Grondslagen van het strafrecht (4).docx
Document Details
Uploaded by GorgeousCubism
Universiteit Gent
Tags
Full Transcript
Kennismaking recht en rechtspraktijk Recht en rechtswetenschap ========================= **Leerdoelen**: - Weten wat recht is en waarin recht verschilt van andere regels; - Begrijpen waarom we recht nodig hebben; - Begrijpen dat er een spanningsveld is tussen recht en rechtvaardigheid...
Kennismaking recht en rechtspraktijk Recht en rechtswetenschap ========================= **Leerdoelen**: - Weten wat recht is en waarin recht verschilt van andere regels; - Begrijpen waarom we recht nodig hebben; - Begrijpen dat er een spanningsveld is tussen recht en rechtvaardigheid; - Inzien dat recht onderhevig is aan maatschappelijke evoluties; - Het onderscheid tussen privaatrecht en publiekrecht kennen en weten hoe en waarom het onderscheid gemaakt wordt; - Het positieve recht en de rechtswetenschap kunnen onderscheiden van metajuridische disciplines. opzet en doelstellingen cursus ------------------------------ Vier doelstellingen: 1. Grote indelingen van het recht 2. Juridische basisterminologie 1. Overtreding politierechtbank bv. Verkeersovertreding 2. Wanbedrijf correctionele rechtbank bv. Diefstam 3. Misdaad hof van assisen bv. Moord 3. Rechtsmethodiek, o.a. De hiërarchie van de normen 4. Inhoud van de belangrijkste delen van het recht, vanuit het standpunt van een privépersoon De 'kwalitatieve' uitzondering is vaak de 'kwantitatieve' regel de algemene regel komt niet vaak voor, de uitzonderingen komen veel meer voor bv. Bij huur Wat is recht? ------------- Recht wordt meestal omschreven als een geheel van rechtsregels, normen, principes die je moet na leven. Rechtsregels worden gezien als afdwingbare normen. Rechtsregels zijn van andere (gedrags)regels te onderscheiden doordat de afdwingbaarheid van een bevoegde overheid uitgaat. Alleen wanneer het probleem ook effectief juridisch van aard is, moet je op zoek gaan naar toepasselijke rechtsregels, naar mogelijke juridische sancties, naar juridische 'oplossingen' van een probleem. 'oplossing' staat tussen haakjes, omdat het recht meestal geen problemen oplost. Het kan hooguit op een maatschappelijk aanvaardbare manier het probleem beëindigen. Zo herstelt een echtscheidingsprocedure de echtelijke liefde niet. Recht kan de vaas niet lijmen, alleen de scherven verdelen. Een juridische 'oplossing' is heel vaak een financiële oplossing achteraf. Recht is iets dat uit gaat van instellingen en toegepast wordt door instellingen. Als we recht hebben op iets en we krijgen dat niet, kunnen we naar een rechtbank, dat recht claimen en krijgen (recht op toegang tot de rechter). - Recht is iets dat je kan opeisen (recht op pensioen, recht op werkloosheidsuitkering,..) - Recht is een claim, iets dat je kan afdwingen via een aantal instellingen - Recht is een matschappelijk fenomeen dat evolueert door de tijd bv. Huiselijke geweld - Recht is afdwingbaar via de overheid (geweldmonopolie = de overheid is de enige die geweld mag gebruiken) Als iets een recht is, dan gaan we desnoods kunnen afdwingen via een rechtbank, via de overheid. Als iets geen recht is, kan je het ook niet afdwingen. Methode: hoe zoek je die regels op. Jargon: woord is anders in recht dan in algemeen leven Die overheid die bijna alles probeert te regelen heeft niet alle middelen om alles te regelen, wat er voor zorgt dat niet alle normen nageleefd worden als de maatschappelijke cohesie verstoort is, proberen we dat recht te brengen dan doen we het desnoods met geld Recht is een rationeel opgebouwd geheel van begrippen, normen en instellingen die worden ingezet als middel om de maatschappij te ordenen waarin een sanctie wordt opgelegd. **Rationeel** - Recht is een wetenschap dat vertrek van een aantal paradigma\'s dat logisch op gedeeld - Recht heeft een logica - Het recht voelt niet - Het recht is de rede - Regels moeten rationeel moeten toegepast worden - In familierecht, moet je altijd oordelen in het belang van de kinderen (uitzondering) **Begrippen, normen, instellingen** - Elke term heeft zijn specifieke betekenis in het recht - Juridische taal moet tegelijk vak- en volkstaal zijn **Middel om maatschappelijke orde** - Te regelen, te handhaven en te herstellen - Politie is een handhavingsmechanisme - Iedereen die het recht inzet, moet het middel respecteren - Zonder regels kan geen rechtssysteem en dus geen orde bestaan **Sanctie** - Een norm is slechts een rechtsnorm als er een sanctie aan kleeft - Elk gevolg dat het recht toekent aan een bepaald feit dat in het recht geregeld is - Die sanctie wordt door de overheid opgelegd of wordt via de overheid opgelegd (essentieel) - Een boete is een sanctie die sanctie is opgelegd door de overheid, want je betaalt dat geld aan de overheid - Sanctie kan van alles zijn Civil law Common law ---------------------------------------------------------------- ----------------------------------------- Al het recht dat invloed heeft gekregen van het romeinse recht Heeft veel minder wetten In bijna heel europa hetzelfde systeem Geeft meer bevoegdheden aan de rechters Bv in de vs "recht" versus... ------------------ ### Recht v. Rechtvaardigheid Rechters en advocaten zweren in hun beroepseed dat ze de rechtvaardigheid hoog in het vaandel zullen dragen. Het zou echter een illusie zijn te geloven dat recht steeds tot rechtvaardigheid leidt. De rechtsregel kan op zichzelf wel rechtvaardig, of minstens functioneel zijn, maar tot een onrechtvaardige oplossing leiden. Het positief recht is datgenen wat op een bepaald ogenblik aan recht bestaat in een bepaalde samenleving en te vinden is in de formele bronnen van het recht, zoals de wetten en de rechtspraak. Dit recht staat los van de moraal. Positief recht wordt hierbij vaak tegenover het natuurrecht geplaatst. Natuurrecht vertrekt vanuit de idee dat er een recht is dat niet voortvloeit uit beslissingen van geëigende politieke instanties, maar dat er rechtsregels zijn die kunnen worden afgeleid uit de natuur of uit het wezen van de mens. Het natuurrecht is dus niet datgene wat geponeerd wordt door de wetgeven en de jurisprudentie van een bepaalde plaats en tijd, maar wijst op de natuur van de mens, die een aantal eigenschappen vertoont waaruit samenlevingsregels volgen. ### Recht v. Rechtswetenschap Ons recht vertrekt van de veronderstelling dat iedereen geacht wordt de wet te kennen, "**nemo censetur ingorare legem**". Dat iedereen wordt verondersteld alle wetten te kennen, is dan ook een juridische fictie. Een rechtsdwaling wordt niet aanvaard als verweermiddel. Van gediplomeerde juristen mag verwacht worden dat ze meer recht kennen dan de doorsnee bevolking. Deze professionalisering van recht en rechtspraak leidt onvermijdelijk tot een zekere kloof tussen recht enerzijds en de burger anderzijds. ### Recht v. Rechtspraktijk De werkelijke wereld is niet de wettelijke wereld. Geen enkele wetgever is er ooit al in geslaagd alle problemen te voorzien en dus te normeren, opdat ze zonder discussie zouden kunnen worden opgelost. Algemene normen moeten geïnterpreteerd worden om ze toe te passen op concrete casussen en bij die interpretatie komen allerlei andere dan puur rationeel-juridische invloeden meespelen. Daarboven mogen we niet uit het oog verliezen dat zelfs de beste juristen niet alle rechten kennen en dus fouten maken. Het is niet omdat er een regel is dat die regel wordt toegepast Kan je iemand veroordelen als er geen wet is interpretatienood = nieuw maatschappelijk probleem dat we moeten oplossen met oude regels **Wettelijke** **land** = zoals het zou moeten **Werkelijke** **land** = heel veel regels worden niet of fout toegepast en heel vaak kraait daar geen haan naar ### Recht v. Rechtsbedeling Ook al heb je recht op iets, je gaat het niet altijd krijgen, recht hebben is niet hetzelfde al recht krijgen. Er is een verbod van eigenrichting. Je mag jezelf geen recht verschaffen, je moet naar de rechter gaan en dan krijg je een vonnis. Je zal op basis van dat vonnis je recht kunnen 'uitvoeren' en desnoods met hulp politie en deurwaarder (geweldmonopolie). De beslissingen van de rechters vormen de rechtspraak. Ze spreken telkens een oordeel uit over een concreet probleem en geven daarbij dus gelijk of recht aan deze of gene partij. In die zin doen de rechtbanken aan rechtsbedeling of 'rechtspraktijk in de enge zin'. De rechtbank bepaalt de sanctie. Maar mensen (ook rechters) missen al eens (= **gerechtelijke** **dwaling**). Één recht? Of publiek en privaatrecht (belangrijk) -------------------------------------------------- ### Twee soorten verhoudingen Van alle wetenschappelijke indelingen van ons hedendaagse recht in takken of vakken is de grootste breuklijn dan ook die tussen privaatrecht en publiekrecht. Het privaatrecht beheerst de relaties tussen particuliere personen, de horizontale relaties. Je gaat handelen volgens goede trouw, in redelijkheid en billijkheid. Het publiekrecht regelt de verhoudingen tussen de overheid en de privépersonen, de verticale verhoudingen dus, alsook de (verticale en horizontale) verhoudingen tussen overheden en overheidsinstellingen en -organen onderling. In het publiekrecht is er geen toepassing van goede trouw, als de overheid u een plicht oplegt moet die heel duidelijk zijn (dit was vroeger zo). Nu zegt men meer en meer dat er handelingen zijn die van een soort vertrouwen uitgaan, beide partijen moeten eerlijk zijn. Op dezelfde situatie zijn dan ook meestal diverse aspecten en van privaat- en van publiekrecht van toepassing. Wie bijvoorbeeld een grond (privaatrechtelijk) verkoopt, moet bij de (publiekrechtelijk georganiseerde) notaris langsgaan, bepaalt vrij de (privaatrechtelijke) prijs, maar wordt daarop wel (publiekrechtelijk) belast. Ook inhoudelijk neigen publiek- en privaatrecht op vele terreinen meer en meer naar elkaar toe. Sommigen pleiten voor het zogenaamde jurisdictioneel monisme, dit is de afschaffing van de administratieve rechtbanken, omdat zowel de horizontale als de verticale rechtsverhouding nu eenmaal door hetzelfde recht zouden moeten beheerst worden. Zo oordelen nu al de arbeidsgerechten over problemen van zowel (privaatrechtelijke) arbeidsverhoudingen als (eerder publiekrechtelijke) sociale rechten. Waarom maken we een onderscheid? - Publiekrecht: - Heb ik een overtreding begaan? - Zou ik voor de strafrechtbank komen? (strafrecht is een publiekrecht) - Privaatrecht - Heb ik schade aangericht, aan wie heb ik schade gericht,... krijgt de persoon niet automatisch een vergoeding, dan kan die naar de rechtbank Basis regel van de burgerlijke wet - Ba komt veel voor in het verkeer onze wetgever zegt daarom dat iedereen die zich in het verkeer begeeft met een gemotoriseerd voertuig een ba-verzekering moet hebben heb je dat niet = boete (politie) ### Belang van het onderscheid Ondanks een steeds verdere verstrengeling is het onderscheid tussen privaat- en publiekrecht nog altijd van belang, er zijn vier redenen: 1. De **bevoegdheid** van de rechtbank - Wie met een juridisch probleem zit en gelijk wil krijgen, moet weten bij welke rechtbank hij dit gelijk moet halen - Administratieve rechtbanken (en strafrechtbanken) zijn bevoegd voor de verticale relaties, burgerlijke rechtbanken voor de horizontale relaties 2. Ook wat de juridische **terminologie** betreft is het van belang om te weten in welk rechtsdomein men aan het werk is. - Een woord als "concessie", dat in het algemeen taalgebruik gewoon toegeving betekent, staat juridisch voor het overheidswege ter beschikking stellen aan een particulier van een stuk openbaar domein om er winstgevende activiteiten op ui te oefenen (bv. een caféterras op de dijk of op de markt). Dit is duidelijk een publiekrechtelijke aangelegenheid. In het privaatrecht daarentegen houdt een concessie in dat een exclusief distributierecht wordt verleend door een private producent, invoerder of hoofdverdeler aan een private (onder)verdeler (bv. merkauto's). 3. Sommige **denkcategorieën** zijn typisch voor de ene of de andere rechtstak - Het begrip van de goede trouw speelt een zeet belangrijke rol in het privaatrecht, terwijl in het publiekrecht, meer bepaald het administratieve recht, eerder de beginselen van behoorlijk bestuur richtinggevend zijn. 4. Ook en vooral qua **heuristiek** heeft de indeling in publiekrecht en privaatrecht, met vaak arbitraire keuzes wat de afgrenzing tussen beide betreft, zijn belang. - Handboeken, encyclopedieën, wetboeken, bibliotheken,... zijn ingedeeld volgens publiek- en privaatrecht. ### Criteria voor het onderscheid Hoe maken we dat onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht? - Je mag niet louter naar de aard van de partij kijken - De relatie tussen iemand die schade geleden heeft en degene die door zijn fout die schade veroorzaakt heeft, is met andere woorden altijd een horizontale relatie - Je moet kijken naar de hoedanigheid waarin je de andere partij ontmoet - De overheid doet iets omwille van het publieke nut - Als de overheid zegt 'je moet een verzekering hebben', dan lost de overheid een probleem op verplichte verzekering = publiek nut, verzekeren = privaat nut - Als de overheid voor het publiek nut een huis wilt onteigenen, kunnen ze als je moeilijk doet geweld gebruiken om je eruit te zetten (geweldmonopolie) de overheid heeft de mogelijkheid om geweld te gebruiken om publiek nut te realiseren - De gewone mens doet iets omwille van privaat nut Je moet niet gaan kijken naar het organiek criterium (de aard van de partij, is dit nu al dan niet een orgaan van de overheid), je moet kijken naar het functioneel criterium (handelt degene die handelt als een overheid). De meeste relaties zijn 1 op 1 in het recht, niemand anders is verplicht om iets te doen, maar wanneer een school een diploma uit rijkt moeten alle anderen die persoon als een gediplomeerde behandelen ( derdebinden) Recht vs. Metajuridica ---------------------- Positief recht = het recht dat hier en nu geldt binnen het juridische paradigma. - Datgene wat op een bepaald ogenblik aan recht bestaat in een bepaalde samenleving en te vinden is in de formele bronnen van het recht, zoals de wetten de rechtspraak Basisbegrippen en indeling van het recht ======================================== **Leerdoelen**: - Inzien dat het recht over een eigen terminologie beschikt en de verschillen met het dagdagelijkse taalgebruik begrijpen; - Enkele basisbegrippen van het recht kunnen uitleggen; - De indeling van de verschillende rechtstakken kennen; - Een concrete probleemstelling kunnen situeren in een of meer van de verschillende rechtstakken. "norm", "regel", "wet", "bevel" ------------------------------- ### Terminologie Het begrip '**norm'** is heel ruim en overstijgt het juridische. Er zijn ook ethische normen, beleefdheidsnormen,... Een norm zouden we kunnen omschrijven als een gedragsvoorschrift dat van toepassing is op een onbepaald aantal situaties of personen. Het is omgeschreven door middel van categorieke kenmerken, zoals leeftijd, geslacht,... twee kenmerkende elementen van een norm zijn dus algemeenheid enerzijds en zijn verbinden karakter anderzijds. Als iets genormeerd is, moeten die regels nageleefd worden. Als iets genormeerd is in het recht, bestaan er juridische regels over. Er zijn veel soorten juridische regels. Som wordt ook 'wet' in diezelfde brede betekenis van algemene regel en gebondenheid gebruikt, zowel binnen als buiten het recht. Hoewel norm en wet vaak door elkaar worden gebruikt, is juridisch gezien een wet ietwat specifieker dan een norm. Het is een norm uitgaande van een daartoe bevoegde overheid. Hierin kan dan het onderscheid gemaakt worden tussen een wet in de materiële of brede zin enerzijds en een wet in de formele of enge zin anderzijds. - **Wetten** worden goedgekeurd door het Belgische federale parlement en door de Koning bekrachtigd en afgekondigd. Ze betreffen federale materies en zijn niet noodzakelijk altijd normen, maar soms ook individuele akten (bv. naturalisaties) - **Decreten** betreffen gemeenschaps- en gewestmateries en worden door de respectieve gemeenschaps- en gewestparlementen gestemd en door de respectieve gemeenschaps- en gewestregeringen bekrachtigd en afgekondigd - **Ordonnanties** zijn de gelijkwaardige pendanten van het Brussels Gewest. ### Gesanctioneerd (of "niet") Om van een juridische norm te spreken, moet de norm via de overheid afdwingbaar zijn. Degene die de norm toepast of uitvoert, moet weten of voelen dat hij, als hij de norm niet naleeft, een **sanctie** riskeert. In de rechtstaal is een sanctie een middel om de naleving van een voorschrift af te dwingen of een negatieve respons van overheidswege voor een overtreding van een regel. Echte rechtsregels hebben altijd een sanctie. **Hulpregels** zijn normen die op het eerste gezicht niet gesanctioneerd worden. Hoewel hulpregels geen normen inhouden, krijgen ze wel een normatief karakter door de combinatie met andere regels. Ook is het vaak zo dat slechts op het eerste gezicht een norm niet gesanctioneerd wordt, maar dat er bij nader toezien of in combinatie met andere regels wel degelijk een sanctie is. Puur juridisch gezien zouden we kunnen concluderen dat een niet gesanctioneerde norm geen recht is, want niet of onvoldoende afdwingbaar. We moeten de norm echter binnen zijn context bekijken. Alvorens een rechtsregel met een onvoldoende afgeschoten wordt, moet ook grondig nagegaan worden of er in het geheel van het recht, geen andere, eerder onrechtstreekse mogelijkheden tot sanctioneren bestaan. Door middel van **indirecte sancties** kan een verongelijkte partij immers de naleving van de regels afdwingen. ### Gebiedend of verbiedend Alle regels kunnen herleid worden tot de basiscategorieën moeten of niet moeten en mogen of niet mogen. De categorieën 'niet moeten' en 'mogen' zijn daarbij eigenlijk niet relevant, aangezien er geen sanctie is als iets niet moet of iets mag. Juridisch afdwingbare normen hebben dus steeds een van deze twee logische basisvormen - Gebiedend: als a, dan b; - Verbeidend: als c, dan niet d. Sancties zullen dus volgen indien respectievelijk niet b of wel d. ### Dwingend of aanvullend (belangrijk) Zowel de gebiedende als de verbiedende rechtsregels kunnen qua rechtsgevolgen verschillen wat betreft de al dan niet verplichte toepassing. Ze kunnen namelijk dwingend zijn of slechts aanvullend. - **Dwingende of imperatieve regels**: normen waarvan niet mag worden afgeweken. - **Aanvullende of suppletieve rechtsregels**: normen waarvan wel mag worden afgeweken. - Onderlinge afspraken aanvullen - Bestaan omwille van economisch nut - Uitdrukkelijke of stilzwijgende keuze Of een norm al dan niet dwingend, dan wel aanvullend is, blijkt vaak uit de formulering ervan. Zo zijn alle rechtsregels die bepaalde formaliteiten voorschrijven "op straffe van nietigheid" zeker dwingende rechtsregels. Bij aanvullend recht hebben partijen weliswaar de mogelijkheid af te wijken, maar wanneer zij van deze mogelijkheid geen gebruik hebben gemaakt, dan zal de aanvullende regel zijn volle werkingskracht hebben en zonder meer afgedwongen kunnen worden. Aanvullende normen kunnen door een afspraak tussen partijen buiten werking gesteld worden, maar als de partijen buiten werking gesteld worden, maar als de partijen dit niet -- uitdrukkelijk of stilzwijgend -- doen, dan zijn die aanvullende normen wel degelijk rechtsnormen en dus afdwingbaar. Wanneer een rechtsregel gesanctioneerd wordt met een strafbepaling, dan kunnen we er meestal van uitgaan dat het om dwingend recht gaat. Is er geen straf voorzien, dan moeten we nagaan hoe de regel geïnterpreteerd wordt. Sommige regels zijn niet alleen dwingend, maar ze zijn bovendien "**regels van openbare orde**". Beide soorten, gewone dwingende normen en normen van openbare orde, moeten nageleefd worden, maar in dit "moeten" zit nog een gradatieverschil. ### Algemene normen en individuele bevelen De meeste normen zijn van toepassing op abstract omschreven groepen. Vaak is de deelgroep 'iedereen'. Er zijn echter ook voorschriften die slechts op een of enkele personen of situaties van toepassing zijn. Dit is het meest duidelijk voor de inhoud van contractuele afspraken die enkel en alleen de partijen tot wet strekken (art. 1134 Oud Burgerlijk Wetboek). Niemand anders dan de contractspartijen moeten het gedragsvoorschrift naleven. (Formele) wetten zijn wel meestal algemene regels, maar ook een (individuele) naturalisatie gebeurt door middel van een formele wet. Het criterium dat bepaalt of we met een algemeen, dan wel met een individueel rechtsvoorschrift te maken hebben, is dat we moeten nagaan of het voorschrift een andere (hogere) norm louter toepast, of een andere (hogere) norm verduidelijkt. Daarom noemen we deze algemene voorschriften **reglementaire voorschriften**. Ze houden een nieuwe regel in. Individuele voorschriften passen daarentegen een bestaande regel toe op een concreet geval. Publiekrechtelijk is het onderscheid ban belang omdat bij de totstandkoming van reglementaire normen van ministers en regeringen het advies van de Raad van Staat afd. wetgeving voor normen (bv. reglementair besluit) nodig is, terwijl dit voor individuele beslissingen niet het geval is. Bovendien hebben het Grondwettelijk Hof en de Raad van State een belangrijke controlerende rol in het toepassingsgebied van een algemene norm. De Raad van State gaat over individuele beslissingen en algemene normen die niet uitgaat van de wettelijke macht. Het Grondwettelijk Hof vernietigt enkel algemene normen van de wettelijke macht, nooit individuele beslissingen. objectief en subjectief recht, rechtsobjecten en rechtssubjecten ---------------------------------------------------------------- ### objectief en subjectief recht; rechtsfeit en rechtshandeling **Objectief recht** is recht zonder concrete toepassing of de individuele gevolgen voor de rechtsonderhorigen. Bv. art. 1650 Oud Bw. Dit objectief recht wordt in de maatschappij ingezet om concrete situaties te regelen. De objectieve norm wordt dan toegepast op een werkelijke situatie met rechtsobjecten en rechtssubjecten. **Rechtsobjecten** zijn voorwerp van een concrete rechtstoepassing. De abstracte norm bepaalt wet er met een bepaald iets moet gebeuren. **Rechtssubjecten** zijn handelende personen. Het zijn dragers van rechten en plichten op wie de normen van toepassing zijn en die dus voor niet-naleving ervan gesanctioneerd kan worden. Een **subjectief recht** is een door het objectieve recht erkende bevoegdheid of macht om iets te vragen, te eisen of te vorderen. Het is een rechtsbevoegdheid of rechtsbekwaamheid. Een subjectief recht vindt zijn oorsprong in een concrete situatie en in de rechtsregels die erop van toepassing is en heeft als essentieel kenmerk dat de wederpartij, die namelijk ten aanzien van de drager van het subjectieve recht gehouden is om iets te geven, te doen of na te laten, geen enkele keuzevrijheid heeft. Deze partij heeft effectief de afdwingbare plicht om te geven, te doen of na te laten waartoe de rechtsnorm haar verplicht. Het onderscheid objectief recht/subjectief recht speelt een belangrijke rol bij de beoordeling van de rechtsmacht van de Raad van State, die enkel bevoegd is voor **objectieve contentieux**. Wanneer een ministerieel besluit bijvoorbeeld een hogere norm uitvoert of toepast, dan kan dit besluit nieuw recht creëren en daardoor het bestaande objectieve recht dus eigenlijk uitbreiden. De minister neemt daarbij bepaalde beleidskeuzes. Een rechtssubject kan er dan tegen opkomen voor de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Wanneer een ministerieel besluit daarentegen slechts effectief geeft wat door de hogere norm hoe dan ook reeds voor honderd procent was toegekend aan het rechtssubject en de minister dus niet de minste beleidsmarge meer had, dan gaat het om subjectieve rechten. Een verkeerde of onterechte toekenning of weigering daarvan wordt beoordeeld door de gewone rechtbanken en niet door de Raad van State. Als iemand **subjectief aansprakelijk** is zal zijn concrete individuele gedrag beoordeeld moeten worden om te zien of een fout aan hem of haar toegerekend kan worden. Bij **objectieve aansprakelijkheid** moet iemand voor bepaalde gevolgen instaan op basis van een bepaalde regel of hoedanigheid, al kan hem persoonlijk heen fout aangewreven worden, bv ouders. rechstsubjecten: natuurlijke en rechtspersonen ---------------------------------------------- De **natuurlijke personen** zijn mensen van vlees en bloed. Hun rechtsbevoegdheid of rechtsbekwaamheid begint in principe bij de geboorte en eindigt met de dood, al zijn er op beide regels enkele uitzonderingen. Dieren worden in ons recht nog steeds als rechtsobjecten beschouwd. De **rechtspersonen** zijn juridische ficties. Het gaat om één natuurlijke persoon of een groep natuurlijke en/of rechtspersonen en/of een vermogen die samengaan met het oog op het realiseren van een bepaald doel. De bekendste rechtspersonen zijn: - Op publiekrechtelijk vlak: de Belgische staat, Gemeenschappen, Provincies etc. - Op privaatrechtelijk vlak: vennootschappen en verenigingen rechtsbekwaamheid en handelingsbekwaamheid (belangrijk) ------------------------------------------------------- **Rechtbekwaam** zijn houdt in dat je rechten (en plichten) hebt (iedereen). **Handelingsbekwaam** zijn houdt in dat je deze rechten en plichten ook effectief zelf kunt uitvoeren en afdwingen (in principe iedereen, tenzij de wet, bv minderjarige, of vrederechter anders bepaald). Het recht voorziet en voordele van de (gedeeltelijk of volledig) handelingsonbekwame personen in een verplichte tussenkomst van derden. Deze verlenen bijstand of vertegenwoordiging. In het geval van **bijstand** treedt de beschermde onbekwame zelf nog op, maar niet alleen, terwijl in het geval van **vertegenwoordiging** de onbekwame zelf helemaal niets meer doet, maar de vertegenwoordiger in zijn naam voor zijn rekening optreedt. Natuurlijke personen zijn in principe handelingsbekwaam vanaf 18 jaar. De krachtlijn van de wet is de versterking van de autonomie, of minstens de participatie, van de beschermde persoon. De overheid zal slechts tussenkomen als dit noodzakelijk is, niet anders kan (subsidiariteit) en slechts in de mate van het nodige (proportionaliteit). Daarom wordt bijstand door de **bewindvoerder** de regel en vertegenwoordiging de uitzondering. De "**beschermde personen**" zijn meerderjarigen die wegens verkwisting of wegens hun gezondheidstoestand in de feitelijke onmogelijkheid verkeren een vrije en bewuste wil te vormen of te uiten, ongeacht de fysieke of psychische oorzaak. Ze genieten zowel buitengerechtelijke als gerechtelijke bescherming. Men kan op voorhand een iemand aanduiden die later als bewindvoerder zal kunnen optreden, wanneer de volmachtgever niet meer bij machte is om zelf voor zijn rechten en plichten in te staan. In de **voorzorgvolmacht** kan naast een (of meer) bewindvoerder(s) ook een vertrouwenspersoon worden aangeduid (die een soort controle voert over de bewindvoering) en kan gespecifieerd worden op welke wijze men wenst dat het bewind gevoerd wordt. Bv. inzake beleggingen, keuze van verzorging, patiënterechten,... De gerechtelijke bescherming treedt pas on werking als de buitengerechtelijke niet volstaat. Het **bewind** is de bevoegdheid van de bewindvoerder om handelingen in persoonlijke en vermogensrechtelijke aangelegenheden van de beschermde persoon te stellen, of de geldigheid ervan te vervolmaken. De bewindvoerder is bij voorkeur een nabestaande. De beslissing tot opleggen of wijzigen van een beschermingsmaatregel wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Sommige strafrechtelijke veroordeelden die heel zware straffen opgelopen hebben, worden handelingsonbekwaam wat het beheer van hun goederen betreft. Ze worden vertegenwoordigt door een curator. Artsen mogen geen schenkingen of legaten aanvaarden van patiënten die ze behandeld hebben tijdens de ziekte waaraan ze overleden zijn. Beheerder en personeelsleden van rustoorden, rust- en verzorgingstehuizen of collectieve woonstructuren kunnen geen beschikkingen onder de levende of bij testament genieten die een persoon heeft gemaakt gedurende zijn verblijf in de instelling. Ook mogen echtgenoten bepaalde rechtshandelingen niet stellen zonder de instemming van hun partner. Rechtsfeit en rechtshandeling (belangrijk) ------------------------------------------ De handelingsbekwaamheid is de macht om de rechten waarvan je geniet ook effectief te kunnen toepassen, uitvoeren of afdwingen. Wie zijn rechten toepast, uitvoert of afdwingt, stelt een rechtshandeling en dit vereist inderdaad bekwaamheid. Rechtsfeiten "gebeuren", zonder dat ze noodzakelijkerwijze de handeling van een rechtbekwaam rechtssubject vereisen. ### rechtshandeling Een **rechtshandeling** is het **wetens en willens** stellen (of nalaten) van een materiële daad, met het oog op de (rechts)gevolgen die door het recht aan die daad gekoppeld zijn. Er is sprake van een **eenzijdige rechtshandeling** wanneer slechts een partij haar wil te kennen geeft of een **meerzijdige rechtshandeling** wanneer twee of meer partijen hun wil uitdrukken. Rechtshandeling kunnen ook onderverdeeld worden in translatieve, constitutieve en declaratieve rechtshandelingen, naargelang de door de rechtshandeling beoogde rechtsgevolgen: - Bij de **translatieve of overdraagbare rechtshandelingen** gaat een bestaand (of meer) rechtsobject(en) over van het ene rechtssubject op het andere - Bv. bij verkoop gaat de verkochte zaak over van de verkoper op de koper - **Constitutieve rechtshandelingen** brengen nieuwe rechtsobjecten of -subjecten tot stand - Bv. de oprichtingsakte van een vennootschap creëert een nieuwe rechtspersoon - **Declaratieve rechtshandelingen** maken niets nieuws, noch dragen ze een bestaand iets over. Ze duiden alleen bestaande rechten aan - Bv. wanneer mede-eigenaars, om discussie te vermijden, afspraken vastleggen over hun respectieve rechten en plichten ten aanzien van de gemeenschappelijke zaak Wie handelingsbekwaam is kan rechtshandelingen stellen. Nu zijn er evenwel verschillende gradaties in die bekwaamheid. - **Daden van genot of behoud**: dit zijn de minst verregaande handelingen, die eigenlijk eerder als een passief genieten omschreven worden. Ze zijn meestal slechts feitelijke en geen rechtshandelingen - Zullen bijna nooit ontzegt worden als je onbekwaam verklaard wordt - Bv. de huurder kan tenzij hij mag onderverhuren, enkel zelf genieten van het gehuurde goed, maar meer mag hij er niet mee doen - Bv. ik kan wandelen in een appelboomgaard, genieten van het uitzicht en van een appel - **Daden van beheer of bestuur**: bij deze handelingen kan men actief omgaan met een rechtsobject, en voor een tijd verbintenissen aangaan met betrekking tot de zaak, zonder daarover definitieve beslissingen te nemen - Bv. de ouders of voogd kunne de goederen van hun kinderen verhuren maar niet verkopen - Bv. ik kan een appelboomgaard voor één of enkele seizoenen verhuren aan iemand - **Daden van beschikking**: definitief wegmaken, verkopen, ruilen of vernietigen van een rechtsobject - Bv. ik kan de appelboomgaard verkopen of de appelbomen rooien. Moord of diefstal zal nooit een rechtshandeling zijn. ### rechtsfeit Bij een **rechtsfeit** (rechtsfeiten in de brede zin zijn alle feiten waaraan het objectieve recht gevolgen hecht en omvatten dus ook de rechtshandelingen) ontbreekt de wil of de bedoeling die en noodzakelijk element is van de rechtshandeling. Een rechtsfeit is een feit waaraan door het recht gevolgen gekoppeld worden, zonder dat de rechtssubjecten, die bij het feit betrokken zijn, die gevolgen beoogd hebben. "Formeel" en "MAterieel" in het recht ------------------------------------- ### formeel versus materieel recht - **Formeel recht** heeft steeds te maken met procedure, met de organisatie en de werking van het gerecht. - **Materieel recht** is het inhoudelijk toepasselijke recht, dit ongeacht of het nu via een proces dan wel buiten elke procedure wordt toegepast of nageleefd. ### Formele versus materiële geldigheid (of nietigheid) - **Formele (on)geldigheid**: afhankelijk van de door het recht voorgeschreven vorm - **Materiële (on)geldigheid**: enkel bepaald door de inhoud ### Formele versus materiële motivering - De **materiële motivering** omvat de inhoudelijke elementen, waarop de beslissing gestoeld is - De **formele motivering** is de schriftelijke vorm waarin die juridische en feitelijke elementen uitdrukkelijk worden beschreven ### Formele versus materiële wet - **Formele wetgeving**: parlement, koning en BS (ook decreet en ordonnantie) - **Materiële wetgeving**: alle overheidsnormen ### formele of materiële rechtsbron - - Opgepast voor "valse vrienden" ------------------------------ ### Wettelijk/wettig **Wettelijk** verwijst naar een concrete wet (meestal in de formele zin). Een wettelijke verplichting bijvoorbeeld is een verplichting die in een bepaalde wet wordt uitgedrukt. Het begrip wettelijke heeft dus betrekking op de wet als tekst. **Wettig** is eerder een synoniem met (rechts)geldig, rechtmatig, afdwingbaar, niet strijdig met de wet en dus niet strijdig met het recht. De formele rechtsbronnen en de hiërarchie der rechtsnormen (belangrijk) ======================================================================= **Leerdoelen**: - Begrijpen dat verschillende normen onze rechtspositie beheersen en de verhouding tussen deze normen inzien; - De hiërarchie van de materiële wetten schematisch kunnen weergeven en de onderlinge verhouding begrijpen; - Inzien hoe internationale normen tot stand komen en kunnen doorwerken in het nationale recht; - Begrijpen in welke omstandigheden internationale normen door burgers kunnen worden ingeroepen; - De verschillende Europese rechtsinstrumenten kennen; - Weten hoe de Grondwet kan worden gewijzigd; - Het verschil kennen tussen wet, decreet en ordonnantie; - De kwantitatieve en kwalitatieve voorwaarden kennen waaraan rechtspraak en rechtsleer moeten voldoen om als formele rechtsbron te kunnen gelden; - Het begrip "gewoonterecht" kennen en zijn verhouding met de andere formele rechtsbronnen; - De begrippen "algemene rechtsbeginselen" en "beginselen van behoorlijk bestuur" kennen en met enkele voorbeelden kunnen illustreren. Enkele principes ---------------- ### iedereen wordt geacht de rechtsregels te kennen Een noodzakelijk voorwaarde om van het rechtssysteem een geheel van afdwingbare normen te make, is de regel dat iedereen geacht wordt de wet te kennen ("**nemo censetur ignorare legem**" = niemand wordt geacht de wet/recht niet te kennen). Wie iets niet volgens de rechtsnorm doet, zou immers simpelweg als verweer kunnen stellen dat hij van die rechtsnorm niet op de hoogte was. Ons recht aanvaardt het principe van de **rechtsdwaling** niet, tenzij het **onoverkomelijk** is. De regels moeten "ken-baar" zijn. Concreet betekent dit dat ze gepubliceerd worden en dus in gedrukte of digitale vorm constateerbaar zijn. In tegenstelling tot de (materiële) wet, bestaat voor de andere rechtsbronnen geen publicatieverplichting. Zo wordt een groot deel van de rechtspraak nooit gepubliceerd. Het kenbaar maken van de rechtsbronnen is in de eerste plaats een overheidstaak. Voor elke wet geldt dat ze niet afdwingbaar is zolang ze niet gepubliceerd is. Dezelfde overheid die de wetten maakt en zorgt voor de handhaving ervan, moet ook zorgen voor de **officiële publicatie** ervan.In het Belgische en Vlaamse rechtsbestel speelt het *Belgisch Staatsblad* hierin de belangrijkste rol. Gemeentebesturen hebben meestal wel een officieuze periodiek waarin gemeentelijke reglementen kunnen worden opgenomen, maar voor deze lokale besturen geldt volgens decreten voor zowel het Vlaams als het Brusselse Gewest dat gemeentelijke reglementen verschijnen in het *Bestuurmemoriaal* *van de provincie*, vandaag allemaal constateerbaar online. Europese normen vinden we in het *Publicatieblad van de Europese Unie* (reeks L). Aan bestaande wetten wordt vaak gesleuteld door nieuwe wetten. Er worden artikelen of delen van artikelen opgeheven, gewijzigd of toegevoegd. Als in de oorspronkelijke tekst de wijzigingen worden aangebracht, dan spreken we van een **geconsolideerde tekst**. Sommige wetteksten hebben op de duur het uitzicht van een lappendeken. Worden verschillende wetten over dezelfde of aanverwante thema's samengebracht in een nieuwe tekst, zodat alles herschikt en hernummerd wordt, dan spreken we van **coördinatie**. De coördinatie is het werk van de uitvoerende macht, die dit kan zonder inbreuk op de hiërarchie van de normen, want door de coördinatie wijzigen de normen inhoudelijk niet. Als de wetgever zelf verschillende normen met betrekking tot een bepaald thema samenbrengt en logisch ordent, dan spreken we van een **codificatie**. Een echte "codex" of "wetboek" is systematisch opgebouwd en heeft de bedoeling "formeel exhaustief" te zijn. ### de verschillende rechtsbronnen en hun onderlinge verhouding Er is een **hiërarchie** onder de verschillende formele bronnen onderling en een hiërarchie binnen elk van die formele rechtsbronnen. Een norm die hoger staat in de hiërarchie kan een lagere norm wijzigen, opheffen of tegenspreken. Een lagere norm kan een hogere norm enkel verder uitvoeren of concreet toepasselijk maken. Lager normen mogen hogere normen niet tegenspreken. **Hiërarchie van de formele rechtsbronnen** (kracht! Niet "opzoeken") 1. Materiële wet (Duidelijk? Stop dan. Niet duidelijk? Ga verder) 2. Rechtspraak 3. rechtsleer 4. Gewoonte 5. Algemene rechtsbeginselen Binnen rechtspraak en rechtsleer is er een zekere hiërarchie. Zo zal de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie zwaarder wegen dan een alleenstaand vonnis van een vrederechter. Als structurering van de onderlinge verhoudingen tussen de diverse normen wegen deze hiërarchieën echter niet zo zwaar. Ze zijn immers niet afdwingbaar. Een vrederechter 'mag' afwijken van de klassieke visie van het Hof van Cassatie; een toevallige commentator 'mag de topspecialist tegenspreken. Het is vooral binnen de formele rechtsbronnen dat de hiërarchie van de normen wel afdwingbaar is en dus van belang is. ### werking in de tijd Het beginsel van retroactiviteit is niet grondwettelijk verankerd en de wetgever geeft toch wel eens terugwerkende kracht aan een wet, waarmee hij dan voor deze ene norm afwijkt van zijn eigen principe. Stond dit principe wel in de grondwet, dan zou men hier niet van mogen afwijken. Retroactiviteit komt vaak voor in het fiscaal recht. De **niet-retroactiviteit** van het strafrecht staat in het EVRM, maar je mag wel een lichtere straf geven door middel van retroactiviteit. Aan de rechtssubjecten wordt na de officiële publicatie van een nieuwe norm als het ware de tijd gegeven om de norm te leren kennen. Wetten treden normaal gezien in werking tien dagen na publicatie in het *Belgisch Staatsblad*, maar de wet kan zelf in uitzondering voorzien, zoals de **onmiddellijke inwerkingtreding** op de dag van de publicatie, de inwerkingtreding vanaf een bepaalde datum, de inwerkingtreding na het verstrijken van een bepaald termijn, vanaf het publiceren van uitvoeringsbesluiten en dus ook van een datum die reeds voorbij is. Een norm gepubliceerd in het *Publicatieblad van de Europese Unie* is na 20 dagen gelden. Normen in het *Bestuursmemoriaal* van de provincie en op de *gemeentelijke website* treden in werking 5 dagen na de publicatie. Rechtsnormen gelden in principe voor de toekomst en onbeperkt. Normaal gezien bestaat er dus geen vervaldatum op de norm, als is dit sporadisch wel eens mogelijk (bv tijdelijk gewijzigde verkeerssituatie). Omwille van de rechtszekerheid is het inderdaad best dat alle bestaande wetten ook effectief geldende wetten zijn. In realiteit blijft een wettekst echter vaak bestaan zonder officieel opgeheven te worden, terwijl hij inhoudelijk eigenlijk niet meer strookt met nieuwe wetgeving. De regel is hier dan dat steeds de recentste wet effectief geldt en dus de oude wet impliciet opgeheven is ("**lex posterior derogat anteriori**"). Moeilijk wordt het soms wanneer eenzelfde toestand blijft doorlopen onder de gelding van twee of meer opeenvolgende rechtsnormen. We zitten dan met een probleem van **overgangsrecht**. Soms zal daarom voorzien worden in uitdrukkelijke **overgangsbepalingen**. De wet legt dan zelf uit hoe de nieuwe wet al dan niet op alle of bepaalde huidige en toekomstige gevolgen van voortdurende toestanden van toepassing is. Legt de wet dit niet uit, dan worden enkele algemene regels toegepast. Zo hebben rechtsnormen van dwingend recht meestal **onmiddellijke of exclusieve werking** en wijzigen ze dus de bestaande rechtstoestand. Aanvullende rechtsregels hebben daarentegen gewoonlijk **eerbiedigende werking**, wat betekent dat de gevolgen van de oude regel ook na de publicatie van de nieuwe van toepassing blijven. Heel veel concrete wetten bevatten uitzonderingen op deze principes. De "drie data" van een wet - Niet: datum goedkeuring door Parlement - Wel: - **Afkondiging** (ondertekening, voor identificatie) - **Publicatie** (tekst is definitief en vindbaar) - **Inwerkingtreding** (toepassing) ### Werken in de ruimte Tenzij de rechtsnormen het zelf uitdrukkelijk anders stelt, mogen we ervan uitgaan dat Belgische wetten gelden in België en gemeentelijke reglementen binnen de gemeente. Sommige wetten hebben een **territoriale gelding**, andere een personele. In het eerste geval geldt de norm voor alle rechtssubjecten binnen het territorium waarvoor de overheid, die de norm heeft uitgevaardigd, bevoegd is. Ook vreemdeling op dat grondgebied vallen dan onder de territoriale gelding van de wet. In het tweede geval geldt de norm voor de betrokken personen, waar ze zich ook bevinden, zelfs buiten het door de uitgevaardigde overheid beheerste gebied. Typische territoriaal toepasselijke normen zijn bijvoorbeeld de bepalingen van het verkeersreglement. Als wie zich in het Belgische verkeer begeeft, moet de Belgische regels respecteren. Een typisch personeel toepasselijk recht is het recht om te huwen. Wanneer een bepaald probleem omwille van de betrokken personen en/of de spreiding van de feiten over verschillende territoria met verschillende rechtssystemen in aanraking komt, dan hebben we te maken met een grensoverschrijdend probleem. Betreft het relaties tussen staten en/of internationale instellingen, dan zal het internationaal publiekrecht op de proppen komen. Betreft het evenwel privaatrechtelijke verhoudingen, dan moet het internationaal privaatrecht (IPR) worden ingeschakeld, dat op zichzelf grotendeels nationaal recht is. Aan de hand van verwijzingsregels zal dit het toepasselijke recht en de bevoegde rechter aanduiden. het toepassen van de rechtsregel -------------------------------- ### recht versus feiten: een moment van inductie (a) Toepassen van de regel op de feiten - De feiten moeten "geapprecieerd" worden (**kwalificatie** d.m.v. inductie) - De "werkelijke" feiten moeten als een "wettelijk" probleem gekwalificeerd worden - Is een moment van [persoonlijke ervaring] - Terwijl de "interpretatie" of het algemene begrip van de regel "vaststaat" (zie B) - Deze toepassing moet logisch zijn (zie C) ### recht verus feiten: interpreteren (b) **Wat is interpretatie?** - De (vaststaande) regel moet verfijnd worden, verduidelijkt, concreter of toepasbaarder gemaakt (=toelichting en toevoeging) - Macro-niveau: de materiële wet - Micro-niveau: de wil(suiting) der partijen (art. 1156-1164 Oud BW), desnoods de rechter **Wie interpreteert?** - Wetgever = authentieke (retroactief) (interpretatie door wetgever zelf) - Rechtspraak (casuïstiek! **Praetoriaanse** rechtsvorming, *de iure* geen precedenten) - Rechtsleer of **doctrine** - **Gewoonte** (en **gebruiken**) *secundum legem*: de gebruikelijke betekenis **Hoe wordt er geïnterpreteerd?** - Vele methodes - Voorbeelden - **Exegetisch** (grammaticaal) je gaat de rechtsregel zo letterlijk mogelijk proberen te interpreteren - **Wetshistorisch** kijken naar de geschiedenis van het hele recht - **Rechtshistorisch** kijken naar de geschiedenis van het hele recht - **Teleologisch** (ratio legis) kijken naar het doel van de norm, de bedoeling die de wetgever heeft gehad - **Beschermingsregel** we gaan altijd interpreteren in het voordeel van de zwakste ### Recht versus feiten: de juridische deductie (C) Rechtsregels moeten volgens een correcte logica toegepast worden. Dit veronderstelt dat bij combinatie van diverse rechtsregels, maar ook bij het toepassen van één enkele norm op een concrete situatie, de principes van de logic gerespecteerd worden. Vaak kunnen voor de hand liggende logische fouten vast gesteld worden in een juridisch betoog, omdat ze neerkomen op het verkeerd voorstellen van de inhoud van een rechtsregel. Daarom worden alle rechtsregels, vooraleer ze toe te passen, best herschreven in een standaardvormen: als a, dan b; indien c, dan niet d. Essentieel is om daarbij te letten op wat een voldoende dan noodzakelijk voorwaarde is. - Noodzakelijke voorwaarde: bepaalde voorwaarde moet vervult zijn anders treed een bepaald gevolg niet op - Voldoende voorwaarde: vanaf dat die specifieke voorwaarde vervult is zal het gevolg optreden - Contradictoire begrippen: de geeft altijd exact 2 mogelijkheden - Contraire begrippen: er worden veel meer mogelijkheden gegeven Enkele voorbeelden uit het Gerechtelijk Wetboek: - Vb 1. Art. 1397 Ger.W.: "[Behoudens de uitzonderingen die de wet] bepaalt en [onverminderd] de regel van art. 1414, schorsen verzet en hoger beroep tegen eindvonnissen daarvan de tenuitvoerlegging" - Vb 2. Art. 544 Ger. W.: "De verslaggever verwijst, [hetzij] ambtshalve[^1^](#fn1){#fnref1.footnote-ref}, [hetzij] op verzoek van de betrokken partijen, naar de raad alle feiten die aanleiding kunnen geven tot tuchtmaatregelen" - Vb 3. Art. 3 Ger. W.: "De wetten op de rechterlijke organisatie \[...\] zijn van toepassing op de hangende geschillen, zonder dat die worden onttrokken aan de instantie van het gerecht waarvoor zij op rechtsgeldige wijze [aanhangig] [^2^](#fn2){#fnref2.footnote-ref}zijn" - Vb 4. Art. 17 Ger. W.: "De rechtsvordering kan niet worden toegelaten indien de eiser geen hoedanigheid [en] geen belang heeft om ze in te dienen" Enkele typische juridische redeneringen: - **A pari** of **analogie**: een rechtsregel of principe is toepasselijk op situatie omwille van het gelijkaardige karakter van dat geval met dat wat in de regels als toepassingsgebied vermeld wordt - Bv verboden voor ruiters als het verboden is voor ruiters dan is het ook verboden voor ezels of pony's - **A contrario**: men kan uit de omschrijving van het toepassingsgebied van de regel afleiden dat deze regel bijgevolg niet van toepassing is op een andere situatie - Bv vrachtwagens mogen personenwagens niet inhalen personenwagens mogen personenwagens dan wel inhalen - **A fortiori**: een bepaalde regel zal des te meer gelden voor een bepaalde andere situatie - Bv personenwagens mogen andere personenwagens niet inhalen, dus vrachtwagens mogen dat ook niet - **Subsidiariteit**: naast een "hoofdorde" wordt een "ondergeschikte orde" onderscheden. Als de concreet te beoordelen situatie niet valt onder de hoofdorde, dan wordt nagegaan of ze niet kan worden gecatalogeerd onder de regel van ondergeschikte orde en zo wordt verder het rijtje afgegaan. Hiërarchie van (materiële) wetten (belangrijk) ---------------------------------------------- Essentie: lagere mogen de hogere niet tegenspreken - Hogere mogen lagen wel tegenspreken - Als de normen op hetzelfde niveau staan kunnen ze elkaar wijzigen ### de internalionale en supranationale normen Het 'internationale' recht is het resultaat van afspraken tussen verschillende staten. Internationale normen zijn vastgelegd in verdragen en gewoonten. Verdragen zijn overeenkomsten tussen twee (bilateraal) of meer staten of naties (multilateraal). Het '**supranationale' recht** daarentegen gaat uit van een internationale organisatie waartoe een (lid)staat behoort. Dit zijn duurzame verbanden tussen twee of meer staten, met een eigen rechtspersoonlijkheid, een eigen doel en eigen middelen. Ze zijn ooit door een of meer verdragen opgericht, maar leiden nu een autonoom bestaan. Bv. de Europese Unie. Het EU-recht ontneemt lidstaten de bevoegdheid om de positie van het Unierecht te bepalen ten aanzien van het interne recht: het Europees recht moet zonder meer worden toegepast. Het '**monisme'** (er is slechts één rechtssysteem, ook al zijn sommige bronnen 'niet-Belgisch'), dat van toepassing is in België, impliceert niet dat alle internationale bepalingen nu dezelfde rechtskracht hebben. De vraag stelt zich of burgers zich mogelijkerwijze voor de rechtbank kunnen beroepen op deze internationale verdragen om er rechten uit te putten. Opdat burgers zich rechtstreeks zouden kunnen beroepen op deze verdragen en dus zouden kunnen putten uit de rechten van deze verdragen, moeten deze bepalingen echter **rechtstreekse werking** kennen. Maar wanneer heeft een bepaling rechtstreekse werking? Hiervoor moet aan een aantal vereisten voldaan zijn. - Subjectief criterium: de verdragspartijen moeten de bedoeling hebben gehad om rechtstreekse werking toe te kennen - Objectief criterium: de bepaling op zich moet voldoende duidelijk en nauwkeurig zijn om toepasbaar te zijn, zonder verdere reglementering met het oog op de precisering ervan noodzakelijk is Het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is ongetwijfeld het belangrijkste verdrag dat in België rechtstreekse werking heeft. Ook in het zogenaamde '**primaire Unierecht**' van het EU-Verdrag en van het EU-Werkingsverdrag staan rechtstreeks werkende bepalingen. Naast dit primaire EU-recht (de basisverdragen) moet ook gewezen worden op het secundaire of afgeleide EU-recht. Wat het Europese rechtsinstrumentarium betreft, wordt een apart begrippenkader gebruikt. Zo spreekt men in de EU over verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen. - **Verordeningen** zijn Europese normen die een algemene strekking hebben en rechtstreeks bindend zijn in al hun onderdelen. Een verordening heeft geen **omzetting** nodig in het nationale recht. - **Richtlijnen**: zijn Europese normen die wel bindend zijn voor de staten, maar in principe niet voor de rechtssubjecten. Richtlijnen verplichten elke lidstaat om een bepaald resultaat te bereiken, maar de lidstaten beslissen hierbij zelf over de daartoe in te zetten middelen. - **Besluiten**: slechts bindend voor een bepaald rechtssubject of een bepaalde staat en is dus geen echte norm, maar een individueel bevel - **Aanbevelingen en adviezen**: niet bindend en dus eigenlijk geen rechtsbron, maar ze maken aan de staten en aan hun rechtssubjecten duidelijk hoe de Europese Unie de toekomst ziet. ### de nationale rechtsnormen **De Grondwet** De **Grondwet** is een geheel van fundamentele rechtsregels die de organisatie en de werking van de gezagsinstanties en de verhouding tussen die gezagsinstanties en de rechtsonderhorigen bepalen en/of de grenzen bepalen waarbinnen zij tot ontwikkeling kunnen komen. Een wijziging gebeurt in drie fasen. 1. De Koning, de Kamer en de Senaat verklaren dat er redenen zijn tot herziening ( = **preconstituante**). Daarbij dient een gewone meerderheid te worden gevolgd: de meerderheid van de leden moet aanwezig zijn en de meerderheid van de uitgebrachte stemmen moet 'ja' zijn. 2. De verklaring tot herziening wordt bekendgemaakt in het *Belgisch Staatsblad.* Beide kamers worden van rechtswege ontbonden, de kiezers worden opgeroepen en binnen de twee maanden moeten nieuwe verkozen kamers bijeengeroepen worden. ( = **constituante**) 3. De nieuwe kamers zijn niet verplicht om de Grondwet te wijzigen. Bij een stemming zal een **grondwettelijke** **meerderheid** vereist zijn. Minstens 2/3 van de leden moet aanwezig zijn en 2/3 van de uitgebrachte stemmen moet een ja-stem zijn. **Bijzondere (meerderheids)-wetten en bijzondere decreten** **Bijzondere wetten** zijn een typisch Belgisch fenomeen en houden het midden tussen Grondwet en gewone wet. De inhoud van de bijzonder wetten behoort tot de Belgische constitutie in de brede zin. Ze worden 'bijzonder' genoemd omdat ze (formele) wetten zijn die slechts tot stand komen of gewijzigd worden mits er bijzondere meerderheden voorhanden zijn het parlement (een gewone meerderheid per taalgroep en twee derden in het geheel). Bijzondere wetten regelen onder meer het Grondwettelijk Hof, de Brusselse instellingen en de financiering van de gemeenschappen en de gewesten. Ook op deelstatelijkniveau bestaan **bijzondere decreten**. Ze beogen de bescherming van ideologische minderheden en worden aangenomen met een tweederdemeerderheid. **Formele wetten, decreten, ordonnanties, besluitwetten, genummerde KB's** **Wetten in de formele zin** van het woord zijn normen die door de wetgevende macht worden goedgekeurd met een gewone meerderheid. De wet wordt bekrachtigd en afgekondigd door de Koning en wordt daarna gepubliceerd, zowel in het Frans als in het Nederlands, in het Belgisch Staatsblad. **Decreten** (ééntalig) en **ordonnanties** (tweetalig) uitgevaardigd door de wetgevende macht van de gemeenschappen en gewesten worden hiermee gelijkgeschakeld. Op het niveau van de formele wetten en decreten, moeten ook **besluitwetten** [^3^](#fn3){#fnref3.footnote-ref}vermeld worden. Ze zijn ontstaan in oorlogsomstandigheden, wanneer he tonmogelijk was om het parlement samen te roepen en wanneer de Koning en de regering of de regering alleen dus als overblijvende organen van de wetgevende macht wetten afgekondigd hebben. Op hetzelfde niveau van de formele wetten en decreten en ordonnanties vinden we ten slotte nog de **genummerde koninklijke besluiten** of **volmachtsbesluiten**[^4^](#fn4){#fnref4.footnote-ref}, die tot stand gekomen zijn in het kader van een **opdrachtwet** of **bijzonderemachtenwet**. Formele -- federale -- wetten, decreten en ordonnanties zijn het werk van de wetgevende macht. Bij een genummerd koninklijk besluit wordt het wetgevende werk daarentegen verricht door de regering. In bijzondere omstandigheden, wanneer binnen relatief korte termijn bepaalde belangrijke beslissingen moeten worden genomen met het oog op een bepaald doel, kan de regering inderdaad aan het parlement vragen om bijzondere machten te krijgen. Formeel hebben dergelijke normen de vorm van een koninklijk besluit, maar zij kunnen formele wetten wijzigen of opheffen en nadien ook slechts door een formele wet gewijzigd worden, wat hen dus hetzelfde gezag verstrekt. Om ze te onderscheiden van de gewone koninklijke besluiten krijgen ze een volgnummer. Sinds de jaren 1980 wordt gedeeltelijk tegemoetgekomen aan dit ondemocratische aspect door in de opdrachtwet te voorzien dat op het einde van de volmachtenperiode de genomen (genummerde) besluiten door een formele wet moeten worden bekrachtigd[^5^](#fn5){#fnref5.footnote-ref}. Verklaart de wetgevende macht zich op dat ogenblik niet akkoord, dan verdwijnen de genummerde besluiten weer uit de rechtsorden. De meest recente toepassing betreft de wettelijke maatregelen die door de regering-Wilmès genomen zijn in het kader van de bestrijding van de COVID-19-pandemie. Wetskrachtige normen kunnen niet afwijken van de Grondwet. Men was lange tijd van oordeel dat er een soort van onschendbaarheid van de wet was. Deze stelling werd moeilijk houdbaar toen België een federale staat werd. Omdat de deelstaten nu ook decreten konden uitvaardigen, werd er een bevoegdheidsconflict mogelijk tussen regels met eenzelfde rechtskracht. Om dat bevoegdheidsconflict op te lossen, werd het Arbitragehof opgericht. Ons 'Grondwettelijk Hof' heeft geen volle bevoegdheid en kan de wetten en decreten dus niet aan alle bepalingen van de Grondwet toetsen, maar wel aan een zeer uitgebreid geheel. **Koninklijke besluiten en besluiten van de gemeenschaps- en gewestregeringen** De uitvoerende macht beschikt over toegewezen bevoegdheden. Dit wil zeggen dat de Grondwet of een rechtskrachtige norm aan de uitvoerende macht de bevoegdheid daartoe heeft toegekend. De belangrijkste zijn de **koninklijke besluiten** (KB) die worden uitgevaardigd door de Koning. Dit houdt in dat ze gemaakt worden door de Belgische regering, ondertekend door de Koning en tegengetekend door een minister. Ze worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De **besluiten van de gemeenschaps- en gewestregeringen** hebben precies dezelfde kracht, maar betreffen gemeenschaps- en/of gewestmateries. Zij worden niet door de Koning ondertekend. Als deze besluiten gaan uit van de uitvoerende macht en daarom eigenlijk alleen maar hogere normen uitvoeren, d.w.z. concretiseren of verfijnen en praktisch toepasbaar maken. De uitvoerende macht bepaalt niet volledig vrij de inhoud van haar besluiten. Daarom wordt in de **aanhef** [^6^](#fn6){#fnref6.footnote-ref}van een uitvoeringsbesluit steeds verwezen naar de rechtsgrond(en) waarop het besluit gebaseerd is. Als er geen rechtsgrond is, dan is het besluit illegaal en kan het dus vernietigd worden (door de Raad van State) of buiten toepassing gelaten in een concreet rechterlijk oordeel (exceptie van onwettigheid). Zodoende hebben alle uitvoeringsbesluiten aspecten van legaliteit en opportuniteit. De **legaliteit** betreft de wettelijke grenzen waarbinnen of de rechtsgrond(en) waarop een besluit gebaseerd wordt. Het bestuur is slechts bevoegd een besluit te nemen voor zover de hogere normen dit toelaten of voorschrijven. Binnen die juridische grenzen beschikt het bestuur wel over de vrijheid om concreet inhoud te geven aan het besluit. Dit is de **opportuniteit**, de mogelijkheid om uit de vele mogelijke en wettige alternatieven het in de ogen van het bestuur juiste alternatief te kiezen. **Ministeriële besluiten** Dit zijn uitvoeringsbesluiten, maar van een lager niveau dan de koninklijke besluiten. Ze gaan niet uit van de regering als geheel, maar van één (of enkele) concrete leden van ofwel de federale ofwel een gemeenschaps- of gewestregering. Ze zijn dan ook meestal verdere uitwerking van een koninklijk besluit respectievelijk besluit van de gemeenschaps- of gewestregering. **Provinciale en gemeentelijke reglementen** Gemeenten en provincies kunnen vrij regelen wat van gemeentelijk respectievelijk provinciaal belang is. Bij het opstellen van **reglementen** zullen deze overheden rekening moeten houden met alle hogere normen, maar ze hebben een relatief grote autonomie wat de inhoud betreft. Ze zijn van rechtswege opgeheven indien ze later door wetskrachtige normen of verordeningen van de federale overheid of gemeenschapsregeringen worden geregeld. Gemeenten en provincies beschikken binnen de grenzen van de legaliteit over vrije keuze wat de opportuniteit betreft. **Ministeriële e.a. rondzendbrieven of circulaires, alsook soft law** Rondzendbrieven bevatten slechts heel praktische administratieve richtlijnen van een minister aan de ambtenaren van zijn departement of van een bestuurs- of beleidsorgaan aan de lagere besturen en ambtenaren. Ze kunnen goed van pas komen bij de interpretatie van (hogere) rechtsnormen, maar vormen geen afdwingbare normen in hoofde van de rechtssubjecten of voor de rechter. Rondzendbrieven hebben als voornaamste nut enige duidelijkheid te verschaffen omtrent de visie van de overheid. Alle lagere verordeningen zijn ondergeschikt aan de hogere normen. Overeenkomstig het principe van de **exceptie van onwettigheid of illegaliteit** (art. 159 Gw.), kan de rechter de besluiten en de verordeningen enkel toepassen wanneer ze in overeenstemming zijn met de Grondwet, de formele wetten, de internationale normen met rechtstreekse werking en de algemene rechtsbeginselen. In geval van strijdigheid is de rechter dan ook verplicht de besluiten en de verordeningen buiten toepassing te laten. Het is trouwens ook zo dat de Raad van State bevoegd is deze besluiten te vernietigen indien ze in strijd zijn met de hogere rechtsnormen (binnen 60 dagen na inwerkingtreding). De rechtspraak -------------- ### de rechtspraak als formele rechtsbron De **rechtspraak** is het geheel van alle uitspraken, gewezen in concrete geschillen. In de enge zin zijn het de arresten en vonnissen van de internationale en nationale hoven en rechtbanken van de rechterlijke macht. In brede zin kan men er ook de uitspraken bij rekenen van alle tuchtrechtelijke en scheidsrechterlijke oordeelvinders, alsook van alle andere buitengerechtelijke rechtscolleges en allerhande organen van actief bestuur. In vergelijking met de gewone rechtscolleges van de rechterlijke macht hebben deze **extrajudiciële colleges** het voordeel dat ze procedures sneller en minder formeel kunnen afhandelen en dat de geschillen beslecht worden door kenners van het concrete werkveld. ### Criteria Enerzijds moet men zoveel mogelijk gelijkaardige rechterlijk beslissingen vinden. Juristen hebben het dan over '**vaste rechtspraak'**. Anderzijds weegt de visie van hoge hoven zwaarder dan die van lagere rechtbanken. De belangrijkste interpretaties zijn die van het Grondwettelijk Hof, het Hof van Cassatie en de Raad van State voor het interne recht en van de hoven van Luxemburg en Straatsburg voor het Europese recht. Lager rechtbanken sluiten zich meestal aan bij de rechtspraak van he Hof van Cassatie, maar verplicht is dat niet. ### Publicatie In tegenstelling tot de wetgeving, die om geldig te zijn officieel gepubliceerd moet worden, wordt de meeste rechtspraak niet gepubliceerd. De rechterlijke beslissing in een concrete zaak wordt ter zitting uitgesproken en alle partijen in het geding krijgen een exemplaar van het vonnis of kunnen er minstens één aanvragen. Rechtsleer ---------- De **rechtsleer** of **doctrine** is het geheel van alle geschriften over het recht. Naarmate het recht steeds omvangrijker en meer gespecialiseerd wordt, groeit de rol van de rechtsleer. de Gewoonte (en de gebruiken) ----------------------------- Historisch is de gewoonte de belangrijkste bron van recht. Door de verschriftelijking van het recht en de versteviging van de overheidsgreep op alle facetten van het sociale leven is de rol van het **gewoonterecht of costumiere recht** echter voortdurend teruggedrongen, zodat het nu nog slechts een zeer geringe betekenis heeft. Eigenlijk gaat het om regels die ontstaan als een gevolg van een ononderbroken reeks van handelingen, die gestelde machten, of de rechtssubjecten met erkenning door de gestelde machten, hebben verricht en waarbij men ervan uitgaat dat die handelingen voor rechtmatig en wettig moeten worden gehouden. Gewoonterecht heeft dus twee elementen: een herhaalde gedraging (objectief element) en een door de overheid erkende of opgelegde sanctie (subjectief element) ervan. De verhouding tussen wet een gewoonte kan theoretisch van drieërlei aard zijn: - De gewoonte implementeert heel vaak de wet. De gewoonte concretiseert de algemene regel in bepaalde categorieën van toepassingen. Men spreekt dan van een gewoonte volgens de wet (**consuetudo secundum legem**) - Soms heeft de gewoonte ook een aanvullend karakter. Wanneer er helemaal geen wettelijke regel bestaat, dan kan de gewoonte de lacune invullen (**consuetudo praeter legem**) - Hoogst uitzonderlijk zal ook de gewoonte aanvaard worden tegen de wet in (**consuetudo contra legem**) Gebruiken zijn geen formele bron van recht. Als iets een vast gebruik is, dan is wel de objectieve vereiste van de herhaling voorhanden, maar niet de idee van sanctie of dwang. Algemene rechtsbeginselen ------------------------- Er zijn een aantal ongeschreven fundamenteel principes die het recht sturen zonder dat ze uitdrukkelijk en exhaustief in wetten worden uitgedrukt. Fundamentele rechten en vrijheden ================================= **Leerdoelen**: - Weten wat fundamentele rechten zijn en waar je deze kan vinden; - Weten welke generaties en soorten fundamentele rechten er zijn en waarin deze onderling verschillen; - De klassieke vrijheden van de fysieke persoon en van de geest kennen; - Het Belgische gelijkheidsbeginsel kennen in zijn begrip, ontwikkeling, horizontale werking en toepassingen; - Begrippen kennen als gerechtelijke en administratieve aanhouding, het legaliteitsbeginsel in strafzaken, verbeurdverklaring, onteigening en opeising, cascadeverantwoordelijkheid, erkende eredienst, vereniging en orde, briefgeheim, gegevensbescherming en onschendbaarheid van de woning. Algemeen -------- Fundamentele rechten zijn de minimumstandaarden voor de verticale relatie tussen overheid en rechtssubjecten. Hiertoe behoren de fundamentele vrijheden (klassieke vrijheden), de sociaaleconomische grondrechten en de participatierechten. We vinden ze vooral in titel 2 van de Belgische Grondwet. Er wordt gesproken van "fundamentele rechten en vrijheden", hoewel ook de vrijheden eigenlijk rechten zijn. Deze rechten en vrijheden zijn echter niet de enige fundamentele rechten die in België gelden. Via internationale verdragen, waarvan sommige rechtstreekst werkende bepalingen hebben, is het aantal fundamentele rechten, vooral na de Tweede Wereldoorlog, stelselmatig uitgebreid. Door de creatie van internationale gerechtshoven is ook de afdwingbaarheid ervan beter gegarandeerd. De tendens tot universele erkenning van de fundamentele rechten en vrijheden is manifest, maar toch kan voorlopig nog niet gesteld worden dat de "fundamentele" of "onvervreemdbare" rechten ook allemaal "universele rechten" zijn. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens bijvoorbeeld is nog steeds niet door alle staten aangenomen. Wel bruikbare alternatieve termen voor fundamentele rechten zijn "mensenrechten" en "grondrechten". De, vanuit historisch perspectief, eerste generatie fundamentele rechten zijn de zogenaamde **burgerlijke-politieke vrijheden**. In ons land wordt vandaag aan elk individu de vrijheid gegarandeerd om ongesanctioneerd zijn gedachten te uiten en naar zijn persoonlijke overtuiging te handelen. De **socio-economische rechten** vereisen een actieve inbreng van de overheid en leggen de nadruk op sociale rechtvaardigheid. De "derde" generatie mensenrechten omvat de **collectieve rechten**. Deze rechten kwamen vooral in beeld naar aanleiding van de dekolonisatie en betreffen bijvoorbeeld het zelfbeschikkingsrecht van een volk, het recht op de eigen grondstoffen of een meer eerlijke verdeling van de rijkdom over de wereld. De klassieke vrijheden ---------------------- De fundamentele rechten worden vaak ingedeeld in drie soorten. 1. **Volle of absolute rechten** Deze rechten laten geen enkele afwijking toe. Voorbeelden zijn de afschaffing van de doodstraf, de niet-retroactiviteit van de strafwet en het folterverbod. 2. **Minimumstandaarden** Zoals het recht op een eerlijk proces omschreven in art. 6 van het EVRM. Ook verplichte het Salduz-arrest alle lidstaten om hun wetgeving aan te passen. Art. 47bis van het Wetboek van Strafvordering voorziet nu uitdrukkelijk aan welke voorwaarden een "verhoor" moet voldoen. De wet zelf omschrijft echter niet wat een verhoor is. 3. **Gekwalificeerde of voorwaardelijke rechten** Deze kunnen om wettelijk bepaalde motieven onderworpen worden aan beperkingen voor zover dat nodig is om de democratische rechtstaat te behoeden (bv. de Negationismewet als beperking van de vrijheid van meningsuiting). Wat bij de voorwaardelijke fundamentele rechten eigenlijke gebeurt, is dat verschillende fundamentele rechten tegenover elkaar worden afgewogen. Zo mag je in principe zeggen wat je wilt aan en over iemand, maar 'beledigen' of 'aanzetten tot racisme en discriminatie' mag je niet. ### De vrijheid van de fysieke persoon of de bescherming van lijf en goed #### de beperking van aanhouding/gevangenneming en het verbod op slavernij en dwangarbeid Niemand kan verplicht worden om te werken, tenzij hij vrijwillig in een arbeidscontract heeft toegestemd. Uitzonderingen zijn weliswaar mogelijk in geval van legerdienst, gevangenschap, noodtoestand en normale burgerplichten. Slavernij en dwangarbeid zijn echter absoluut uitgesloten. Om deze redenen moet een veroordeelde uitdrukkelijk instemmen met het feit dat hij eventueel wel een werkstraf zou willen ondergaan, liever dan een gevangenisstraf of geldboete. De rechter kan de werkstraf niet opleggen als de veroordeelde niet akkoord is. Niet alleen verplichte arbeid is verboden. Ook verplicht verblijf op een bepaalde plaats, hechtenis of gevangenschap dus, is in beginsel onmogelijk. "De vrijheid van de persoon is gewaarborgd. Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zijn voorschrijft. Behalve ontdekking op heterdaad, kan niemand worden aangehouden dan krachtens een met reden omkleed bevel van de rechter, dan moet worden betekend bij de aanhouding of uiterlijk binnen achtenveertig uren" (art. 12 Gw -- gelijkaardige bepalingen vinden we ook in art.5 EVRM en art. 1 van het vierde protocol bij dit verdrag). Alleen bij betrapping op heterdaad mag iemand nog onmiddellijk aangehouden worden. In alle andere gevallen is een voorafgaand rechterlijk bevel nodig. #### het strafrechtelijke legaliteitsprincipe[^7^](#fn7){#fnref7.footnote-ref} {#het-strafrechtelijke-legaliteitsprincipe} Een (formele) wet bepaald of we te maken hebben met een misdrijf. Deze wet mag nooit een retroactief werking hebben, tenzij het om een verzachting gaat. Het is een fundamenteel principe dat "geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet" (art. 14 Gw.). Dit beginsel **nulla poena sine lege** (geen straf zonder wet) vormt samen met het beginsel **nullum crimen sine lege** (geen misdrijf zonder wet) de basis van het strafrecht en geldt voor alle misdrijven, zowel misdaden en wanbedrijven als overtredingen. Wanneer het om een strafbaar feit gaat, kan de rechter niet volledig brij beslissen welke straf hij oplegt. De wet bepaalt de minimum- en maximumgrenzen waarbinnen de rechterlijke vrijheid kan spelen. #### Recht op leven en fysieke integriteit Een fundamenteel recht op leven is als dusdanig niet in de Belgische Grondwet opgenomen, maar wel uitdrukkelijk voorzien in het EVRM (art. 2). Volgens het EVRM mag iemand wel van het leven beroofd worden ter uitvoering van een gerechtelijke terdoodveroordeling (afgeschaft in België), ter verdediging tegen onrechtmatig geweld ('De noodweer', de wettige (zelf)verdediging), bij de handhaving van de openbare orde en in oorlogsomstandigheden. Dit recht is dus niet absoluut. Het recht op fysieke integriteit staat ins artikel 3 van het EVRM, maar niet in de Belgische Grondwet. Het geeft elk rechtssubject de mogelijkheid op te komen tegen fysieke en psychische vernederingen door politionele of gerechtelijke diensten. #### Bescherming van goederen Woningen en eigendommen genieten bescherming door middel van fundamentele rechten. Artikel 17 van de Grondwet sluit bijvoorbeeld de (algemene) **verbeurdverklaring of confiscatie** uit. Ons strafrecht kent nog wel de **bijzondere verbeurdverklaring** van bijvoorbeeld de wapens of andere middelen die bij een misdrijf gebruikt zijn of goederen die er het resultaat van zijn. Artikel 18 van de Grondwet verbiedt ook de herinvoering van de burgerlijke dood, die iemand totaal rechts- en handelingsonbekwaam maakt. Wat a contrario wel kan, is dat een strafrechtelijke veroordeelde bepaalde rechten worden ontnomen, zoals het verval van het recht tot sturen of het verbod om bepaalde beroepen nog uit te oefenen. Behalve het verbod op de algemene verbeurdverklaring en op de burgerlijke dood, is de constitutionele bescherming van de eigendom verre van absoluut. Zo worden er aan particuliere eigendommen heel wat **publiekrechtelijke erfdienstbaarheden** opgelegd. De Grondwet (art.16) schrijft alleen voor dat niemand kan **onteigend** worden, wat betekent dat de eigendom van zijn onroerend goed ontnomen wordt door de overheid, dan "(1) ten algemeen nutte, (2) in de gevallen en (3) op de wijze bij de wet bepaald en (4) tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling". Elke overheid kan tot onteigening overgaan. De rechter controleert de wettigheid van het onteigeningsbesluit en bepaalt de vergoeding. De onteigening moet onderscheiden worden van de **opeising**. In dit geval kunnen ook goederen van een private eigenaar door de overheid in bezit genomen worden, maar hier gaat het wezenlijk om een tijdelijke maatregel. ### De vrijheid van de geest #### Vrijheid van meningsuiting (art. 19 gw. & art. 10 evrm) De **vrijheid van meningsuiting** houdt in dat iedereen met gesproken en geschreven woorden en met gedragingen vrij uitdrukking mag geven aan zijn persoonlijke opvattingen. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. Ze kan bij wet onderworpen worden aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, precies om een democratische samenleving te garanderen met een maximale bescherming voor al haar leden. De beperkingen moeten ook aan alle andere personen de uitoefening van de fundamentele rechten garanderen. De overheid kan vooraleer de mening wordt geuit al zeggen dat het niet mag. Dit kan allen in het kader van openlucht. De overheid treedt dan **preventief** op. De overheid kan ook **repressief** optreden. Hierbij zal de overheid optreden nadat het gedrag is gesteld. Een bijzonder vorm van vrije meningsuiting is de verspreiding in druk. Ook de vrijheid van drukpers is grondwettelijk gegarandeerd (art. 25 Gw.). Het tweede lid van dat artikel stelt de uitgever, drukker of verspreider van een drukwerk vrij van elke vervolging van zodra de schrijver bekend is en hij zijn woonplaats in België heeft. Dit artikel verziet hiermee dus een **cascade- of getrapte aansprakelijkheid**, en daarmee in een uitzondering op de regels van medeplichtigheid en mededaderschap, precies om zoveel mogelijk de vrijheid van drukpers te garanderen. #### Religieuze vrijheid De religieuze vrijheid wordt uitgewerkt in de artikelen 20 en 21 van de Belgische Grondwet. Artikel 20 bepaalt dat niemand gedwongen kan worden op enigerlei wijze deel te nemen aan handelingen of plechtigheden van een eredienst of om zich te mengen in de briefwisseling van de bedienaren van de erediensten met hun overheden. M.a.w. wat hiermee gewaarborgd wordt, is de soevereiniteit van de kerkelijke organen binnen hun eigen organisatie. Kerk en staat zijn gescheiden. #### Vrijheid van vergadering en vereniging (art.26-27 Gw. & art. 11 EVRM) #### Recht op privacy (art. 22 gw., art. 8 evrm & art. 17 BUPO-Verdrag) De constitutionele **bescherming van de persoonlijke levenssfeer** omvat verschillende aspecten. Een eerste aspect is de eerbieding van het privé-, familie- en gezinsleven. Iedereen heeft het recht zich af te schermen van anderen en persoonlijke gegevens voor zichzelf te houden, maar evenzeer om volledig vrij zijn vrienden en kennissen te kiezen en zijn persoonlijke levenswandel uit te bouwen. Ook het **recht op persoonlijke afbeelding** behoort tot de beschermde privacy en wordt in een tijdperk van boomende informatie- en communicatietechnologie van vele kanten bedreigd. Een tweede aspect van de privacybescherming is het **briefgeheim** (art. 29 Gw. & art. 8 EVRM). Alleen enkele wettelijk aangeduide postbedienden hebben het recht brieven in te kijken. Een derde aspect is de **eerbieding van het gezinsleven**. Het begrip dient hierbij breed geïnterpreteerd te worden. Het slaat op zowel gehuwden als ongehuwd samenwonenden, en op de bescherming van nauwe familiebanden tussen mensen die niet samenwonen, zoals tussen grootouders en kinderen. Ten slotte is er de **onschendbaarheid van de woning** (art.15 Gw.). Concreet betekent dit dat iedereen aan derden de toegang tot zijn woning kan weigeren. het gelijkheidsbeginsel ----------------------- ### de grondwettelijke beginselen Artikel 10 van de Grondwet bevat het eigenlijke **gelijkheidsbeginsel**. Artikel 11 bevat een bijzondere toepassing van dit beginsel, namelijk het "**niet-discriminatiebeginsel**". ### Juridische en feitelijke gelijkheid Iedereen is "gelijk voor de wet" of dus "gelijk voor het recht". Een feitelijk gelijkheidsstreven wil feitelijke ongelijkheden wegwerken. Juridische gelijkheid komt er echter op neer dat gelijke situaties gelijk moeten behandeld worden. Een juridische ongelijkheid "bestaat" echter niet, maar wordt door het recht of m.a.w. door de overheid gemaakt, bv. een minimum leeftijd. ### Verbod van willekeur bij juridische ongelijkheid - Elk onderscheid dat de overheid maakt, moet algemeen en onpersoonlijk zijn, moet op een categorie slaan en nooit op een of meer concreet bepaalde individuen; - Met het onderscheid moet een wettig doel nagestreefd worden, een doel van algemeen belang dus, dat aanvaard is in een democratische rechtsstaat; - Het onderscheid moet objectief en redelijk verantwoord zijn, het moet in een rationeel verband staan met het nagestreefde doel; - De gevolgen van het gemaakte onderscheid moeten proportioneel zijn; de verschillende gevolgen ten aanzien van de verschillende categorieën moeten in verhouding staan tot het nagestreefde doel. ### Rechterlijke controle Het gelijkheidsbeginsel is afdwingbaar. horizontale werking van de fundamentele rechten? ------------------------------------------------ Er is sprake van directe discriminatie bij een verschil in behandeling dat niet objectief en redelijkerwijze wordt gerechtvaardigd. Indirecte discriminatie is evenzeer laakbaar. Deze doet zich voor als een bepaling, maatstaf of handelwijze die op het eerste gezicht neutraal is, maar een schadelijke weerslag heeft op bepaalde personen. Elke vorm van directe of indirecte discriminatie is verboden bij: - Het leveren of ter beschikking stellen van goederen en diensten aan het publiek; - De voorwaarden voor toegang tot arbeid in loondienst, tot onbetaalde arbeid of als zelfstandige ongeacht de tak van activiteit en op alle niveaus van de beroepshiërarchie alsook de werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden, zowel in de privésector als in de overheidssector; - De benoeming of de bevordering van ambtenaar of de aanwijzing van een ambtenaar voor een dienst; - De vermelding in een officieel stuk of in een proces-verbaal; - Het verspreiden, publiceren of openbaar maken van een tekst, een bericht, een teken of enige andere drager van discriminerende uitlatingen; - De toegang tot en de deelname aan, alsook elke andere uitoefening van een economische, sociale, culturele of politieke activiteit toegankelijk voor het publiek. Welke zijn de sancties? Deze zijn zowel van strafrechtelijke als burgerrechtelijke aard. Wie discrimineert of aanzet tot discriminatie, riskeert een gevangenisstraf en/of een geldboete. Ook geldt discriminatie als verzwarende omstandigheid wanneer misdrijven van gemeen recht gepleegd zijn met als drijfveer de haat tegen, het misprijzen van of de vijandelijkheid tegen een persoon. Burgerrechtelijk zijn de volgende sanctioneringsmechanismen voorzien: - Bedingen van een overeenkomst zijn nietig als ze strijdig zijn met de discriminatiewetten of bepalen dat een van de partijen afziet van de bescherming van deze wetten. - De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of de ondernemingsrechtbank kan, de staking van discriminerend handelen bevelen. De stakingsrechter kan de publicatie van zijn beschikking houdende **stakingsbevel** bevelen en een dwangsom opleggen. - Een belangrijk maar onrechtstreeks sanctiemiddel is de **omkering van de bewijslast**: wanneer de verzoekende partij feiten kan aanvoeren die het bestaan doen vermoeden van een directe of indirecte discriminatie, valt de bewijslast dat er geen discriminatie is ten laste van de verweerder. - Ten slotte is het evident dat discriminatie een fout is op basis waarvan een vordering kan ingesteld worden tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. rechtshandhaving ================ **Leerdoelen**: - De verschillende rechtsvolleges in België kunnen plaatsen; - Het verschil begrijpen tussen de gewone hoven en rechtbanken en de administratieve rechtscolleges; - De essenties van de territoriale en materiële bevoegdheidsverdeling van de rechterlijke macht kennen; - Het onderscheid tussen de zittende en de staande magistratuur en de andere actoren van justitie kennen; - Weten wat het recht op een eerlijk proces inhoudt; - De grote lijnen van de rechtsprocedure verstaan; - Weten welke rechtsmiddelen (gewone en buitengewone) er zijn en hun inhoud begrijpen; - Het onderscheid kunnen uitleggen tussen gezag van gewijsde en kracht van gewijsde; - Weten hoe je kan optreden tegen de overheid; - De verschillen tussen het administratief en het jurisdictioneel beroep kennen; - De bevoegdheden van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State kennen. de rechtelijke macht -------------------- Het begrip rechterlijke macht kan je op twee manieren beschouwen. Enerzijds is er het organieke aspect, zoals dat in de Grondwet staat: "de rechterlijke macht wordt uitgeoefend door de hoven en de rechtbanken". Dit zijn de traditionele justitiële gerechten. Daarnaast kan je de rechterlijke macht ook in zijn functionele betekenis beschouwen. Dit is de jurisdictionele functie: wie spreekt eigenlijk recht? Er zijn niet alleen die traditionele, gewone hoven en rechtbanken, maar ook de administratieve rechtbanken, waarvan in het bijzonder de Raad van State. Een bijzonder *sui generis* rechtscollege is ten slotte het Grondwettelijk Hof, dat opgericht werd om vorderingen tegen en conflicten tussen de diverse Belgische wetgevers te regelen. Om het verschil van bevoegdheid tussen de gewone en de publiekrechtelijke rechtscolleges te begrijpen, moet je een onderscheid maken tussen **'objectieve' en 'subjectieve' geschillen (contentieux)**. Subjectieve geschillen gaan over subjectieve rechten. Dat zijn burgerlijke en politieke rechten. Objectieve geschillen betreffende de legaliteit van het overheidshandelen. Geschillen over burgerlijke en politieke rechten behoren in België bij uitsluiting tot de bevoegdheid van de rechtbank, dit zijn de gewone hoven en rechtbanken. Wanneer we het hebben over de legaliteit van normen, spreekt men over objectief contentieux. Objectieve geschillen worden toegewezen aan rechtscollege die niet behoren tot de gewone hoven en rechtbanken. Om te bepalen of de burger een objectief of een subjectief geschil heeft met de overheid, dienen we te kijken naar het voorwerp van het geschil. Hebben we te maken met een geschil, waarbij een burger bijvoorbeeld een welbepaald gedrag kan eisen van de overheid, dan is het een subjectief geschil. in zulke gevallen moet de overheid een norm toepassen en beschikt ze niet over een beoordelingsmogelijkheid, maar heeft ze slechts een **gebonden bevoegdheid**. Wat de rechter dan nagaat, is of de overheid de normen goed heeft toegepast. Als de overheid echter een **discretionaire bevoegdheid** heeft, in die zin dat de overheid haar beleidskeuze mag maken aangezien zij het algemeen belang dient na te streven, dan is de situatie anders. Dan kan je als burger niet onmiddellijk een welbepaald gedrag eisen van de overheid en gaat het geschil over de legaliteit van de norm. Dat is een objectief geschil. controle op de naleving van het recht: hoven en rechtbanken ----------------------------------------------------------- ### organisatie De gerechtelijke instellingen zijn piramidaal gestructureerd. Er zijn hoge en lage rechters en niet alle rechters houden zich met alle materies bezig. Er is een soort specialisatie die gedefinieerd wordt in de termen van bevoegdheid. Aan de top vinden we het **Hof van Cassatie**. Het oordeelt enkel over de toepassing van de rechtsregels (niet over de feiten) en dit voor het hele rijk. Onder het Hof van Cassatie staan de vijf **hoven van beroep** (met kamers bevoegd voor burgerlijke en ondernemingszaken, strafzaken, jeugdzaken, fiscale zaken en sociaal strafrecht) en de vijf arbeidshoven. De hoven van beroep behandelen de beroepen die werden ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg en van de ondernemingsrechtbank. De arbeidshoven behandelen dan weer beroepen tegen beslissingen van de arbeidsrechtbanken. Daaronder vinden we dan de **rechtbank van eerste aanleg**, de **ondernemingsrechtbank**, de **arbeidsrechtbank** en de **politierechtbank**. De rechtbank van eerste aanleg is de algemene rechtbank. Deze bevat vier afdelingen die elk oordelen over verschillende zaken: de **correctionele** **rechtbank**, de **burgerlijke rechtbank**, de **strafuitvoeringsrechtbanken** en de **familie- en jeugdrechtbank**. Hoewel deze rechtbank voornamelijk een uitspraak doet over geschillen in eerste aanleg, treedt ze in bepaalde geschillen ook op als beroepsinstantie. Ook de onderzoeksrechter (geen vonnisrechter) en de raadkamer maken deel uit van de rechtbank van eerste aanleg. De raadkamer zegt op het einde van het onderzoek dat een zaak naar de vonnisrechter moet of dat de zaak geseponeerd zal worden. Onderaan de piramide zetelen de vrederechters in de **vredegerechten**. Als je bij de vrederechter in hoger beroep gaat kom je terecht in de rechtbank van eerste aanleg, als je dan nog eens in beroep gaat ga je naar het Hof van Cassatie. Als je voor de eerste keer terecht komt in de rechtbank van de eerste aanleg en je gaat in beroep, dan kom je terecht bij het hof van beroep, ga je nog eens in beroep kom je terecht bij het Hof van Cassatie. Voor veel zaken is de rechtbank van eerste aanleg de rechtbank die als eerste kennis krijgt over een bepaalde zaak. Maar er zijn een aantal uitzonderingen. Voor burgerlijke zaken is de eerste aanleg in de vrederechtbank, voor overtredingen (strafzaken) is de eerste aanleg de politierechtbank en voor wanbedrijven (strafzaken) is de eerste aanleg de rechtbank van eerste aanleg. +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Rechtbanken | Hoven | +===================================+===================================+ | (meestal) eerste aanleg (lage | (meestal) beroep en cassatie | | gerechten) | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | 'rechters' (en | 'raadsheren' (en parket-generaal) | | (substituut-)procureur des | | | Konings) | | | | | | (zowel zittende als staande | | | magistraten) | | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | 'vonnissen' | 'arresten' | +-----------------------------------+-----------------------------------+ ![](media/image2.png) #### territoriale bevoegdheidsverdeling De territoriale bevoegdheid of rechtsmacht bepaalt over welk grondgebied een bepaalde rechtbank rechtsmacht heeft. Het kleinste gebied van de gerechtelijke indeling is het **kanton**. De vrederechter is de rechter van het kanton, een verzameling van enkele gemeenten, een gedeelte van een gemeente of een combinatie van beide. Verschillende kantons vormen samen een gerechtelijk **arrondissement**. Er zijn 12 arrondissementen. Op dit niveau werken de rechtbanken van eerste aanleg en de politierechtbanken. Het provinciale niveau blijft verder van belang voor het **hof van assisen**, de strafrechtbank die oordeelt over sommige misdaden en politieke en persmisdrijven, met een volksjury. Arbeidshoven, georganiseerd per resort van de hoven van beroep, houden ook nog provinciale afdelingen. Verschillende arrondissementen vormen samen het rechtsgebied of ressort van het **hof van beroep**. België telt vijf hoven van beroep. Op hetzelfde territoriale niveau worden nu dus ook de arbeidsrechtbanken en ondernemingsrechtbanken georganiseerd. Op het niveau van het grondgebied van het ganse land bevindt zich het **Hof van Cassatie**. Naast deze Belgische rechtbanken zijn er ook nog internationale en supranationale rechtbanken. Sommige van deze rechtbanken staan echter enkel open voor de staten en niet voor de individuele burgers. Omgekeerd zal men zich soms ook alleen tegen staten en niet individuele rechtsonderhorigen kunnen richten. Voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg bijvoorbeeld kan slechts geprocedeerd worden tegen een verdragsluitende staat van het EVRM. Bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, met zetel in Luxemburg, kan elke natuurlijke of rechtspersoon vorderingen inleiden. Het Hof waakt vooral over de uniforme interpretatie van Europese regels via de techniek van de prejudiciële vragen. #### materiële bevoegdheidsverdeling Bij strafzaken is er een verdere onderverdeling in overtreding, wanbedrijf en misdaad. Privaatrechtelijke zaken worden dan weer opgedeeld in burgerrechtelijke zaken, sociale- of arbeidszaken en economische zaken. ### prinspes met betrekking tot de werking van de rechterlijke macht Zowel artikel 13 van de Grondwet als artikel 6 van het EVRM garanderen een '**eerlijk proces'**. Zo moet iedereen die meent onrecht aangedaan te zijn, daar tegen kunnen opkomen voor een onafhankelijke rechter. Vooral artikel 6 van het EVRM speelt een zeer belangrijke rol. Artikel 6 bevat een aantal waarborgen die specifiek voor het strafprocesrecht bedoeld zijn. Anderzijds bevat het een aantal waarborgen voor zowel de privaatrechtelijke als de publiekrechtelijke procedures. Omdat het gerechtelijke privaatrecht het gemeen recht is inzake procedure en gerechtelijke organisatie, behandelen we artikel 6 in deze context. Er worden dus heel wat aspecten geregeld die ene eerlijk proces moeten waarborgen. Deze houden in: - De **openbaarheid van rechtszitting**. - Elke uitspraak moet gemotiveerd zijn. - De rechter moet **onpartijdig** en **onafhankelijk** zijn. - Een uitspraak moet altijd binnen en **redelijke termijn** worden geveld. - Het **recht op tegenspraak**. ### De actoren van justitie #### De magistratuur De **zittende magistraat** is een magistraat die belast is met het vellen van vonnissen en arresten. Dat zijn dus de eigenlijke rechters of oordeelvinders. De rechter zit de rechtszitting voor. Een **staande magistraat** is lid van het Openbaar Ministerie. De leden van het Openbaar Ministerie hebben geen rechtsprekende bevoegdheid. Hun taak kan in twee delen worden onderverdeeld. In strafzaken staan zij in voor de opsporing van misdrijven, het vervolgen van verdachten en de uitvoering van de door de rechtbank uitgesproken straf. Het Openbaar Ministerie beslist dus over de opportuniteit om bepaalde strafinbreuken ook effectief te vervolgen. Bij burgerlijke zaken gaan staande magistraten in lagere gerechten vooral waken over de belangen van zwakke procespartijen (bv. minderjarigen) door middel van adviezen en vorderingen tot nietigverklaring en in hogere rechtscolleges eerder de rechters bijstaan, eveneens door middels van adviezen over de juiste toepassing van de wet. De staande magistraat noemt men ook wel het **parket**, of bij de hoven, het **Parket-Generaal**. Het Openbaar Ministerie valt onder de bevoegdheid van de minister van Justitie en moet zicht onderwerpen aan de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid die door de minister van Justitie zijn goedgekeurd. Bij het vervullen van gerechtelijke taken, zoals de vordering of het advies van terechtzitting, werkt het Openbaar Ministerie echter in volle onafhankelijkheid. Hierop bestaat één uitzondering. Zo kan de minister van Justitie uitzonderlijk leden van het Openbaar Ministerie bevelen een strafvervolging in te stellen. We noemen dit het **positief injunctierecht**. De minister heeft echter geen negatief injunctierecht. #### De advocatuur **Advocaten** zijn geen magistraten, maar zelfstandigen die een brij beroep uitoefenen. Een universitair gediplomeerde jurist kan advocaat worden door zijn eed af te leggen en door zich te laten inschrijven bij een **balie**. In gerechtszaken geniet de advocaat het **pleitmonopolie**. Dit betekent dat in principe niemand anders dan een advocaat partijen voor de rechtbank kan bijstaan en/of vertegenwoordigen. Naast het voeren van procedures verlenen advocaten ook buitengerechtelijk(e) advies en diensten. Sommige advocaten hebben een bijkomende opleiding gevolgd en zijn erkend als bemiddelaar in familiezaken, jeugdadvocaat of bemiddelaar in ondernemingszaken. Advocaten worden ook vaak aangesteld als curator, bewindvoerder, voogd,... #### gerechtsdeurwaarders Zoals de voorgaande actoren van justitie moeten zijn een universiteit rechtendiploma behaald hebben, waarna zij door de Koning benoemd worden om hun ambt binnen een bepaald arrondissement uit te oefenen. De **gerechtsdeurwaarder** is een zelfstandige vrije beroeper. Anders dan de advocaat is hij ook een openbare ambtenaar. Dit houdt onder meer in dat hij, in tegenstelling tot een advocaat, geen opdrachten kan weigeren. De voornaamste taken van een gerechtsdeurwaarder zijn: - Officiële vaststellingen doen (de feitelijke vaststellingen in een gerechtsdeurwaardersakte of "**exploot**" hebben de kracht van een authentiek bewijs); de gerechtsdeurwaarder handelt hierbij op onafhankelijke en onpartijdige wijze; - Gerechts- en administratieve akten betekenen, dit wil zeggen officieel ter kennis brengen door de afgifte van een afschrift; - Gerechtelijke beslissingen ten uitvoeren leggen, vooral door middel van de beslagprocedure. #### griffiers en griffiepersoneel De **griffier** is als het ware de secretaris van de rechter. Hij neemt akte van wat er ter zitting gezegd en gedan wordt, is verantwoordelijke voor de neerlegging, de registratie en de archivering. #### justitiehuizen De **justitieassistenten**, die verbonden zijn aan de justitiehuizen, voeren diverse opdrachten uit zoals toezicht en justitiële begeleiding, opvolging probatievoorwaarden en burgerrechtelijke opdrachten. Het justitiehuis is ook een trefpunt waar de diverse gerechtelijke diensten van het arrondissement kunnen overleggen over de materies waarvoor het justitiehuis bevoegd is. #### de notaris De notaris is geen 'actor van justitie' in de zin dat hij systematisch optreedt in gerechtelijke context. Het notariaat is niettemin een klassiek juridisch beroep, dat meestal in één adem wordt genoemd met de 'togaberoepen'. De notaris oefent een vrij beroep uit, maar is ook een openbaar ambtenaar, die authentieke akten opstelt. Hij geeft ook juridisch advies. ### procesrechtelijke aspecten #### de procedure in burgerlijke zaken ##### "rollenspel" Wanneer iemand een geschil bij de rechtbank aanhangig maakt, wordt deze zaak ingeschreven op de **algemene rol**. Dit is een chronologische lijst van alle zaken die voor een bepaalde rechtbank worden gebracht. Het feit dat een zaak ingeschreven is op de algemene rol, betekent niet dat ze daarom ook effectief door de magistraat afgehandeld wordt. In ons gerechtelijk systeem heeft de rechter in principe een eerder lijdelijke functie. Het zijn in de eerste plaats de partijen die bepalen hoe snel met een procedure wordt voortgemaakt. Het uitwisselen van de schriftelijke argumentatie ('conclusies') en de bewijsstukken kan een tijd in beslag nemen. Soms wordt een zaak in korte termijn uitgesteld 'voor **instaatstelling'**. Soms wordt de zaak echter gewoon 'weggelaten van de rol'. De rol in deze laatste betekenis is de zittingsrol. Het is de lijst van alle zaken die op een bepaalde zitting opgeroepen worden. ##### rechtsingang en inleidiende zitting Een zaak wordt gewoonlijk gestart door middel van een **dagvaarding**. Dit is een gerechtsdeurwaardersexploot waarin de identificatiegegevens van de eisende partij staan, de persoonlijke gegevens van de gedaagde of verwerende partij, het voorwerp van de vordering en een korte motivering ervan en de plaats, de datum en het uur van de (eerste) rechtszitting. Voor sommige procedures kan of moet, in de plaats van een dagvaarding, een **verzoekschrift** neergelegd worden. Dit is een minder formeel document dat een gerechtsdeurwaardersexploot. Het bevat dezelfde elementen, maar wordt door de eiser neergelegd op de griffie en door deze laatste bij de **gerechtsbrief** meegedeeld aan de tegenpartij. Niet de eisende partij, maar de griffie bepaalt dan de inleidingsdatum. Uitzonderlijk wordt ook een procedure ingeleid bij vrijwillige verschijning. Beide partijen spreken in dit geval onderling af om hun geschil voor te leggen aan de rechtbank, zonder dat de ene door de andere daartoe gedwongen wordt. Ze leggen een **gezamenlijk verzoekschrift** neer dat beide partijen ondertekend hebben, waarna de rechtbank een inleidingszitting bepaalt waarop de partijen opgeroepen worden. Ten slotte is er in uiterst dringende omstandigheden ook nog de mogelijkheid van het **eenzijdig verzoekschrift**, waardoor de verzoekende partij snel van de voorzitter van de rechtbank een voorlopige maatregel kan krijgen. De tegenpartij wordt in dit geval zelfs niet opgeroepen. ##### conclusies Eenmaal de zaak aanhangig is, moeten de partijen onderling conclusies, en **overtuigingsstukken of bewijsstukken** uitwisselen en tevens op de griffie neerleggen volgens de conclusiekalender die in onderling overleg of door de rechtbank werd vastgesteld. De **conclusies** bestaan uit de schriftelijke argumentatie in feite en in rechte. ##### terechtzitting als de argumenten en stukken zijn uitgewissled, volgt de **rechtsdag of pleitdatum**. Op deze dag wordt de zaak gepleit door de partijen, worden de debatten gesloten en wordt de zaak in beraad genomen door de rechtbank. Als wat op papier wordt uitgewisseld tussen beide partijen en wordt neergelegd ter griffie (of ter zitting) om in gerechtelijke dossier te voegen, is in principe enkel bekend aan de partijen en de oordelende magistraat. Alles wat mondeling ter zitting gebeurt daarentegen is in beginsel openbaar. ##### uitspraak Bij een eenvoudig zaak wordt onmiddellijk uitspraak gedaan. Meestal volgt het verdict echter pas een paar weken na de pleidooien. Een uitspraak betekent niet noodzakelijk dat het p