Quiz H5 PDF
Document Details
Uploaded by ImpressedRed
Tags
Summary
This document discusses price formation under different market structures, including pure competition, monopoly, monopolistic competition, and oligopoly. It covers the criteria for distinguishing between market structures and the conditions for profit maximization. The document includes concepts like total costs, total revenue, marginal cost, and marginal revenue, providing a foundational understanding of microeconomics topics.
Full Transcript
Hoofdstuk 5 Prijsvorming onder verschillende marktstructuren 1. Inleiding Hoe wordt de prijs bepaald die een producent voor zijn product op de markt zal kunnen vragen? = hangt af van de kenmerken van het product als van de karakteristieken van de markt waarop het bedrijf werkzaam is (4 duidelijke ve...
Hoofdstuk 5 Prijsvorming onder verschillende marktstructuren 1. Inleiding Hoe wordt de prijs bepaald die een producent voor zijn product op de markt zal kunnen vragen? = hangt af van de kenmerken van het product als van de karakteristieken van de markt waarop het bedrijf werkzaam is (4 duidelijke verschillende marktstructuren) § Zuivere mededinging § Monopolie § Monopolistische concurrentie § Oligopolie Eenduidige doelstelling: economische winst maximaliseren !!! algemeen is het maximaliseren van de kosten een noodzakelijke, maar geen voldoende, minimaliseren voorwaarde voor het maximaliseren van de winst 2. Criteria voor het onderscheiden van verschillende marktvormen 4 algemene karakteristieken: § Het aantal potentiële vragers en aanbieders § Gaat het om een homogeen of heterogeen product? § Is er vrije toegang tot en uittreding uit de markt? § Hebben alle marktparticipanten dezelfde en volledige informatie ter beschikking? 71 Monopolie: § Monopsonie: indien slechts 1 vrager een marktpositie inneemt tov veel aanbieders Vb. Infrabel § Bilateraal monopolie: 1 vrager wordt geconfronteerd met 1 aanbieder Vb. Overheid en ziekenfondsen Oligopolie: vb. auto-industrie Monopolistische concurrentie: vb. kleinhandel, horeca,… Concentratie: klein aantal ondernemingen, behorend tot eenzelfde bedrijfstak, een groot aandeel van de totale omzet van die sector voor zijn rekening neemt 3. Winstmaximiserend gedrag Onze veronderstelling dat bedrijven hun economische winst maximaliseren, leidt tot een algemene regel voor optimaal gedrag die geldt voor elk van de marktvormen die we verder zullen onderscheiden. Economische winst voorstellen door ∏ ∏(x) = TO(x) – TK (x) De opbrengsten hangen natuurlijk af van hoeveel men verkoopt. De relatie tussen de opbrengsten en de hoeveelheid hangt af van het soort markt waarop een bedrijf werkzaam is. Productieniveau bepalen waarbij winst maximaal is: Eerste-orde-voorwaarde: verkrijgen door de 1ste afgeleide gelijk te stellen aan 0 Marginale productiekosten: de invloed van een kleine toename in de productiekosten Marginale opbrengsten: invloed van een kleine toename in de verkochte hoeveelheid op de opbrengsten Afhankelijk van de marktvorm: prijs als constante of als een functie = verschillende uitkomst voor MO Eerste-orde-voorwaarde kan herschreven worden als: MO(x) – MK(x) =0 of nog MO(x) = MK(x) Deze regel voor optimaal gedrag geldt onder alle marktvormen. Het winstmaximaliserend outputniveau is zodanig dat de extra opbrengst van een kleine toename van de productie en de verkopen precies gelijk is aan de extra kosten van die bijkomende output. 72 MO < MK : productie van de laatste eenheid is ene verliespost geweest 4. zuivere mededinging 4.1 Het winstmaximerend ouputniveau van de representatieve onderneming op korte termijn § Veel vragers en aanbieders (5) § Homogeen product § Vrije toetreding tot de markt § Perfecte informatie Prijsnemer: bedrijf moet dan een geldende marktprijs aanvaarden (geen invloed op) § Vraagcurve voor een individueel bedrijf oneindig elastisch (vraagcurve horizontaal) § Vb. wereldmarkt voor een bepaalde graansoort Figuur 5.1 Luik a: markthoeveelheid X (≠ hoeveelheid x van een individueel bedrijf) Luik b: Belgisch landbouwer die zijn productie verhoogt met nog eens 100 ton § Verschuiving zo marginaal dat ze geen merkbare invloed heeft op de prijs Horizontale vraagcurve betekent letterlijk dat tegen een geldende marktprijs het bedrijf in principe zoveel kan verkopen als zijn ondernemingscapaciteit en kostenverloop het toelaten. § Boven geldende marktprijs verkopen niet mogelijk (homogene producten: verlies voor koper) § Onder de geldende marktprijs verkopen economisch onverantwoord: verlieslatend en uit de markt verdreven worden 73 Hoe moet de individuele ondernemer op korte termijn beslissen welke output hij op de markt moet brengen? KT: alle kosteninformatie die de onderneming in haar beslissingsproces gebruikt, heeft betrekking op kosten op KT, voor een gegeven kapitaalstock (infrastructuur, gebouwen, apparatuur,…) Voorwaarde voor een winstmaximaliserende output: MO(x) = MK(x) →onder hypothese van zuivere mededinging deze voorwaarde vereenvoudigen Want TO = p * x Tweede-orde-voorwaarde voor een winstmaximum vereist ten slotte dat de 2de afgeleide van de winst naar x negatief moet zijn. Dit betekent concreet dat de marginale kostencurve stijgend moet zijn. 74 Figuur 5.2 Het optimum situeert zich op het rechterluik voor een waarde x=x* (marktgeldende prijs = MK) § MO = GO = P § MK-curve stijgend § Opbrengsten: prijs vermenigvuldigd met hoeveelheid x* (grafisch: opp rechthoek odex*) § TK: GK vermenigvuldigd met x* (opp rechthoek ogfx*) § Winst: gearceerde rechthoek Figuur 5.3 3 manieren om het optimum grafisch weer te geven: Onderste luik: MO en MK Bovenste luik: TK en TO (aangezien TO(x) = px en de prijs constant is, is de TO-curve een rechte door de oorsprong met als helling de prijs p Maximale winst: waar het verticaal verschil tussen de TO-curve en de TK- curve maximaal is 75 Figuur 5.4 De optimale output is niet die waarvoor de gemiddelde kosten minimaal zijn, noch die waarvoor het verschil tussen de prijs en de gemiddelde kosten zo groot mogelijk is. 76 Winstmaximering: impliceert niet dat de winst noodzakelijk positief is § Verlieslatende onderneming: maximale winst komt overeen met het zo kleinst mogelijk verlies Tabel 5.2 Hier wordt het berekenen van de winst geïllustreerd voor een fictief bedrijf bij diverse outputniveaus (marktprijs 100 euro) 4.2 De aanbodfunctie van de onderneming op korte termijn Aanbodfunctie: gelijk aan de MK-curve Figuur 5.5a Hier wordt de winstmaximaliserende output bij diverse alternatieve prijzen bepaald § Als de prijs p2 wordt, dan optimale output x2 (winst naar 0 herleid) P = GK § Als prijs nog verder daalt, verlies (GK > p) § Zodra de prijs beneden het niveau p3 daalt, wordt de productie ook in de KT economisch niet meer verantwoord (opbrengsten zijn niet meer in staat de variabele kosten te dekken) → niet produceren in die periode is optimaal Zolang de prijs de GVK overtreft, blijft produceren op KT toch nog economisch verantwoord, omdat de vaste kosten toch gemaakt zijn en de producent met de opbrengst in staat is alle variabele kosten plus een gedeelte van de vaste kosten te dekken Aanbodcurve valt samen met het gedeelte van de MK-curve dat zich boven de GVK-curve bevindt. § Xa = f(p) bestaat uit 2 delen a) Verticale as zolang p < p3 b) MK-curve wanneer p > p3 § Aanbodcurve geldt zolang: p > GVK 77 78 Eenheden zijn niet rendabel als ze minder opbrengen dan ze kosten (p < MK) Eenheden zijn wel rendabel als ze meer opbrengen dan ze kosten (p > MK) Figuur 5.7 Kortetermijn-aanbodcurve voor de hele markt : bekomen door de aanbodcurven van de individuele producenten horizontaal te sommeren 79 4.3 Het langetermijnevenwicht van de representatieve onderneming Op LT komen er 2 soorten aanpassingen voor: § Individuele bedrijven: zullen optimale aanpassingen doorvoeren in de schaal van de onderneming § Op niveau van de markt: wnr bedrijven op KT economische winsten maken, worden nieuwe bedrijven tot de sector aangetrokken (en omgekeerd) 3 voorwaarden Langetermijnevenwicht: § Evenwicht tussen vraag en aanbod § Alle bedrijven in de industrie maximaliseren hun winst ( en dus p = MK) § De winst van het typische bedrijf in de industrie = 0 80 Figuur 5.8 Initiële marktprijs p0 Optimum voor de winstmaximerende onderneming in e Optimale hoeveelheid is dan x0 Er worden nieuwe ondernemingen aangetrokken waardoor het nieuwe optimum gegeven door een kleine hoeveelheid x1 → het individuele bedrijf vermindert zijn productie, omdat een aantal eenheden vanwege de prijsdaling niet langer rendabel zijn Figuur 5.9 b Langetermijnevenwicht in e Vraag = aanbod , de prijs p=MK en de winst is gedaald naar 0, omdat GO = GK (onderneming kan juist al haar kosten dekken en maakt geen winst) Winst: de overwinst die men toch nog realiseert nadat alle productiefactoren correct vergoed zijn Economische winst: als TO > TK 81 Figuur 5.10 Omgekeerd proces op gang wanneer in de uitgangssituatie het typische bedrijf een verlies oploopt Ook hier is de langetermijn winst gelijk aan 0 5 Monopolie Monopolie: slechts 1 enkele onderneming die het gehele aanbod voor haar rekening neemt 5.1 Oorzaken van monopolie 3 oorzaken: § Bestaan van kostenvoordelen: eigenaar van lokale ertsmijn of diamantmarkt heeft het bedrijf de monopoliemacht zolang andere bedrijven die betere technieken niet kunnen kopiëren (monopolie ≠ constant gegeven) § Beperkingen op de toetreding tot de industrie: als overheid exclusief monopolierecht geeft of patent § Natuurlijke monopolies: industrieën waarin de kostenstructuur zodanig is dat 1 bedrijf het product goedkoper kan aanbieden voor de hele markt dan dat meerdere bedrijven dit zouden kunnen 5.2 Het verloop van de totale, gemiddelde en marginale opbrengst voor een monopolist Winstmaximalisatie bij: MO(x) = MK(x) De monopolist kan onder gelijkblijvende omstandigheden pas meer verkopen wanneer hij bereid is de prijs te laten dalen 82 Tabel 5.3 Bij hogere prijzen daalt de verkochte hoeveelheid Kolom 3: opbrengsten nemen eerst toe, maar bij zeer grote verkochte hoeveelheden opnieuw dalen § Reden: om die zeer grote hoeveelheden te kunnen verkopen, moet de monopolist de prijs sterk laten dalen § !!! het is mogelijk dat de monopolist door meer te verkopen minder opbrengsten realiseert Kolom 4: we berekenen de additionele opbrengst per eenheid wanneer de monopolist meer verkoopt ∆TO(x)/∆x 83 Figuur 5.11 Zowel de grafische als de algebraïsche weergave wijst op de volgende samenhang tussen de verschillende concepten: § TO maximaal als MO = 0 ( x= a/2b) x= a/2b: maximale hoeveelheid die kan verkocht worden; dan is p=0 § GO- en MO-rechte hebben zelfde intercept (a) MO-curve ligt STEEDS beneden de vraagcurve (rede: om meer te verkopen, moet prijs dalen) § Helling MO-rechte (=2b) = dubbele van de helling van de GO-rechte (b) Manier om MO-curve grafisch te bepalen: Snijpunt met de hor. as = precies de helft 84 Bewijs Intuïtie 5.3 Het gedrag van de monopolist Pricemaker: monopolist § Beperkt tot de prijs-hoeveelheidscombinaties die op de vraagcurve liggen 85 Figuur 5.12 § Winstmaximalisatie in e (MO = MK) § Winst: gearceerde rechthoek cpefb § Voorwaarde voor optimaal gedrag: Na eenvoudige herwerking: →lerner-index van marktmacht: hoe groter de prijselasticiteit hoe beperkter de monopoliemacht 86 2 opmerkingen: § Bedrijven die marktmacht hebben, proberen hun winst verder te verhogen en hun marktmacht uit te buiten. Ze doen dit door: Prijsdiscriminatie a) Prijsdiscriminatie: voor hetzelfde product verschillende prijzen vragen naargelang het door type klant marktsegmentatie b) Door de prijs op te delen in meerdere componenten of zelfselectie § Wanneer toetreding mogelijk is, zal een bedrijf zich meer competitief gedragen, zelfs als het in principe monopolist blijft Prijsbeleid in België: In handen van Federale Overheidsdienst Economie, kmo, Middenstand en Energie = mededigingsbeleid? § Basisprincipe: het stelsel van de “normale prijs” § In geen enkel geval is het bedrijven toegestaan een abnormale prijs te rekenen Er zijn door de wetgever 3 belangrijke instrumenten aangereikt: § Programma-overeenkomsten: contracten afgesloten met specifieke ondernemingen of sectoren mbt prijsevolutie § Maximumprijzen en maximummarges: de minister kan beslissen om bepaalde sectoren, producten, diensten of zelfs producten van een welbepaalde onderneming aan een maximumprijs te onderwerpen § Stelsel van prijsverhogingsaangifte: ondernemingen moeten elke prijsverhoging ter kennis brengen aan de minister van Economie (niet-bindende aanbeveling) 6. Oligopolie Oligopolie: een industrietak met verscheidene ondernemingen en waar bovendien beperkingen op de toetreding tot de markt bestaan. § Ondernemingsgedrag krijgt karakter van een strategisch spel waarbij acties en reacties voortdurend tov elkaar afgewogen worden 6.1 Klassieke oligolpoliemodellen 6.1.1 Oligopolie met 1 dominant bedrijf Ontstaat omdat het grote bedrijf een kostenvoordeel heeft in vergelijking met de andere bedrijven, en als dusdanig als dominant door de rest van de sector wordt erkend (beperkt aantal bedrijven) § Mogelijk: bedrijf dat vroeger een monopoliepositie had en nu doorbroken wordt (mogelijk dat dominant bedrijf de prijs bepaalt en dat de overige firma’s deze aanvaarden) Figuur 5.13 Linkerluik: V: marktvraagcurve Acf : aanbod van alle competitieve ondernemingen (competitive fringe) = totaal aanbod op de markt geleverd door alle bedrijven met uitzondering van het dominante bedrijf Rechterluik: beslissingsproces vanuit het standpunt van het dominant bedrijf Vdom: welk het verschil is tussen de hoeveelheid die wordt gevraagd en de hoeveelheid die door de competitieve kleine bedrijven samen wordt aangeboden (bv prijs 100 dan wordt de gevraagde hoeveelheid volledig door de competitieve bedrijven geleverd en is de vraag van de dominante firma 0, bij lagere prijzen neemt de vraag van de dominante firma toe) 87 Anders Het dominante bedrijf houdt rekening met het gedrag van de andere bedrijven in die zin dat het de residuele vraag Vdom als haar relevante vraagcurve beschouwt § Afgezien daarvan gedraagt het bedrijf zich als een zuivere monopolist § Optimum: d Sector met 1 dominant bedrijf: tussenstap tussen een zuiver monopolie en een oligopolie 6.1.2 Prijsrigiditeiten op oligopolistische markten: de geknikte vraagcurve Niet kennen 6.2 Strategisch gedrag en speltheorie Tabel 5.4 Elke cel de winsten van het eerste bedrijf voor de komma, die voor het tweede bedrijf na de komma. 88 Met deze info, welke uitkomst verwacht men op de markt? § 1ste mogelijkheid: samenwerking of collussie (als een kartel) a) Als men zich niet aan de afspraak houdt, ontstaat er bedrog (indien geen bindende afspraken) b) BESTE dat beide bedrijven kiezen voor een lage prijs (zeker voor het onzekere) = prisoners’ dilemma Nash-evenwicht: Uitkomst (12,12) (toestand zodanig dat elke speler in een strategisch spel de best mogelijke uitkomst realiseert, conditioneel op de beslissingen van alle andere deelnemers Lage prijs = wel stabiel Uitkomst (16,16) geen nash-evenwicht (2de bedrijf vraagt hoge prijs, maar 1ste kan lage vragen) § 2de rede: het vragen van de lage prijs voor beide bedrijven is een dominante strategie (altijd optimaal) 2 redenen waarom kartels moeilijk standhouden: § Men moet tot een overeenkomst komen over de prijs, de winstverdeling,… § De marktvraag mag niet prijselastisch zijn, want anders heeft het kartel weinig monopoliemacht e, is er weinig mogelijkheid de prijs te laten stijgen boven competitieve niveaus (minst succesvolle kartels: OPEC) 6.3 Speltheorie en het gedrag van bedrijven op oligopolistische markten 6.3.1 De benadering van Cournot: Nash-evenwicht met homogene producten Cournot-model: veronderstelt dat een oligopolie op een markt voor een homogeen product was. § Beslissingsvariabele om elkaar te concurreren: hoeveelheid die ze op de markt brengen Cournot: ontwikkelde een evenwicht voor oligopolistische markten, nl een toestand waarbij alle bedrijven hun winst maximeren, gegeven het gedrag van de andere bedrijven, en dus geen enkele reden hebben om hun output te wijzigen = Nash-evenwicht (geen enkele partij heeft er voordeel bij om af te wijken gegeven de beslissing van de andere partij) 89 Nash-evenwicht: elk bedrijf doet voor zichzelf het best mogelijke, gegeven wat de concurrente doen = cournot-nash-evenwicht 90 Nash-evenwicht = dalend want optimaal om minder te produceren als andere meer produceert (en omgekeerd) Dit noemt men een reactiefunctie van het 1ste bedrijf. Die drukt de optimale output uit afhankelijk van de productie van het 2de bedrijf (verband is negatief) = monopoliehoeveelheid Cournot-nash-evenwicht: de oplossing van de 2 reactiefuncties naar de hoeveelheden § Dit evenwicht is zodanig dat, conditioneel op de keuze van de opponent, elk bedrijf zijn eigen winst maximaliseert 6.3.2 Collusie en kartelvorming Een kartel dat zich kan opstellen als ene monopolistisch bedrijf § Als het kartel een maximale gezamenlijke winst nastreeft, dan zal het de totale hoeveelheid bepalen die ervoor zorgt dat MO en MK gelijk zijn 91 6.3.3 Het leider-volger-model Leider-volger-model: een duopolie die een homogeen product produceren § Bedrijven zetten beslissingen niet gelijktijdig (1 bedrijf zet 1ste stap) = LEIDER (andere volgt) Vb aluminiumindustrie, staalsector, bankwereld,… § Probleem van de volger: wacht gewoon de beslissing van de leider af, en neemt vervolgens vanuit haar standpunt een optimale beslissing 92 6.3.4 Prijsconcurrentie met heterogene producten: Het Bertrand-model In praktijk bieden bedrijven gedifferentieerde of heterogene producten aan (concurrentie via prijzen) § Prijs wordt voor elk van de gedifferentieerde producten de cruciale beslissingsvariabele Betrand: § Werkte het Nash-evenwicht uit wanneer bedrijven concurreren door het vragen van verscillende prijzen voor gedifferentieerde porducten Bertrand-nash-evenwicht: toestand waarbij alle bedrijven de winstmaximerende prijs vragen, conditioneel op prijsbeslissingen van de concurrenten P = MK —> (Nash-)evenwichtsprijs 7. Monopolistische concurrentie Monopolistische concurrentie: § Veel voorkomend § Aantal ondernemingen is zeer groot § Heterogene producten (product verschil lichtjes dan dat van de concurrent) = onderneming is geen prijsnemer § Vrije toetreding en uittreding tot de markt Vb. restaurants, kleding, meubels, buurtwinkels,… 2 te verwachten uitkomsten: § Onderneming zal het klein beetje monopoliemacht dat ze heeft uitbuiten om een prijs e vragen die hoger ligt dan de marginale productiekosten. § Als bedrijven op KT winst maken, zal er toetreding zij van nieuwe bedrijven die winst op LT uitholt tot de economische winst 0 is. De vraagcurve is wegens het bestaan van nauwe substituten vrij elastisch. Figuur 5.16 93 KT: bedrijf buit zijn beperkte monopoliemacht uit en verkoopt tegen een prijs die de marginale productiekosten overtreft Het gevolg van toetreding is dat voor bestaande bedrijven in de industrie de vraag naar hun product met de tijd enigszins afneemt. Figuur 5.17 Het langetermijnevenwicht wordt bereikt als elk individueel bedrijf zijn winst maximeert (en dus MO= MK) maar de optimale winst afgenomen is tot 0 2 kenmerken van het langetermijnevenwicht: § Op lange termijn ligt de prijs boven de marginale productiekosten (p>MK) § Bij de optimale hoeveelheid x0 zijn op LT de gemiddelde kosten groter dan het minimum van de gemiddelde kosten Indien het bedrijf meer dan x0 zou produceren, zouden de kosten per eenheid nog kunnen dalen (er blijven in het LT-evenwicht nog niet-geëxploiteerde schaalvoordelen over) De nadelen van productie tegen hogere dan minimale GK moeten worden afgewogen tegen de voordelen van een grotere variëteit aan aangeboden producten. § Een verdere daling in de GK kan slechts gebeuren wanneer het individueel meer output kan verkopen (wordt belet door de aanwezigheid van concurrenten die zeer gelijksoortige producten aanbieden) —> Grote variëteit aan producten: 2 —> Trade-off 8. Voorspellen van markt uitkomsten in de praktijk Volmaakte mededinging: evenwichtsprijs valt samen met de GK en de economische winst bedraagt 0 Monopolie: p > GK (monopoliewinst) Oligopolie: deze zal inzake prijs, hoeveelheid en winst een tussenpositie innemen 94 8.1 Marktvormen en marktuitkomsten Onze analyse geeft GEEN mechanische regeltjes die krakkeloos kunnen worden toegepast om voorspellingen te maken. Voorbeeld: monopolisten die owv mogelijke toetreding toch competitieve prijzen vragen voor hun producten, precies om toetreding te beletten. Ondanks de toetredingsbeperkingen die typisch met monopolie of oligopolie worden geassocieerd, toch kunnen de economische winsten erg laag liggen. De reden is dat de beperkte beschikbaarheid van de inputs de inputprijzen verhoogt. 8.2 Concurrentie als dynamisch proces Concurrentie als dynamisch proces: wijst op belang van de samenwerkingsbereidheid en onzekerheid als drijvende krachten van het concurrentieproces § Bepaald als de onderlinge afhankelijkheid tussen ondernemingen Dynamische context: 4 krachten die bijdragen tot de intensiteit van de wijzigingen van de concurrentie (spelen tegelijkertijd in praktijk) § Concentratie van de ondernemingen in de sector § Contesteerbaarheid van de bedrijfstak § Samenwerkingsbereidheid van de ondernemingen in een bedrijfstak § Onzekerheid Wil een onderneming haar langetermijnrentabiliteitspositie verbeteren, dan staan haar daar 2 vragen voor open. § Concurrentieverminderende strategieën: door in te spelen op de krachten die de concurrentie bepalen kan een onderneming trachten de concurrentie in haar sector te drukken, waardoor de gemiddelde en daarmee ook haar eigen rentabiliteit zal stijgen § Positieverbeterende stragegieën: onderneming kan trachten de producent te worden met de laagst mogelijke GK van haar sector —> dynamische concurrentiemodellen - Toetredingsmogelijkheden - Samenwerking tussen aanbieders - Schumpeter’s “creatieve destructie”: innovatieve, efficiënte bedrijven verdringen inefficiënte bedrijven 95