Examenbundel Strafrecht PDF

Summary

Deze bundel bevat een samenvatting van het strafrecht, gericht op het Belgische rechtssysteem. Het behandelt onderwerpen zoals het legaliteitsbeginsel, misdrijven, deelneming en straffen. Het document is georganiseerd met een duidelijke inhoudsopgave en behandelt historische examenvragen.

Full Transcript

**Table of Contents** [LEGALITEITSBEGINSEL 3](#legaliteitsbeginsel) [BRONNEN VAN SR 4](#bronnen-van-sr) [HET MISDRIJF 5](#het-misdrijf) [DELICTSTYPICITEIT 7](#delictstypiciteit) [OBJECTIEVE BESTANDSDELEN 9](#objectieve-bestandsdelen) [SUBJECTIEVE BESTANDDELEN 10](#subjectieve-bestanddelen) [O...

**Table of Contents** [LEGALITEITSBEGINSEL 3](#legaliteitsbeginsel) [BRONNEN VAN SR 4](#bronnen-van-sr) [HET MISDRIJF 5](#het-misdrijf) [DELICTSTYPICITEIT 7](#delictstypiciteit) [OBJECTIEVE BESTANDSDELEN 9](#objectieve-bestandsdelen) [SUBJECTIEVE BESTANDDELEN 10](#subjectieve-bestanddelen) [OPZET 12](#opzet) [ONACHTZAAMHEID 13](#onachtzaamheid) [EIND DELICTSTYPICITEIT/ WEDERRECHTELIJKHEID 14](#eind-delictstypiciteit-wederrechtelijkheid) [RECHTVAARDIGINGSGRONDEN 15](#rechtvaardigingsgronden) [SCHULD 17](#schuld) [SCHULDUITSLUITINGSGRONDEN (SUG) 18](#schulduitsluitingsgronden-sug) [STRAFWAARDIGHEID 20](#strafwaardigheid) [POGING 22](#poging) [DEELNEMING 25](#deelneming) [STRAFFEN EN HOOFDSTRAFFEN 27](#straffen-en-hoofdstraffen) [STRAFRECHTELIJKE BEVEILIGINGS- OF BESCHERMINGSMAATREGELEN 30](#strafrechtelijke-beveiligings--of-beschermingsmaatregelen) [STRAFTOEMETING 33](#straftoemeting) [STRAFVORDERING 36](#strafvordering) [INSTELLEN EN UITOEFENING STRAFVORDERING 39](#instellen-en-uitoefening-strafvordering) [UITSPRAAK 43](#uitspraak) [DE RECHTSMIDDELEN 46](#de-rechtsmiddelen) [DE RECHTSPLEGING IN DE ONDERZOEKSFASE 49](#de-rechtspleging-in-de-onderzoeksfase) [ONDERZOEKSDADEN 53](#onderzoeksdaden) [VRIJHEIDSBEROVING EN VOORLOPIGE HECHTENIS 58](#vrijheidsberoving-en-voorlopige-hechtenis) [HET OPENBAAR MINISTERIE 60](#het-openbaar-ministerie) [SLACHTOFFERS EN BURGERLIJKE VORDERINGEN 64](#slachtoffers-en-burgerlijke-vorderingen) [ONDERZOEK(EN) 64](#onderzoeken) [GERECHTELIJK ONDERZOEK 65](#gerechtelijk-onderzoek) [ONDERZOEKSDADEN 69](#onderzoeksdaden-1) [VOORLOPIGE HECHTENIS 73](#voorlopige-hechtenis) [TOEZICHT EN AFSLTUITING VAN ONDERZOEK 90](#toezicht-en-afsltuiting-van-onderzoek) [INLEIDING VONNISFASE 93](#inleiding-vonnisfase) [VONNISFASE: DE WAARBORGEN 96](#vonnisfase-de-waarborgen) [VONNISFASE: DE RECHTSPLEGING 100](#vonnisfase-de-rechtspleging) [OUDE EXAMENVRAGEN 118](#oude-examenvragen) [Augustus 2023 118](#augustus-2023) [Januari 2023 121](#januari-2023) [Januari 2022 128](#januari-2022) LEGALITEITSBEGINSEL =================== Het legaliteitsbeginsel betekent dat niemand gestraft kan worden voor een handeling die niet wettelijk strafbaar was op het moment van de daad. Dit principe is verwoord in de Latijnse uitdrukking \*\"nullum crimen, nulla poena sine lege\"\* (geen misdaad, geen straf zonder wet). Het houdt in dat gedragingen en de daarvoor geldende straffen uitsluitend door de wet mogen worden bepaald, wat essentieel is voor rechtsbescherming en rechtszekerheid. Het beginsel beoogt burgers te beschermen tegen willekeurige strafvervolging en is nauw verbonden met de democratische rechtsstaat waarin de staat aan rechtsregels onderworpen is. Daarnaast vereist het legaliteitsbeginsel duidelijkheid en zekerheid van strafwetten (het lex certa-beginsel). Dit betekent dat wetten specifiek en ondubbelzinnig moeten zijn, zodat burgers kunnen weten welk gedrag strafbaar is. In de strafprocedure houdt het in dat bevoegdheden die inbreuk maken op rechten wettelijk moeten zijn vastgelegd. Hoofdkenmerken van het legaliteitsbeginsel: 1. Wettelijke basis: Alleen gedragingen die door de wet strafbaar zijn gesteld, kunnen leiden tot strafvervolging. Dit staat vastgelegd in onder andere de Belgische Grondwet (art. 12 en 14) en internationale verdragen zoals het EVRM en het IVBPR. 2. Lex certa: De strafwet moet duidelijk en specifiek zijn (geen vage of onduidelijke termen). Dit is nodig zodat burgers weten welk gedrag strafbaar is. 3. Non-retroactiviteit: Nieuwe strafwetten kunnen niet met terugwerkende kracht worden toegepast, behalve als ze in het voordeel van de verdachte zijn. Dit houdt in dat strengere strafwetgeving niet mag worden toegepast op feiten die zijn gepleegd voordat deze wetten in werking traden. 4. Formele bronvereiste: Het legaliteitsbeginsel impliceert dat strafbaarheid alleen kan worden gebaseerd op wetten die een formele bron hebben; rechtspraak alleen is onvoldoende om het beginsel te waarborgen. - \*\*Betekenis\*\*: \"Nullum crimen, nulla poena sine lege\" - geen misdaad, geen straf zonder wet. - \*\*Grondslag\*\*: Verankerd in Belgische grondwet (Artikelen 12 en 14), het EVRM (Artikel 7), en IVBPR (Artikel 15). - \*\*Doel\*\*: Beschermt burgers tegen willekeurige strafvervolging en biedt rechtszekerheid. - \*\*Lex certa-beginsel\*\*: Strafwetten moeten duidelijk en ondubbelzinnig zijn, zodat burgers weten wat strafbaar is. - \*\*Toepassing in strafprocedure\*\*: Onderzoeksbevoegdheden die rechten schenden moeten wettelijk geregeld zijn. - \*\*Rechtsstaat en democratie\*\*: Verzekert dat de staat geen onbeperkte macht over burgers heeft; de staat moet zich aan rechtsregels houden. BRONNEN VAN SR ============== De bronnen van het strafrecht zijn veelzijdig en omvatten zowel nationale wetten als internationale verdragen. Hier is een uitgebreide uitleg, inclusief specifieke kenmerken van elk type bron. \#\#\# 1. \*\*Nationale wetgeving\*\* - \*\*Grondwet\*\*: De Belgische Grondwet vormt de basis voor het strafrecht, waarin onder meer het legaliteitsbeginsel en andere fundamentele rechten en vrijheden zijn vastgelegd. Artikel 12 en 14 van de Grondwet beschermen burgers tegen willekeurige vervolging en straffen door vast te stellen dat geen straf mogelijk is zonder een duidelijke wet die een bepaald gedrag strafbaar stelt. - \*\*Strafwetboek (Sw.)\*\*: Het strafwetboek omschrijft in detail welke gedragingen strafbaar zijn en de mogelijke sancties. Boek 1 bevat algemene principes die van toepassing zijn op alle misdrijven, terwijl Boek 2 specifieke misdrijven beschrijft. - \*\*Bijzondere wetten\*\*: Naast het strafwetboek bestaan er specifieke wetten die zich richten op bepaalde terreinen, zoals fiscale misdrijven en verkeersdelicten. Deze bijzondere wetten vormen een aanvulling op de algemene strafwetten. \#\#\# 2. \*\*Internationale Verdragen\*\* - \*\*Europese Verdragen\*\*: Verdragen zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) hebben rechtstreekse werking in België en kunnen een impact hebben op het strafrecht door rechten te waarborgen, zoals het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM). Dit verdrag beperkt de bevoegdheden van staten bij het opleggen en uitvoeren van straffen. - \*\*Verdragen binnen de EU en Raad van Europa\*\*: Andere verdragen bevorderen samenwerking tussen landen, zoals bij de preventie en bestrijding van criminaliteit en justitiële samenwerking. \#\#\# 3. \*\*Rechtspraak\*\* - \*\*Rechtspraak van het Hof van Cassatie\*\*: Het Hof van Cassatie verzekert de eenheid van de rechtspraak en speelt een belangrijke rol in de interpretatie van strafwetten. Hoewel rechtspraak niet bindend is, heeft ze vaak invloed als een leidraad voor andere rechtbanken. - \*\*Internationale Rechtspraak\*\*: Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) kan België bijvoorbeeld verplichten bepaalde wettelijke normen te respecteren, zoals het recht op juridische bijstand. \#\#\# 4. \*\*Omzendbrieven en Richtlijnen\*\* - \*\*Beperkingen in strafrechtelijke waarde\*\*: Hoewel omzendbrieven richtlijnen geven aan politie en justitie, hebben ze niet de kracht van wet en kunnen ze het legaliteitsbeginsel niet vervangen. Ze kunnen alleen richtlijnen geven voor de uitoefening van discretionaire bevoegdheden binnen de bestaande wetten. HET MISDRIJF ============ [Definitie en Hoofdkenmerken van een Misdrijf] Een misdrijf is in het strafrecht een handeling of verzuim dat door de wet strafbaar is gesteld. De wet zelf geeft geen expliciete definitie van "misdrijf," maar het strafwetboek (art. 1 Sw.) biedt een driedelige indeling, gebaseerd op de zwaarte van de straf: 1. Misdaden: Criminele straffen zoals opsluiting voor minimaal vijf jaar. (Bv diefstal met geweld art 468sw) 2. Wanbedrijven: Correctionele straffen, zoals gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar. (Bv: gewone diefstal art. 463 sw) 3. Overtredingen: Politiestraffen, met gevangenisstraffen van één tot zeven dagen. (Bv: verkeersovertreding) Maar zwaarte van straf kan veranderen in loop van proces dus de wet zegt niet alles. De regel is dat aard van misdrijf slecchts definitief bepaald wordt door straf die wordt opgelegd bij in kracht van gewijsde veroordeling. [Denaturatie] = kan door raadkamer/ kamer van inbeschuldigingstelling/ procureur worden gevraagd. Dat is een correctionalisering of contraventionalisering - 1^e^ = verzachtende omstandigheden zorgen ervoor dat slechts correctionele straf wordt gegevenvoor in wet als misdaad omschreven misdrijf - 2^e^ = wordt politiestraf gegevn voor een inwet als wanbedrijf omschreven misdrijf Heeft terugwerkende kracht [Bestanddelen van een Misdrijf] Een misdrijf moet voldoen aan bepaalde constitutieve elementen om strafbaar te zijn: - Materieel Element: Dit is de objectief waarneembare handeling of het nalaten van een handeling, die strafbaar is volgens de wet. Het gaat om een uitwendig waarneembare gedraging zoals diefstal of vernieling. - Moreel Element (Schuld): Het morele of subjectieve element verwijst naar de intentie of schuld van de dader, wat strafrechtelijke aansprakelijkheid vastlegt. In de meeste gevallen is opzet vereist, maar voor bepaalde overtredingen kan ook onachtzaamheid voldoende zijn. [Algemene Bestaansvoorwaarden van een Misdrijf] Om te spreken van een strafbaar misdrijf moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn: - Delictstypiciteit: De gedraging moet voldoen aan de wettelijke delictsomschrijving. - Wederrechtelijkheid: De gedraging moet onrechtmatig zijn en in strijd met de wet. - Schuldverwijt: De gedraging moet verwijtbaar zijn en aan schuld te wijten zijn. - Strafwaardigheid: De gedraging wordt door de wetgever als strafwaardig beschouwd. [Indeling op Basis van Uitvoeringswijze] Misdrijven worden onderverdeeld op basis van hun materiële uitvoeringswijze: 1. Handelingsmisdrijven (commissiedelicten): Dit zijn actieve handelingen die de wet verbiedt, zoals bedrieglijk wegnemen van andermans goederen. 2. Verzuimsmisdrijven (omissiedelicten): Deze ontstaan door het nalaten van een wettelijk verplichte handeling, zoals de aangifte van een geboorte. 3. Ogenblikkelijke en Voortdurende Misdrijven: - Ogenblikkelijk Misdrijf: Eenmalige, afgesloten handelingen, zoals diefstal. - Voortdurend Misdrijf: Een ononderbroken en langdurige delictuele toestand, zoals wederrechtelijke vrijheidsberoving. [Speciale Soorten Misdrijven] - Verzwaarde Misdrijven: Voor bepaalde misdrijven, zoals seksuele delicten, bestaan verzwaarde versies die zwaarder bestraft worden door extra bestanddelen zoals bijkomende omstandigheden. - Ondeugdelijke Poging: Dit zijn pogingen die door een ongeschikte handeling of een foutieve inschatting niet tot voltooiing kunnen leiden, maar de intentie kan nog wel strafbaar zijn. DELICTSTYPICITEIT ================= Delictstypiciteit is een centraal concept binnen het strafrecht en verwijst naar het geheel van voorwaarden dat bepaalt of een specifieke gedraging strafbaar is. [Begrip en Functie] Delictstypiciteit houdt in dat een bepaalde gedraging moet voldoen aan de wettelijke delictsomschrijving om als strafbaar feit te worden beschouwd. Dit betekent dat de handeling moet passen binnen de omschrijving die de wetgever in de strafwet geeft voor dat specifieke misdrijf. Delictstypiciteit heeft daarbij een dubbele rechtsfunctie: 1. Beschermingsfunctie: Het zorgt voor rechtszekerheid, aangezien burgers alleen gestraft kunnen worden voor gedragingen die duidelijk als strafbaar zijn omschreven in de wet. 2. Waarschuwingsfunctie: Het stelt burgers in staat om te weten welke gedragingen verboden zijn, wat hen de mogelijkheid geeft om hun gedrag aan te passen en straf te vermijden. [Bestanddelen van Delictstypiciteit] Delictstypiciteit kent zowel objectieve als subjectieve elementen: - Objectieve bestanddelen: Dit zijn de concrete, uitwendig waarneembare handelingen die in de delictsomschrijving staan. Bijvoorbeeld, bij diefstal is het objectieve element het 'wegnemen van een zaak.' - Subjectieve bestanddelen: Deze verwijzen naar de innerlijke gesteldheid of intentie van de dader, zoals opzet of bedrog. In het geval van diefstal (artikel 461 Sw.) is bedrieglijkheid een subjectief element dat moet worden aangetoond. [Belang in het Materieel en Procesrechtelijk Strafrecht] Delictstypiciteit is cruciaal voor zowel het materieel als het procesrecht: - Materieel strafrecht: Delictstypiciteit voorkomt dat elke verdachte gedraging automatisch als strafbaar wordt gezien. De rechter moet alle bestanddelen van de delictsomschrijving stap voor stap toetsen om te bepalen of aan de strafbaarheidseisen is voldaan. - Procesrechtelijk belang: De rechter moet bij elk feit onderzoeken of het beantwoordt aan de delictsomschrijving, en hij kan zelfstandig beslissen om verzwarende omstandigheden in rekening te brengen. Daarnaast is de rechter verplicht om alle constitutieve bestanddelen te verduidelijken in zijn uitspraak (artikel 149 van de Grondwet), wat betekent dat hij het verband tussen het feit en de strafwet duidelijk moet uitleggen. [Procedurele uitvloeisels] - Bewijslast o Alle typische bestanddelen van misdrijf moeten door OM bewezen worden - Vermoeden van onschuld: bewijslast voor OM - Indien geen bewijzen: geen veroordeling - Motiveringsplicht o Alle typpische bestanddelen moeten door rechter uitgelegd worden i n beslissing in geval van veroordeling - Feit en kwalificatie o Typische omschrijving van feit: basis voor juridische kwalificatie o Lura novit curia = rechter beslist over juiste kwalificatie van feiten - Bevoegdheid van rechters [Voorbeeld en Toepassing] Neem bijvoorbeeld het misdrijf diefstal: De wet (artikel 461 Sw.) stelt dat diefstal inhoudt het "bedrieglijk wegnemen van een zaak." Hier zijn twee elementen cruciaal voor de delictstypiciteit: - Objectief: Het "wegnemen" van de zaak. - Subjectief: De handeling moet "bedrieglijk" zijn, wat inhoudt dat er een opzettelijke bedoeling tot eigen voordeel moet zijn. OBJECTIEVE BESTANDSDELEN ======================== \*\*Objectieve bestanddelen\*\* van een misdrijf zijn de \*uitwendige en waarneembare elementen\* die vastgelegd zijn in de delictsomschrijving. Deze vormen de basis van het materiële element van een misdrijf en bepalen in concrete termen welke handelingen strafbaar zijn. [Kenmerken van Objectieve Bestanddelen] 1. \*\*Waarneembare Gedragingen\*\*: - Objectieve bestanddelen zijn externe gedragingen of handelingen die zichtbaar of aantoonbaar zijn. Het gaat om het concrete gedrag dat in strijd is met de wet. Een gedachte of intentie alleen volstaat niet; er moet sprake zijn van een daadwerkelijke handeling of nalaten. - Voorbeelden: - Diefstal: het \"wegnemen\" van een goed (artikel 461 Sw.) En Vernieling: het beschadigen van eigendom). 2. \*\*Handelingsmisdrijven vs. Verzuimsmisdrijven\*\*: - \*\*Handelingsmisdrijven\*\* (commissiedelicten): Dit type misdrijf vereist een positieve handeling die door de wet verboden is, zoals het bedrieglijk wegnemen van een goed bij diefstal. - \*\*Verzuimsmisdrijven\*\* (omissiedelicten): Hier gaat het om een nalaten van een handeling die de wet verplicht, bijvoorbeeld het niet aangeven van een geboorte (artikel 361 Sw.). Het niet-nakomen van een wettelijke verplichting kan dus een objectief bestanddeel zijn 3. \*\*Onderscheid tussen Beschrijvende en Normatieve Bestanddelen\*\*: - \*\*Beschrijvende bestanddelen\*\* zijn puur feitelijk en zonder waardeoordeel, bijvoorbeeld \"wegnemen\" bij diefstal. - \*\*Normatieve bestanddelen\*\* bevatten een waardeoordeel of normatieve beschrijving. Een voorbeeld is \"bedrieglijk\" bij diefstal, wat inhoudt dat het wegnemen met een bepaalde intentie moet gebeuren 4. \*\*Afhankelijk van het Type Misdrijf\*\*: - \*\*Ogenblikkelijke Misdrijven\*\*: Deze misdrijven worden in één handeling voltooid, zoals diefstal. Hier stopt het misdrijf zodra de handeling is verricht. - \*\*Voortdurende Misdrijven\*\*: Deze omvatten een aanhoudende onrechtmatige toestand, zoals vrijheidsberoving, die blijft voortduren totdat er actief een einde aan wordt gemaakt 5. \*\*Bij Rechtspersonen\*\*: - Sinds 1999 kunnen ook rechtspersonen strafrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden. In hun geval moeten objectieve bestanddelen worden aangepast omdat een rechtspersoon geen fysieke aanwezigheid heeft. Er wordt dan gekeken naar gedragingen die via beslissingen of handelingen door vertegenwoordigers worden uitgevoerd. SUBJECTIEVE BESTANDDELEN ======================== \*\*Subjectieve bestanddelen\*\* van een misdrijf verwijzen naar de psychische ingesteldheid of intentie van de dader ten opzichte van de strafbare gedraging en vormen een essentieel onderdeel van de strafbaarheid. Zonder een relevant subjectief bestanddeel kan een handeling niet als strafbaar misdrijf worden beschouwd, aangezien strafrechtelijke aansprakelijkheid in belangrijke mate afhangt van schuld of opzet. - Naast een objectief component (de feitelijke gedraging) is er altijd een subjectief element nodig. De wet bestraft namelijk niet enkel het stellen van een gedraging zonder een psychologisch element. [\#\#\# Soorten Subjectieve Bestanddelen] 1. \*\*Opzet (dolus)\*\*: - \*\*Definitie\*\*: Opzet is het bewust en doelgericht uitvoeren van een strafbaar feit. Dit kan zowel rechtstreeks (volledig intentioneel) als onrechtstreeks (indirecte intentie) zijn. - \*\*Toepassing\*\*: Voor veel misdrijven is opzet een vereiste. Zo moet bij diefstal een dader de intentie hebben om een goed bedrieglijk weg te nemen, wat het opzet onderscheidt van andere gedragingen zoals vergissingen of nalatigheid. 2. \*\*Onachtzaamheid (culpa)\*\*: - \*\*Definitie\*\*: Onachtzaamheid of schuld is het handelen zonder voldoende voorzichtigheid of zorgvuldigheid. In gevallen van onachtzaamheid is er geen opzettelijke intentie om schade te berokkenen, maar wordt de persoon verantwoordelijk gehouden voor het niet naleven van redelijke voorzorgsmaatregelen. - \*\*Toepassing\*\*: In het strafrecht zijn er enkele misdrijven waarin schuld of onachtzaamheid voldoende is om strafbaarheid aan te nemen, zoals bij sommige verkeersovertredingen of medische fouten. In die gevallen ligt de focus op de nalatigheid van de dader in plaats van op het opzettelijk plegen van een misdrijf. [\#\#\# Verloop in de Praktijk] - \*\*Individuele toetsing\*\*: De rechter moet bij elk misdrijf specifiek bepalen of er sprake was van opzet of onachtzaamheid, omdat dit bepalend is voor de strafbaarheid. - \*\*Proportionaliteit\*\*: De mate van opzet of onachtzaamheid kan ook van invloed zijn op de zwaarte van de straf. Direct opzettelijke misdrijven worden doorgaans strenger bestraft dan misdrijven die voortkomen uit onachtzaamheid. \#\#\# Voorbeelden - \*\*Diefstal\*\*: Vereist bedrieglijk opzet (subjectief element), naast het materiële element van "wegnemen." - \*\*Onvrijwillige doodslag\*\*: Kan onder bepaalde omstandigheden voortkomen uit onachtzaamheid, waarbij er geen intentie was om te doden, maar de dader toch nalatig heeft gehandeld [\#\#\# Mentaal en Moreel Component] - \*\*Mentaal bestanddeel\*\*: De dader moet opzettelijk of onachtzaam gehandeld hebben. Er zijn drie typen misdrijven: 1. \*\*Opzettelijke misdrijven\*\*: Handelingen die de dader doelbewust heeft uitgevoerd. 2. \*\*Onopzettelijke misdrijven\*\*: Handelingen waarbij de dader onvoldoende voorzorg nam. 3. \*\*Misdrijven met gemengde schuldvorm\*\*: Handelingen waarbij zowel opzet als onachtzaamheid een rol spelen. - \*\*Moreel component (schuld)\*\*: Dit gaat verder dan opzet of onachtzaamheid. Schuld betekent dat de dader verweten kan worden dat hij iets deed wat hij niet had mogen willen of wat hij nalatig was te vermijden. Het moreel element maakt het gedrag verwijtbaar. [\#\#\# Belangrijkste Ideeën] - \*\*Geen objectieve aansprakelijkheid\*\*: Louter materiële gedragingen zijn onvoldoende voor strafbaarheid; er moet een subjectief element zijn. - \*\*Bescherming tegen willekeur\*\*: Het strafrecht vereist een psychische component om te voorkomen dat mensen puur op basis van hun gedragingen strafrechtelijk aansprakelijk zijn. OPZET ===== \*\*Opzet\*\* is het handelen met \*wetens en willens\* intentie om een strafbaar feit te plegen, waarbij de dader de feiten en omstandigheden begrijpt en bewust de gedraging verricht. - \*\*Kennis en wilselement\*\*: Opzet vereist zowel een kenniselement (weten wat men doet en de situatie kennen) als een wilselement (bewust willen handelen). De dader moet zich bewust zijn van de strafbaarheid van de handeling en de situatie goed inschatten. - Voorbeeld: Bij het tweede huwelijk moet de dader weten dat het eerste huwelijk nog geldig is om van opzet te spreken. - [\*\*Graden van opzet\*\*:] - \*Algemeen opzet\*: De dader pleegt een gedraging wetens en willens. - \*Bijzonder opzet\*: Vereist speciale beweegredenen of intenties zoals "oogmerk om te schaden" (bv. moord met voorbedachte rade). - \*Voorbedachtheid\*: De dader handelt met een weloverwogen plan en in stabiele gemoedstoestand. - [\*\*Direct en indirect opzet\*\*:] - \*Direct opzet\*: De dader beoogt rechtstreeks het strafbare gevolg. - \*Indirect opzet (dolus eventualis)\*: De dader wil niet direct het gevolg, maar aanvaardt het risico dat het kan optreden (bv. brandstichting met de oma nog in huis). - \*\*Onwetendheid van de wet\*\*: Onwetendheid van de strafwet is geen excuus; iedereen wordt verondersteld de strafwet te kennen. ONACHTZAAMHEID ============== \*\*Onachtzaamheid\*\* verwijst naar nalatigheid of gebrek aan voorzorg, waarbij de dader geen intentie heeft om de gevolgen te veroorzaken, maar wel onvoldoende voorzichtig is geweest. - [\*\*Kenmerken\*\*:] - Er is geen wil om een strafbaar feit te plegen, maar de dader verzuimt om zich bedachtzaam en omzichtig te gedragen. - Er is een schending van de zorgvuldigheidsplicht: de dader had kunnen voorzien dat de handeling schadelijk zou kunnen zijn. - De toetsing vindt plaats aan de hand van een "goede huisvader"-norm (een objectieve beoordeling binnen de situatie van de dader). - \*\*Soorten onachtzaamheid\*\*: - \*Bewuste onachtzaamheid\*: De dader weet dat de handeling mogelijk strafbare gevolgen heeft, maar is onverschillig of vertrouwt erop dat het goed afloopt (bv. snel rijden omdat men denkt dat de auto veilig genoeg is). - \*Onbewuste onachtzaamheid\*: De dader is zich niet bewust van het gevaar of het mogelijke strafbare gevolg (bv. een fles naast een venster plaatsen zonder te beseffen dat deze kan vallen). \#\#\# Samenvatting - \*\*Opzet\*\*: Bewuste intentie om te handelen, met volledige kennis en doelbewuste wil (direct of indirect). Het is cruciaal voor de meeste strafbare feiten en kan variëren in ernst (algemeen of bijzonder opzet). - \*\*Onachtzaamheid\*\*: Gebrek aan zorgvuldigheid zonder intentie om te schaden. Het kan bewust of onbewust zijn en geldt vooral bij minder ernstige overtredingen of als de wet niet specifiek opzet vereist. EIND DELICTSTYPICITEIT/ WEDERRECHTELIJKHEID =========================================== \#\#\# Wederrechtelijkheid \*\*Wederrechtelijkheid\*\* is een vereiste voor strafbaarheid en betekent dat een gedraging in strijd moet zijn met het recht om strafbaar te zijn. Het vormt samen met delictstypiciteit en schuld de drie essentiële elementen van een misdrijf. Dit principe voorkomt dat iedere overtreding automatisch als strafbaar wordt beschouwd zonder te kijken naar mogelijke rechtvaardiging. - \*\*Belang van Wederrechtelijkheid\*\*: - Wederrechtelijkheid vraagt om een belangenafweging: is de gedraging in een specifieke situatie rechtvaardig of blijft deze onrechtmatig? - Het rechtsstelsel erkent dat sommige handelingen, hoewel formeel als strafbaar omschreven, in bepaalde omstandigheden niet als onrechtmatig worden beschouwd. - \*\*Wanneer is een handeling niet-wederrechtelijk?\*\*: - Een delict-typische gedraging is in de meeste gevallen wederrechtelijk, maar soms bestaan er uitzonderingen waarbij het recht een inbreuk op de wet accepteert. Bijvoorbeeld: - \*\*Medisch ingrijpen\*\*: Een arts die een patiënt opereert, begaat formeel een fysieke inbreuk (zoals slagen en verwondingen), maar deze handeling wordt gerechtvaardigd door het medische doel. - \*\*Politieoptreden\*\*: Een politieagent kan geweld gebruiken bij arrestaties, maar wordt niet strafbaar zolang het binnen de grenzen van de wet en zijn bevoegdheid valt. RECHTVAARDIGINGSGRONDEN ======================= \*\*Rechtvaardigingsgronden\*\* zijn situaties waarin een gedraging die normaal strafbaar zou zijn, toch gerechtvaardigd is en dus haar wederrechtelijk karakter verliest. Deze gronden werken \*\*in rem\*\* (op de situatie), onafhankelijk van de intentie van de dader. Dit betekent dat ze gelden voor elke persoon die in een dergelijke situatie zou handelen. [\#\#\#\# Belangrijke Rechtvaardigingsgronden] 1. **\*\*Wettelijk Voorschrift en Overheidsbevel\*\*:** - \*\*Wettelijk Voorschrift\*\*: Artikel 70 Strafwetboek stelt dat er geen misdrijf is wanneer een handeling door de wet wordt voorgeschreven of toegestaan. - \*\*Voorbeeld\*\*: Een arts voert een chirurgische ingreep uit met goedkeuring van de patiënt. Hoewel het technisch gezien een inbreuk op de lichamelijke integriteit is, wordt het gerechtvaardigd door medische noodzaak en wettelijk voorschrift. - \*\*Overheidsbevel\*\*: Een bevel van een bevoegde overheidsinstantie kan ook een rechtvaardiging vormen, mits: - Het bevel komt van een bevoegde overheid en is in overeenstemming met de wet. - De handeling vindt plaats binnen de wettelijk gestelde grenzen en wordt correct uitgevoerd. - \*\*Voorbeeld\*\*: Een politieagent handelt op bevel van een officier en past geweld toe tijdens een aanhouding. Dit bevel kan de wederrechtelijkheid van zijn handelen opheffen, zolang het bevel wettig is. - \*\*Beperkingen\*\*: Ernstige schendingen van het internationaal recht kunnen niet worden gerechtvaardigd, zelfs niet door een overheidsbevel. 2. **\*\*Noodweer (Wettige Verdediging)\*\*:** - Noodweer staat toe dat iemand zichzelf of anderen verdedigt tegen een directe en onrechtmatige aanval. De eisen voor noodweer zijn: - \*\*Dreigende of actuele aanval\*\*: Het gevaar moet ernstig en direct zijn. - \*\*Subsidiariteit\*\*: Noodweer mag alleen worden ingezet als er geen andere uitweg is, zoals vluchten. - \*\*Proportionaliteit\*\*: Het geweld moet in verhouding staan tot de aanval. - \*\*Voorbeeld\*\*: Iemand die een overval afslaat door de overvaller licht te verwonden. Zolang het gebruikte geweld in verhouding tot de aanval is, kan dit gerechtvaardigd zijn als noodweer. 3. **\*\*Noodtoestand\*\*:** - Bij een noodtoestand bestaat er een conflict tussen twee beschermde rechtsgoederen, en de dader moet het ene schenden om het andere te beschermen. In deze situatie kiest men voor de bescherming van het belangrijkere rechtsgoed. - \*\*Voorwaarden\*\*: - Er moet een \*actueel en ernstig gevaar\* zijn. - De dader heeft geen andere keuze dan een minder zwaar rechtsgoed te schenden. - \*\*Voorbeeld\*\*: Een ambulancechauffeur negeert snelheidsbeperkingen om een patiënt in levensgevaar snel naar het ziekenhuis te brengen. - \*\*Geen wettelijke basis\*\*: Noodtoestand wordt in België erkend via rechtsleer en rechtspraak, maar staat niet in de wet. 4. **\*\*Toestemming van de Benadeelde\*\*:** - In bepaalde gevallen kan de toestemming van de benadeelde de strafbaarheid opheffen. Dit geldt meestal wanneer het gaat om rechtsgoederen die individueel beschikbaar zijn (zoals eigendom). - \*\*Voorwaarden voor geldigheid\*\*: - Toestemming moet voorafgaand en vrijwillig zijn. - Enkel de persoon met zeggenschap over het rechtsgoed kan toestemming geven. - \*\*Voorbeeld\*\*: Een sportwedstrijd waar fysiek contact is toegestaan door alle deelnemers. - \*\*Beperkingen\*\*: Toestemming is niet van toepassing op alle rechtsgoederen. Bijvoorbeeld, toestemming kan nooit het recht op leven opheffen (zoals bij euthanasie zonder wettelijke basis). 5. **\*\*Wettig Verzet\*\*:** - \*\*Wettig Verzet\*\* biedt bescherming wanneer iemand reageert op een flagrant onrechtmatig optreden van een overheidsfunctionaris. - \*\*Voorwaarden\*\*: - Het overheidsoptreden is evident onrechtmatig. - Een directe reactie is noodzakelijk en proportioneel. - \*\*Verschil met Noodweer\*\*: Wettig verzet is toegelaten tegen onrechtmatig overheidshandelen, zelfs zonder dat er sprake is van een directe aanval. **\#\#\#\# Procedurele Aspects en Bewijslast** - \*\*Aanvoeren en Bewijzen\*\*: De verdachte kan een rechtvaardigingsgrond aanvoeren, maar het Openbaar Ministerie moet bewijzen dat de gedraging wederrecht SCHULD ====== \#\#\# Schuld: Betekenis en Functie \*\*Schuld\*\* is het derde constitutieve element van een strafbaar feit, naast delictstypiciteit en wederrechtelijkheid. In het strafrecht betekent schuld dat een persoon persoonlijk en moreel verantwoordelijk kan worden gehouden voor een strafbare gedraging. Zonder deze persoonlijke toerekening of verwijtbaarheid is strafbaarheid meestal uitgesloten. Schuld omvat drie belangrijke concepten: 1. \*\*Materiële Toerekening\*\*: Dit houdt in dat er een directe band is tussen de dader en het gepleegde feit. De dader wordt \"schuldig\" genoemd omdat hij een strafbare handeling heeft verricht. 2. \*\*Schuldvormen\*\*: Dit gaat over de psychische instelling van de dader bij de gedraging: - \*\*Onachtzaamheid\*\*: Een schuldvorm waarbij de dader geen directe intentie heeft om het gevolg te veroorzaken, maar wel verwijtbaar nalatig was. - \*\*Opzet\*\*: Een meer bewuste schuldvorm waarin de dader doelbewust en willens het strafbare feit heeft gepleegd. 3. \*\*Verwijtbaarheid (Morele Toerekening)\*\*: Dit betekent dat het handelen van de dader hem moreel kan worden verweten. Dit aspect van schuld richt zich op de vraag of het handelen of nalaten van de dader hem persoonlijk kwalijk kan worden genomen. SCHULDUITSLUITINGSGRONDEN (SUG) =============================== \*\*Schulduitsluitingsgronden\*\* (SUG) zijn omstandigheden die de schuld van een dader kunnen ontkrachten. Ze zorgen ervoor dat de strafrechtelijke verwijtbaarheid wegvalt door bepaalde beperkingen in de kennis of wil van de dader. Schulduitsluitingsgronden zijn onderverdeeld in twee categorieën: 1. \*\*Gronden van Niet-Toerekenbaarheid\*\*: Deze gronden leiden tot vrijspraak omdat ze het vermogen van de dader aantasten om zich conform de wet te gedragen. - \*\*Overmacht\*\*: De dader wordt door een externe of psychologische dwang gedwongen tot een strafbare handeling, waarbij zijn vrije wil volledig is uitgeschakeld. - \*\*Dwaling\*\*: De dader maakt een fout over de feiten of het recht, waardoor hij niet doorhad dat hij iets strafbaars deed. 2. \*\*Gronden van Niet-Toerekeningsvatbaarheid\*\*: Deze worden toegepast bij daders die geen volledige controle hadden over hun handelen, vaak vanwege een psychische aandoening. Ze kunnen tot beveiligingsmaatregelen leiden. - \*\*Geestesstoornis\*\*: Een persoon die niet over het juiste cognitieve of psychofysieke vermogen beschikt door een geestelijke stoornis kan niet volledig verantwoordelijk worden gehouden. - \*\*Minderjarigheid\*\*: Jongeren onder een bepaalde leeftijd worden beschermd tegen strafrechtelijke aansprakelijkheid vanwege hun onvolgroeide oordeelsvermogen. [\#\#\#\# Specifieke Schulduitsluitingsgronden] - \*\*Overmacht\*\* (artikel 71 Strafwetboek): - \*\*Materiële Overmacht\*\*: Fysieke of externe omstandigheden (zoals uitglijden op een bananenschil) die de dader geen keus laten, zoals natuurverschijnselen. - \*\*Morele Overmacht\*\*: Psychologische druk, zoals bedreiging met geweld, waarbij de dader geen alternatief ziet en zijn wil volledig uitgeschakeld is. - Overmacht moet onweerstaanbaar zijn, en mag niet door de dader zelf veroorzaakt zijn. - \*\*Dwaling\*\*: - \*\*Rechtsdwaling\*\*: Een verkeerde opvatting over de wet of de toepassing ervan. Dit wordt slechts in uitzonderlijke gevallen aanvaard, gezien het principe dat iedereen geacht wordt de wet te kennen. - \*\*Feitelijke Dwaling\*\*: Een verkeerde inschatting van de feiten, bijvoorbeeld iemand neerschieten omdat je dacht dat het een gevaarlijk dier was. Dit kan strafbaarheid uitsluiten indien de dwaling onoverkomelijk was (de dader heeft gehandeld zoals een redelijk persoon zou doen). [\#\#\# Toepassing en Belang van Schuld] 1. \*\*Individuele Verwijtbaarheid\*\*: Schuld richt zich op de specifieke dader (in personam), in tegenstelling tot rechtvaardigingsgronden die op de handeling zelf (in rem) gericht zijn. Het betekent dat de dader het strafbare feit bewust of nalatig heeft gepleegd en hem daarom persoonlijk verweten kan worden. 2. \*\*Schuld bij Straftoemeting\*\*: - De mate van schuld kan van invloed zijn op de straf. Opzettelijke handelingen worden doorgaans zwaarder bestraft dan onachtzaamheid. - Bij schulduitsluitingsgronden, zoals overmacht of onoverkomelijke dwaling, kan strafbaarheid geheel komen te vervallen omdat de dader niet voldoende schuld heeft. 3. \*\*Procedurele Aspecten\*\*: - Het Openbaar Ministerie moet bewijzen dat een dader schuld heeft, tenzij de dader een schulduitsluitingsgrond aanvoert. De bewijslast voor het bestaan van schuld ligt bij de rechter, en bij twijfel over de schuld wordt de dader in principe vrijgesproken. In het strafrecht wordt schuld dus gezien als de hoeksteen van persoonlijke verantwoordelijkheid en strafbaarheid, met een focus op de dader zelf en zijn of haar vermogen om het strafbare feit te begrijpen en te vermijden. STRAFWAARDIGHEID ================ \#\#\# Strafwaardigheid: Begrip en Plaats in het Strafrecht \*\*Strafwaardigheid\*\* is het vierde en laatste element van een misdrijf. Het houdt in dat een gedraging, hoewel strafbaar en voorzien van delictstypiciteit, wederrechtelijkheid en schuld, toch niet altijd strafbaar hoeft te zijn. Strafwaardigheid zorgt ervoor dat in specifieke gevallen een strafbare gedraging niet noodzakelijk tot een veroordeling of bestraffing leidt. 1. \*\*Essentie van Strafwaardigheid\*\*: - \*\*Delictstypiciteit, Wederrechtelijkheid, en Schuld\*\*: Voor strafwaardigheid moet de gedraging voldoen aan de eerste drie elementen van een misdrijf (delictstypiciteit, wederrechtelijkheid en schuld). Pas als aan deze vereisten is voldaan, kan strafwaardigheid worden beoordeeld. - \*\*Beslissing tot Niet-Bestraffing\*\*: In bepaalde situaties kan de rechter of de wetgever besluiten dat, hoewel de gedraging aan alle voorwaarden voldoet om strafbaar te zijn, het niet passend is om deze daadwerkelijk te bestraffen. Dit kan voortkomen uit redenen van maatschappelijk nut of opportuniteit. 2. \*\*Strafwaardigheid als Opportuniteitsprincipe\*\*: - \*\*Opportuniteit bij Beslissing tot Straf\*\*: Soms beslist de rechter om een strafbare gedraging niet te bestraffen, wat een kwestie van opportuniteit is. Dit betekent dat het strafrecht ruimte laat om rekening te houden met uitzonderlijke omstandigheden waarbij bestraffing onwenselijk of onnodig wordt geacht. 3. \*\*Rol van Verschoningsgronden\*\*: - \*\*Definitie en Functie\*\*: Verschoningsgronden zijn omstandigheden die ervoor zorgen dat een strafbare gedraging niet tot straf leidt, zonder dat de delictstypiciteit, wederrechtelijkheid, of schuld van de gedraging worden weggenomen. - [\*\*Types van Verschoningsgronden\*\*:] 1. \*\*Strafuitsluitende Verschoningsgronden\*\*: Deze zorgen ervoor dat een strafbare gedraging geheel zonder straf blijft. Dit gebeurt alleen in specifieke gevallen die de wet duidelijk omschrijft, zoals in artikel 326 van het Strafwetboek, waarin staat dat schuldigen bij bepaalde pogingen tot misdrijven "vrij blijven van straf." 2. \*\*Strafverminderende Verschoningsgronden\*\*: Deze gronden verminderen de straf, zonder deze volledig op te heffen. Dit wordt ook door specifieke wettelijke bepalingen mogelijk gemaakt, zoals in artikel 411 en 412 Sw., waarin de strafmaat kan worden aangepast door de rechter. 4. \*\*Maatschappelijke Redenen voor Strafwaardigheid\*\*: - \*\*Nut van Verschoningsgronden\*\*: Verschoningsgronden bestaan om te voorkomen dat iedere strafbare handeling automatisch tot straf leidt, zelfs als er verzachtende of uitzonderlijke omstandigheden zijn. Deze omstandigheden hebben meestal maatschappelijke of morele rechtvaardigingen. - \*\*Opportuniteitsredenen\*\*: Verschoningsgronden kunnen onder opportuniteitsredenen vallen, waarbij een strafbare gedraging uit pragmatische overwegingen niet bestraft wordt. Dit voorkomt overbelasting van het rechtssysteem en houdt rekening met de maatschappelijke impact van bepaalde veroordelingen. 5. \*\*Wettelijke Basis en Toepassing\*\*: - \*\*Artikel 78 Strafwetboek\*\*: Dit artikel stelt dat geen misdrijf of wanbedrijf verschoonbaar is, behalve in de gevallen die de wet zelf heeft bepaald. Hiermee bepaalt de wetgever duidelijk welke gedragingen onder verschoningsgronden vallen. - \*\*Voorbeeldbepalingen\*\*: - Artikel 326 Sw. stelt dat daders in bepaalde misdrijven "vrij van straf" blijven. - Artikel 462 Sw. beperkt de gevolgen van bepaalde misdrijven tot een burgerrechtelijke vergoeding zonder strafrechtelijke veroordeling. - \*\*Gebruik van Analogische Interpretatie\*\*: Voor specifieke situaties kan een analogie "in bonam partem" worden toegepast, wat betekent dat regels zo geïnterpreteerd kunnen worden dat ze in het voordeel van de verdachte werken, maar alleen binnen de kaders van de wet. Strafwaardigheid zorgt ervoor dat het strafrecht flexibel en rechtvaardig blijft, door de mogelijkheid te bieden om af te wijken van een standaard bestraffing wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen. POGING ====== \#\#\# Poging: Begrip en Voorwaarden \*\*Poging\*\* in het strafrecht betreft een situatie waarin iemand aan een strafbaar feit begint, maar het niet voltooit. Hoewel het misdrijf niet succesvol werd uitgevoerd, wordt een poging vaak nog steeds als strafbaar beschouwd. Poging vereist zowel een \*begin van uitvoering\* als de aanwezigheid van \*opzet\*. 1. \*\*Voorwaarden voor Strafbare Poging\*\*: - [\*\*Opzet/ het voornemen hebben\*\*:] De dader moet bewust en doelgericht de intentie hebben gehad om het misdrijf te voltooien. Zonder opzet is er geen strafbare poging: poging is niet zelfstandig strafbaar, maar verwijst naar ander beoogd feit: het voornemen van dader moet betrekking hebben op misdrijf dat wandaad/misdaad moet zijn. Geen strafbare poging bij overtreding en onopzettelijke misdrijven (want je kan geen voornemen hebben tot iets ongewild). (De feitenrechter beslist of voornemen aanwezig is: als er twijfel is zal enkel voltooid misdrijf kunnen bestraft worden. Bv: beschadigd omheining omdat je wil inbreken maar men is niet zeker dat dat daarom is,dus enkel straffen voor beschadiging van omheining). - [\*\*Begin van Uitvoering\*\*:] Er moet sprake zijn van een start in het uitvoeren van het strafbare feit. Louter plannen maken, voorbereidingen treffen, of intenties hebben zonder een eerste uitvoeringshandeling te verrichten, zijn onvoldoende om van poging te spreken. - subjectieve richting: gevaarlijkheid van dader (voornemen van dader) en begin van uitvoering is begin van uitvoering concrete voorneming - objectieve richting: gevaarlijkheid van daad zelf, begin van uitvoering is begin van uitvoering misdrijf - [\*\*het niet voltooien van het misdrijf, buiten de wil van de dader\*\*] - straffeloos: de vrijwillig gestaakte poging (a contrario art 51 sw): vrijwillige terugtrek van dader: betrokkene blijft strafbaar, maar motieven dader zijn onbelangrijk. Straffeloosheid geldt enkel voor pogingshandeling. - strafbaar: de onvrijwillig gestaakte poging (art 51 sw): de dader ziet af van zijn imisdrijf door uitwendige omstandigheden. Onvrijwillig = aan dader uitwendige oorzaak, onoverkomelijke hinderpalen, tussenkomst van 3^e^. Bv: overval met muts en geweer, kassierster gilt gelijk zot en je loopt ervan weg - strafbaar zijn ook de voltooide/ vruchtloze pogingen: onvrijwillig gestaakte poging: uitvoeringshandelingen die alleen door omstandigheden onafhankelijk van wil van dader hun uitwerking hebben gemist (bv: trekker overhalen om iemand dood te schieten maar kogel mist doel) 2. \*\*Verschil tussen Poging en Voorbereiding\*\*: - \*\*Voorbereidingshandelingen\*\* zijn niet strafbaar, omdat deze nog niet rechtstreeks gericht zijn op het uitvoeren van het misdrijf. Voorbeeld: het kopen van benodigdheden om een diefstal te plegen is nog geen strafbare poging. - \*\*Uitvoeringshandelingen\*\* maken een poging strafbaar zodra de dader handelingen stelt die het misdrijf daadwerkelijk in gang zetten. Voorbeeld: het forceren van een deur om een gebouw binnen te dringen met de intentie om te stelen, wordt beschouwd als een strafbare poging. 3. \*\*Gestaakte en Ondeugdelijke Poging\*\*: - \*\*Gestaakte Poging\*\*: Dit houdt in dat de dader zelf besluit om de poging te beëindigen voordat het misdrijf is voltooid. Een vrijwillige terugtrekking is vaak niet strafbaar; een onvrijwillig afgebroken poging daarentegen (bijvoorbeeld stoppen omdat iemand onverwacht binnenkomt) blijft strafbaar. - \*\*Ondeugdelijke Poging\*\*: Hier probeert de dader het misdrijf te plegen, maar door omstandigheden buiten zijn wil mislukt het (bv. een poging tot diefstal waarbij de kluis leeg blijkt te zijn). Ondanks het falen is de intentie strafbaar, omdat er een begin van uitvoering was. - absoluut ondeugdelijke poging: absolute mogelijkheid om misdrijf te plegen want: - ofwel: is misdrijf volstrekt ongeschikt om gewenste resultaat te bereiken - ofwel: is voorwerp van misdrijf totaal ongeschikt om misdrijf op te plegen Bv: doodslag op lijk, vergiftiging met water -relatief ondeugdelijke poging: ondeugdelijkheid van middelen/ voorwerp waarmee of waarop men misdrijf poogt te plegen slechts voortvloeit uit toevallige/ incidentele omstandigheden - bv: lege brandkast bij diefstal/ vruchtafdrijving op niet-zwangere vrouw Daarom beter spreken van ondeugdelijk misdrijf ipv poging. 4. \*\*Strafmaat en Straftoemeting bij Poging\*\*: - Poging tot misdrijven wordt doorgaans minder zwaar bestraft dan een voltooid misdrijf, omdat het delict niet volledig is uitgevoerd. De exacte strafmaat kan door de rechter worden bepaald, waarbij factoren zoals de ernst van de poging en de omstandigheden meewegen. - De wet kan voor specifieke misdrijven een verschillende strafmaat voorzien, afhankelijk van de fase waarin de poging zich bevindt of van de gevolgen van de poging. - poging tot wanbedrijf = art 53: slechts wanneer het in de wet staat: wet bepaald dan ook de strafbaarheid van poging. - poging tot misdaad = niet strafbaar: wet bepaalt (bv: 401 en 215 sw) - art 52 en 53 sw Bv: diefstal met geweld is 10 tot 15 jaar gevangenis en dus is poging 5 tot 10 jaar. Is een 'schaal' in art 80 en 81 sw. 5. \*\*Rechtvaardiging voor Strafbare Poging\*\*: - De strafbaarheid van poging beschermt de samenleving door preventief op te treden tegen handelingen die een dreiging vormen, zelfs als het misdrijf uiteindelijk niet werd voltooid. - Het voorkomt dat daders kunnen ontsnappen aan vervolging door enkel te mislukken in de uitvoering van hun opzet. Poging als concept benadrukt het belang van intentie en uitvoeringshandelingen, en biedt het strafrecht de mogelijkheid om preventief op te treden tegen potentiële bedreigingen. Putatieve misdrijf DEELNEMING ========== \*\*Deelneming\*\* in het strafrecht houdt in dat meerdere personen betrokken zijn bij het plegen van een misdrijf. Deelneming kan in verschillende vormen plaatsvinden, afhankelijk van de rol en bijdrage van elke deelnemer aan het strafbare feit. \#\#\# Begrip en Soorten Deelneming In het strafrecht wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende typen deelnemers aan een misdrijf. Deelneming is strafbaar omdat iedereen die op een significante wijze bijdraagt aan het plegen van een strafbaar feit, verantwoordelijk wordt gehouden. De wet onderscheidt doorgaans \*\*plegers\*\*, \*\*medeplegers\*\*, \*\*uitlokkers\*\* en \*\*medeplichtigen\*\*: 1. \*\*Pleger\*\*: Degene die het strafbare feit volledig zelf uitvoert. 2. \*\*Medepleger\*\*: Een persoon die actief samenwerkt met de pleger en een substantiële bijdrage levert aan het misdrijf. Beide deelnemers hebben een gelijkwaardige rol in de uitvoering. 3. \*\*Uitlokker\*\*: Iemand die een ander aanzet om een misdrijf te plegen, vaak door overtuiging, bedreiging of beloning. De uitlokker wordt verantwoordelijk gehouden voor het misdrijf, ook al heeft hij zelf geen uitvoerende handelingen verricht. 4. \*\*Medeplichtige\*\*: Deze persoon helpt of vergemakkelijkt het misdrijf, maar speelt geen centrale rol in de uitvoering. Medeplichtigheid kan zowel vóór (voorbereiding) als tijdens het misdrijf plaatsvinden. [\#\#\# Voorwaarden voor Strafbaarheid van Deelneming] - \*\*Opzet\*\*: Net als bij een poging moet de deelnemer bewust en opzettelijk hebben bijgedragen aan het misdrijf. Dit betekent dat de deelnemer wist van het misdadige plan en ervoor koos om zijn rol daarin te spelen. - \*\*Bijdrage aan het Misdrijf\*\*: De handelingen van de deelnemer moeten het misdrijf daadwerkelijk hebben bevorderd of mogelijk hebben gemaakt. Louter kennis van een misdrijf is niet voldoende voor strafbaarheid als deelnemer. [\#\#\# Strafbaarheid van Verschillende Rollen] 1. \*\*Plegers en Medeplegers\*\*: Omdat zij een actieve en gelijkwaardige rol spelen, worden plegers en medeplegers vaak even zwaar gestraft. De rechter houdt hierbij rekening met de mate van samenwerking en de verdeling van de verantwoordelijkheid. 2. \*\*Uitlokking en Medeplichtigheid\*\*: Uitlokking en medeplichtigheid worden doorgaans milder bestraft dan het eigenlijke plegen van het misdrijf, omdat de uitlokker of medeplichtige een indirectere rol speelt. 3. \*\*Strafverminderende of Strafverzwarende Omstandigheden\*\*: De mate van betrokkenheid, de ernst van het misdrijf, en specifieke omstandigheden kunnen de strafmaat verhogen of verlagen, bijvoorbeeld als de deelnemer handelde onder druk of als de samenwerking bijzonder intensief was. [\#\#\# Rechtvaardiging van Strafbaarheid bij Deelneming] - \*\*Preventie van Misdrijven\*\*: Het strafbaar stellen van deelneming voorkomt dat mensen straffeloos kunnen bijdragen aan strafbare feiten zonder zelf direct als dader te worden beschouwd. - \*\*Collectieve Verantwoordelijkheid\*\*: Het strafrecht ziet alle bijdragen aan een misdrijf als gevaarlijk en strafwaardig, waardoor ook ondersteunende rollen worden bestraft. Deelneming zorgt ervoor dat strafrechtelijk alle relevante personen verantwoordelijk worden gehouden voor hun rol bij een misdrijf, wat bijdraagt aan de algemene veiligheid en preventie. STRAFFEN EN HOOFDSTRAFFEN ========================= Straffen voor Natuurlijke Personen Hoofdstraffen 1. \*\*Vrijheidsstraffen\*\* - Vrijheidsstraffen omvatten opsluiting (=levenslang of tijdelijk) (=bij criminele zaken (bv moord)), hechtenis bij politieke misdrijven en gevangenisstraf (bij correctionele (minimaal 8 dagen)- en politiezaken kan voor minder dan 8 dagen). De duur is afhankelijk van de zwaarte van het misdrijf. 2. \*\*Werkstraf\*\* - Een werkstraf is een hoofdstraf waarbij de veroordeelde een aantal uren onbetaald werk moet uitvoeren, doorgaans tussen 45 en 300 uur, afhankelijk van de aard van het misdrijf en de gerechtelijke uitspraak. - art 37 quinquies sw. 3. \*\*Elektronisch Toezicht (ET)\*\* - Elektronisch toezicht is een alternatieve straf waarbij de veroordeelde zijn straf onder huisarrest uitzit, met elektronisch toezicht om naleving te verzekeren. Het is vaak een vervanging van korte vrijheidsstraffen. Minimaal voor een maand in correctionele zaken, tussen 1 en 7 dagen in politiezaken. - art 37 ter sw. 4. \*\*Autonome Probatie\*\* - De autonome probatiestraf legt de veroordeelde verplichtingen op zonder vrijheidsbeneming. Het gaat om voorwaarden naleven (bv therapie of opleiding). Dit kan bestaan uit begeleiding, opleiding of therapie, en kan zowel bij correctionele als politiezaken worden opgelegd. Kan tot 12 maanden duren in politiezaken en vanaf 12 maanden bij correctionele zaken. - art 37octies sw. 5. \*\*Geldboete\*\* - De geldboete kan dienen als hoofdstraf of bijkomende straf en wordt vaak berekend met opdeciemen om het bedrag aan te passen aan de inflatie. Boetes variëren afhankelijk van het type misdrijf. - art 38 sw Bijkomende straffen 1. \*\*Terbeschikkingstelling van de Strafuitvoeringsrechtbank (TBS)\*\* - Deze straf geldt als bijkomende maatregel voor misdadigers die een bedreiging vormen voor de samenleving. De strafuitvoeringsrechtbank bepaalt de verdere voorwaarden en kan bijvoorbeeld internering opleggen. Kan verplicht of facultatief zijn bij recidive. Art 34 sw. 2. \*\*Bijzondere Verbeurdverklaring\*\* - Bij de bijzondere verbeurdverklaring worden illegaal verworven goederen of winst ontnomen. Dit wordt gebruikt in zaken zoals drugs- of economische misdrijven om criminelen financieel te treffen. Maar kan bij alle misdrijven. Art 42 -- 43 sw. 3. \*\*Ontzetting uit burgerlijke en politieke rechten\*\* - Dit omvat het ontnemen van bepaalde rechten, zoals het stemrecht, en wordt vaak gebruikt bij zware misdrijven en wanbedrijven om de maatschappelijke positie van de veroordeelde te beperken. Art 31 sw. 4. \*\*Bekendmaking van vonnissen en arresten\*\* - Dit houdt in dat een gerechtelijke uitspraak openbaar wordt gemaakt, wat kan dienen als een afschrikwekkende maatregel. Dit gebeurt bij ernstige misdrijven. 5. \*\*Afzetting\*\* - Afzetting betreft het ontnemen van een specifieke publieke functie, bijvoorbeeld voor ambtenaren die een misdrijf hebben gepleegd binnen hun beroepsuitoefening. Algemene regels: - Cumulverbod: art 7 sw: er mag slechts één hoofdstraf worden opgelegd aan natuurlijke personen. Bijkomende straffen kunnen gecumuleerd worden met een hoofdstraf. - Straftoemeting: de aard van het misdrijf bepaalt of het wordt behandeld als een misdaad, wanbedrijf of overtreding. \#\#\# Straffen voor Rechtspersonen \#\#\#\# Hoofdstraffen 1. \*\*Geldboete als Hoofdstraf\*\* - Rechtspersonen kunnen niet tot vrijheidsstraffen worden veroordeeld. Daarom is de geldboete de primaire straf voor rechtspersonen. Het bedrag varieert, afhankelijk van de ernst van het misdrijf. 2. \*\*Omzettingssysteem\*\* - Wanneer een vrijheidsstraf is voorzien in de wet, wordt deze omgezet naar een boete. Het minimum- en maximumbedrag worden berekend op basis van de duur van de vrijheidsstraf, met specifieke vermenigvuldigingsfactoren voor de ernst van het misdrijf. Het minimum is 500 euro vermenigvuldigd met het aantal maanden van de normaal gesproken vrijheidsstraf, en het maximum is 2000 euro vermenigvuldigd met x maanden. Art 41bis sw. \#\#\#\# Bijkomende straffen 1. \*\*Bijzondere Verbeurdverklaring\*\* - Net als bij natuurlijke personen kan bij rechtspersonen bijzondere verbeurdverklaring worden toegepast, waarbij de winst uit misdrijven of illegaal verkregen goederen worden geconfisqueerd. Art 42 sw, 7bis lid 2. 2. \*\*Ontbinding\*\* - Bij ernstige misdrijven kan een rechtspersoon gedwongen worden ontbonden, wat betekent dat het bedrijf ophoudt te bestaan. Dit gebeurt meestal bij wanbedrijven en misdaden. Art 35 sw. 3. \*\*Verbod op Activiteiten\*\* - Tijdelijke of permanente verboden om specifieke activiteiten uit te voeren worden opgelegd wanneer het misdrijf verband houdt met de beroepsactiviteit van de rechtspersoon. 4. \*\*Sluiting van Inrichting(en)\*\* - Dit houdt in dat bepaalde bedrijfsruimtes of vestigingen tijdelijk of permanent gesloten worden, doorgaans bij misdrijven die verband houden met de activiteiten van de inrichting. 5. \*\*Eenvoudige Schuldigverklaring\*\* - In bepaalde gevallen, zoals bij publieke rechtspersonen (bv. overheidsinstellingen), kan enkel een eenvoudige schuldigverklaring worden uitgesproken zonder verdere straf. Dit voorkomt dat essentiële publieke diensten onder druk komen te staan STRAFRECHTELIJKE BEVEILIGINGS- OF BESCHERMINGSMAATREGELEN ========================================================= \*\*Strafrechtelijke beveiligings- of beschermingsmaatregelen\*\* hebben een preventieve functie en richten zich niet op bestraffing, maar op bescherming van de maatschappij tegen personen die een gevaar vormen voor de openbare orde. Anders dan straffen worden beveiligingsmaatregelen vaak toegepast zonder schuldverwijt en kunnen ze bestaan naast of onafhankelijk van een straf. 1. \*\*Algemene Kenmerken en Doelstellingen\*\* Beveiligings- en beschermingsmaatregelen hebben als belangrijkste doel het voorkomen van verdere gevaarlijke situaties voor de maatschappij: - \*\*Preventief Karakter:\*\* Ze worden ingezet om personen of situaties die gevaar kunnen vormen te controleren. Dit gebeurt zonder dat er noodzakelijkerwijs sprake is van een schuldverwijt bij de betrokkene. - \*\*Afwezigheid van Repressie:\*\* In tegenstelling tot straffen hebben beveiligingsmaatregelen geen repressief doel en kunnen ze ook worden toegepast op personen die geen volledige schuld dragen (zoals geestesgestoorde delinquenten). - \*\*Toepassing bij Gevaarlijke Situaties:\*\* Ze worden opgelegd om toekomstige schade te vermijden, waarbij het gevaar zelf, in plaats van de ernst van een gepleegd misdrijf, bepalend is. 2. \*\*Indeling van Beveiligingsmaatregelen\*\* [\#\#\#\# A. \*\*Strafvervangende Maatregelen\*\*] - \*\*Internering (Art. 9 Interneringswet):\*\* Internering is een maatregel voor geestesgestoorde delinquenten die vanwege hun mentale toestand een gevaar vormen. Deze maatregel heeft een onbepaalde duur en wordt genomen wanneer: 1. Er een misdaad of wanbedrijf is gepleegd die de integriteit van derden bedreigt. 2. De betrokkene op het moment van de beslissing een geestesstoornis heeft. 3. Er een risico op recidive bestaat - \*\*Jeugdbescherming:\*\* Minderjarigen die strafbare feiten plegen worden niet bestraft, maar ontvangen opvoedkundige maatregelen die gericht zijn op bewaring en opvoeding. Dit valt onder het jeugdrecht (Art. 61 = beveiligingsmaatregel en 37 = opvoeding Jeugdwet). [\#\#\#\# B. \*\*Strafaanvullende Maatregelen\*\*] - \*\*Terbeschikkingstelling van de Strafuitvoeringsrechtbank (TBS) (Art. 34bis - 34quinquies Sw.):\*\* De strafuitvoeringsrechtbank kan beslissen tot maatregelen zoals internering of voorwaarden na afloop van een straf om de samenleving te beschermen tegen recidivisten of plegers van zware misdrijven. - \*\*Bijzondere Verbeurdverklaring (Art. 42 Sw.):\*\* Dit betreft het ontnemen van goederen die een direct gevaar vormen, zoals wapens of drugs, en kan als beveiligingsmaatregel worden ingezet zonder schuldvaststelling. [\#\#\#\# C. \*\*Persoonlijke Beveiligingsmaatregelen\*\*] - \*\*Vrijheidsbeperkende en -benemende Maatregelen:\*\* Hierbij kan gedacht worden aan een verbod om bepaalde plaatsen te betreden of personen te benaderen. Deze maatregelen zijn gericht op het direct vermijden van gevaar voor specifieke personen of groepen. [\#\#\#\# D. \*\*Vermogensgerichte Beveiligingsmaatregelen\*\*] - \*\*Ontneming van Eigendom:\*\* Dit betreft maatregelen waarbij de staat gevaarlijke goederen of middelen in beslag neemt die een gevaar kunnen vormen. Het eigendomsrecht van de bezitter wordt hierbij opgeheven, zoals bij de inbeslagname van wapens of gevaarlijke stoffen. 3. \*\*Voorwaarden voor Beveiligingsmaatregelen\*\* De oplegging van beveiligingsmaatregelen vereist naleving van enkele fundamentele beginselen: - \*\*Proportionaliteit:\*\* Er moet een evenwicht zijn tussen de ernst van het gevaar en de inbreuk op de rechten van de betrokken persoon. - \*\*Subsidiariteit:\*\* Beveiligingsmaatregelen worden enkel opgelegd als er geen andere, minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn om het gevaar te beheersen. 4. \*\*Toepassingsgebieden van Beveiligingsmaatregelen\*\* - \*\*Bij Geestesgestoorde Delinquenten:\*\* De internering van delinquenten met een psychische aandoening die door hun toestand een gevaar vormen voor de samenleving. - \*\*Bescherming van Minderjarigen:\*\* Bij minderjarigen wordt vaak gekozen voor opvoedkundige en beschermende maatregelen in plaats van straf. - \*\*Beveiliging tegen Specifieke Gevaren:\*\* Voor gevaarlijke goederen zoals wapens en illegale substanties wordt vaak gebruikgemaakt van verbeurdverklaring en inbeslagname als maatregel. 5. \*\*Wettelijke Grondslagen\*\* - \*\*Interneringswet (Art. 9):\*\* Internering wordt beschreven als maatregel voor personen die door een geestelijke stoornis gevaarlijk zijn. - \*\*Wet op de Jeugdbescherming (Art. 61):\*\* Biedt richtlijnen voor maatregelen bij minderjarigen die gevaar vormen. - \*\*Artikel 34bis - 34quinquies Sw.:\*\* Geeft de voorwaarden voor terbeschikkingstelling aan de strafuitvoeringsrechtbank, met bijzondere regels voor recidivisten.. STRAFTOEMETING ============== Straftoemeting is het proces waarin de rechter binnen de wettelijke grenzen de straf bepaalt die passend is voor de specifieke omstandigheden van het gepleegde misdrijf en de dader. Het omvat verschillende wettelijke en buitenwettelijke elementen en kent specifieke regels en beginselen. Hier volgt een gedetailleerde beschrijving. 1\. \*\*Algemene Beginselen en Basisregels\*\* 1. \*\*Motiveringsplicht (Art. 149 Gw.)\*\* - De strafrechter moet een straf motiveren op basis van de ernst van het misdrijf, de schuld van de dader en de feitelijke omstandigheden van de zaak. Dit voorkomt willekeur en verzekert dat de straf proportioneel is. 2. \*\*Soevereiniteit van de Rechter\*\* - Binnen de wettelijke grenzen heeft de rechter een beoordelingsmarge om de straf te individualiseren, rekening houdend met de ernst van het misdrijf en de persoonlijkheid van de dader. 3. \*\*Proportionaliteitsbeginsel (Art. 49 Handvest van de Grondrechten van de EU)\*\* - Straffen moeten proportioneel zijn aan het misdrijf, wat betekent dat er een redelijke verhouding moet zijn tussen de zwaarte van de straf en de ernst van het gepleegde feit 2\. \*\*Straftoemeting voor Natuurlijke Personen\*\* \#\#\#\# A. \*\*Strafverzwaring\*\* 1. \*\*Verzwarende Omstandigheden\*\* - Verzwarende omstandigheden zijn specifieke, wettelijk omschreven factoren die het misdrijf ernstiger maken, zoals het gebruik van geweld. Deze omstandigheden verhogen de straf of wijzigen het basismisdrijf naar een ernstiger kwalificatie. 2. \*\*Wettelijke Herhaling (Art. 54-57bis Sw.)\*\* - Bij wettelijke herhaling kan de straf worden verzwaard wanneer de dader eerder voor een soortgelijk misdrijf veroordeeld is. Herhaling wijst op een groter crimineel gevaar en rechtvaardigt een hogere straf. \#\#\#\# B. \*\*Strafvermindering\*\* 1. \*\*Strafverminderende Verschoningsgronden\*\* - Dit zijn wettelijke redenen om een lagere straf toe te kennen, zoals berouw van de dader, of omstandigheden die de ernst van het misdrijf verminderen zonder het te rechtvaardigen. 2. \*\*Verzachtende Omstandigheden\*\* - Verzachtende omstandigheden zijn factoren zoals jeugdige leeftijd of eerste overtreding die een lagere straf kunnen rechtvaardigen. De rechter kan deze toepassen naar eigen inzicht binnen de strafmaat. \#\#\#\# C. \*\*Samenloop van Misdrijven\*\* 1. \*\*Eendaadse Samenloop en Voortgezet Misdrijf (Art. 65 Sw.)\*\* - Bij eendaadse samenloop wordt slechts één straf opgelegd voor de zwaarste kwalificatie van het feit. Voortgezette misdrijven worden beschouwd als één complex misdrijf, waarvoor ook de zwaarste straf geldt. 2. \*\*Meerdaadse Samenloop (Art. 58-62 Sw.)\*\* - Bij meerdere zelfstandige feiten kan cumulatie plaatsvinden, waarbij meerdere straffen samen worden opgeteld, maar met een maximum afhankelijk van het type misdrijven. Zo geldt voor wanbedrijven een maximum van 20 jaar gevangenisstraf en voor overtredingen de relatief onbeperkte cumul. 3. \*\*Straftoemeting voor Rechtspersonen (Art. 41bis Sw.)\*\* De basisregels voor natuurlijke personen zijn ook van toepassing op rechtspersonen, met enkele aanpassingen: - \*\*Omzettingsregels\*\*: Vrijheidsstraffen worden voor rechtspersonen omgezet in geldboetes volgens een specifieke berekeningsmethode. - \*\*Samenloop en Herhaling\*\*: Bij rechtspersonen is de wettelijke herhaling beperkt toepasbaar. Bij samenloop kan de zwaarste strafregel eerst worden omgezet, waarna deze naar een geldboete kan worden berekend. 4\. \*\*Bijzondere Modaliteiten van Straftoemeting\*\* 1. \*\*Uitstel en Opschorting van de Straf (Art. 8 Sw.)\*\* - Onder bepaalde voorwaarden, zoals een blanco strafblad, kan een rechter de strafuitvoering uitstellen of opschorten, vaak met voorwaarden zoals gedragsbegeleiding. Dit is bedoeld om een herval te voorkomen en resocialisatie te bevorderen. 2. \*\*Overtreding van de Redelijke Termijn (Art. 6 EVRM)\*\* - Als de strafzaak de redelijke termijn overschrijdt, kan de rechter de straf verminderen of zelfs geheel laten vervallen. Deze maatregel is bedoeld om de rechten van de verdachte te beschermen. 5\. \*\*Specifieke Voorbeelden van Straftoemeting\*\* Bij de straftoemeting kan de rechter de zwaarte van verschillende strafsoorten vergelijken: - \*\*Opsluiting en Geldboete\*\*: Criminele straffen worden doorgaans als zwaarder beschouwd dan correctionele, en de rechter moet afwegen of een langdurige vrijheidsbeneming of hoge geldboete zwaarder weegt. - \*\*Bijkomende en Hoofdstraffen\*\*: Bijkomende straffen, zoals de ontzetting uit burgerlijke rechten, volgen vaak de aard en zwaarte van de hoofdstraf STRAFVORDERING ============== **1. Straffen in het nieuwe wetboek** Het nieuwe Wetboek van Strafrecht moderniseert strafsancties en streeft naar meer proportionele en effectieve straffen. Indeling van straffen 1. Hoofdstraffen: Zoals gevangenisstraffen, werkstraffen en geldboetes. 2. Bijkomende straffen: Zoals beroepsverbod, intrekking van het rijbewijs of beperking van bepaalde rechten. 3. Beveiligingsmaatregelen: Bijvoorbeeld internering of elektronisch toezicht (enkelband). Doelstellingen 1. Uitdrukken van maatschappelijke afkeuring. 2. Bevorderen van herstel (evenwicht en schadeherstel). 3. Maatschappelijke rehabilitatie en re-integratie van de dader. 4. Bescherming van de maatschappij. Belangrijkste kenmerken - Afschaffing van opsluiting/hechtenis: Alleen gevangenisstraffen blijven over. - Geen correctionalisatie: Misdrijven met verzachtende omstandigheden blijven bij het hof van assisen. - Acht strafniveaus, van zwaarste tot lichtste. - Behoud van onderscheid tussen hoofd- en bijkomende straffen. - Nieuw regime voor rechtspersonen met specifieke strafmodaliteiten. **2. Vorderingen die ontstaan uit een misdrijf** Een misdrijf kan zowel strafrechtelijke als burgerrechtelijke gevolgen hebben. Soorten vorderingen 1. Strafvordering: Gericht op het opleggen van straf via het Openbaar Ministerie (OM). 2. Burgerlijke vordering: Gericht op herstel van schade via een schadevergoeding voor het slachtoffer. Initiatiefnemers - Strafvordering: Het OM start de strafvervolging. - Burgerlijke vordering: Slachtoffers stellen zich burgerlijke partij. **3. Strafvordering** Korte inleiding en definitie De strafvordering omvat de juridische procedure waarmee de staat optreedt tegen een verdachte van een strafbaar feit. Het doel is een rechtvaardige straf op te leggen en de maatschappelijke orde te herstellen. Doel en methode van waarheidsvinding - Doel: De waarheid achterhalen over het gepleegde misdrijf zonder fundamentele rechten te schenden. - Methode: Waarheidsvinding via twee fasen: onderzoek en juridische toetsing. 4. **Overzicht en twee fasen van strafvordering** Waarom twee fasen? De strafvordering verloopt in twee fasen: 1. Onderzoeksfase: - Geheim karakter, gericht op reconstructie van het misdrijf en identificatie van daders. - De onderzoeksrechter speelt een actieve rol. 2. Vonnisfase: - Openbaar karakter, waarbij de hypothesen uit de onderzoeksfase worden getoetst. - Verdachten en partijen hebben gelijke participatiemogelijkheden. 5. **Accusatoir vs. inquisitoir systeem** De Belgische strafprocedure combineert beide systemen: - Accusatoir systeem: - Partijen (slachtoffer/aanklager vs. beklaagde) staan op gelijke voet. - De rechter speelt een neutrale, scheidsrechterlijke rol. - Openbare, tegensprekelijke en mondelinge procedure. - Inquisitoir systeem: - De maatschappij (via het OM) staat tegenover de verdachte, zonder gelijke voet. - De rechter speelt een actieve rol in de waarheidsvinding. - Procedure is schriftelijk, geheim en niet-tegensprekelijk. 6. **Vermoeden van onschuld** Betekenis en gevolgen (art. 6/2 EVRM) 1. Behandeling als onschuldige: - Geen straf of sanctie vóór een definitieve rechterlijke beslissing. - Recht op eerlijke verdediging en gelijke behandeling. 2. Bewijslast bij het OM: Schuldigverklaring vereist ondubbelzinnig bewijs. 7. **Fundamentele waarborgen** Artikel 6 §1 EVRM Waarborgt een eerlijk proces: - Onafhankelijke en onpartijdige rechter. - Behandeling binnen een redelijke termijn. - Openbare procedure en uitspraak, tenzij uitzonderingen nodig zijn. Artikel 6 §3 EVRM Specificeert de rechten van de verdachte: 1. Onmiddellijke en gedetailleerde kennisgeving van de beschuldiging. 2. Toegang tot tijd en middelen voor de verdediging. 3. Recht op bijstand van een raadsman (kosteloos indien nodig). 4. Recht op ondervraging van getuigen. 5. Recht op een tolk, indien vereist. Toepassingsgebied van artikel 6 EVRM Artikel 6 EVRM geldt voor alle strafrechtelijke procedures vanaf de officiële aanklacht. Het beschermt het recht op een eerlijk proces, zowel in de onderzoeks- als in de vonnisfase. 8. **Strafvordering: hoofdrolspelers** De strafvordering wordt geleid door: 1. Openbaar Ministerie (OM): Vertegenwoordigt de maatschappij en leidt de vervolging. 2. Onderzoeksrechter: Leidt het gerechtelijk onderzoek. 3. Raadkamer: Toetst het onderzoek en beslist over buitenvervolgingstelling of verwijzing naar de rechtbank. 4. Vonnisrechter: Doet uitspraak op basis van onderzoeksresultaten en procesdebatten. 9. **Wie kan het initiatief nemen** 5. Openbaar Ministerie (OM): Start strafvorderingen namens de maatschappij. (= 6. Politie: Legt een proces-verbaal op bij een strafbaar feit. 7. Slachtoffer: Kan zich burgerlijke partij stellen en schadevergoeding vorderen. INSTELLEN EN UITOEFENING STRAFVORDERING ======================================= 1. OM: Initiatief en uitoefening strafvordering Het Openbaar Ministerie (OM), ook wel "staande magistratuur" genoemd, heeft de taak om strafvordering in te stellen en uit te oefenen. Dit betekent dat zij verantwoordelijk zijn voor het opsporen en vervolgen van strafbare feiten, in samenwerking met andere instanties zoals de politie. Het OM beslist zelfstandig of een strafvordering wordt ingesteld op basis van het opportuniteitsbeginsel, tenzij het legaliteitsbeginsel van toepassing is. 2. Rechterlijke organisatie De rechterlijke organisatie omvat de structuur van rechtbanken en hoven in België. Het systeem is ingedeeld in: - Arrondissementen en afdelingen: Lokale organisatie-eenheden. - Rechtbanken van eerste aanleg: Behandelen zaken in eerste instantie. - Hoven van beroep en cassatie: Hoger beroep en cassatiezaken. De organisatie is verbonden met het OM, dat op verschillende niveaus functioneert (bijvoorbeeld parket van eerste aanleg en federaal parket). 3. Rechtsgebieden Rechtsgebieden zijn de geografische en functionele gebieden waarbinnen een bepaalde rechtbank of hof bevoegd is. België kent arrondissementen voor rechtbanken en grotere rechtsgebieden voor hoven van beroep. Binnen rechtsgebieden worden specifieke materies zoals strafrecht, arbeidsrecht en handelsrecht behandeld. 4. Inrichting OM Het OM bestaat uit: - Parket van eerste aanleg: Onder leiding van de procureur des Konings. Deze wordt bijgestaan door substituten met verschillende specialisaties. - Federaal parket: Verantwoordelijk voor zaken met nationale of internationale dimensies, zoals terrorisme. - Parket-generaal: Gelieerd aan hoven van beroep en cassatie. Behandelt strategische en beleidsmatige zaken. - Hof van Cassatie: Fungeert als hoogste rechtsinstantie en beoordeelt alleen juridische aspecten, niet de feiten. 5\. Parket van eerste aanleg Bestaat uit: - Procureur des Konings (PK): Leider van het parket bij de rechtbank van eerste aanleg. - Substituten: Specialiseren zich in domeinen zoals strafuitvoering, fiscale zaken of verkeersveiligheid. 6\. Federaal parket Opgericht om complexe en grensoverschrijdende misdrijven aan te pakken. Het heeft: - Bevoegdheden: Coördineren van strafvorderingen bij terroristische misdrijven, internationale samenwerking, en zaken met een geografische of veiligheidsdimensie. - Evocatierecht: Kan bepaalde zaken naar zich toe trekken. 7\. Parket-generaal Functioneert bij hoven van beroep en cassatie. Taken: - Uitwerking en toezicht op strafrechtelijk beleid. - Begeleiding van procureurs des Konings. - Adviesverlening aan de minister van Justitie. 8. Hof van Assisen Dit hof behandelt zware misdrijven zoals moord. Het is geen permanent hof, maar wordt ad hoc opgericht. Het OM wordt hier vertegenwoordigd door leden van het parketgeneraal en het parket van eerste aanleg. 9. Hof van Cassatie De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie geeft juridische adviezen aan het hof (amicus curiae). Strafvordering wordt hier alleen uitgeoefend bij specifieke gevallen zoals vermeld in artikel 141 Ger.W. 10. Structuur OM Het OM is hiërarchisch georganiseerd. De minister van Justitie staat bovenaan, maar de dagelijkse werking blijft onafhankelijk. Het OM opereert als één ondeelbare entiteit waarin leden onderling vervangbaar zijn. 11. Taken OM - Instellen van strafvordering. - Opstellen en beheren van dossiers. - Toezicht houden op het verloop van strafrechtelijke procedures. - Uitvoeren van opgelegde straffen en maatregelen. 12. Uitoefening strafvordering De procureur des Konings beslist autonoom over de vervolging (opportuniteitsbeginsel). Strafvordering wordt ingesteld via een dagvaarding of door tussenkomst van een onderzoeksrechter. 13. Bevoegdheid federaal parket Het federaal parket behandelt complexe misdrijven die een nationale of internationale dimensie hebben, zoals terrorisme of grensoverschrijdende criminaliteit. 14. Taken OM bij vervolging Het OM beslist over: - Seponering (technisch of beleidsmatig). - Rechtstreekse dagvaarding. - Indienen van verzoeken bij de onderzoeksrechter. 15\. Strafvordering instellen Strafvordering kan worden ingesteld via: - Rechtstreekse dagvaarding: Zonder tussenkomst van een onderzoeksrechter. - Onderzoeksrechter: Bij complexe onderzoeken. 16\. Kennis van misdrijven (Notitia criminis) Het OM krijgt kennis van misdrijven via: - Ambtelijke aangifte: Verplichting voor ambtenaren (art. 29 Sv.). - Private aangifte: Door burgers of slachtoffers (art. 30 Sv.). 17\. Voordelen & nadelen legaliteits- en opportuniteitsbeginsel - Legaliteitsbeginsel: Verplichte vervolging. - Voordeel: Gelijkheid en uniformiteit. - Nadeel: Inefficiëntie door overbelasting. - Opportuniteitsbeginsel: Flexibele vervolging. - Voordeel: Efficiëntie. - Nadeel: Gevaar voor willekeur. 18. Strafrechtelijk beleid en richtlijnen De minister van Justitie bepaalt het strafrechtelijk beleid na advies van de procureursgeneraal. Deze richtlijnen zijn bindend voor het OM. 19. Seponering Het OM kan besluiten om niet te vervolgen: - Technisch sepot: Geen juridische basis voor vervolging. - Beleidssepot: Om opportuniteitsredenen. 20\. Verplichte vervolging en voorafgaande voorwaarden In uitzonderlijke gevallen is vervolging verplicht, bijvoorbeeld: - Bij een bevel van een hiërarchisch overste. - Bij misdrijven waarvoor specifieke machtigingen nodig zijn, zoals voor parlementsleden. 21\. Kenmerken OM - Hiërarchisch: Onder toezicht van hogere instanties. - Onafhankelijkheid: Geen inmenging van de rechterlijke macht. - Eén en ondeelbaar: Alle leden hebben gelijke bevoegdheden. UITSPRAAK ========= De \*\*uitspraak\*\* in het strafrecht is de formele beslissing van een vonnisgerecht, waarbij de rechter na het onderzoeken van het bewijsmateriaal en de argumenten van de partijen beslist over de schuld of onschuld van de beklaagde en, indien schuldig, over de op te leggen straf. De uitspraak heeft verschillende aspecten en volgt strikte regels en vormvereisten. \#\#\# 1. \*\*Soorten Uitspraken\*\* 1. [\*\*Vonnis en Arrest\*\*] - Een \*\*vonnis\*\* wordt uitgesproken door lagere rechtbanken zoals de politierechtbank en de correctionele rechtbank. - Een \*\*arrest\*\* wordt uitgesproken door hogere hoven zoals het hof van beroep, het hof van assisen en het Hof van Cassatie. 2. [\*\*Eindbeslissing en Tussenvonnis\*\*] - Een \*\*eindbeslissing\*\* betekent dat de rechter zijn rechtsmacht uitput en het proces afsluit. Dit kan een definitieve uitspraak zijn over schuld en straf, of een andere beslissing die de zaak afsluit. - Een \*\*tussenvonnis\*\* is een beslissing over bepaalde procedurele aspecten voordat de eindbeslissing wordt genomen, zoals de ontvankelijkheid van de zaak. 3. [\*\*Verschillende Beslissingen bij Uitspraak\*\*] - \*\*Vrijspraak\*\*: De beklaagde wordt onschuldig bevonden.: niet bewezen misdrijf/ rechtvaardigingsgrond/ SUR/ beslissende verschoningsgrond. Art 159 + 191 SV + schadevergoeding. - \*\*Veroordeling\*\*: De beklaagde wordt schuldig bevonden, en er wordt een straf opgelegd. - \*\*Verval van de Strafvordering\*\*: Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij de dood van de beklaagde, verjaring van de zaak, of wanneer een wetswijziging het gepleegde feit niet langer strafbaar stelt. - \*\* opschorting/internering\*\*: het vonnisgerecht kan nog tot beslissen zelfs als RK/KI niet tot beslist \#\#\# 2. \*\*Eenheid van Uitspraak (Art. 161 Sv.)\*\* Het principe van \*\*eenheid van uitspraak\*\* houdt in dat er één uitspraak wordt gegeven per misdrijf en per persoon. Dit principe vereist dat de beslissing over de schuld en straf onlosmakelijk verbonden zijn: - \*\*Geen splitsing van schuld en straf\*\*: Beide aspecten worden in één zitting behandeld, behalve in het hof van assisen, waar de jury beslist over schuld en de rechter later over de straf. - \*\*Samenloop van straffen\*\*: Wanneer een combinatie van straffen wordt opgelegd, zoals een geldboete en gevangenisstraf, worden deze samen in dezelfde uitspraak gegeven. \#\#\# 3. \*\*Motivering van de Uitspraak (Art. 149 Gw.)\*\* Elke uitspraak moet \*\*gemotiveerd\*\* zijn, wat betekent dat de rechter zijn redenering duidelijk moet toelichten: - \*\*Algemene Motiveringsplicht\*\*: De rechter moet uitleggen waarom hij tot een bepaalde beslissing is gekomen, bijvoorbeeld door de bewijzen en argumenten van beide partijen te analyseren. - \*\*Bijzondere Motiveringsplicht\*\*: De rechter moet ingaan op specifieke argumenten die door de partijen naar voren zijn gebracht, vooral in zaken waarbij ingewikkelde juridische of feitelijke kwesties spelen. - \*\*Beschikkend Gedeelte (Dispositief)\*\*: Dit deel bevat de eigenlijke beslissing van de rechter, bijvoorbeeld de straf die wordt opgelegd, en moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn. \#\#\# 4. \*\*Uitvoeringsfase: Kracht van Gewijsde\*\* Een uitspraak heeft \*\*kracht van gewijsde\*\* zodra deze definitief is en niet meer vatbaar is voor gewone rechtsmiddelen zoals hoger beroep of verzet: - \*\*Definitieve uitvoerbaarheid\*\*: Vanaf het moment dat de termijn voor beroep is verstreken zonder dat beroep is aangetekend, kan de uitspraak worden uitgevoerd. - \*\*Schorsende werking van hoger beroep\*\*: Totdat een uitspraak definitief is, kan de uitvoering ervan worden opgeschort. Een uitzondering hierop is de mogelijkheid tot \*\*uitvoerbaarheid bij voorraad\*\*, waarbij een uitspraak direct kan worden uitgevoerd in dringende gevallen, bijvoorbeeld een schadevergoeding aan een slachtoffer. \#\#\# 5. \*\*Gevolgen van de Uitspraak\*\* De uitspraak heeft verschillende gevolgen, zowel strafrechtelijk als burgerrechtelijk: - \*\*Strafrechtelijke gevolgen\*\*: Bij een veroordeling wordt de straf uitgevoerd volgens de bepalingen in de uitspraak. - \*\*Burgerrechtelijke gevolgen\*\*: De rechter kan ook beslissen over schadevergoedingen voor slachtoffers. Wanneer de beklaagde wordt vrijgesproken, kan de burgerlijke partij alsnog een procedure beginnen voor een schadevergoeding in de burgerlijke rechtbank. \#\# 6. \*\* onmiddellijke aanhouding\*\* - \*\*Doel van Onmiddellijke Aanhouding\*\*: Het is geen strafuitvoeringsmaatregel, maar een voorlopige hechtenis die ervoor zorgt dat een veroordeelde niet kan vluchten voor de straf definitief wordt. - \*\*Voorwaarden\*\* (Art. 33 §2 WVH): Er moet een gevangenisstraf van minimaal één jaar zonder uitstel zijn opgelegd, en er moet sprake zijn van vluchtgevaar. - \*\*Procedure\*\*: De vordering komt van het Openbaar Ministerie, gevolgd door een afzonderlijk debat. De beslissing wordt gemotiveerd en kan niet worden aangevochten via hoger beroep. - \*\*Invrijheidstelling\*\*: Een veroordeelde kan een verzoek indienen voor voorlopige invrijheidstelling (Art. 27 WVH) of vrijlating onder voorwaarden (Art. 35 WVH). DE RECHTSMIDDELEN ================= Rechtsmiddelen zijn juridische instrumenten waarmee een beslissing van een rechter kan worden aangevochten. Het doel is om fouten in het vonnis of de procedure recht te zetten. Er zijn gewone rechtsmiddelen en buitengewone rechtsmiddelen. 1\. Gewone rechtsmiddelen Gewone rechtsmiddelen zijn toegankelijk in de meeste strafzaken en richten zich tegen beslissingen die nog niet definitief (in kracht van gewijsde) zijn. De gewone rechtsmiddelen zijn: A. Verzet - Doel: Verzet is een rechtsmiddel waarmee een persoon die bij verstek veroordeeld is (dus afwezig was bij de zitting), een herziening van het vonnis kan vragen. - Toepassing: - Enkel mogelijk bij een verstekvonnis (wanneer de beklaagde niet aanwezig was). - De zaak wordt volledig opnieuw behandeld door dezelfde rechtbank. - Enkel de veroordeelde kan verzet aantekenen, niet het Openbaar Ministerie. - Termijn: - Binnen 15 dagen na kennisgeving van het vonnis. - Gevolg: - Het verstekvonnis wordt opgeschort, en de zaak wordt opnieuw behandeld. - Het vonnis kan worden bevestigd, gewijzigd of vernietigd. B. Hoger beroep - Doel: Hoger beroep is een rechtsmiddel waarbij een zaak opnieuw wordt behandeld door een hogere rechtbank, omdat één van de partijen (de beklaagde of het Openbaar Ministerie) het niet eens is met de uitspraak. - Toepassing: - Mogelijk tegen vonnissen van de politierechtbank of correctionele rechtbank. - Zowel de beklaagde, het Openbaar Ministerie als de burgerlijke partij kunnen hoger beroep instellen. - Termijn: - Binnen 15 dagen na de uitspraak of betekening van het vonnis. - Gevolg: - De zaak wordt volledig opnieuw behandeld door een hogere rechtbank: - Politierechtbank → Correctionele rechtbank. - Correctionele rechtbank → Hof van Beroep. - De straf kan worden bevestigd, verlaagd of verhoogd. - In strafzaken geldt het verbod van reformatio in peius: bij hoger beroep door de beklaagde alleen mag de straf niet verzwaard worden. 2\. Buitengewone rechtsmiddelen Buitengewone rechtsmiddelen kunnen enkel worden gebruikt in uitzonderlijke situaties, wanneer de zaak definitief is (in kracht van gewijsde). De belangrijkste zijn: A. Cassatieberoep - Doel: Cassatieberoep richt zich tegen een beslissing van een rechter om juridische fouten of schendingen van de procedure aan te vechten. Het Hof van Cassatie beoordeelt niet opnieuw de feiten, maar enkel of het recht correct is toegepast. - Toepassing: - Enkel mogelijk tegen vonnissen of arresten die definitief zijn. - Zowel de veroordeelde, het Openbaar Ministerie als de burgerlijke partij kunnen cassatieberoep instellen. - Termijn: - Binnen 15 dagen na de uitspraak of betekening van het vonnis of arrest. - Gevolg: - Het Hof van Cassatie kan de uitspraak: - Bevestigen: de beslissing blijft geldig. - Vernietigen: de zaak wordt terugverwezen naar een andere rechtbank van hetzelfde niveau. - Het Hof doet geen uitspraak over de feiten; het controleert alleen de naleving van het recht. B. Heropening van het proces (herziening) - Doel: Een zaak kan heropend worden wanneer nieuwe feiten of bewijzen aan het licht komen die de oorspronkelijke uitspraak in twijfel trekken. - Toepassing: - Mogelijk wanneer: 1. Er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die onbekend waren tijdens het proces en die de onschuld van de veroordeelde aantonen. 2. Blijkt dat de veroordeelde onterecht veroordeeld werd op basis van valse verklaringen of bewijzen. 3. Er een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is dat aantoont dat er een schending van fundamentele rechten heeft plaatsgevonden. - Gevolg: - De zaak wordt volledig heropend en opnieuw behandeld. Praktische Voorbeelden 1\. Verzet: Een beklaagde verschijnt niet op de rechtbank en wordt bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf. Hij tekent verzet aan, en de rechtbank behandelt de zaak opnieuw. 2\. Hoger beroep: Een correctionele rechtbank veroordeelt iemand tot 3 jaar cel. De beklaagde gaat in hoger beroep, omdat hij de straf te zwaar vindt. Het Hof van Beroep behandelt de zaak opnieuw. 3\. Cassatieberoep: Een rechter heeft een beklaagde veroordeeld zonder rekening te houden met bepaalde procedurele rechten. Het Hof van Cassatie vernietigt het arrest, en de zaak wordt terugverwezen naar een andere rechtbank. 4\. Herveropening van het proces: Iemand wordt veroordeeld voor moord, maar jaren later wordt DNA-bewijs ontdekt dat aantoont dat hij onschuldig is. De zaak wordt heropend en leidt tot vrijspraak. DE RECHTSPLEGING IN DE ONDERZOEKSFASE ===================================== 1. \*\*Opsporingsonderzoek\*\* Het opsporingsonderzoek is het voorbereidende onderzoek dat het Openbaar Ministerie (OM) leidt om bewijs te verzamelen voor mogelijke vervolging. - \*\*Artikel 28bis SV:\*\* Definieert het opsporingsonderzoek als een fase die erop gericht is om informatie te verzamelen om te beslissen over het al dan niet vervolgen van de verdachte. - \*\*Artikel 28quinquies SV:\*\* Het opsporingsonderzoek is geheim. Deze geheimhouding beschermt de waarheidsvinding en het vermoeden van onschuld van de verdachte. - \*\*Artikel 47 SV:\*\* Specificeert dat politieambtenaren bevoegd zijn om vaststellingen te doen en bewijs te verzamelen in opdracht van het OM. 2. \*\*Rol van het Openbaar Ministerie in het Opsporingsonderzoek\*\* Het OM heeft de leiding over het opsporingsonderzoek en bepaalt welke opsporingshandelingen moeten worden verricht. - \*\*Artikel 28bis, §1 SV:\*\* Het OM heeft gezag over de politie en geeft hen opdrachten om gegevens te verzamelen. - \*\*Artikel 27septies SV (mini-instructie):\*\* Hiermee kan de procureur des Konings, in plaats van de onderzoeksrechter, toestemming geven voor specifieke onderzoeksdaden, zoals een huiszoeking, indien dit noodzakelijk wordt geacht. - \*\*Artikel 28ter SV:\*\* Het OM is verantwoordelijk voor de beslissing om het opsporingsonderzoek te beëindigen en om eventueel een gerechtelijk onderzoek in te stellen wanneer dwangmiddelen noodzakelijk zijn. 3. \*\*Waarom het Opsporingsonderzoek Schriftelijk, Geheim en Niet-Contradictoir is\*\* - \*\*Schriftelijk (Art. 28bis SV):\*\* - Alle handelingen in het opsporingsonderzoek moeten schriftelijk worden vastgelegd in processen-verbaal, die dienen als bewijsmateriaal in latere fases van de strafprocedure - \*\*Geheim (Art. 28quinquies SV):\*\* - Het opsporingsonderzoek is in principe geheim, om de objectiviteit en integriteit van het onderzoek te beschermen en te voorkomen dat bewijs wordt beïnvloed of verdachten worden gewaarschuwd. - Informatie wordt alleen gedeeld met personen die beroepshalve toegang hebben, zoals advocaten onder voorwaarden, om de vertrouwelijkheid te bewaren (Art. 458 SW) - \*\*Niet-Contradictoir (Art. 28bis en 28ter SV):\*\* - Het opsporingsonderzoek wordt gevoerd zonder dat de verdachte of verdediging direct betrokken zijn, en zonder dat zij invloed hebben op de beslissingen die genomen worden door het OM. De niet-contradictoire aard zorgt ervoor dat het OM onafhankelijk kan werken zonder tegenspraak van de verdachte. 4. \*\*Gerechtelijk Onderzoek\*\* Wanneer dwangmiddelen nodig zijn, bijvoorbeeld voor huiszoekingen of voorlopige hechtenis, kan het OM een gerechtelijk onderzoek aanvragen, dat dan onder leiding van de onderzoeksrechter valt. - \*\*Artikel 55 SV:\*\* Het gerechtelijk onderzoek wordt gedefinieerd als het deel van het strafonderzoek dat gericht is op de waarheidsvinding en staat onder het gezag van de onderzoeksrechter. - \*\*Artikel 56 SV:\*\* De onderzoeksrechter moet bewijsmateriaal verzamelen zowel ten voordele als ten nadele van de verdachte en heeft de bevoegdheid om dwangmiddelen in te zetten. - \*\*Artikel 57 SV:\*\* Bevestigt de geheimhouding van het gerechtelijk onderzoek, om de rechten van alle betrokkenen te beschermen en om het verloop van de rechtsgang te bewaken. 5. \*\*Rol van de Onderzoeksrechter in het Gerechtelijk Onderzoek\*\* [1. \*\*Statuut van de Onderzoeksrechter\*\*] De onderzoeksrechter heeft een bijzondere positie binnen het gerechtelijk apparaat. Zijn rol en gedrag moeten voldoen aan strikte eisen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid, om de waarheidsvinding objectief te kunnen waarborgen. - \*\*Artikel 56, §1, lid 3 Wetboek van Strafvordering (SV):\*\* Bepaalt dat de onderzoeksrechter zijn taken uitoefent in het gerechtelijk onderzoek en dat hij autonoom beslissingen neemt over noodzakelijke onderzoeksdaden - \*\*Artikel 79 Gerechtelijk Wetboek (Ger.W.):\*\* De onderzoeksrechter dient altijd onpartijdig en onafhankelijk te handelen, zonder inmenging van andere partijen, wat essentieel is voor de geloofwaardigheid van het onderzoek - \*\*Wraking en Onpartijdigheid (Art. 542 SV en Art. 828 Ger.W.):\*\* Indien de onderzoeksrechter zich partijdig gedraagt, kan hij gewraakt worden. Dit waarborgt de integriteit van het proces en voorkomt belangenconflicten [2. \*\*Bevoegdheden van de Onderzoeksrechter\*\*] De bevoegdheden van de onderzoeksrechter bestrijken zowel materiële als territoriale aspecten, waardoor hij een breed scala aan misdrijven kan onderzoeken en beslissen over het gebruik van dwangmiddelen. - \*\*Materiële Bevoegdheid:\*\* De onderzoeksrechter is bevoegd om elk misdrijf te onderzoeken, met inachtneming van wettelijke beperkingen - \*\*Territoriale Bevoegdheid (Art. 62bis SV):\*\* - De territoriale bevoegdheid van de onderzoeksrechter is vastgelegd met drie alternatieve aanknopingspunten, zodat hij in verschillende situaties bevoegd kan worden geacht om een zaak te behandelen. - Bijvoorbeeld: bij misdrijven gepleegd in het buitenland door Belgische militairen is de onderzoeksrechter in Brussel bevoegd - \*\*Personae (Art. 480 SV en de wet van 25 juni 1998):\*\* Bepaalde personen, zoals ministers of personen met strafrechtelijke immuniteit, vallen niet onder de bevoegdheid van de onderzoeksrechter. Voor dergelijke personen gelden specifieke procedures. [3. \*\*Saisine van de Onderzoeksrechter\*\*] De saisine betreft de wijze waarop de onderzoeksrechter betrokken wordt bij een gerechtelijk onderzoek en de reikwijdte van zijn bevoegdheden binnen dat onderzoek. - \*\*Totstandkoming van de Saisine:\*\* - \*\*Vordering tot Gerechtelijk Onderzoek (Art. 63 SV):\*\* In de meeste gevallen wordt de onderzoeksrechter betrokken bij een zaak door een formele vordering tot gerechtelijk onderzoek van het Openbaar Ministerie (OM). Deze vordering moet schriftelijk worden vastgelegd. Het niet naleven van deze procedure kan leiden tot de nietigheid van het gerechtelijk onderzoek - \*\*Burgerlijke Partijstelling (Art. 63 en 70 SV):\*\* Een onderzoeksrechter kan ook worden geadieerd door de burgerlijke partijstelling. Dit houdt in dat een slachtoffer zichzelf burgerlijk partij stelt, wat automatisch een strafvordering in werking stelt. De onderzoeksrechter stuurt de stukken vervolgens naar het OM om de vordering te bekrachtigen - \*\*Zelfstandige Saisine (Art. 59 en Art. 28septies SV):\*\* In gevallen van heterdaad of bij een mini-instructie kan de onderzoeksrechter zichzelf saisine verlenen. Dit geeft hem de bevoegdheid om direct in te grijpen en dwangmiddelen te gebruiken in urgente situaties - \*\*Omvang van de Saisine:\*\* - \*\*Saisine met Betrekking tot Feiten:\*\* De onderzoeksrechter is bevoegd voor de feiten die expliciet zijn opgenomen in de akte van aanhangigmaking. Hij mag geen onderzoeksdaden stellen met betrekking tot andere feiten, tenzij er een aanvullende vordering of verzoek door het OM of burgerlijke partij wordt gedaan - \*\*Saisine met Betrekking tot Personen:\*\* Het gerechtelijk onderzoek kan tegen zowel bekende als onbekende personen gericht zijn (in rem). Dit betekent dat de onderzoeksrechter onderzoekt wie de strafbare feiten heeft gepleegd, en hij kan elke verdachte, dader, of medeplichtige in het onderzoek betrekken, tenzij er beperkingen zijn zoals de immuniteit van ministers - \*\*Einde van de Saisine:\*\* - \*\*Afsluiting door de Raadkamer (Art. 136 SV):\*\* De onderzoeksrechter verliest zijn bevoegdheid over de zaak wanneer de raadkamer hem van het onderzoek ontslaat, bijvoorbeeld als het onderzoek is voltooid of wanneer een beslissing over vervolging moet worden genomen 6\. \*\*Waarom het Gerechtelijk Onderzoek Schriftelijk, Geheim en Niet-Contradictoir is\*\* - \*\*Schriftelijk (Art. 56 en 57 SV):\*\* - Alle onderzoeksdaden worden door de onderzoeksrechter schriftelijk vastgelegd in het strafdossier. Dit vormt. een formeel verslag van alle bewijsmaterialen en handelingen die later kunnen worden gecontroleerd in de rechtszaal. - \*\*Geheim (Art. 57 SV):\*\* - Het gerechtelijk onderzoek is geheim om de rechten van verdachten, slachtoffers en getuigen te beschermen. Dit voorkomt dat er voorbarige conclusies getrokken worden en zorgt ervoor dat het onderzoek ongestoord kan verlopen. - \*\*Niet-Contradictoir (Art. 61ter en Art. 21bis SV):\*\* - Het gerechtelijk onderzoek verloopt zonder directe tegenspraak van de verdediging. De niet-contradictoire aard betekent dat de onderzoeksrechter autonoom zijn beslissingen kan nemen en de verdediging pas later toegang heeft tot het dossier, onder strikte voorwaarden. Hierdoor kan de onderzoeksrechter objectief blijven werken zonder invloeden van externe partijen. ONDERZOEKSDADEN =============== 1. \*\*Heterdaad\*\* - \*\*Definitie:\*\* Heterdaad betekent dat een misdrijf wordt ontdekt terwijl het wordt gepleegd of direct daarna, wat extra bevoegdheden geeft aan de politie. - \*\*Wetsartikelen:\*\* - \*\*Artikel 41 SV:\*\* Het begrip heterdaad wordt hier omschreven, waarbij een misdrijf "op heterdaad" geacht wordt te zijn zolang de politie de situatie direct observeert - \*\*Artikel 46 SV:\*\* Biedt gelijkgestelde gevallen van heterdaad, zoals wanneer er een oproep van het hoofd van een huishouden komt, of bij partnergeweld 2. \*\*Lijst van Onderzoeksdaden\*\* - Onderzoeksdaden zijn alle handelingen die de onderzoeksrechter kan uitvoeren in het gerechtelijk onderzoek, zonder uitputtende opsomming. - \*\*Wetsartikelen:\*\* - \*\*Artikel 56 SV:\*\* De onderzoeksrechter kan alle nodige handelingen verrichten in het kader van het gerechtelijk onderzoek - Dit omvat onder meer het uitvoeren van huiszoekingen, beslaglegging, verhoren, en plaatsbezoeken. Tijdens GO kan hij zelf alle handelingen verrichten die behoren tot gerechteleijke politie, OO en GO. 3. \*\*Proces-Verbaal (PV)\*\* - \*\*Definitie:\*\* Een PV is een officiële akte waarin een bevoegde functionaris (officier/ agent van gerechtelijke politie) vaststellingen of verklaringen neerschrijft die als bewijsmateriaal kunnen dienen. - de vaststelling van bepaalde feiten - de verklaring van bepaalde personen met eventuele aanvullende inlichtingen - \*\*Artikel 47bis SV:\*\* Hier wordt bepaald dat een PV in de juiste taal moet worden opgemaakt en vermeldt de mogelijkheden hiervoor 4. \*\*Ontvangen van Klachten en Aangiften\*\* - \*\*Definitie:\*\* Politieambtenaren (officieren van GP) ontvangen klachten en aangiften, wat vaak het startpunt vormt van een opsporingsonderzoek. - \*\*Artikel 40 WPA:\*\* Officieren van gerechtelijke politie zijn bevoegd om klachten en aangiften te ontvangen - \*\*Artikel 31 SV:\*\* Hoewel het ondertekenen van een klacht vereist is, kunnen anonieme klachten geldig zijn in bepaalde gevallen 5. \*\*Verhoor\*\* [\*\*A) Algemeen Verhoor\*\*] - \*\*Artikel 47bis SV:\*\* Vermeldt dat minimale regels (mededelingen verplicht en regels over gebruik van documenten tijdens verhoor) gelden voor het verhoor, ongeacht de hoedanigheid van de persoon - verhoor impliceert vraag en antwoordsituatie gericht op bewijzen - verdachte heeft geen recht op bijstand of aanwezigheid advocaat bij [politie]verhoor - persoon krijgt meer rechten naargelang zijn hoedanigheid, ernst van het feit en toestand waarin hij zich bevindt =\> 4 categoriën van personen met bijbehorende rechten 1. R. van personen aan wie geen misdrijf wordt ten laste gelegd die worden verhoord in raam van vooronderzoek in strafzaken 2. R. van verdachten die niet van hun vrijheid zijn benomen en worden verhoord over feiten die hen ten laste kunnen worden gelegd en misdrijf betreffen waarvoor geen vrijheidsstraf kan worden opgelegd 3. R. van verdachten die niet van hun vrijheid zijn benomen en worden verhoord over feiten die hen ten laste kunnen worden gelegd en misdrijf betreffen waarvoor vrijheidsstraf kan worden opgelegd 4. R. van verdachten die van hun vrijheid

Use Quizgecko on...
Browser
Browser