Vakdidactiek 1 Aantekeningen Nieuw PDF

Summary

Deze document beschrijft de didactiek voor Nederlands als schoolvak. Het document besteedt aandacht aan kerndoelen, vaardigheden en de relatie met andere vakken. Het bevat ook informatie over leeractiviteiten en verschillende niveaus.

Full Transcript

Vakdidactiek 1 Kenmerken van het schoolvak Nederlands: - Kerndoelen: gaan over wat de leerling leert, niet wat hij kan. Eindtoetsen eindtentamen: - Leesvaardigheid - Tekstbegrip - Schrijfvaardigheid - Leesvaardigheid - Mondelinge taalvaardigheid - Schrijfvaardigheid - Argum...

Vakdidactiek 1 Kenmerken van het schoolvak Nederlands: - Kerndoelen: gaan over wat de leerling leert, niet wat hij kan. Eindtoetsen eindtentamen: - Leesvaardigheid - Tekstbegrip - Schrijfvaardigheid - Leesvaardigheid - Mondelinge taalvaardigheid - Schrijfvaardigheid - Argumentieve vaardigheid - Literatuur Mbo: - Gesprekken/ luisteren - Geïntegreerd in vakrichting - Verband met beroep - Geen literatuur Kenmerken Nederlands: - Kennis/ vaardighedenvak - Verschiltaaluitingen stand. Ned. Bij gramm - Taal speelt cruciale rol bij alle vakken Kerndoelen: zijn inspanningsverplichtingen voor scholen ( geform. de leerling leert.) Referentieniveaus: resultaatverplichtingen ( de leerling kan) - Beschrijft beheersing niveaus. Gaat om basis kennis vaardigheden die voor alle leerlingen van belang zijn - Bestrijkt alle onderwijssectoren. Daardoor zijn doorlopende leerlingen voor NL taal beter te organiseren. Receptief / lezen / luisteren, gespr. Voeren. Productief/ schrijven / spreken, gespr. Voeren. Nederlands in vaardigheden: hoofd - Lezen - Schrijven - Spreken - Luisteren - Gespr. Voeren. Als docent NL moet je dus leren wat de kennis is en de vaardigheden. En houdingen zijn die leert ontw. Om beter te worden in deze vaardigheden. 3 deel- vaard. Heden: - Woordenschat - Spelling - Gespr. Voeren Kwalificatie: - Wat kan ik? - Aanleren van kennis, vaardigheden en inzicht. - Leerlingen in staat stellen iets te doen Socialisatie: - Wie ben ik? Wie zijn wij? - Zaken waar een groep mensen belang aan hecht - Bijv: vinger opsteken, niet pesten etc. - Socialisatie: buiten school kan afwijken op school. Persoonsvorming: - Hoe ik wil ik zijn? - Volwassen vrijheid: leerlingen in staat stellen zelf de grenzen te verkennen Van 'ga maar leren' naar 'vakdidactiek' Leren doet elk mens, heel je leven. - Bewust en onbewust Vakdidactiek: is de wetenschap die vakleraren inzetten om de kans te vergroten dat hun leerlingen echt leren wat ze moeten leren. 1. Je moet weten waartoe je precies moet laten oefenen ( wat is het doel van het oefenen?) 2. Je moet weten hoe de leerling dat doel het beste bereikt. (wat moet erbij de leerling gebeuren zodat het doel wordt bereikt.) 3. Je moet weten hoe jij leerlingen dat doel het beste laat bereiken. (welke taken kunnen helpen om het doel te bereiken) - Als leraar Nederlands moet ik mijn leerlingen leer steeds beter te spellen. - Leeractiviteit: moet leiden tot \> denk niveau moet bijdragen aan \> leerdoelen de vakdidactische. 3 slag - Leeractiviteiten: hoe stimuleer ik als docent de juiste denkactiviteit. - Denkactiviteit: hoe leren ze dat? Wat moet er in het hoofd gebeuren? - Leerdoelen: wat moeten de leerlingen dan leren? Welke kennis en/of processen moeten ze ontwikkelen om goed te kunnen spellen. -------------------------------------------------------- ------------------------------ ------------------------------------------------ Hoe stimuleer ik als docent de juiste denkactiviteiten Hoe leren ze dat? Door te... Wat leren? Welke kennis moeten ze ontwikkelen. -------------------------------------------------------- ------------------------------ ------------------------------------------------ +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | Instrueren | | | | | | | | Categoriseren | | | | | | | | Spellingsbewzijn | | | | | | | | automatiseren | | | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ Doelen en domeinen: - Leesvaardigheid - Mondelinge taalv - Schrijfv. - Literatuur - Argument. Vaard. Mbo ook: - Gesprekken en luisteren - Geïntegreerd in vakrichting - Verbanden met groep - Geen literatuur Bij deelvaardigheid spelling stel je leerling zegt 'spelling leer ik nooit' Dus: wat zijn de leerdoelen. Bij spelling?) (welke kennis, vaardigheden, houdingen moeten zij ontwikkelen ?) Vakdidactische antwoord: - Regelkennis (welke regels) - Spellingsbewustzijn (wat zit er erachter) - Spelling geweten. (waarom belangrijk) 'Als leraar NL moeten mijn leerlingen beter spreken' Hoe stimuleer ik juiste denkact? Hoe leren ze dat? Door te.... Leerdoel Bijvoorbeeld: de leerling legt uit hoe je t 'kofschip kunt gebruiken wanneer je werkwoord in verleden tijd zet. Onderdeel van: regelkennis College 8: vaardigheden. 3 slag leer\\ Opdracht: Ajax in top 3 laten eindigen en Europees overwinteren. Leeractiviteit: (met leiden tot denkactiviteit) we gaan de mounteverst beklimmen zonder zuurstof actie van docent) Denkactiviteit: (moet bijdragen aan leerdoel) besef van belang en zwaarte van de taak (wat er in het hoofd moet gebeuren) Leerdoel: welke specifieke kennis, deelvaardigheid. En of houding moet en mijn leerlingen tonen. ( de spelers verslappen geen moment, de spelers helpen elkaar.) Een actie van een docent leidt niet direct tot een leerresultaat, maar altijd VIA een denkactiviteit in het hoofd van de leerling. Dit is een uitdaging in het beroep van docent, want je kunt niet zien wat er in het hoofd van de leerling gebeurt. Portmanteauwoord: ontstaat wanneer twee woorden worden gecombineerd om een nieuwe betekenis te creëren. Vaak wordt hierbij de klank van beide woorden gemengd of gedeeltelijk afgesneden. Vakdidactische 3 slag op tentamen. kunnen uitleggen wat de elementen van de vakdidactische drieslag betekenen.\ Analytisch: in een korte omschrijving van een les de onderdelen van de vakdidactische drieslag aanwijzen.\ Evaluatief: in een omschrijving van een les aangeven wat er goed aan is, en wat risico's zouden kunnen zijn, gedacht vanuit de vakdidactische drieslag. 3 positieve effecten van het leren van woorden: - Studieboeken beter begrijpen - Na uitleg van woorden, kan de betekenis goed inslijpen, omdat ze de woorden vaak tegenkomen - Leerlingen tot meer woordleren motiveren. Metaal lexicon: Alle woorden in je hoofd die je kent. - Aan hetzelfde woord kunnen verschillende betekenissen worden gehangen Label: het woord zelf Concept: de uitleg ervan. Breedte woordkennis: Hoe veel: breedte ( aantekeningen, Labels) Breedte woordkennis: omvang woordkennis Diepte woordkennis: Hoe goed: diepte ( inhoud. Concepten) Veel betekenisaspecten in relaties leggen achter het label. Hoe leer je nieuwe woorden? - Labelen. - Categoriseren - Aanhaken in je netwerk. Labelen: - Klein, zwart, in de lucht \> vlieg. Categoriseren: - Veralgemeniseren: - Bij alle concepten zelfde label. ( oude man= opa) - Specificeren: als je het een label geeft dat boven het concept komt. Netwerkopbouw: Naarmate je ouder wordt groeit je woordennetwerk in je brein ( breedte en diepte) Dat en Cat: - Dat: dagelijkse algemene taalvaardigheid. In alledaagse communicatie. ( series en echte leven.) - Nodig om cognitief meer veeleisende boodschappen over te brengen. - Abstract. - Geschreven vorm vaak. - Vaktaak en algemene schooltaal. Dekkingsgraad: Hoeveel procent van de woorden in een tekst moet je kennen om de tekst te kunnen begrijpen. - 60% bekend: onbegrijpelijk 85% bekend globaal - 70% bekend: nauwelijks 90/95% bekend: redelijk goed - 80% bekend: begin Belangrijk na te denken over woordenschat didactiek + welke woorden je aanbiedt. Relatie woordenschat en lezen: - Gaan hand in hand, woordenschat is cruciaal voor tekstbegrip. Schaduwteksten: - Extra teksten en over zelfde onderwerp. Bestemd voor ander publiek. Goede tekst voor leerlingen: - Duidelijke structuur en opbouw, passende foto's niet te lang (msx min), lezersgroep duidelijk, niet versnipperen. Belang van woordenschat: - Nodig voor technisch lezen - Spelling - Begrijpend lezen - Luisteren - Jezelf schriftelijk en mondelijk kunnen uitdrukken. Woordenschat is belangrijkste voorspeller van schoolse leesvaardigheid/ begrijpend lezen - Nodig om les te kunnen volgen. Hoe meer woorden je kent, hoe beter je les kunt volgen hoe meer kennis, hoe meer nieuwe woorden weer kunnen aanhouden in mentale lexicon Mentale lexicon: is een netwerk hoe meer verbind. Het nieuwe woord kan maken, hoe steviger het woord verankerd blijft. (Zweef-kleef-aan-principe.) Semagram -- nut voor de docent: Semagram: een kleine schematische weergave in je mentale lexicon. - Info dat he met het woord associeert. - Hulpmiddel dat ervoor zorgt hoe jij nieuwe woorden kunt aanmaken. Zwaan -- kleef -- aan -- principe: door een woord kan je meerdere dingen erbij bedenken. - Herhalen - Plaatjes geven - Samenvatten - Tegenstellingen - Synoniemen - Context geven Gepland intentioneel: heel duidelijk met doordachte reden woorden gaat leren aan iemand. Ongepland intentioneel: geeft leerling tekst, begrijpt ineens een woord niet. ( wist je niet), Maar geeft toch betekenis. Gepland incidenteel: uitleggen door context erbij te geven. Zoals een woord als álthans' kan je niet uitleggen, maar kan je wel vaak gebruiken door het op die manier toch uit te kunnen leggen. Ongepland incidenteel: iemand ziet een woord ergens en daarna ergens anders en herkent het woord. Rijke taalomgeving: veel kranten/ boeken om zich heen? Vaak naar bieb? Kort samengevat: - Intentioneel: woorden uitgelegd krijgen - Incidenteel: betekenis oppikken uit context. Woordenschat uitbreiden - Incidenteel leren: draagt bij aan woordenschat - Niet alle onbekende woorden kunnen expliciet worden beheerst Intentioneel leren: - Doelbewust leren van geselecteerde woorden - Leerlingen moeten en combi krijgen om de woorden te leren 3 didactiek woordenschat onderwijs 1. Je geeft hoog pregnante contextzin, maar geen betekenis ( gepland inncident) 2. Je legt het woord supersnel uit, omdat ze het concept wel kennen, alleen label niet.( verbreding woordkennis) 3. Robuuste uitleg ( met 4 -- takt) zodat ze het concept achter het label uitbreiden. - Althans - Misschien - Terwijl Super snel: concept duidelijk, niet weten hoe je moet labelen. - Plaatjes geven - Antoniemen - Voordoen/ gebaren taal Robuuste semantiseren: wanneer iemand het woord echt niet kent. ( concept + label) 1. Voorbewerken 2. Semantiseren 3. Consolideren 4. Controleren 1. Voorbewerken: eenrichtingsverkeer - Voorkennis activeren ( mentale lexicon) - Motiveren, prikkelen om naar fase 2 te luisteren. Dit kan door: - Prikkelende opening - Refereren aan concrete situatie die net aan de hand was. - Beeldmateriaal laten zien. - Korte anekdote geven. Semantiseren: eenrichtingsverkeer, 3 uitjes: - Uitbreiden - Uitbeelden - Uitleggen - 3 uitjes alleen aan bod bij verwerving van diepe woordkennis, dus robuust semantiseren. - Als je werkt met diepe woordkennis, biedt dan meerdere woorden tegelijk aan die met elkaar te maken hebben. Robuust semantisering: - Min 4x de doelwoorden. - Min 3x de betekenis - Zoveel mag. Visuele ondersteuning (plaatjes) bij betekenis. - Voordat je tekst geeft, biedt de docent de woorden al aan. Een tekts geven waarin de woorden ook in voorkomen: gefocuste preteaching. Consolideren: leerlingen aan de slag. - Receptief: leerling herkent betekenis wanneer hij ze hoor/leest. - Herkennen in context - Gatenteksten - Rubriceeropdrachten (wat hoort bij elkaar) Productief: leerling herkent woord en betekenis zodanig dat hij ze kan gebruiken - Zelf moet bedenken - Zelf zinnen maken met nieuwe woorden Controleren: kijken of het leerdoel is bereikt. - Controlevragen stellen - Leerlingen elkaar vragen laten stellen - Oefeningen uit de consolideringsfase herhalen. - Controleren op korte/lange termijn. Viertakt -- woordleerdoelen. Receptief beheersing: - Leerling herkent betekenis wanneer hij ze hoort/leest - Kennen van het conceptuele betekenis en het woordbeeld/klant. Productieve beheersing: - Leerling herkent woord en betekenis zodanig dat hij ze kan gebruiken als hij spreekt/schrijft - Kennis van de conceptuele betekenis, plus de gebruikers informatie ( spelling, uitspraak, stijl, gramm. Functie en eigenschappen. Samengevat: - Voorbewerken: motiveren, netwerk openen - Semantiseren: betekenis uitleggen ( 3 uitjes) - Consolideren: inoefenen, 7x herhalen - Controleren: toetsen, 2/3 x - Cat: algemene schooltaal/ vartaal - Nut: tekstbegrip, of belang voor beroep

Use Quizgecko on...
Browser
Browser