGELIJKEN WE RECHT Onderscheid in nabije, intermediaire en verwijderde doelstellingen: Nabije doelen = eerste orde (immediate goals) Intermediaire doelen = tweede orde (intermediate goals) Verwijderde doelen = derde orde (remote goals) NABIJE / ONMIDDELIJKE DOELEN: (EERSTE ORDE) Algemene nabije doelen: o Vreemde recht beter kennen / begrijpen o Eigen recht beter kennen / begrijpen Specifieke nabije doelen: o Begrijpen hoe het recht is opgebouwd o Taxonomie van de rechtsstelsels opstellen o Juridisch vertalen en tolken ondersteunen 3 INTERMEDIAIRE DOELEN: (TWEEDE ORDE) ð Functies die de rechtsvergelijker zelf vervult en leidt tot een concrete output Rechtsopleiding en onderwijs: o Beginselenonderwijs in recht o Eigenlijke onderwijs van buitenlands recht + rechtsvergelijking o Integreren van rechtsvergelijkende componenten o Bijdragen tot rechtswetenschap Interpretatie van eigen wetgeving: o Overname van vreemd recht o Leemten in het eigen recht o Interpretatie van internationaal en supranationeel recht o Vreemd recht correct toepassen o Bijdragen tot verdere ontwikkeling van de methodologie van de rechtsvegelijking Voorbeelden: § Franse Code Civile, Duitse Bürgerliches Gesetzbuch, Verklaring van Rechten: Deze wetten zijn invloedrijk en kunnen in andere landen worden gebruikt als model voor eigen wetgeving. Dit kan zowel via directe overname als door inspiratie. § Leemte in de Belgische Wet op het Verblijfsrecht voor erkende staatlozen: Een voorbeeld van een leemte in de Belgische wetgeving is dat er geen specifieke procedure is voor erkende staatlozen, wat duidt op een gemis in de wet die mogelijk door een andere wetgeving of regel kan worden opgevuld. Interpretatie van internationaal en supranationaal recht: o Regels van de VN versus regels van de EU: Het gaat hier om de interpretatie van regels die afkomstig zijn van verschillende internationale of supranationale organisaties. De Verenigde Naties (VN) en de Europese Unie (EU) stellen beide regels op die invloed hebben op de lidstaten, maar ze kunnen verschillen in hun aanpak of reikwijdte. § VN: Richt zich op universele regels die wereldwijd gelden, bijvoorbeeld mensenrechten. § EU: Richt zich op regels die specifiek gelden voor de EU-lidstaten en vaak dieper ingrijpen in het nationale recht van die landen, bijvoorbeeld op het gebied van het handelsrecht of de arbeidswetgeving. VERWIJDERDE DOELSTELLINGEN: (DERDE ORDE) ð Functies die de rechtsvergelijking nasteeft, maar waarbij de resultaten van de rechtsvergelijking alleen niet tot een onmiddellijke conclusie leiden De ‘lege ferenda’-functie: ð Regels die kunnen worden gebruikt in situaties waarin er geen bestaande wet is ð Algemene principes die tijdelijk van toepassing kunnen zijn ð lege lata: bestaande wetgeving op dat moment, wetten die al van kracht kunnen zijn 4 Vergelijking en nieuwe internationale of supranationale instrumenten ð Wanneer staten een verdrag afsluiten ð Eerst kijken naar de bestaande nationale benaderingen ð Begrijpen hoe verschillende nationale wetgevingen omgaan met dezelfde kwestie, voordat ze gezamenlijke overeenkomst opstellen Coördinatie van rechtsregels: ð Harmonisatie en unificatie van wetgeving tussen verschillende landen ð Harmonisatie = afstemmen van wetten zodat ze meer overeenkomen ð Unificatie = landen trekken wetgeving volledig gelijk ð Doel? Juridische conflicten verminderen, samenwerkingen vergemakkelijken Ontwikkeling van Jus Commune: ð Jus commune = verwijst naar aspecten van het recht die gemeenschappelijk of onveranderlijk zijn ð Vb. algemene principes van rechtvaardigheid Inspiratie voor privérechtelijke regelingen of contracten: ð Partijen stellen contract op -> vooraarden en clausules die dezelfde aansprakelijkheid uitdrukken in verschillende rechtsstelsel HOE LANDEN GROEPEREN? JURIDISCHE FAMILIES Een juridisch systeem = juridische normen die binnen eenzelfde rechtsorde gelden, meestal in een land of staat/ ð Wetten en regels die een samenleving of land bestuurt Een rechtsfamilie = een groep van juridische systemen die sterke gelijkenissen of verbondenheid vertonen. ð Verschillende landen hun oorsprong of basisprincipes delen ð Een “familie” van juridische systemen Soorten rechtsfamilies Continentaal rechtssysteem (Romanistisch, Germaans en Noord-Europees rechtsstelsel), ook wel de Civil Law-groep genoemd: Dit systeem is gebaseerd op Romeins recht en is typisch voor veel Europese landen, zoals Frankrijk, Duitsland en Spanje, maar ook voor landen in Latijns-Amerika, Afrika en Azië die dit rechtssysteem hebben overgenomen. Anglo-Amerikaans rechtssysteem (Common Law-groep): Dit systeem is gebaseerd op rechtersrecht en precedent (voorgaande uitspraken) en wordt toegepast in landen zoals het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en andere Angelsaksische landen. Religieuze rechtssystemen: Dit zijn systemen die gebaseerd zijn op religieuze principes, zoals: o Islamitisch recht (Sharia) o Hindoeïstisch recht o Joods recht (Halacha) 5 Oosterse rechtssystemen: Deze systemen komen vaak voor in landen in Oost-Azië, zoals China en Japan, en hebben vaak een eigen, unieke benadering van recht en rechtspraak. Chthonische groepen (tribaal recht): Dit betreft tribale wetten die in inheemse gemeenschappen worden toegepast, zoals in Australië (Aboriginals), India (tribale gemeenschappen) en andere delen van de wereld. Socialistisch rechtssysteem: Dit systeem, dat zijn oorsprong vindt in de socialistische staten, verdween na de val van de USSR. Het was gebaseerd op de principes van het Marxistische recht. Doel van het categoriseren van rechtsfamilies? = didactisch van aard: het helpt bij het onderwijzen en begrijpen van de overeenkomsten en verschillen tussen juridische systemen = het biedt structuur om verschillende rechtsstelsels te analyseren en vergelijken Rechtsfamilies in perspectief zetten: ð Gebieden met een gemengd rechtssysteem § Verschillende rechtsfamilies § Vb: Schots recht: Dit systeem bevat elementen van zowel Civil Law (Continentaal recht) als Common Law. Zuid-Afrikaans recht: Dit rechtssysteem combineert elementen van Romeins-Dutch recht en Common Law. Gemengd recht ≠ juridisch pluralisme Gemengd recht = het gebruik van verschillende juridische tradities binnen 1 systeem, maar binnen een enkele rechtsorde Juridisch pluralisme = meerdere juridische systemen tegelijkertijd van toepassing in 1 gebied of land § Vb Afrikaanse landen: In sommige Afrikaanse landen kunnen vrouwen die onder verschillende rechtssystemen zijn getrouwd (bijvoorbeeld het gebruikelijke recht, religieus recht, burgerlijk recht of common law) te maken krijgen met verschillende wetgevingen over erfelijkheid en eigendomsrechten. § India en Tanzania: In deze landen zijn er speciale Islamitische rechtbanken die juridische kwesties binnen de moslimgemeenschappen behandelen volgens de principes van de Islamitische wet (Sharia), terwijl seculiere rechtbanken zich bezighouden met kwesties van andere gemeenschappen. Diversiteit binnen en rechtsfamilie = binnen elke rechtsfamilie => diversiteit = mate van overeenkomst: kan variëren binnen eenzelfde familie = doelen en uitgangspunten: spelen hierbij een belangrijke rol 6 UNITAIR – FEDERAAL Unitaire staat = staat waarin soevereiniteit en en beslissingsrecht exclusief op centraal niveau liggen § Centrale regering hoogste macht § Wetgeving vanuit 1 centraal punt § Geen formele verdeling van soevereiniteit tussen de centrale staat en deelstaten § Voorbeelden = estland, letland, litouwen, hungarije In unitaire staten kunnen er verschillende manieren zijn waarop de macht wordt georganiseerd: 1. Centralisatie: De macht om beslissingen te nemen ligt volledig bij de centrale overheid. Er is geen grote mate van autonomie voor lokale of regionale overheden. 2. Deconcentratie: Hoewel de macht formeel in handen is van de centrale overheid, worden bepaalde taken of bevoegdheden uitgevoerd door lagere administratieve eenheden, die handelen in opdracht van de centrale overheid. In dit geval is de autoriteit nog steeds in handen van het centrale niveau, maar de uitvoering is gedelegeerd. Voorbeeld: Frankrijk. 3. Decentralisatie: Bij decentralisatie wordt autoriteit overgedragen aan subeenheden (zoals regio's of provincies)die een zekere mate van autonomie hebben in hun besluitvorming. Deze subeenheden hebben meer vrijheid om lokale beslissingen te nemen. Voorbeeld: Finland. Belangrijke termen: Decentralisatie: Het overdragen van beslissingsbevoegdheden aan lagere overheden. Deconcentratie: Het verdelen van administratieve taken naar lagere overheden, maar zonder dat de beslissingsmacht verandert. Devolutie: Het proces waarbij centrale regeringen macht overdragen aan regionale overheden of autonome eenheden, vaak met meer politieke en administratieve onafhankelijkheid. Federal State (Federale Staat) = soevereiniteit en besluitvormingsmacht verdeeld tussen het centrale niveau van de staat en de deelstaten. § Zowel federale staat als deelstaten hebben bevoegdheden die vastgelegd zijn in de grondwet § Deelstaten zekere mate van autonomie: kunnen eigen wetten en regels opstellen binnen hun rechtsgebied § Vb: VS, Duitsland, België In federale staten is er vaak een complexe verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de centrale overheid en de deelstaten. De grondwet of andere fundamentele wetten bepalen welke macht door de federale regering wordt uitgeoefend en welke door de deelstaten. Samenvatting Unitary State: Soevereiniteit ligt volledig bij het centrale niveau van de staat, en er zijn verschillende manieren om de macht te verdelen, zoals centralisatie, deconcentratie of decentralisatie. Federal State: Soevereiniteit is verdeeld tussen het centrale niveau en de deelstaten/regionale overheden, die eigen bevoegdheden hebben. 7 MONISME – DUALISME Hoe internationaal recht zich verhoudt tot nationaal recht ð Twee belangrijke benaderingen: Monisme Dualisme Monisme: = internationaal recht en nationaal recht worden beschouwd als onderdeel van één juridische orde = internationaal recht kan direct worden toegepast binnen het nationale rechtssysteem = zonder dat eerst in nationale wetgeving hoeft te worden overgenomen of omgezet ð Conflict intR en natR? Internationaal recht voorrand ð Individu wordt gezien als een subject van internationaal recht: personen kunnen rechten en verplichtingen hebben volgens het internationaal recht ð Voorbeelden: Frankrijk, België, Nederland Dualisme: = internationaal recht en nationaal recht worden beschouwd als twee aparte systemen = internationale recht en nationale recht hebben elk hun eigen domeinen, toepassing van ene systeem heeft geen automatische invloed op het andere systeem ð Conflict intR en natR? Nationale rechters zullen het nationale recht toepasen - > nationale wet prevaleert boven internationale verplichtingen in gevallen van conflict ð Incorporatie of transformatie vereist: internationaal recht moet geïntegreerd of omgewet worden in nationaal recht om het in het nationaal systeem van toepassing te maken ð Voorbeelden: VK, US, Duitsland De keuze voor monisme of dualisme hangt af van de constitutionele benadering van een land en de manier waarop het zijn internationale verplichtingen in het nationale recht wil implementeren. EXTRA: INDUCT - DEDUCT Deductief redeneren Inductief redeneren van algemene uitspraken of regels naar een Werkt van onder naar boven: specifieke specifiek geval gevallen worden gebruikt om algemene uitspraken af te leiden Kenmerken: voorschrijfbaar, rationeel en Kenmerken: geval-gebonden, emperisch logisch Bij Civil Law systemen Bij Common law systemen Voorbeeld: Voorbeeld: Regel = alle mensen gelijk vr wet Specifiek = afgelopen 10 rechtszaken Specifiek = jan is een mens diegenen die beschuldigd werden van DUS = jan is gelijk voor de wet diefstal => schuldig Algemeen = in toekomstige zaken die over diefstal gaan is het waarschijnlijk dat verdachte schuldig is 8 Deductief redeneren is meer gericht op het volgen van vastgestelde regels, terwijl inductief redeneren vaak inspeelt op de specifieke omstandigheden van een zaak en de interpretatie van eerdere uitspraken. VORMEN VAN LANDEN EN AUTORITEIT DEMOCRATIE, MENSENRECHTEN EN RECHTSSTAAT DEMOCRATIE Kenmerken: ð Bestuur VAN, DOOR en TEN BEHOEVE het volk. ð Het is geen dictatuur van de meerderheid, want rechten en de rechtsstaat gelden voor zowel de meerderheid als de minderheid. Vormen van democratie: 1. Representatieve democratie: § Burgers uiten hun stem via gekozen vertegenwoordigers. § Een vertegenwoordigend orgaan, zoals een parlement, wordt opgericht. 2. Participatieve of deliberatieve democratie: § Burgers worden actief betrokken bij het bestuur, vaak door het aanwijzen van personen in advies- of beleidsorganen. 3. Directe democratie: § Burgers geven rechtstreeks hun mening, bijvoorbeeld via referenda. Basisprincipe: Alle macht komt voort uit het volk. MENSENRECHTEN Bescherming van minderheden: o Minderheden worden beschermd door grondwetten of aanvullende documenten, zoals verdragen of grondwettelijke bijlagen. o Dit waarborgt dat democratische besluitvorming niet ten koste gaat van fundamentele rechten. RECHTSSTAAT = RULE OF LAW Beginselen van de rechtsstaat: o Iedereen – burgers, autoriteiten en machthebbers – is onderworpen aan de wet. o De wet, vaak vastgelegd in een grondwet, vormt de hoogste autoriteit. o Rechtsbescherming en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht zijn essentieel om machtsmisbruik te voorkomen. Democratie, mensenrechten en de rechtsstaat zijn nauw met elkaar verbonden: Democratie zorgt voor volkssoevereiniteit. Mensenrechten beschermen individuen en minderheden tegen mogelijke tirannie van de meerderheid. De rechtsstaat waarborgt dat macht beperkt wordt door wetten die voor iedereen gelden, ongeacht positie of macht. 9 STAATSVORMEN EEN UNITARISTISCHE STAAT = sovereiniteit bij de centrale overheid = lokale entiteiten: kunnen wel enige macht hebben, MAAR centrale overheid heeft de controle over de beslissingen en wetmatigheid Twee vormen: 1. Centralisatie = besluitvorming volledig bij de centrale overheid 2. Decentralisatie = beperktere bevoegdheden worden overgedragen aan lokale entiteiten, centrale overheid houdt toezicht FEDERALE STAAT = soevereintiteit en beslissingsmacht gedeeld tussen de centrale overheid en deelstaten = deelstaten hebben eigen bevoegdheden en autonomie ð Kunnen eigen wetten maken binnen hun grondgebied Kenmerken: ð Federale grondwet = bepaalt verhouding tussen federale staat en deelstaten ð Verdeling van bevoegdheden = duidelijke verderling tussen federale overheid en deelstaten ð (semi)-wetgevende macht in de deelstaten = zelf wetgeving maken in zaken die hen aangaan ð Gelijkheid van de deelstaten ð Twee niveaus van wetgeving = federale niveau en deelniveau ð Eigen grondwet van sommige deelstaten = zolang in overeenstemming met federale grondwet ð Invloed van de deelstaten op federale wetgeving = vooral in landen met een bicameraal parlement (twee kamers) ð Een grondwettelijk hof of supreme court fungeert als scheidsrechter wanneer er conflicten ontstaan over de verdeling van bevoegdheden CONFEDERATIE = In een confederatie werken soevereine staten samen op specifieke gebieden, zoals handel of defensie, terwijl ze hun soevereiniteit behouden. = De confederatie zelf heeft beperkte macht, die wordt geregeld door een verdrag, en is bedoeld om de belangen van de lidstaten te ondersteunen, niet om hun onafhankelijkheid te ondermijnen. Kenmerken: ð Samenwerkingsverband van soevereine staten ð Confederaal orgaan § Confederatie heeft een vergaderplaats (vb parlement) § Soevereinte staten met elkaar onderhandelen ð Beperkingen van de macht van de confederatie § Vastgelegd door de regels in een internationaal verdrag ð Onafhankelijkheid van de leden § Lidstaten blijven soeverein § Behouden onafhankelijkheid 10 MACHTSVERDELING TRIAS POLITIEK Trias Politica = verdeling van macht = scheiding der machten ð Politieke autoriteit van staat wordt verdeeld over drie onafhankelijke machten 1. Wetgevende macht 2. Uitvoerende macht 3. Rechtsprekende macht Oorsprong van de scheiding der machten (18de eeuw): John Locke o “two treatises of government” o Introduceerde drie belangrijke vormen van macht § WM: recht op te bepalen hoe de kracht van de samenleving wordt ingewet, vb door het maken van wetten § UM: macht om de wetten die zijn gemaakt uit te voeren en in stand te houden § Federatieve macht: macht om oorlog te verklaren, vrede te sluiten, allianties aan te gaan Charles-Louis de Montesquieu o “de l’esprit des lois” o Nadruk op de scheiding van machten als essentieel voor de vrijheid van het volk o Hij beïnvloedde daarmee de Franse Revolutie en grondwet van de VS Scheiding der machten = WM, UM, RM onderling gescheiden moeten zijn om te voorkomen dat een groep of persoon teveel macht krijgt ð Systeem van checks and balances: elke macht houdt elkaar in evenwicht o Wetgevende macht: Het parlement maakt de wetten. o Uitvoerende macht: De regering voert de wetten uit. o Rechterlijke macht: De rechterlijke macht interpreteert de wetten en zorgt voor hun naleving. STAATSHOOFD = hoogste vertegenwoordiger van de staat (binnen land als daarbuiten) = vaak symbolische rol + praktische verantwoordelijkeden (afh van politieke systeem) Hoe wordt het staatshoofd gekozen? Gekozen? o Presidentschapregime o Staatshoofd politieke rol o Vaak veel invloed § Direct gekozen door burgers -> Frankrijk § Gekozen door parlement -> Duitsland § Individuele verkiezingen -> VS Benoemd? o Monarchie o Staatshoofd wordt niet gekozen o Obv erfopvolging 11 PARLEMENT Parlementair regime = staatshoofd beperkte persoonlijke macht, regering verantwoordelijk voor beleid, moet verantwoording afleggen aan parlement ð Regering kan alleen in functie blijven zolang parlement haar steunt Voorbeeld in België: Als de federale regering in België een motie van wantrouwen ontvangt, die wordt aangenomen door een absolute meerderheid in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, moet de regering aftreden. Het parlement stelt vervolgens een nieuwe kandidaat voor de functie van premier, die door de koning wordt benoemd. Vergelijkingspunten: 1. Monocameraal of bicameraal: In sommige landen bestaat het parlement uit één kamer (monocameraal), terwijl in andere landen het parlement uit twee kamers bestaat (bicameraal), wat invloed heeft op het wetgevingsproces en de macht van het parlement. 2. Macht en invloed van de Kamers: In een bicameraal systeem kunnen beide kamers (bijvoorbeeld het Huis van Afgevaardigden en de Senaat) verschillende bevoegdheden hebben. De macht van deze kamers kan variëren, afhankelijk van de constitutionele opzet van het land. 3. Stemsysteem en oppositie: Het stemsysteem bepaalt hoe de leden van het parlement worden gekozen, en het kan mogelijkheden bieden voor de oppositie om invloed uit te oefenen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van coalitievorming of het indienen van moties van wantrouwen. 4. Termijnbeperkingen: In een parlementair systeem kan de duur van het mandaat voor parlementariërs of ministers beperkt zijn. Dit kan variëren afhankelijk van het systeem, maar in veel gevallen zijn er termijnbeperkingen voor politieke functies. REGERING ð Premier = hoofd van regering ð Benoemd door staatshoofd ð Benoeming afhankelijk van vertrouwen van parlemnt ð Regering bevoegdheden om beleid te formuleren en uit te voeren RECHTBANKEN ð Judiciële organisatie afhankleijk van land en type rechtsstelsel ð Structuur van de rechtbanken? ð Aanstelling van de rechters? ð Recht van beroep? ð Specialisatie van rechtbanken? GRONDWET Grondwet = fundamentele rechtsdocument van een land, waarin de belangrijkste principes en structuur van de staat worden vastgelegd 12 1. Basisprincipes van de Staatsstructuur: 2. Verdeling van de Macht: 3. Bescherming van Fundamentele Rechten en Vrijheden: 4. Organisatie van de Democratie en Checks and Balances: 5. Regels voor Wijziging van de Grondwet: Vergelijkingspunten: 1. Wijze van Wijziging van de Grondwet = De grondwet kan enkel via specifieke procedures worden gewijzigd, wat voorkomt dat fundamentele principes te snel of zonder breed draagvlak veranderd worden. 2. Handhaving van de Grondwet: = In veel landen worden de regels met grondwettelijke status handhaving door een grondwettelijk hof of een hoogste rechterlijke instantie. In sommige landen kan elke rechtbank de grondwettigheid van wetten toetsen, terwijl in andere landen alleen een specifiek grondwettelijk hof deze taak heeft. 13 DUITSLAND GESCHIEDENIS FRAGMENTATIE Van de 5e tot de 19e eeuw -> geen centrale macht in Duitsland = gekenmerkt door gebrek aan eenheid en een sterk gedecentraliseerde structuur “Heilige Roomse Rijk van de Duitse Natie” Formeel: Het werd beschouwd als een keizerrijk (het 1e Rijk). In werkelijkheid: Het was een verzameling van onafhankelijke staten, koninkrijken en Hanzesteden, elk met hun eigen: ð Politieke instellingen. ð Rechtssysteem en rechtbanken. Bron van recht: ð Gebaseerd op gewoonterecht ð Voornamelijk mondeling en slechts beperkt vastgelegd ð geen eengemaakt 'Duits' recht gevolgen voor de Duitse Staatstructuur: ð histrorische fragmentatie blijvende invloed op de Duitse staatstructuur = federalisme ð de deelstaten (= Länder) vandaag nog steeds aanzienlijke autonomie, wat terug te voeren is op de eeuwenlange traditie van regionale onafhankelijkheid EERSTE POGINGEN TOT EENWORDING Instabiliteit van Heilig Roomse Rijk (843-1806) ð interne conflicten ð gebrek aan centralisatie ð maakte het functioneren van het rijk steeds moeilijker Oplossing = centraal hooggerechtshof: in 1945 (Frankfurt) = Reichskammergericht (RKG) (=Rijkskamergerecht) centrale rechtbank die bevoegd was voor het hele rijk en bedoeld was om consistentie te brengen in juridische beslissingen Nieuw probleem? Veelvoud aan lokale rechtsstelsels ð recht binnen het rijk = diversiteit aan lokale gewoonterechten ð lokale gewoonterecht = geen oplossing? Romeins recht! RKG: streng systeem voor toepasselijkheid van gewoonterecht ð in de praktijk Romeins recht vaker toegepast dan gewoonterecht 14 Waarom Romeins recht >> gewoonterecht? ð Onafhankelijkeheid = romeins recht was onpartijdig in interne conflicten die voortkwamen uit lokale gewoonterechten ð Imperiale autoriteit = recht van en voor de keizer = droeg bij aan einheid binnen het rijk ð Expertise = duitse juridische experts waren goed bekend met Romeins recht ð Meer geavanceerd = romeins recht gesofisticeerder en beter geschikt voor complexe juridische kwesties Gevolgen: 1. Reichskammergericht = eerste stap richting juridische eenwording in Duitsland 2. Benadrukte de invloed van Romeins recht: blijvende impact op de ontwikkeling van het Duits recht 17-18E EEUW: TIJDPERK VAN DE REDE & VERLICHTING Verlichting bracht idee van Vernuftrecht naar voren ð Recht als rationeel en logisch systeem Vernuftrecht = Recht van de Rede (law of reason) ð Geloof dat een ideale samenleving kan worden gecreëerd door enkel gebruik te maken van de rede (=logisch denken) ð Leidde tot de ontwikkeling van Vernuftrecht = recht van de rede Principes van Vernuftrecht: ð Juridische systeem logisch en abstract geheel ð Romeins recht = ideaal uitgangspunt ð Vinden van rechtvaardigheid = kwestie van deductie Politieke fragmentatie ð Vernuftrecht was invloedrijk ð Maar leverde geen directe resultaten op binnen Heilig Roomse Rijk ð Waarom? Politieke versnippering Belang van periode? = bewustwording van de noodzaak tot codificatie § Codificatie: manier om innovaties op te leggen en recht uniform te maken § Vergelijking: Frankrijk = revolutie leidde tot codificatie van recht Code Napoléon Invloed op rechtswetenschap: ð Grondige studies van Romeins recht = inspireerde juristen om juridische concepten en argumenten op een logisch en ordelijke wijze te structureren ð Basis voor de latere ontwikkeling van nationale codificaties (zoals Bürgerliches Gesetzbuch (BGB)) 15 19E EEUW: POLITIEKE STABILITEIT 1806 = einde van het Heilig Roomse Rijk ð Gevolg van de oorlogen tegen Napoleon ð Einde van een eeuwenlange gefragmenteerde politieke structuur 1815-1866 = Deutscher Bund: een zwakke en ineffectieve Duitse Unie ð De länder (=deelstaten) bleven onafhankelijk ð Unie functioneerde als een confederatie ð Conflict tussen Oostenrijk en Pruisen § Beide tegen de vorming van een natiestaat, waarin zij hun soevereiniteit zouden verliezen § Conflict escaleerde en leidde tot ontbinding van de confederatie § Overwinning van Pruisen in 1866 Economische samenwerking -> vb Zollverein = hoewel politieke samenwerking faalse = economische samenwerking was succesvol = de Zollverein (douane-unie) ð Onder leiding van Pruisen ð Zorgde voor een economisch geïntegreerd Duitsland = belangrijke eerste stap naar politieke eenwording WOI EN WOII HET TWEEDE DUITSE KUIZERRIJK (1871-1918) 1871 = tweede Duitse Keizerrijk: ð Keizer: § Titel = koning van Pruisen § Werkelijke macht = Rijkskanselier: Otto van Bismarck ð Keizerrijk: federatie met sterke centrale macht Verhouding federale en regionale wetgeving: Federale autoriteit = alle wetgevende macht Regel: “Bundesrecht bricht Landesrecht” o Federale wetten hebben voorrang op regionale wetten o Art 31 Grondwet o Regionale wetgeving: ongeldig zodra federale overheid een nieuwe wet op hetzelfde gebied uitvaardigde o Geen juridische gelijkheid tussen federale en regionale niveaus Codificatie en rechtsontwikkeling: ð Tweede duitse keizerrijk = sterke impuls aan de eenwording en codificatie van het recht o Strafrecht, strafprocesrecht, en burgerlijk procesrecht werden op federaal niveau vastgelegd. o In 1900 werd het Bürgerliches Gesetzbuch (BGB) ingevoerd, een van de meest uitgebreide en invloedrijke codificaties van privaatrecht ter wereld. Art 32 lid 3: Länders toestemming van federale overheid om internationale verdragen af te sluiten, alleen binnen wetgevend bevoegdheden Einde van Keizerrijk -> ontbonden na WO1 16 WEIMARREPUBLIEK (1918-1933) ð Afgeleid van de stad Weimar 1918: troonsafstand van keizer Wilhelm II en begin van WOI De jonge Weimarrepubliek werd onmiddellijk geconfronteerd met ernstige economische en politieke uitdagingen: verdrag van Versailles (1919) ð duitsland kreeg schuld van WO1: herstlbetalingen bezetting ban Ruhrgebied door Fra + BE: industriële hard van Duitsland hyperinflatie ð politieke onrust + pogingen tot staatsgrepen wereldwijde economische crisis (jaren 30) opkomst Nazisme ð instabiliteit = vruchtbare voedingsbodem voor extreme ideologieën ð in 1933 kwam Hitler aan de macht = einde Weimarrerepubliek = begin Derde Rijk HET DERDE RIJK (1933-1945) Kenmerken van het derde rijk: ð Einde van de rechtsstaat o Rechtszekerheid en scheiding der machten volledig vernietigd o Staat functioneerde volgens de wil van Hitler o Zonder respect voor democratische processen of rechtshandhaving ð Centrale macht in handen van hitler o Na de dood van president Hindenburg (1934) o Hitler = kanselier + president = “Führer” o Alle macht gecentraliseerd in zijn persoon ð Afwezigheid van mensenrechtenbescherming o Fundamentele rechten en vrijheden werden afgeschaft o Minderheden (joden) vervolgd en gediscrimineerd ð Wetgevende macht bij de regering o Parlement (Reichstag) = buitenspel gezet ð Eenheidsstaat (Unitary State) o Duitsland werd omgevormd tot een eenheidsstaat, waarbij regionale autonomie (Länder) werd opgeheven. ð Misbruik van het rechtssysteem o Criminaliteitswetten werden herschreven om politieke tegenstanders te onderdrukken en grootschalige discriminatie te legitimeren 17 DUITSLAND NA DE OORLOG (1945) Na WOII: politieke en juridische structuur gevormd als een sterke reactie tegen het misbruik van wetgeving en de dictatuur van het Derde Rijk Nieuwe structuur = democratie, rechtsstaat en bescherming van mensenrechten Verdeling van Duitsland (1945–1990): - 1945 o 4 bezittingszones, elk bestuurd door een van de geaillieerden § VS § VK § Frankrijk § Sovjet-Unie o Berlijn speciale status -> 4 sectoren - 1949 o Spanningen tussen sovjet-unie en westerse geailieerden = splitsing in twee afzonderlijke staten: § BDR (bondsrepubliek Duitsland) Democratisch § DDR (duitse democratische republiek) Communistisch - 1955 o BDR volledig soeverein o Berlijn wel gespecialiseerd gebied 1990 = hereniging van Duitsland - Na val van de Berlijnse muur = proces van hereniging - Länder van Oost-duitsland trade toe tot de BDR - Duitsland werd opnieuw een verenigde staat met toepassing van westerse democratische waarden in het hele land - Integratie in Europa Duitsland: Stichting lid van de EU 1995: lid van de NAVO 1973: lid van de VN Lid van de G7 Duitse recht = toonaangevend voor de Europeescontinentale familie / Europese civil law- landen 18 POLITIEKE STRUCTUUR FEDERALE STAAT 16 LÄNDER Duitsland is een federale staat (Bund) bestaande uit 16 deelstaten (Länder), met een verdeling van macht en bevoegdheden tussen het federale niveau en de deelstaatniveaus. Kenmerken van de federale structuur: 1. Twee aparte bestuursniveaus: o Zowel het federale niveau (Bund) als de deelstaten (Länder) hebben eigen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke organen. o Elk niveau heeft specifieke bevoegdheden en bronnen van wetgeving. o Sommige Länder beschikken zelfs over een eigen grondwet. 2. Doel: o Decentralisatie van macht: De federale structuur voorkomt een concentratie van macht bij één centraal orgaan, zoals gebeurde tijdens het Derde Rijk. o Machtsverdeling en checks and balances zijn ontworpen om totalitaire regimes onmogelijk te maken. 3. “Rechtsstaat”: o De nadruk ligt op het garanderen van een rechtstaat, waarin: § Burgers worden beschermd tegen machtsmisbruik. § Grondrechten en democratische beginselen centraal staan. o De federale en deelstaatwetten zijn onderworpen aan rechterlijke toetsing om machtsconcentratie te voorkomen. De federale structuur van Duitsland is een reactie op het verleden en heeft als doel macht te verdelen, totalitaire regimes te voorkomen en de rechtsstaat te versterken. WETGEVENDE MACHT Bevoegdheden van de Bund (Federale niveau): Exclusieve bevoegdheden: o Alleen het Bund kan wetgeving maken over onderwerpen zoals: § Buitenlandse zaken. § Defensie. § Intellectuele eigendomsrechten. Subsidiariteitsprincipe: o De Bund handelt alleen op terreinen waar de Länder niet effectief kunnen optreden of waar federale eenheid noodzakelijk is. Bevoegdheden van de Länder (Deelstaten): Exclusieve bevoegdheden: o Länder hebben volledige zeggenschap over onderwerpen zoals: § Onderwijs. § Cultuur. § Regionale politie. 19 Gedeelde bevoegdheden (concurrerende wetgeving): Zowel de Bund als de Länder kunnen wetgeving maken. o De bevoegdheid van de Bund is beperkt door de mate waarin de Länder al wetten hebben gemaakt. o Als de Bund handelt, geldt het principe van: § “Bundesrecht bricht Landesrecht” = (federale wetgeving heeft voorrang op deelstaatwetgeving) Controlemechanismen: Bundesverfassungsgericht (Grondwettelijk Hof): o Toezicht op de naleving van de grondwet. o Lost conflicten op tussen de Bund en de Länder over wetgevende bevoegdheden. UITVOERENDE MACHT Uitvoerend macht: verdeeld tussen federale regering (=bund) en deelstaten (=länder) Bevoegdheden van de Länder (Deelstaten): 1. Landseigene Verwaltung - Eigen administratieve organistatie en werking bepalen - Verantwoordelijk voor uitvoering van hun eigen Landesrecht en sommige federale wetgeving - Beperkte controle door de Bund: enkel legaliteit van de uitvoering, niet opportuniteit 2. Bundesauftragsverwaltung - Länder federale wetgeving implementeren die specifiek gedefinieerd is door de Bund - Voor bepaalde zaken die in de Duitse Grondwet zijn genoemd en die de federale regering betrekt o Vb. nucleaire energie, luchtverkeer - Federale regering bevoegd om bindende instructies te geven en toezicht te houden op de uitvoering Bevoegdheden van de Bund (Federale Regering): Bundeseigenverwaltung: ð De federale regering heeft zelf geen volledig uitgeruste administratieve organisatie voor veel zaken, maar beheert nationale defensie en buitenlandse zaken. ð In deze domeinen heeft de federale regering volledige controle over de uitvoering en administratie. In Duitsland hebben de Länder veel autonomie op het gebied van administratieve organisatie en uitvoering van wetgeving, maar de federale regering speelt een grotere rol in het reguleren van specifieke terreinen die nationaal belang hebben. Door de evolutie van de Bundesauftragsverwaltung is er meer samenwerking tussen de federale en deelstaatniveau voor bepaalde onderwerpen die federale coördinatie vereisen. 20 WETGEVENDE MACHT VAN DE FEDERATIE (BUND) ð Wetgevende macht is verdeeld tussen twee belangrijke organen: ð Elk speelt een cruciale rol in het wetgevingsproces en de controle over de federale regering. 1. Bundestag 2. Bundesrat 1. BUNDESTAG (HUIS VAN AFGEVAARDIGDEN) - Direct verkozen door Duitse bevolking = representatief orgaan van het volk - Uitoefenen van WM o Wetten voorstellen, amenderen en goed keuren - Belangrijke wetgevende lichaam in Duitsland - Bundestag kiest Kanselier = regeringleider -> parlement cruciaal voor politieke functioneren - Toezicht op beleid van regering o Activiteiten federale regering controleren en monitoren o Waarborgen van democratische verantwoording 2. BUNDESRAT (SENAT) - Bundesrat: vertegenwoordigers van de deelstaten (länder) - Geen algemene medebeslsissingsbevoegdheid in de wetgeving - Wel een belangrijke stem in bepaalde wetvoorstellen -> vooral die de deelstaten direct beïnvloeden - Kan wetsvoorstellen goedkeuren, maar ze niet direct blokkeren o Schorsende veto: wetsvoorstel dat door Bundestag is goedgekeurd, tijdelijk blokkeren met schorsende veto o Wetsvoorstle niet aangenomen totdat bundesrat veto heeft opgeheven De Bundestag is het belangrijkste wetgevende orgaan, direct gekozen door het volk, en heeft de macht om wetgeving goed te keuren, de Kanselier te kiezen, en toezicht te houden op de regering. De Bundesrat vertegenwoordigt de deelstaten en heeft een schorsende veto-macht en, in sommige gevallen, een goedkeuringsbevoegdheid voor federale wetgeving die deelstaatbelangen beïnvloedt. UITVOERENDE MACHT VAN DE FEDERATIE (BUND) Uitvoerende macht: verdeeld tussen Federale President, Federale Kanselier en de Federale Regering HOOFD VAN DE STAAT – FEDERALE PRESIDENT Staatshoofd = president: Frank-Walter Steinmeier - Vooral ceremoniële en symbolische taken - Beperkte invloed op dagelijks beleid van de regering - President moet handtekening van de kanselier of ander lid van regering krijgen voor veel belangrijke besluiten o Zijn macht afhankelijk van de regering - Federale President: gekozen door Bundesversamnlung o Bundesversamnlung: vergadering bestaat uit leden van de Bundestad en vertegenwoordigers van de Bundesrat 21 HOOFD VAN DE FEDERALE REGERING – FEDERALE KANSELIER Kanselier: Olaf Scholz (vroeger: Angela Merkel) - Sterkere politieke positie dan president - Bepaalt belangrijkste richtingen van binnenlands en buitenlands beleid van de federale regering - Leider van de regering = politiek verantwoordelijk voor het beleid van de regering en uitvoering van de wetgeving - Federale Kanselier: gekozen door de Bundestag, meerderheid van de parlementariërs DE FEDERALE REGERING 1. Recht van initiatief voor de federale wetgeving o Recht om wetsvoorstellen in te dienen bij de Bundestag o Regering actief invloed op wetgeving 2. Beperkte uitvoerende macht o Regering beperkt in uitvoerende macht omdat de uitvoering van veel wetgeving wordt gedelegeerd aan de Länder o Federale regering wel toezicht houden op uitvoering federale wetgeving door de Länder 3. Toezicht op de uitvoering van wetgeving door de deelstaten RECHTSSTAAT = RULE OF LAW Rule of law = de macht van de overheid is gebonden aan het recht, en dat alle overheidsinstanties, incl WM, UM en RM, handelen binnen de grenzen van de wet. - Centraal: respect voor mensenrecht en bescherming van fundamentele vrijhede Belangrijkste Kenmerken: - Parlementaire republiek o Regering wordt gekozen uit het parlement o UM (regering) verantwoording moet afleggen aan het parlement - Scheiding der machten o WM = parlement o UM = regering o RM = onafhankelijk - Respect voor mensenrechten o Kern van rechtsstaatprincipe Sanctie = annulering door Bundesverfassungsgericht (federal constitutional court / FCC) ð Als wetgeving of besluiten van overheid in strijd zijn met de grondwet ð Vernietigd door Bundesverfassungsgericht ð Hof: bevoegdheid om te oordelen of wetten in overeenstemming zijn met de Gw Bundesverfassungsgericht: = hoogste rechtbank = naleving grondrechten en constitutionele wetgeving = toegankelijk voor verschillende groepen: - Regeringsleden: wetten ontwettelijk? - Individuen: grondrechten geschonden 22 GERECHTELIJKE ORGANISATIE TERRITORIALE ORGANISATIE Structuur van het Rechtssysteem: 1. Eerste instantie en beroep: o Rechterlijke beslissingen in feiten en in recht o Georganiseerd door de Länder o Basiswetgeving wel op federaal niveau vastgesteld 2. Cassatie (Revisionsgericht): o Federale rechtsmacht: federaal niveau cassatierechter o Enkel rechtsvragen ≠ feiten o Doel? Uniformiteit in de rechtspraak waarborgen: dezelfde wet op consistente wijze toegepast door de rechtbanken in het hele land Er zijn vijf belangrijke rechtsgebieden waarin Duitsland een gespecialiseerde rechtbankstructuur heeft: 1) Reguliere rechtsmacht (civiel, strafrechtelijk en commercieel) 2) Arbeidsrecht 3) Bestuursrecht 4) Sociale zekerheidsrecht 5) belastingrecht 23 In Duitsland is het rechtsysteem georganiseerd in verschillende soorten rechtbanken die ieder hun eigen rechtsgebieden behandelen. 1. AG (Amtsgericht) – Kantongerecht: o Het Amtsgericht is een lagere rechtbank die verantwoordelijk is voor kleinere civiele en strafzaken, zoals huurgeschillen, jeugdrecht en eenvoudige strafzaken. 2. LG (Landgericht) – Districtsrechtbank: o Het Landgericht behandelt ernstigere strafzaken, grotere civiele geschillen, en zaken die een beroep zijn op de lagere rechtbanken. In sommige gevallen kan het ook als eerste instantie zaken behandelen. 3. OLG (Oberlandesgericht) – Hoger Landgericht: o Het Oberlandesgericht is een hoger hof dat in beroep gaat tegen de beslissingen van het Landgericht. Het behandelt ook enkele belangrijke rechtszaken in eerste instantie, zoals sommige grote zakelijke of commerciële geschillen. 4. BGH (Bundesgerichtshof) – Federale Hooggerechtshof: o De Bundesgerichtshof is de hoogste federale rechtbank in Duitsland voor civiele en strafzaken. Het heeft de taak om rechtsvorderingen van lagere rechtbanken te herzien en zorgen voor de uniformiteit van de jurisprudentie in het hele land. 5. BVerfG (Bundesverfassungsgericht) – Federale Constitutionele Rechtbank: o De Bundesverfassungsgericht is de hoogste rechtbank voor constitutionele zaken in Duitsland. Het is verantwoordelijk voor het interpreteren van de grondwet (het Grundgesetz) en kan wetten en besluiten die in strijd zijn met de grondwet ongeldig verklaren. Gemeinsamer Senat (Gemeenschappelijke Senaat) De Gemeinsame Senat is een bijzondere instantie die bestaat uit een combinatie van panelen van de vijf hoogste federale rechtbanken van Duitsland. Dit zijn de volgende vijf rechtbanken: 1. Bundesgerichtshof (BGH) – Federale Hooggerechtshof (civiele en strafzaken) 2. Bundesverwaltungsgericht (BVerwG) – Federale Administratieve Rechtbank 3. Bundesfinanzhof (BFH) – Federale Financiële Rechtbank 4. Bundesarbeitsgericht (BAG) – Federale Arbeidsrechtbank 5. Sozialgerichtshof (BSG) – Federale Sociale Rechtbank De Gemeinsame Senat is een gezamenlijke raad van vertegenwoordigers van deze vijf rechtbanken. De rol van deze senaat is om jurisprudentie-uniformiteit te waarborgen. Dit betekent dat de senaat samenkomt wanneer een panel van een van de hoogste rechtbanken van Duitsland een beslissing wil nemen die afwijkt van een eerdere uitspraak van een ander hooggerechtshof over dezelfde rechtsvraag. De Gemeinsame Senat is dus een mechanisme voor het harmoniseren van de rechtspraktijk tussen de verschillende federale rechtbanken, en het voorkomt dat verschillende rechtbanken tegenstrijdige uitspraken doen over hetzelfde juridische punt. Het komt alleen in uitzonderlijke gevallen samen, wanneer er een fundamentele juridische kwestie is die moet worden opgelost om consistente rechtspraak te waarborgen. 24 FEDERAAL CONSTITUTIONEEL HOF (BUNDESVERFUSSUNGSGERICHT) (FCC/BVG) Bundesverfassungsgericht = federale Constitutionele Hof - Verantwoordelijk voor het beoordelen van geschillen over de verdeling van macht tussen bund en länder - Bescherming van de rechten van burgers Belangrijkste taken BVG: 1. Verdeling van de Macht Tussen Bund en Länder - geschillen over de verdeling van bevoegdheden tussen de federale overheid (Bund) en de deelstaten (Länder). - hof beslissingen neemt wanneer er onduidelijkheid of conflicten ontstaan over wie verantwoordelijk is voor bepaalde wetgevende of administratieve zaken, en of de federale of deelstaatwetgeving moet prevaleren. 2. Conflicten tussen de Instellingen van de Staat - Conflicten van bevoegdheid te beoordelen tussen de verschillende overheidsorganen, zoals: o Bundestag (de federale wetgevende macht, het parlement) o Bundesrat (de federale senaat, waarin de deelstaten vertegenwoordigd zijn) o De Federale Regering o De President 3. Bescherming van de Rechten en Vrijheden van Burgers - Tegen onterecht overheidsoptreden - Via de volgende mechanismen: a. Abstrakte Normenkontrolle (Abstracte Normcontrole) zonder dat er een specifiek conflict aan de orde is. op verzoek van bepaalde autoriteiten (bijvoorbeeld de Bundestag, Bundesrat, of de federale regering) plaatsvinden en is niet gekoppeld aan een concreet geval waarin een burger betrokken is. Het hof beoordeelt hierbij de wet in abstracto, d.w.z. zonder te kijken naar de specifieke feiten van een rechtszaak, maar door te onderzoeken of een wet in strijd is met de Grondwet. b. Konkrete Normenkontrolle (Concreet Normcontrole) procedure die lijkt op prejudiciële vraag, waarbij een lagere rechtbank een vraag over de grondwettelijkheid van een wet voorlegt aan het Bundesverfassungsgericht. De vraag betrekking op concreet geschil in een zaak die momenteel aanhangig is, en het Bundesverfassungsgericht onderzoekt of de wet of regeling in dat specifieke geval grondwettig is. c. Verfassungsbeschwerde (Grondwettelijke Klacht) belangrijke rechtsmiddel waarmee een individu een klacht kan indienen bij het Bundesverfassungsgericht. Burgers kunnen een Verfassungsbeschwerde indienen als een beslissing van een lagere rechtbank of overheidsinstantie hun grondwettelijke rechten schendt. Het is alleen mogelijk om een klacht in te dienen wanneer alle andere juridische middelen zijn uitgeput en de betrokkene direct en persoonlijk wordt beïnvloed door de beslissing. 25 4. Publicatie in het Bundesgesetzblatt Uitspraken van het Bundesverfassungsgericht worden gepubliceerd in het Bundesgesetzblatt (de officiële wetblad van Duitsland). DUS: Abstracte Normencontrole (op verzoek van bepaalde autoriteiten, niet gekoppeld aan een specifiek conflict) Concrete Normencontrole (vergelijkbaar met prejudiciële vraag) Grondwettelijke klacht = Verfassungsbeschwerde: toegankelijk voor individuele burgers als het bestreden besluit de betrokken burgers rechtstreeks en persoonlijk betreft en alle andere juridische middelen zijn uitgeput) RECHTSBRONNEN HIËRARCHIE De rechtsbronnen in Duitsland kunnen als volgt hiërarchisch worden geordend: 1. Bindende rechtsbronnen: o Grondwet (Grundgesetz) o Algemene principes van internationaal recht o Federale wetgeving (Bundesrecht) o Juridische gebruiken (Gewohnheitsrecht) 2. Invloedrijke rechtsbronnen: o Jurisprudentie (rechtspraak van rechtbanken, vooral van hogere rechtbanken) o Juridische doctrine (wetenschappelijke literatuur en theorieën) In dit systeem is het essentieel dat wetgeving en administratieve besluiten in overeenstemming zijn met de hogere rechtsbronnen, zoals de Grondwet en internationale verplichtingen. Jurisprudentie en doctrine spelen een belangrijke rol in de interpretatie en verdere ontwikkeling van het recht, maar ze hebben geen directe bindende kracht zoals de wet zelf. GRONDWET Grondwet: 1949 van de Bondsrepubliek Duitsland (Grundgesetz ) ð doel het waarborgen van democratie, rechtsstaat en de bescherming van de rechten van burgers na de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog en het naziregime. Het bevat verschillende mechanismen om de fouten uit het verleden te vermijden, met een focus op de decentralisatie van macht, bescherming van de rechten van de burgers en het creëren van een stabiele, democratische staatsstructuur. 1. Politieke structuur = vermijden dat er weer een autoritair regime of dictatuur ontstaat - Vermijden van concentratie van macht: geen mogelijkheid voor een sterke leider - Scheiding der machten: balans tussen de verschillende machten + checkes and balances: elke macht controleert elkaar - Federale structuur: Länder beschermd 26 2. Catalogus van fundamentele rechten en vrijheden: - Negatief aspect van rechten: autoriteit kunnen rechten van burgers niet schenden of inperken - Positief aspect van rechten: overheid plicht om actief maatregelen te nemen om rechten te waarborgen en bevorderen - Toepassing tussen burgers In Duitsland worden mensenrechten en de constitutionele waarden beschermd door een combinatie van rechtsmechanismen: Het Bundesverfassungsgericht kan ongrondwettelijke wetten en beslissingen vernietigen. o Nietigverklaring van wetgeving en regeringsbesluiten die in strijd zijn met de grondwet Het Homogenitätsgebot zorgt ervoor dat de deelstaten hun wetgeving moeten baseren op de federale Grondwet. o Grondwettelijke bepalingen van de deelstaten moeten in overeenstemming zijn met de federale grondwet De Ewigkeitsgarantie maakt bepaalde fundamentele principes van de Grondwet onveranderlijk, inclusief de fundamentele rechten en de democratische staatsstructuur. o Essentiële bepalingen van de grondwet zijn onveranderlijk (andere bepalingen: kunnen worden gewijzigd op voorwaarde dat er een 2/3 meerderheid is in beide wetgevende kamers van het federale parlement) Deze mechanismen dragen bij aan de stabiliteit en de bescherming van mensenrechten in Duitsland, en voorkomen dat deze rechten ooit worden aangetast door de overheid of door veranderingen in de wetgeving. INTERNATIONAAL Monistische benadering: Algemene beginselen van internationaal recht kunnen direct worden toegepast in Duitsland. Dualistische benadering: Internationale verdragen moeten eerst worden goedgekeurd door het Duitse parlement voordat ze deel kunnen uitmaken van de nationale wetgeving. Europees recht wordt beschouwd als supranationaal recht, en heeft in veel gevallen voorrang boven nationale wetgeving, maar er is discussie over de hiërarchie tussen Europees recht en het Duitse grondwettelijke recht. Dit alles zorgt ervoor dat Duitsland een complex systeem van rechtsordes heeft die zowel nationaal, internationaal als supranationaal recht combineert, met mechanismen om de harmonie tussen deze verschillende rechtslagen te waarborgen. 27 JURISDICTIE Jurisprudentie (rechtspraak) is een belangrijke bron van recht in Duitsland, vooral de beslissingen van hogere rechtbanken zoals het Bundesverfassungsgericht. - Erga omnes: voor iedereen bindend -> invloed van rechtspraak vergroten Er zijn verschillende benaderingen van rechtspraak, die bepalen hoe rechters wetten interpreteren en toepassen. 1. Begriffsjurisprudenz (=begripsjurisprudentie) o Puur logische benadering van rechtspraak o Rechters de wet strikt deduceren uit de tekst o Nadruk op interpretatie van de wet zoals die geschreven is o Zonder rekening te houden met de brede context of doelen van de wet 2. interessenjurisprudenz (=interessejurisprudentie) o Niet alleen om de tekst van de wet o Ook het doel van de wet en de belangen die de wet beoogt te beschermen 3. Wertungsjurisprudenz (=waardejurisprudentie) o Nadruk op erkennen van algemene waarden die juridisch beschermd moeten worden zoals sociale gelijkheid o Rechters gebruiken hun oordeel om rechtsregels te ontwikkelen die de bescherming van dergelijke waarden bevorderen Juridische doctrine speelt ook een rol in het verklaren en verduidelijken van wetten, zoals te zien in de commentaren op het BGB. Deze benaderingen geven rechters de ruimte om het recht verder te ontwikkelen en te zorgen voor een dynamische, contextuele toepassing van de wet. DOCTRINE/ RECHTSLEER = JURISPRUDENCE Invloedrijk: historisch en typisch voor BGB (Duits Burgerlijk Wetboek) Commentaar: bespreking van wetgeving, artikel voor artikel Justice = gerechtigheid Judiciary = rechtsmacht Jurisdiction / case law = jurisdictie, rechtspraak = jurisprudentie Jurisprudence = rechtsleer / doctrine ≠ jurisprudentie 28 FRENCH LEGAL & STATE SYSTEM GESCHIEDENIS OUD REGIME - L’ANCIEN RÉGIME = 1500 – 1789 = feodaal en hiërarchisch systeem: macht lag bij lokale heersers (de adel), die in ruil voor bescherming en diensten land en privileges aan hun volgelingen gaven. Monarchie: koning alle macht in handen, koning stond boven de wet ð macht geconcentreerd bij koning en adel Drie standen: 1. Geestelijkheid 2. Adel 3. Rest van de bevolking = economische ongelijkheid = grote invloed van katholieke kerk = systeem kwam uiteindelijk onder druk door economische probelen, verlichtingsideeën = leidde tot franse revolutie FRANSE REVOLUTIE = 1789 = periode van grote politieke en sociale veranderingen = onder invloed van economische crisis, hoge belastingen en ongelijkheid = derde stand kwam in opstand = monarchie werd afgeschaft, Lodewijk XVI geëxecuteerd = macht van adel en kerk verminderd = revolutie begon met de bestorming van de Bastille = leidde tot de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger = liberté, égalité, fraternité = Frankrijk werd een republiek = opkomst van Napoleon die in 1799 de macht greep NAPOLEON = 1804: onder Napoleon = code civil: revolutionair wetboek = burgerlijk recht op een duidelijke, logische manier gestructureerde en toegankelijk maakte voor iedereen (niet alleen voor juristen) ð Doel? Einde aan de complexe, lokale wetten = uniforme rechtsorde creëren o 1806: Code de Procédure Civile: regels voor civiele rechtszaken. o 1807: Code de Commerce: wetboek voor handelsrecht, met regels over handel, faillissementen, en ondernemingen. o 1808: Code d'instruction Criminelle: strafprocesrecht, dat de procedure regelt voor strafrechtelijke vervolgingen. o 1810: Code Pénal: strafrecht, met straffen voor verschillende misdrijven. = civil law: door codificaties = wetten gedetailleerder en rechter gebruiken ze als primaire bron van het recht 29 = code civil bleef invloedrijk (zelfs na Napoleon) = veel landen hebben dit systeem overgenomen = basis voor moderne recht VERSCHILLENDE STAATSVORMEN Sinds Napoleon: verschillende staatsvormen - 1791: eerste grondwet - 1e Franse Republiek (1792 - 1804) - 1e keizerrijk (1804 - 15) - Restauratie & Monarchie - 2e Republiek (1848 - 52) - 2e Keizerrijk (1852 - 1870) - 3e Republiek (1871 - 1940) - Vichy-regime (1940 - 1945) Generaal Ph. Pétain - 4e Republiek (1946 - 1958) Generaal Ch. de Gaulle - 5e Republiek (Ch. de Gaulle) VICHY-REGIME = 1940-1944 = Vichy-Regime: was de Franse regering tijdens WOII = werkte samen met Nazi-Duitsland = stad Vichy (hoofdstad) onder een autoritair regime = onder leiding van Philippe Pétain (held uit WOI) = Pétain vestigde een autoritaire regering: vijandig tov democratische waarden ð “travail, Famile, Patrie (werk, familie, vaderland) ð Beleid week sterk af van vroegere republikeinse waarden (vrijheid, gelijkheid, broederschap) = Vichy Frankrijk werd een collaboristisch regime: discriminatie tov Joden =1944: geailieerden bevrijdden Frankrijk = Vichy-regime beëindigd = de nieuwe nationale regering werd geïnstalleerd onder leiding van Charles de Gaulle: herstelde de Franse Republiek 4E REPUBLIEK = 1946-1958 (opgericht na WOII) = doel: stabiele democratische regering vormen = grondwettelijke maatregelen om uitvoerende macht te versterken = 21 regeringen in 12 jaar tijd: zorgde voor grote instabiliteit = 1958: Algerijnse crisis = regering verloor controle = voormalig generaal Charles De Gaulle keerde terug uit zijn pensioen = De Gaulle hoofd van overgangsregering: taak = nieuwe grondwet opstellen = leidde tot einde van vierde republiek en oprichting vijfde republiek = uitvoerende macht aanzienlijk versterkt 5E REPUBLIEK = 1958 - heden = De Gaulle (regeringsleider) wilde nieuwe grondwet = einde politieke instabiliteit = sterkte uitvoerende macht = nieuwe grondwet = aanzienlijk meer macht aan de president en de regering = macht van parlement werd beperkt = president: centrale rol in bestuur = benoemen premier, ontbinden parlement, houden van referenda = Frankrijk: stabielere en efficiëntere staatsstructuut, minder afhankelijk van parlementaire coalities, beter bestand tegen crises 30 Conclusie: = franse rechtssysteen is gevormd door diverse invloeden: Romeins recht (0 -> 5e eeuw): systematische regels en principes Canoniek recht: morele en ethische kwesties Gewoonterecht (5e -> 18e eeuw): lokaal gebruik en tradities Moderne ideeën (17e-18e eeuw: Verlichting): rationele en universele principes, zoals mensenrechten en gelijkheid Franse recht = veelzijdig, duurzaam => balans tussen traditie en rationaliteit STAATSSTRUCTUUR GRONDWET Frankrijk = een eenheidsstaat met opmerkelijk centralistisch bestuur ð De gedecentraliseerde besturen blijven geheel onderworpen aan het centraal gezag o 2003 grondwetshervorming: decentralisatie is officieel opgenomen in de grondwet o 2014: regionale hervorming (van 22 naar 13 regio’s) ð Centraal gezag houdt financieel en bestuurlijk toezicht via figuur van de prefect (= vertegenwoordiger van de centrale overheid in de territoriaal gedecentraliseerde besturen Art. 1 Franse Grondwet: Frankrijk is… - Ondeelbaar: centralisatie + afwijzing van het recht op lokaal zelfbestuur = federalisme - Seculier: strikte scheiding der machten - Democratisch: universeel stemrecht - Sociaal: “fraternité” - speciale nadruk op sociale rechten KENMERKEN 1/ Parlementaire democratie 2/ Semi-presidentieel regime: macht verdeeld tussen president en regering - Specifieke bevoegdheden voor elk o De president heeft belangrijke bevoegdheden die hij alleen kan uitoefenen. o De president kan het parlement ontbinden en verkiezingen uitschrijven. o Maar: regering moet verantwoording afleggen aan parlement 3/ Relatieve scheiding der machten - Regering legt verantwoording af aan parlement - maar heeft ook veel bevoegdheden voor president - Wetgevende macht is verdeeld tussen het parlement en de regering o Parlement: heeft wetgevende bevoegdheden toegewezen (la loi) o Regering: resterende wetgevende macht (décret + arreté) 4/ Mensenrechten - vastgelegd op grondwettelijk niveau - afdwingbaar in het Constitutionele Hof 31 Deze opzet van een semi-presidentieel regime combineert presidentiële macht met parlementaire controle en zorgt voor een balans tussen uitvoerende en wetgevende bevoegdheden. STAATSHOOFD - EMMANUEL MACRON Emmanuel Macron = president van Frankrijk: sterke en invloedrijke positie binnen staatbestel Taken: - Verantwoordelijk voor het optimaal functioneren van het staatsapparaat o toezicht op uitvoering wetten en beleid - Chef van de strijdkrachten o Macron is hoogste militaire autoriteit o Verantwoordelijkheid voor nationale veiligheid en defensie - Internationale vertegenwoordiging o Vertegenwoordigende autoriteit - Hoofd van de uitvoerende macht o benoemt de premier als hoofd van de regering o de premier benoemt en ontslaat ministers o ondertekent verordeningen en ordonnanties - Kan het parlement ontbinden en verkiezingen uitschrijven - Afkondiging van wetten, kan ook terugverwijzen naar het parlement voor extra overleg - Betrokken bij het functioneren en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht - Presidentiële onschendbaarheid -> alleen electorale verantwoording directe verkiezing voor een periode van 5 jaar; uitzondering: haute trahison (=hoogverraad) Moeilijkheid / probleem: “cohabitatie = Wanneer president en premier tot verschillende politieke partijen = dan is premier meestal machtiger -> heeft parlement achter zich = kan leiden tot spanningen en verschuiving macht tussen president en de premier = kan bestuur compliceren EERSTE MINISTER - MICHEL BARNIER Michel Barnier = eerste minister van Frankrijk: cruciale rol binnen Franse regering - Hoofd van de regering - Verantwoordelijk voor het formuleren en uitvoeren van politiek beleid - legt (politieke) verantwoording af aan het parlement - moet daarom kunnen terugvallen op een meerderheid in het parlement - Kan ook wetten maken (restbevoegdheid) o Autonome verordeningen (Réglements autonomes) o Verordeningen (gebaseerd op 'loi d'habilitation') - Wetgeving uitvoeren: toepassingsverordeningen o Praktische uitvoering van wetten regelen - Kan wetsvoorstellen (Proyecto de ley - disegno di legge) indienen bij het parlement = nieuwe wetgeving initiëren - Regeringsleden kunnen voor hun daden aansprakelijk worden gesteld voor de rechtbank 32 PARLEMENT = Tweekamerparlement 1. Assemblée Nationale: o leden worden rechtstreeks verkozen o vijfjaarlijkse nationale verkiezingen 2. Sénat: o leden worden gekozen door lokale regeringen van departementen o beperkte rol: vertragen het wetgevingsproces, maar blokkeren het niet o Mandaat duurt 6 jaar, maar vernieuwing van de helft van de Senaat om de 3 jaar = Toegewezen wetgevende bevoegdheden o art. 34 Gw: parlement kan wetgeving maken over een reeks aangewezen onderwerpen o burgerlijke rechten o belastingen o onderwijs = Toezicht op regering: op beleid en uitvoering darvan door de regering en kan deze ter veratnwoording roepen = Beslist over begroting: controle over de uitgaven en inkomsten van de overheid RECHTERLIJKE ORGANISATIE DUBBELE RECHTSSYSTEEM IN FRANKRIJK = dual organisation Dubbele organisatie: twee afzonderlijke en volledig onafhankelijke rechtssystemen 1. Gewone rechtbanken = Juridiction Judiciaire o geschillen tussen burgers, strafrecht o beoordeling van geschillen op basis van het in de wet vastgelegde toepasselijke recht o top van de piramide: Hof van Cassatie (Cour de Cassation) 2. Administratieve rechtbanken = Juridiction administrative o geschillen tussen bestuursorganen of bestuursorgaan vs. burger o beoordeling van geschillen op basis van het toepasselijke recht dat is vastgelegd in het bestuursrecht of ongeschreven beginselen van bestuursrecht o top van de piramide: Raad van State (Conseil d'Etat) Tribunal des Conflits (Arbitragehof): beslist welke rechtbank bevoegd is in geval van twijfel 33 KENMERKEN GEWONE RECHTBANKEN Franse gewone rechtbanken = unieke kenmerken die opbouw en werking van het rechtssysteem bepalen: Scheiding tussen publiek- en privaatrecht o Onderscheid tussen collectiviteit (overheidsinstanties) en individuele rechten (= bevoegdheidsdualisme -> publiekrecht en privaatrecht apart behandeld) Belangrijke plaats van het bestuursrecht in het Franse rechtssysteem o Regelt de relatie tussen burgers en overheid (administratieve rechtbanken) Rechtsstaat - legaliteitsbeginsel: o Wet = duidelijk, controleerbaar, niet met terugwerkende kracht o Ondersteunt voorspelbaarheid en rechtvaardigheid van rechtssysteem Regionalisme o Gewone rechtbanken = regionale bevoegdheid o Met uitzondering van landelijke rechtbanken met nationale jurisdictie (zoals: Conseil Constitutionnel, HvC, RvS en Tribunal de Conflits) Algemene jurisdictie vs. specialisme o Gewone rechtbanken onderverdeeld in gespecialiseerde rechtbanken – verschillende rechtsgebieden o Gespecialiseerde magistraten worden ingezet in deze rechtbanken Dubbele instantie o Men kan dus beroep aantekenen tegen een uitspraak § ook na het hof van assisen § vaak in administratieve rechtszaken Deze kenmerken waarborgen dat het Franse rechtssysteem: = effectief, rechtvaardig en gespecialiseerd functioneert = burgers toegang tot passende juridische procedures vr diverse soorten geschillen HOF VAN CASSATIE HvC = hoogste gerechtshof voor burgerlijke en strafzaken ð Specifieke functies en beperkingen Alleen procedurele beoordeling o Uitsluitend rechtmatigheid van procedure in lagere rechtbanken o Zonder zich over de feiten van de zaak uit te spreken Geen eindoordeel in de voorgelegde zaak - geen beoordeling van feiten o Geen definitieve uitspraak over de inhoud van de zaak o Procedurefout? Zaak terug naar een andere rechter van hetzelfde niveau voor een nieuwe beoordeling Rechtseenheid door juridische interpretatie o Hof zorgt voor eenheid in de Franse rechtspraak o Door consistente juridische interpretaties o Uniforme toepassing van de wet in alle lagere rechtbanken 34 A posteriori grondwettigheidstoetsing o Wetten toetsen op grondwettigheid na hun inwerkingtreding o Hof de mogelijkheid om juridische kwesties die twijfel oproepen door te verwijzen naar Grondwettelijke Raad (Conseil Constitutionnel) RAAD VAN STATE (= conseil d’État) RvS = hoogste orgaan binnen de administratieve rechtspraak - Zowel adviserende als rechterlijke taken Top van de administratieve rechtbanken (juridiction administrative) o Hoogste instantie binnen administratieve rechtspraak o Behandelt beroepen tegen beslissingen van lagere administratieve rechtbanken Advies aan de regering over wetsontwerpen o RvS adviseert de regering over wetsvoorstellen + belangrijke beleidskwesties o bijdragen aan de kwaliteit en grondwettigheid van nieuwe beleid en wetgeving Rechterlijke taak o RvS als rechter in cassatie voor administratieve zaken o Uitsprkaen van lagere administratieve rechtbanken vernietigen op grond van procedurele of juridische fouten o Rvs ook in eerste en laatste aanleg: zaak direct beoordelen zonder tussenkomst van lagere rechtbanken A posteriori grondwettigheidstoetsing o Zaken toetsen op grondwettigheid nadat de wet in werking is getreden o Filter voor doorverwijzing naar Grondwettelijke Raad (Conseil Constitutionnel) Door combinatie van advies- en rechtspraakfuncties speelt de RvS een sleutelrol in het waarborgen van de rechtmatigheid en kwaliteit van zowel beleid als administratieve beslissingen. 35 GRONDWETTELIJK HOF = CONSEIL CONSTITUTIONNEL Grondwettelijk hof = verantwoordelijk voor de toetsing van wetgeving aan de Franse Grondwet en speelt een belangrijke rol in de bescherming van de rechten en vrijheden. ð Oorspronkelijke taak: o Verdeling van bevoegdheden tussen parlement en regering te bewaken o Beide machten binnen hun wettelijke kaders ð Nu: Preconstitutionele controle van wetten en voorschriften o Raad beoordeelt wetgeving voorafgaand aan hun inwerkingstreding op de grondwet (preconstitutionele controle) § Verplicht voor organieke wetten (wetten die specifieke constitutionele aspecten regelen) § Voor andere wetten gebeurt toetsing op verzoek van de president, premier, kamervoorzitters, of minstens 60 leden vh parlement ð Sinds 2008: vraagrecht voor burgers o Burgers kunnen tijdens een rechtzaak een Question Prioritaire de Constitutionnalité (QPC) stellen als zij menen dat hun grondrechten worden geschonden door een bestaande wet § De rechter in de zaak legt de vraag voor aan HvC of RvS, die bepalen of de vraag aan Constitutionele Raad wordt voorgelegd ð Resultaat: samenhangende en volledige rechtspraak opgebouwd voor de bescherming van rechten en vrijheden in Frankrijk Grondwettelijk hof = cruciale rol in het waarborgen van de grondwettelijkheid van de wetten en beschermen van burgerrechten RECHTSBRONNEN OVERZICHT Bindende bronnen 1. Grondwet (Grondwettelijk Verdrag) 2. Internationaal en Europees recht (Le bloc de conventionalité) 3. Wetgeving (Le bloc de legalité) o Bio-wetgeving o Autonome wetten o Verordeningen o Verordeningen o Toepasselijke verordeningen 4. Algemene rechtsbeginselen 5. Gewoonten Gezaghebbende en aanvullende bronnen 1/ Jurisdiction (eng) (jurisprudence - fr) = jurisprudentie - Jurisprudence = uitspraken van rechters en rechtbanken - Rechterlijke beslissingen die rechting geven aan de interpretatie van de wet en daarmee later invloed uitoefenen op de latere rechtzaken 36 - Hoewel rechterlijke uitspraken = niet bindend o Hogere rechtbanken: HvC en RvS = veel gezak o Vooral bij constante jurisprudentie (herhaalde en consistente uitspraken over hetzelfde onderwerp o Uitzondering: annuleringsbesluiten van het Constitutioneel Hof = bindend 2/ Legal doctrine (jurisprudence - eng) = rechtsleer - Engelstalige landen: jurisprudence = juridische theorie of rechtsleer - Frankrijk: jurisprudence = betekenis van rechterlijke uitspraken - Rechtsleer in Franse doctrine = juridische theorieën en interpretaties die het recht analyseren en in context plaatsen o Rechtleer ≠ bindend, beïnvloed wel rechters en wetgevers Jurisprudentie (Fr) = uitspraken van rechters en rechtbanken Jurisprudentie (En) = juridische theorie (doctrine) Gezaghebbende bronnen = bieden rechters en advocaten belangrijke hulpmiddelen bij de uitleg en toepassing van wetten in specifieke rechtsgebieden en zorgen voor consistentie en stabiliteit GRONDWET GRONDWET SINDS 1958 (5E REPUBLIEK) Franse grondwet van 1959 = basis van het rechtssysteem in de Vijfde Republiek ð MAAR niet alle grondwettelijke regels in detail ð Document werkt met verwijzingen naar belangrijke, aanvullende bronnen Bevat enkele regels van staatsinrichting Bescherming van fundamentele mensenrechten door verwijzing naar andere teksten o “Déclaration” van 1789 (burgerlijke en politieke rechten) o Grondwet van 1946 (sociaal-economische en culturele rechten) o 'Charte de l'environnement' - recht op een evenwichtig milieu met respect voor gezondheid = grondrecht Aangevuld met Grondbeginselen erkend door de wetten van de Republiek o gebaseerd op preambule van de grondwet van 1946 o deze beginselen worden door de Constitutionele Raad en de RvS erkend en geïntegreerd Constitutioneel deel “le bloc de constitutionnalité o Geheel van grondwettelijke beginselen en rechten o Regels voor het functioneren van de staat en zijn relatie met burgers o Naleving wordt gegarandeerd door Constitutionele Raad Grondwet van 1959 = dynamisch en uitgebreid fundament voor de Franse rechtsstaat en zorgt zij voor een voortdurende bescherming van fundamentele rechten en een goed functionerende staat Grondwet van de Vijfde Republiek heeft sinds haar invoering = veel veranderingen ondergaan = ondanks dat de wijzigingsprocedure complex is 37 Republikeinse regeringsvorm = onveranderlijk -> Frankrijk moet als republiek blijven functioneren Initiatief recht voor wijziging = bij president (op aanbeveling van de premier) en het parlement = wijzigingen moet worden goedgekeurd door beide kamers van het parlement 1. Nationale vergadering 2. Senaat Goedkeuringsprocedure: - Standaardprocedure o Wijzigingsvoorstel aangenomen door beide kamers vh parlement o Gevolgd door een bindend referedum waarin het Franse volk zich uitspreekt - Alternatief o Wijziging zonder referendum als initiatief door president komt en voorstel door 3/5 meerderheid van beide kamers wordt goedgekeurd Strikte procedure = stabiliteit binnen de Grondwet en maakt structurele wijzigingen mogelijk, terwijl de kernprincipes van Franse republiek behouden blijven. INTERNATIONALE & EU-REGELS = VERDRAGSGEDEELTE (BLOC DE CONVENTION) In het Franse rechtssysteen (zoals verankerd in de Bloc de conventionnalité) = internationale en Europese verdragen die voorrang hebben op nationale wetten zodra ze zijn geratificeerd en gepubliceerd = zowel voor algemene internationale verdragen als specifiek voor Europees recht Internationale verdragen: - Na ratificatie en publicatie van een internationaal verdrag heeft dit voorrang boven nationale wetten, zolang het niet strijdig is met de Grondwet (Bloc de Constitutionnalité). - Monistische benadering: internationale verdragen automatisch deel van het Franse recht zodra ze zijn geratificeerd, zonder verdere omzetting in nationale wetgeving - Constitutionele Hof beoordeelt of verdragen compatibel zijn met de grondwet Europees recht: - EU-recht direct voorrang op nationaal recht o Europese regels > franse wetgeving bij tegenstrijdigheden - Constitutionele Raad en andere rechters beoordelen of nationaal recht verenigbaar is met Europese wetgeving, zij zorgen voor een consequente toepassing van hiërarchie in het recht De bloc de coventionnalité zorgt ervoor dat Frankrijk zich aan internationale en Europese verplichtingen houdt, terwijl het de eigen constitutionele normen respecteert. 38 WETGEVING (JURIDISCH BLOK) Wetgevende bevoegdheden Verdeeld tussen parlement en regering Verdeling vastgelegd in Grondwet Bewaakt door Constitutionele Raad en de Raad van State Parlementaire bevoegdheden: = specifieke, toegewezen, wetgevende bevoegdheden - Burgerrechten en vrijheden - Eigendomsrechten - Persoonlijke status en nationaliteit - Belastingen - Onderwijs - Lokale overheden Overheid, regering beschikt over: - Residuele wetgevende macht = wetten maken over alle onderwerpen die niet expliciet aan het parlement zijn toegewezen - Uitvoerende macht = bevoegdheden om wetten uit te voeren en regels op te stellen binnen de door het parlement vastgestelde kaders Verderling zorgt voor een gebalanceerde machtsverdeling binnen de Franse staat en waarborgt dat de Grondwet wordt nageleefd bij de uitoefening van zowel wetgevende als uitvoerend taken Parlement 1. Organisatorische wetten (Lois organiques): = wetten regelen organisatie van de overheid = bijzondere status: hiërarchie tussen grondwet en de gewone wetten = behandelen essentiële onderwerpen: vb inrichting staatsstructuren = strengere grondwettelijke controle (a priori toetsing door constitutionele Raad: grondwettigheid wordt beoordeeld voordat ze in werking treden 2. Gewone wetten = reguleren alle andere gebieden die niet specifiek aan organisatorische wetten of de uitvoerende macht zijn toevertrouwd = door parlement aangenomen volgens reguliere wetgevingsprocedure = minder strikt gebonden aan de grondwettelijke controle Deze verdeling tussen organisatorische en gewone wetten maakt het mogelijk om een stabiel juridisch kader te behouden voor de fundamentele organisatie van de staat, terwijl het parlement flexibiliteit heeft om regulier beleid vast te stellen. 39 Overheid Autonome wetten: = overheid heeft resterende wetgevende macht = kan regelgeving maken voor alle domeinen die niet specifiek door de grondwet aan het parlement zijn toegewezen Décrets: = verordeningen die worden uitgevaardigd door president of premier = gelden als regels in domeinen waar regering rechtsreeks verantwoordelijk is = waar parlementair initiatief niet vereist is Parlementaire bevoegdheden overruled door verordeningen: ð Soms vaardigt de regering verordeningen uit voor gebieden die normaal onder het parlement vallen o Wanneer parlement blijft hangen en geen beslissing neemt o Als parlement regering heeft gemachtigd om verorderingen te maken in bepaalde domeinen ð Verorderingen die onder parlementaire bevoegdheid vallen, moeten binnen een bepaalde periode worden geratificeerd door het parlement , anders vervallen ze automatisch CIVIELRECHTELIJKE TRADITIE EN CODIFICATIE Frankrijk (net als Duitsland) = civielrechtelijke traditie ð Wetten en regels worden systematisch vastgelegd in verschillende wetboeken zoals Code Civil, Code Pénal en Code de Commerce ð Codificaite zorgt voor systematische / deductieve benadering = regels worden logisch opgebouwd en toegepast Bindend karakter van wetgeving o Wetgeving bindend en gezaghebbend o Rechtbanken passen deze regels toe op concrete gevallen Jurisprudentie o Interpreteren en verduidelijken bestaande regels en wetgeving o Uitspraken enkel bindend voor de betrokken partijen o Dienen als interpretatieve bron 40 CH 4 UK LEGAL & STATE SYSTEM Verenigd Koninkrijk (UK) = 4 deelgebieden (= “countries”) 1. Engeland 2. Wales 3. Schotland 4. Noord-ierland Groot-Brittannië: 1. Engeland 2. Wales 3. Schotland Bespreking van Engels rechtssysteem => van kracht in Engeland en Wales - Noord-ierland = eigen rechtsstelsel - Schotland = eigen hybride rechtsstelsel: elementen van common law+ civil law GESCHIEDENIS 1. GB – UK 2. gewoonterecht 3. billijkheid 4. Fusie gewoonterecht en billijkheid 5. betenissen van Common law GROOT-BRITTANNIË - VERENIGD KONINKRIJK Uitleg over het Rechtsstelsel van Engeland: = Het rechtsstelsel van Engeland, ook bekend als de common law, heeft een unieke historische ontwikkeling doorgemaakt die nauw verbonden is met de eenmaking van Engeland en de Normandische verovering. Normandische verovering (1066): - De slag bij Hastings o het begin van de Normandische overheersing in Engeland o het einde van het Angelsaksische tijdperk. - Normandiërs brachten een sterk feodaal systeem en een centrale, machtige koning naar Engeland - Dit legde de basis voor een gecentraliseerd juridisch systeem. Middeleeuwen: Feodaal systeem & Machtige Koning Kenmerken: o Een sterk feodaal systeem gecombineerd met een machtige koning vormde de basis van de samenleving. o In tegenstelling tot Frankrijk, waar revoluties en machtsbreuken grote veranderingen brachten, verliep de Engelse ontwikkeling zeer geleidelijk. Verlies van koninklijke macht: o De koning verloor geleidelijk macht over de eeuwen heen, zonder duidelijke "breekpunten" zoals in andere landen. o Deze continue ontwikkeling betekende dat veel juridische principes die in de middeleeuwen zijn ontstaan, nog steeds de basis vormen voor bepaalde rechtsgebieden, zoals het recht op onrechtmatige daad (tort law). 41 Common Law en Wereldwijde Verspreiding Het Engelse rechtsstelsel, gebaseerd op gewoonterecht, verspreidde zich wereldwijd via de Britse kolonies. Landen in het Gemenebest (zoals Canada, Australië en India) hebben juridische systemen die vaak sterk zijn beïnvloed door de Engelse common law. Het Verenigd Koninkrijk (VK) bestaat uit: - Groot-Brittannië (Engeland, Wales, Schotland) - Noord-Ierland Regionalisme en devolutie: - In 1998 begon een proces van "devolutie", waarbij bepaalde bevoegdheden werden overgedragen van de centrale Britse regering naar de afzonderlijke naties en regio's. - Dit leidde tot de oprichting van wetgevende vergaderingen en regeringen in Schotland, Wales en Noord-Ierland. Conclusie Het Engelse rechtsstelsel is een product van eeuwenlange geleidelijke ontwikkeling, gekenmerkt door continuïteit en stabiliteit. Dit onderscheidt het van landen zoals Frankrijk, waar revoluties vaak ingrijpende veranderingen brachten. De common law blijft wereldwijd invloedrijk dankzij de verspreiding door voormalige Britse kolonies. ONTWIKKELING VAN GEWOONTERECHT Het gewoonterecht (=common law) of Anglo-Amerikaans recht: = een rechtsstelsel dat zich in Engeland heeft ontwikkeld na de Normandische verovering in 1066. = gekenmerkt door zijn focus op precedent (jurisprudentie) en de bindende kracht van rechterlijke uitspraken. Voor de Normandische Verovering (tot 11e eeuw) - Kenmerken van de samenleving: o Engeland kende een zwakke centrale autoriteit en juridische fragmentatie. o Rechtszaken werden voornamelijk lokaal afgehandeld, gebaseerd op het lokaal gewoonterecht en lokale jurisdicties. Na de Normandische Verovering (vanaf 1066) ð De verovering door hertog Willem van Normandië (later Willem I van Engeland) bracht ingrijpende veranderingen: 1. Sterke centrale autoriteit: o Het feodale systeem werd gecentraliseerd: = De koning bleef eigenaar van het land. = Landheren werden slechts bewaarders van het land en moesten trouw zweren aan de koning, in plaats van aan een hogere heer. 2. Centralisatie van jurisdictie: o De koninklijke hoven namen steeds meer bevoegdheden over van lokale autoriteiten. o Dit verminderde de invloed van lokaal gewoonterecht en lokale rechtspraak. 3. Specialisatie van rechtbanken: o Er werden gespecialiseerde hoven opgericht, zoals: 42 § Court of Exchequer: behandelde belastingzaken. § Court of King’s Bench: verantwoordelijk voor strafzaken. § Court of Common Pleas: behandelde geschillen tussen privépersonen. 4. Rondreizende rechters: = Rechters reisden door het land (in circuits) om koninklijke jurisdictie te verzekeren. Hierdoor werd de common law toegepast in alle delen van Engeland. Ontwikkeling van de Common Law Van lokaal gewoonterecht naar rechterlijk precedent: o In de beginfase baseerden koninklijke rechtbanken zich op lokale gewoonten. o Later ontwikkelden ze het recht verder door eerdere rechterlijke uitspraken (jurisprudentie) te gebruiken als bindende precedenten. Rondreizende rechters en uniformiteit: o Rondreizende rechters pasten de gemeenschappelijke principes van de common law toe in verschillende regio’s. o Hierdoor ontstond een uniform systeem van rechtspraak in heel Engeland. Exploten en standaardisatie: o Toegang tot koninklijke rechtbanken verliep aanvankelijk via een exploot: een verzegelde brief in naam van de koning. o Later werden gestandaardiseerde dagvaardingen geïntroduceerd voor soortgelijke zaken, wat leidde tot: § Grotere bevoegdheden voor de koninklijke rechtbanken. § Verdere ontwikkeling en uitbreiding van de common law. De common law in Engeland is een product van de centralisatie van juridische bevoegdheden en de evolutie van jurisprudentie. Waar vroeger lokaal gewoonterecht dominant was, werd dit geleidelijk vervangen door een uniform systeem gebaseerd op bindende rechterlijke uitspraken. Dankzij de rol van rondreizende rechters en gespecialiseerde rechtbanken werd de common law een coherent en nationaal rechtssysteem dat een grote invloed heeft gehad op rechtssystemen wereldwijd. CREATIE VAN “BILLIJKHEID” (EQUITY) IN ENGELAND = Het concept van billijkheid (equity) ontstond als een reactie op de beperkingen en rigiditeit van het gewone recht (common law) in Engeland. = Het bood een alternatief juridisch systeem om gerechtigheid te waarborgen in situaties waarin het formele systeem tekortschoot. Problemen met het Dagvaardingssysteem Het dagvaardingssysteem van de koninklijke rechtbanken werd zeer formalistisch: o Zonder een officieel exploot had men geen toegang tot de rechtbanken. o De creatie van nieuwe explootboeken (en daarmee nieuwe rechtsgronden) werd geblokkeerd door lokale overheden, wat leidde tot stagnatie in de ontwikkeling van het common law. Het common law kon niet altijd nieuwe juridische problemen in een veranderende samenleving oplossen, waardoor mensen vaak zonder oplossing bleven. 43 Opkomst van Billijkheid (Equity) Mensen die geen gerechtigheid konden vinden binnen het gewone recht wendden zich rechtstreeks tot de koning, die als de “fontein van gerechtigheid” werd beschouwd. De koning gaf deze petities door aan de Lord Chancellor, een hooggeplaatst ambtenaar en vertrouweling, die recht sprak op basis van rechtvaardigheid en billijkheid. Deze beslissingen vormden de basis van een parallel rechtssysteem: Equity, dat in de 15e eeuw officieel vorm kreeg. Rol van de Lord Chancellor De Lord Chancellor was de belangrijkste figuur in de ontwikkeling van billijkheid: o Hij bood rechtvaardige oplossingen in situaties waarin het gewoonterecht

Use Quizgecko on...
Browser
Browser