Powerpoint H4 - Deel 2 PDF

Hoofdstuk 4 - BZL Signaalwoorden Tekstverbanden Centrale vraag Stappenplanne n3–4 Stappenplan Nederlands 4de jaar 3 Tekstverbanden en signaalwoorden Tekstverbanden zorgen voor samenhang in een tekst. Ze dui...

Hoofdstuk 4 - BZL Signaalwoorden Tekstverbanden Centrale vraag Stappenplanne n3–4 Stappenplan Nederlands 4de jaar 3 Tekstverbanden en signaalwoorden Tekstverbanden zorgen voor samenhang in een tekst. Ze duiden op een bepaalde relatie tussen zinnen, zinsdelen of alinea’s. Dat verband wordt duidelijk gemaakt door signaalwoorden.  Tekstverbanden Signaalwoorden Nederlands 4de jaar Bij een chronologisch verband Eerst, vervolgens, uiteindelijk, herken je een tijdsvolgorde. Wat vroeger, nu, later, daarna, ten eerst gebeurde staat vooraan in de slotte, in 1856 … tekst. Wat laatst gebeurde, staat op het einde. Bij een opsommend verband zijn Ten eerste, ook, verder, bovendien, de verschillende tekstdelen een voorts, daarna, en … deel van de opsomming. De volgorde maakt hier niet uit, in tegenstelling tot bij het chronologisch verband. In een vergelijkend verband Maar, daarentegen, hoewel, in vergelijkt de auteur een aantal tegenstelling tot, terwijl, in elementen met elkaar. Hij kijkt naar vergelijking met, maar … de verschillen en gelijkenissen. Een oorzaak-gevolgverband Daarom, daardoor, omdat, want, geeft oorzaken en gevolgen weer. dus, met als resultaat, als gevolg van … Bij een voorwaardelijk verband Als, wanneer, indien, op moet er volgens de tekst eerst iets voorwaarde dat, mits, tenzij, in het gebeuren, voordat er iets anders geval dat, aangenomen dat … kan gebeuren. Het eerste is dan de voorwaarde. Stappenplan Nederlands 4de jaar 4 Centrale vraag De centrale vraag is de vraag waarop een alinea of tekst een antwoord geeft. De formulering hangt vaak samen met het tekstverband.  Nederlands 4de jaar Tekstverbanden Centrale vraag Bij een chronologisch verband herken  Hoe verliep dit? je een tijdsvolgorde. Wat eerst gebeurde  Welke stappen zijn er in de staat vooraan in de tekst. Wat laatst ontwikkeling? gebeurde, staat op het einde.  Hoe pak je dit aan? Bij een opsommend verband zijn de  Welke elementen zijn er voor dit verschillende tekstdelen een deel van de gegeven? opsomming. De volgorde maakt hier niet  Wat heb je allemaal nodig? uit, in tegenstelling tot bij het  Welke factoren zijn belangrijk? chronologisch verband. In een vergelijkend verband vergelijkt  Waarin gelijken deze zaken / de auteur een aantal elementen met gebeurtenissen op elkaar? elkaar. Hij kijkt naar de verschillen en  Waarin verschillen ze? gelijkenissen. Een oorzaak-gevolgverband geeft  Wat is het gevolg/ zijn de gevolgen oorzaken en gevolgen weer. van…?  Wat is de oorzaak van…? Bij een voorwaardelijk verband moet  Wanneer gebeurt iets/ wordt iets …? er volgens de tekst eerst iets gebeuren,  Wat is de voorwaarde voor…? voordat er iets anders kan gebeuren. Het eerste is dan de voorwaarde.