Dierenvoeding PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Related
- Factors Affecting Fish Growth & Performance PDF
- Practical Management to Reduce Heat Stress in Farm Animals PDF
- Veterinary Zootechnics 53 Principles of Animal Nutrition PDF
- Veterinary Zootechnics 53 (VZT53) Principles of Animal Nutrition 2023-2024 PDF
- Farm Animal Nutrition APP 342 PDF
- Alimenti: Acqua e Sostanza Secca PDF
Summary
This document provides information about animal nutrition, focusing on the importance of water, protein, and fats in animal diets. It explains the different components of animal feed and their roles in maintaining animal health. The document also discusses the potential impacts of imbalances in these nutrients.
Full Transcript
Dierenvoeding Belang voeding: - Bijdrage gezondheid dier: nodig voor werking van alle lichaamsfuncties - Bijdrage levensduur (en ‐kwaliteit) - Bijdrage in herstel na ziekte - Teveel/tekort = schadelijk! Nut voeding: Aanbreng voedingsstoffen voor: - Onderhoud lichaam - O...
Dierenvoeding Belang voeding: - Bijdrage gezondheid dier: nodig voor werking van alle lichaamsfuncties - Bijdrage levensduur (en ‐kwaliteit) - Bijdrage in herstel na ziekte - Teveel/tekort = schadelijk! Nut voeding: Aanbreng voedingsstoffen voor: - Onderhoud lichaam - Opbouw lichaam - Beweging - Voortplanting - Preventie van ziekte - Herstel na ziekte Voornaamste componeneten in voeder volgens WEENDE-analyse: = een snelle en eenvoudige analyse om te weten in welke fracties van chemische stoffen voedermiddelen op te delen zijn - Alle voedermiddelen plantaardige + dierlijke opgebouwd uit combo’s van de 6 groepen fracties/componenten, maar in verschillende hoeveelheden - Oorsprong voedermiddel = belangrijk bepaalt de samenstelling o Dierlijke grondstof: eiwit + vet o Plantaardige grondstof: koolhydraten (niet enkel suiker, ruwe celstof = vezels) o Uitz: oliehoudende zaden (tussenin) - Nadeel: stoffen die in zeer kleine hoeveelheid aanwezig zijn in voeder zoals bv hormonen, antibiotica en vitaminen niet bepaald worden door deze methode - 6 groepen: noodzaak verschilt (hoeveelheid) o Water (kg/dag) o Vetten (g/dag) o Koolhydraten (g/dag) o Mineralen (g of mg/dag) o Eiwitten (g/dag) o Vitaminen (mg of g/dag) Water = Belangrijkste voedingsstof Functie van water 1. Oplosmiddel voor voederbestanddelen (vertering) 2. Transportmiddel voedingsstoffen, afvalstoffen, gassen en hormonen doorheen lichaam bv. Bloed = vloeibaar transportmiddel 3. Warmteregelaar 4. Regelaar voor lichaamsconstanten (bv osmotische druk) 5. Vochtvoorziening lichaam (bv binnenoor, ogen, gewrichten etc) Opname van water Via Drinkwater - Behoefte = afh. van voeder, leeftijd, fysiologische toestand + omgevin o Voeder: Hoeveel water een voeder bevat afh. van soort voeder Hogere behoefte drinkwater bij voederen met brokvoeding bij hond en kat dan bij blikvoeding => Zieke dieren of dieren die weinig water opnemen beter natvoer om vochtpercentage op peil te houden o Leeftijd: Behoefte water hoger bij jonge dieren door samenstelling lichaam Op jongere leeftijd ong 75% vocht Bij oudere dieren ong 60% vocht Jonge dieren héél vatbaar voor uitdroging snel ingrijpen Gewichtsvermeerdering meer vet minder vocht => nood daalt o Fysiologische toestand: Nood water hoger bij: Einde dracht (weke delen nageslacht) Lactatie: melk = veel water melkproductie afh van beschikbare hoeveelheid water (melkkoe: tekort drinkwater daling productie volgende melkbeurt) Groei: minderde voederopname bij minderde wateropname o Aandoeningen: Verlies lichaamswater (nierfalen, diarree, overmatig braken) dier moet meer water opnemen Meer drinken (=polydipsie bv. pyometra, diabetes, cushing) => waterinname bekijken om oorzaak te vinden o Omgeving: Temperatuur: warme dagen drinkwaterbehoefte stijgen Bv. Honden lichaamstemp. geregeld via ademhalingsverdamping => extra watertoediening vereist tegen hitteschok Toedienen medicatie wateropname stijgen Via Voeder - Hoeveelheid water die opgenomen wordt afh. van voedermiddel (bewaring: drogen) - Sommige dieren = heel belangrijke bron van vochtopname bv. Woestijndieren & kat - Metabolisch water komt vrij bij stofwisseling bv bij afbraak/verbranding van vet, eiwitten en koolhydraten => efficiënte manier van omspringen met water - ( brokvoeding!=> Stimulatie wateropname = vereist) Verlies van water - Combinatie van verschillende wegen: o Urine o Uitwerpselen o Huid (zweten) o Melkproductie o Dracht o Ademhaling - Diersoortspecifiek: o Kat: snelle dehydratatie, heel gevoelig (ontstaan nierproblemen) o Paard: via zweten tijdens werk o Hond: verlies vocht via ademhaling (regelen lichaamstemp. via verdamping) o Jonge dieren: verhouding lichaamsopp. tov massa heel groot + grotere behoefte door lichaamssamenstelling o Kleine dieren: verhouding lichaamsopp. tov massa groter: meer verlies water grotere behoefte Dysbalans Levensnoodzakelijk - Verlies >15% vocht = dodelijk bij geen behandeling, ziekte na verlies >10% - Verlies tot helft van lichaamseiwit of bijna alle depotvet mogelijk zonder sterfte - Belangrijk om vochtniveau dier op peil te houden Bv jong dier, ziek dier: altijd hydratatiestatus nagaan - Verlies van paar % dorstgevoel - Overmatige opname water=>waterbalans verstoord => ontstaan oedemen in lichaam Toedienen van water - De waterbehoefte = diersoortafhankelijk (Rond de 4% van LG / 24 uur). - Basisregel: Ad libitum vers, proper water voorzien Kwaliteit water - Belang voor kwekers of landbouwdieren, problemen particulieren zeldzaam door controle stadswater door watermaatschappij - Vers - Geen onreinigheden - Hoge concentraties metalen (smaak, vergifting) - Zuurtegraad (rond 7, smaak) - Overmaat zouten: o Aangeduid als geleidingsvermogen, belangrijk voor smaak o Meer opname via voeder groter gezondheidsriso dan water - Nitraat‐ nitriet en ammonium: o Besmetting opp.water regenwater kan grondwater besmetten nitraat & ammoniak => nitriet => nitrietvergiftiging mens & dier - Aantal colibacteriën= parameter hygiëne toont organische besmetting aan veroorzaakt diarree - Kiemgetal: totaal aantal kiemen, zegt iets over waterkwaliteit - Aanwezigheid van ijzer (bruinverkleuring) - Hardheid water (calcium en Magnesium) - Veel problemen diarree of slappe mest controleren (vooral als geen leidingwater) monstername en bewaring = belangrijk om representatieve waarden te bekomen o Fles proper (steriel) o Stilstaand water uit leiding laten lopen (min 1l) o Volledig vullen (géén luchtbellen) o Koelkasttemperatuur Droge stof - Voedermiddel uitgedrukt in Verse Stof (VS): Verse stof (VS) = Droge Stof (DS) + vocht - Blijft over na verhitting (105°C) - Resultaat afgewogen - Bevat de voedingsbestanddelen - Zorgt voor verzadiging: o 3 vd groepen leveren energie: Vetten Koolhydraten Eiwitten Eiwitten - Functies: o Bouwstoffen (cellen, huid, veren, spieren etc) o Enzymen o Afweerstoffen o Functie in osmose (regulatie waterhuishouding) o Leveren energie o Transporteiwitten - Bouw: o Proteïnen= ketens van AZ opgevouwd tot 3D structuur (quaternaire structuur) Bevatten altijd stikstof (N) o Aminozuur = bouwstenen o Ongeveer 500 AZ gevonden in natuur, 20-tal AZ in lichaam o Verschillende eiwitten: bepaald door: Welke AZ? Welke volgorde? o In spijsverteringsstelsel: splitsing eiwit in AZ => opbouw eiwit naar keuze o Dierlijk organisme: aanmaak van AZ ‐> (als bouwstenen C, H, O, N en S/P/.. aanwezig) ‐> Dieren met voormaag: kunnen N zelf maken o Niet-essentiële aminozuren = kan dier zelf maken o Essentiële aminozuren = kan dier niet zelf maken Moeten via voeder opgenomen worden Valine, Leucine, Threonine, Thryptofaan, Fenylalanine, Isoleucine, Methionine, Lysine Arginine, Histidine (jonge dieren in groei) Noodzaak afhankelijk per diersoort: essenstiele AZ voor Kat = taurine Herkauwers synthetiseren alle AZ zelf (voeder nog ook nodig) Jonge vogels + tijdens rui =supplement methionine &cystine methionine omgezet in cystinebeide voor vorming pluimen o Limiterende AZ = éérste dat tekort is voor maken bepaald AZ (of eiwit) Vat van Liebig = wet van min. minst aanwezig = bepalend voor uitkomst - Bronnen van eiwit: o Dierlijke eiwitten Bv. Vlees, vis, eieren, melk en afgeleiden, … Hogere biologische waarde dan plantaardig Nieuwe bron: Insecten o Plantaardige eiwitten Bv. Bonen, paddenstoelen, noten, linzen, … Biologische waarde (BW) - Geeft kwaliteit van eiwit weer: o Veel eiwit in voeder => niet automatisch veel opname bw gebaseerd op: 1. Aminozurenprofiel: welke? Hoeveel essentiële A 2. Verteerbaarheid: hoeveel % eiwit wordt in dd afgebroken en opgenomen in bloed Rest naar DD (afbraak door bacteriën) met, in grote hoeveelheden => diarree - De biologische waarde = maatstaf voor efficientie lichaamsweefsel opgebouwd kan worden uit opgenomen eiwitten - Dierlijke eiwitten hebben een hogere BW dan de plantaardige - Rauw ei = biologische waarde van 100% o Vandaar opname door bodybuilders voor spieraan - Voeders met eiwitten met hogere bw = duurder maar efficiënter gebruikt Niet‐eiwit‐stikstof Melkpoederschandaal China: - Melkpoeder verdund met melamine om eiwitgehalte hoger te doen lijken - Melamine (chemische samenstelling gebruikt voor maken plastic) = rijk aan stikstof + standaardtest bepalen eiwitgehalte van voedingsmiddelen meet enkel stikstofniveau - Verontreinigde melk baby’s dood & 100 000 ziek door vergiftigde babymelkpoeder - Kinderbordjes in alle kleuren: verhitting melamine komt vrij bij verwarmen Dysbalans Tekort - Oorzaak: o Te weinig opname Voeder te weinig geconcentreerd, niet voldoende voeder, voeder niet verteerbaar genoeg, geen resorptie thv darm o Opname eiwit van slechte kwaliteit o Verhoogde afbraak van lichaamseiwit bv ziekte (bv brandwondes) - Gevolg: o Groei‐achterstand o Spierafbraak o Anemie (hemoglobine is eiwit‐> tekort) o Gedaalde weerstand o Doffe vacht o Stofwisselingstoornissen Teveel - Oorzaak: o Teveel opname o Te geconcentreerd voeder - Gevolg: o Diarree (gisting in DD) o Obesitas o Verhoogde belasting nieren: Ureumcyclus => op niet‐toxische manier overtollig stikstof uit lichaam verwijderen Aminogroepen overschot (bevat N!) Stikstof overschot in lichaam Risico op ammoniakvorming: toxisch Oplossing: Vorming ureum in nier voor uitscheiding N via urine Toevoegen meer eiwit => geen extra voordeel + extra nierbelasting Bij hond: enkel als overmaat AZ, bij kat: continue ureumcyclus Opbouw voedermiddel: Vetten - Functie: o Bescherming : Tegen schokken (bv. Vetkapsel rond nier) Tegen temperatuurdaling: isolatie(bv Opbouw vetreserve winterslaap) o Membraanopbouw cellen (bv dubbele fosfolipidelaag) o Hormoonprecursor (bv prostaglandines) o Smaak: verhoogt smaak van voeder o Opslag (energie + nutriënten): Energie: nummer 1 functie, efficiënte aanbreng energie 1g vet = 9kcal energie 1g eiwit = 4kcal energie 1g koolhydraten = 4kcal energie Makkelijke opslag (amper energie ivm eiwit en koolhydraten) & makkelijke afbraak: eerste aanspreekpunt bij nood Moduleerbaar: in natuur vereiste voor opbouw reserve voor tijden van schaarste bv winter v. zomer Beperkt Sommige dieren heel gevoelig aan obisitas; diersoortafhankelijk, rasafhankelijk én individuele variatie Te veel: hart‐ en vaatziekten, gewrichtsproblemen, kortademigheid, verminderde vruchtbaarheid, moeilijkheden bij partus, verhoogd risico op diabetes, hoefbevangenheid, … Essentiële vetzuren =Linolzuur en α-linoleenzuur moet in voeder! Vetoplosbare vitaminen = A D E K In vetweefsel en vaak opgenomen dankzij het eten van vet Let op: stockage van sommige giftige stoffen die niet door spijsverteringsstelsel afgebroken kunnen worden = Cumulatief: stapelen op bij plots vermageren: komen weer vrij, kunnen schade veroorzaken door hoge % o Bijvoorbeeld dioxine, pesticiden, zware metalen Bouw vetten - Vet= Triglycerideketen = binding glycerol met 3 Vetzuren bepalend voor eigenschappen vet Vetzuur: bouw - Vetzuren = Lange koolstofketens - Verzadigd= geen dubbele bindingen tussen 2 koolstofatomen - Onverzadigd = bevatten 1 of meer dubbele bindingen - Aanwezige vetzuren bepaald of vet verzadigd of onverzadigd is - Verzadigd vet bevat enkel verzadigde VZ vast bij kamertemp. Bv rundsvet => Vanaf er 1 onverzadigd VZ bijzit = onverzadigd vet Onverzadigd vet bevat min. 1 onverzadigd VZ, kan ook verzadigde VZ bevatten vloeibaar bij kamertemp. bv oliën - Dierlijk organisme: aanmaak van VZ in lichaam mogelijk o In lever o Als bouwstenen aanwezig o Niet allemaal Niet-essentiële vetzuren = kan dier zelf maken Essentiële vetzuren = kan niet zelf maken via voeder opnemen Welke: o Diersoortafhankelijk o Voor alle zoogdieren: Linolzuur & alfa‐linoleenzuur Opgeslagen in vet Precursoren van immuun‐signalen Zijn onverzadigde vetzuren o Meest plantaardig : zie olie o Ook dierlijk: bv visolie (hoog gehalte onverzadigde vz) => Mate essentiële vetzuren bepaalt kwaliteit vet Omega 3‐vz ontstekingremmend bv alfa‐linoleenzuur Omega‐ 6 ‐vz ontstekingondersteunend bv. Linolzuur o Andere omega‐3 en omega-6 vetzuren vormen door metabolisatie: afh diersoort of mogelijkheid bv kat: geen omzetting mogelijk maar arachidonzuur=essentieel voor kat Bronnen van vet: - Plantaardige vetten o Plantaardige oliën bv zaadoliën, sojaolie, olijfolie, … - Dierlijke vetten o Vlees, vis en zuivel bv boter, visolie, eieren, … Verschil tussen karkasvet landdieren vs zeedieren: - VZ, consistentie, houdbaarheid en smaak - Land: harder, bewaart beter - Zee: zachter, meer onverzadigde vz, sneller ranzig Dysbalans Tekort - Oorzaak o Te weinig in voeder o Onvoldoende voederen - Gevolg o Energietekort: Groei‐achterstand o Vruchtbaarheidsproblemen o Essentiële vetzuren: weerstandsvermindering o Huid‐ en vachtproblemen Tekorten aan essentiële vz - Optreden van huidproblemen: o Beginfase (tot maanden lang): Dof haar, uitval Droge huid, schilfering Verhoogde gevoeligheid voor infecties o Later fase: Vettige huid (typisch thv oren, tussen tenen & huidplooien) Ontstaan pruritus Secondaire bacteriële infecties en gisten (bv Malassezia) Abnormale keratinisatie: Huidverdikking (soms hyperkeratose) Teveel - Oorzaak o Te hoge concentratie in voeder o Onvervoederen - Gevolg o Obesitas + gerelateerde problemen o Diarree o Pancreatitis Koolhydraten Opdeling volgens structuur - Enkelvoudige KH = mono‐ en disachariden, 1 of 2 ringstructuren = ‘echte’ suikers = zoet = (makkelijk) verteerbaar bv fructose, galactose - Meervoudige KH of complexe KH = oligo‐ en polysachariden =ketens van enkelvoudige KH = niet zoet => Worden verder onderverdeeld in o Verteerbare KH (zetmeel) o Niet verteerbare KH (voedingsvezels) Ruwe celstof - Vezel, in celwand van planten - Lignine, hemicellulose, cellulose en pectine - Zit in grote hoeveelheden in stro, hooi, voordroog - Gehalte RC afh van tijdstip maaien: snede en seizoen van belang langer wachten => stok wordt meer houterig, sterkere stengel dus meer ruwe celstof - Alleen door herkauwers ten volle benut (door microflora in pens gefermenteerd) - Vezels = koolhydraten niet verteerd in dunne darm worden sommige pas afgebroken in dikke darm door bacterien (oplosbare vezels, prebiotica= vertragen transit) en andere verlaten lichaam onveranderd (onoplosbare vezels= soort spons, zuigen water aan) - Functie: (zie figuur) - Hoe meer RC, hoe minder verteerbaar voeder Prebiotica vs probiotica Prebiotica - Onverteerbare KH - Niet afgebroken en opgenomen door lichaam, maar mee naar DD - Voedsel voor micro‐organismen - Darmflora breken prebiotica af (=fermentatie) - Stimulatie groei en/of activiteit van 1 of meerdere soorten bacterien in DD - Bevordert gezondheid (darmwand; Immuniteit, allergien, overgewicht, diabetes) - Kunnen ook toxines binden - Meestal onverteerbare KH - Dragen bij aan gezond stoelgang (meestal vezels) ≠ B. probiotica - Levende micro-organismen, zelfde soort effect. ZETMEEL - Polysaccharide van glucose (complexe combinatie van amylose en amylopectine) - Functie: Bron van C en energie - Waarin: bv graan, maïs, aardappelen, brood - Verteerbaar KH: goed benutbaar voor éénmagigen want enzymatisch verteerbaar (afgebroken tot monosachariden=> ‘traag’) - Betere verteerbaarheid: ontsluiten zetmeel o Bv aardappelen die worden gekookt = zetmeelverbindingen gebroken Organische Zuren - Komen zelden of in geringe mate voor in d - Bv. Lactaat (acetaat…) - Soms gevormd in Kuilvoeders zelf: o Bacteriën o Bv melkzuurbacteriën: lactaat (=melkzuur) Bronnen van koolhydraten - Plantaardig: goede bron = rijk aan KH o In alle planten groot aandeel koolhydraten o bv. Granen, bieten, aardappelen, … tot onverteerbare vezels bv schors - Dierlijk = arm aan KH, enkel o Bloedglucose o Glycogeen (spier, lever) o Lactose (melk) Bouw: - Opdeling volgens afbreekbaarheid o Ruwe celstof => in celwand o Overige koollhydraten => in cel Suikers Zetmeel Organische zuren Verschil = snelheid van afbraak Verteerbaarheid koolhydraten - Zitten grote verschillen tussen: o Verteerbare koolhydraten =opnemen in lichaam en gebruiken als energiebron o Vb: Glucose, Fructose, Galactose, Maltose , Zetmeel o Suikers: onmiddellijk verteerbaar o Zetmeel: eerst ontsluiting vereist Niet‐verteerbare koolhydraten - vezels & niet opneembaar door lichaam - geen energiebron, maar belangrijk voor darmfunctie - Zowel oplosbaar (prebiotica) als onoplosbare vezels - Voordeel: verzadiging - Nadeel: flatulentie SUIKERS - Functie: o Bron van koolstof o Bron van energie - Gemakkelijk verteerbaar - Eenmagige kan goed om met suiker langdurige toediening => optreden problemen: Diabetes, obesitas, … - Herkauwers => erge gevolgen van toedienen suiker - Glucose noodzakelijk voor hersenwerking: o Carnivoren: Slechts klein onderdeel dieet: 5% (glycogeen in spier + maagdarminhoud prooi) o OPLOSSING = Aanwezigheid van eiwit of vet: Glucovormend AZ: via gluconeogenese aanma Afbraak vet glycerol komt vrij+via gluconeogenese =>aanmaak glucose Let op: Jong dier kan dit niet: wel glucose‐behoefte Dysbalans Tekort - Oorzaak: o Te weinig concentratie in voeder o Onvoldoende voederen - Gevolg: o Glucose vereist voor hersenwerking: stofwisseling past zich aan Uitz. jong dier: tekort aan glucose leidt tot coma (stofwisseling nog niet genoeg aangepast) Indirect: Eiwitten deels aangesproken voor aanmaak glucose- voorloper Minder beschikbare eiwitten o Ruwe celstof tekort: verstoorde darmtransit Herkauwers: pensacidose Teveel - Oorzaak: o Teveel opname (overvoederen) o Te geconcentreerd voeder - Gevolg: o Verteerbare KH: Obesitas, herkauwers: pensacidose o Onverteerbare KH: Verteerbaarheid voeding verstoord Resorptie voedingsstoffen verstoord Meer ontlasting Verlies smakelijkheid Vitamines - Brede groep voedingsstoffen - Allemaal specifieke belangrijke rol bij chemische reacties stofwisseling - Functies: o Uiteenlopend, zowel structureel als regulerend o Slechts kleine hoeveelheden nodig: weergegeven in IE of IU o Sommige essentieel (sommige zelf aangemaakt): diersoortafhankelijk o Ernstige ziektes bij tekorten o Opgedeeld in 2 groepen: de vetoplosbare en de wateroplosbare Opdeling vitamines - Vetoplosbare vit (A,D,E,K) : o Opname, transport en opslag in vet: in dunne darm samen met vet uit voeder opgenomen en vervoerd bij teveel => opslag in lichaamsvet o Dagelijkse opname niet vereist risico op intoxicatie - Wateroplosbare vit (B,C): o Lost op in water opgenomen en getransporteerd worden: in dunne darm opgelost in water opgenomen in bloed teveel => uitscheiding via urine o Dagelijkse opname vereist, geen cumulatie maar wel meer risico op tekorten - Verschil tussen beide groepen belangrijk voor toediening Vitamine A - 2 vormen: o Vitamina A zelf (=retinol) met dierlijke bron o Provitamine A (beta‐caroteen) uit plantaardige bron = voorloper of precursor Omzetting van bètacaroteen naar retinol kan bij sommige diersoorten Niet bij kat: enzym tekort voor omzetting opname vit A uit voeder vereist (=dierlijk vandaar is kat strikt carnivoor) - Functies: o Epitheel beschermend: belangrijk voor zicht & huid o Afweer en voortplanting - Bron: o Vitamine A = dierlijke bron bv. lever vlees, vis, eieren, zuivel o Caroteen(precursor, pro-vitamine) : in groenten en fruit Dysbalans - Tekort: (Hypovitaminose A) o Vruchtbaarheidsstoornissen, vermindere afweer o Blindheid (n. 1 oorzaak van blindheid in ontwikkelingslanden) o Afwijkingen epitheel : suboptimale gezondheid huid - Teveel: (Hypervitaminose A) o Ontstaan gewrichtsstoornissen: verstijving gewrichten exostose (=beenderige verdikkingen) thv halswervels, ledenmaten (kat) Stijve gang, vooral voorpoten en hals, zeer pijnlijke gewrichten o Typisch bij supplementeren met lever, visolie Vitamine D - Calciferol: essentiële rol in Ca/P‐huishouding => botvorming o Calcium en fosfor geabsorbeerd uit voeder in de darm naar het bloed in botten ingebouwd worden, dit en behouden calcium in bot (complex mechanisme) gereguleerd door actieve vorm van vitamine D - Actieve vorm van vit D gemaakt door 2 omzettingen (in lever en nieren) vanuit vit D2 (ergocalciferol) of vit D3 (cholecalciferol) o Vit D2 is de plantaardige vorm, wordt in plant gemaakt oiv zonlicht o Vit D3 is de dierlijke vorm: Opname via voeder (carnivoor: huid van andere diersoorten) Gemaakt in huid oiv zonlicht zoals bij meeste zoogdieren en mens UITZ: kat en hond niet goed in staat zelf vit D te vormen in huid + opletten met stalperiode moet opnemen in voeder Noodzaak afhankelijk per diersoort - Hond én kat géén goede synthese vitamine D in huid - Aanbreng via voeder vereist voor beiden - Honden: 125–1250 IE per dag, katten: 190–2500 IE per dag - Bron: vette vis (sardines), ei‐geel, melk en melkproducten Dysbalans - Zowel bij tekort als overmaat: afwijkingen in botstofwisseling - Tekort: o Rachitis, molenaarsziekte, osteomalacie, beenderverweking - Overmaat: o Verkalking vaatwanden, OCD Vitamine E ( α – tocoferol ) - Rol: Antioxidans (samen met Se): bestrijdt stress, beschermt celmembranen en ondersteunt immuunsysteem Dysbalans - Tekort: Spierdegeneratie, verminderde prestatie, cardiovasculaire aandoeningen, problemen afweersysteem - Teveel: grote veiligheidsmarge, weinig toxisch grote overmaat => problemen met bloedplaatjes (stolling) Behoefte vitamine E - Beïnvloed door samenstelling van voedsel: - Neemt toe met een toenemend gehalte aan meervoudig onverzadigde vetzuren - Neemt af met toenemende hoeveelheden selenium - Bron: plantaardig: olie, oliehoudende zaden, dierlijk ook lever, eieren, boter => Extra toevoegen als meer dan 10% vetgehalte in voeder Antioxidantia - Voorkomen van oxidatie (of ranzig worden) van levensmiddelen - Toegevoegd voor behoud van kwaliteit (+ langere bewaring) - Van nature voorkomende antioxidanten: o Flavonoïden o Polyfenolen o vitamine A, C & E o Mineralen: Se, Cu, Fe, Mg & Zn - Ook in lichaam zelfde werking: o Weefsel & DNA beschermen tegen vrije radicalen: gaan oxidatie tegen - Vrij radicaal: agressieve stof die vrijkomt bij ontstekkingsprocessen, ziekte, blootstelling aan zonlicht en stofwisselingsprocessen - Schade weefsels/cellen door radicalen = oxidatieve stress, verouderingsprocessen vd el zijn hiermee gerelateerd wordt geremd dankzij anti-oxidantia Vitamine K - Rol: o Bloedstollingscascade (co‐factor voor aanmaak van meerdere stollingsfactoren: zonder vit K kan stolling niet doorgaan) - Bron: o Aangemaakt in darm door bacteriën o Opname via voeder o Eigenlijk nooit tekorten - Te kort of vit K‐ antagonisten o Bv. Dicoumarol, warfarine: anticoagulantia ( gebruikt in rattenvergif) o Vooral opname door hond, kat: komt minder voor => Zonder vit K, geen bloedstolling mogelijk: bloeden dood Vitamine B-complex - Vit‐Complex: meerdere soorten vitamine B vaak aangeduid als groep - Bron: o In darm gemaakt door micro‐ organismen zelden tekorten - Functie: o Energieleverende processen + type‐afh o Als tekort: afwijking huid, zenuwstelsel, groei, bloedarmoede,.. - Thiamine (vit B1) o Spieren: KH en vetstofwisseling (topsport) - Riboflavine (vit B2) o Koolhydraatstofwisseling - Pyrodoxine (vit B6) o Aminozuurstofwisseling - (Cyano)cobalamine (vitamine B12 ): essentieel in voer hond en kat o Bron: vlees (vegan) of microflora (uitz: wel vetoplosbaar dus stockage in vet) o Tekort: Bloedarmoede Zenuwafwijkingen (myeline) - Folinezuur/Foliumzuur o Tekort: bloedarmoede - Niacine (vit B3 of nicotinezuur): o Kat: dietisch afhankelijk, kan niet aanmaken o Tekort = diarree, anorexie en huidproblemen (Hond omzetten uit tryptofaan) - Thiamine (vit B1): o KAT: vlug tekorten (geringe opslagcapaciteit) Ascorbinezuur - Functie: o Productie collageen (= eiwit voor stevigheid biostructuren: nodig voor opbouw bloedvaten) o Anti‐oxidant - Waarin: o Hond/ kat kan zelf synthetiseren: geen extra dietisch vit C vereist o Mens, cavia, vleermuis en sommige apen: nutritioneel noodzakelijk (anders scheurbuik): tekort vit C => collageenproductie niet juist, kleine bloedvaatjes verliezen 1st stevigheid kleine bloedingen ontstaan typisch op boten tijdens reizen: tandvlees bloed1st, dan verlies bloed inwendig tot zelfs sterfte o Cavia tekort vit C => lethargie, slechte conditie, pijn, doffe vacht, gezwollen gewrichten oplossing: Supplementeren Vit C beperkte houdbaarheid: afgebroken in aanwezigheid O2 & licht Supplementeren moeilijk: beperkt houdbaar in voeder (bv in voeders met extra Vit C) Meestal via druppels toegediend rechtstreeks om invloed licht te beperken Natuurlijk aanwezig in bepaalde groenten (bv koolsoorten) Mineralen - Brede groep voedingsstoffen - Allemaal specifieke belangrijke rol bij chemische reacties stofwisseling - Functies: o Uiteenlopend, zowel structureel als regulerend o Slechts kleine hoeveelheden nodig: weergegeven in g/kg (macromineralen), mg/kg (micromineralen) of μg/kg (sporenelementen) o Ernstige ziektes bij dysbalans o Vaak samen in voedingssupplementen => 3 groepen: macromineralen, micromineralen en sporenelementen Opdeling mineralen - Macromineralen o In g/kg voeder Ca, Cl, Mg, P, K, Na - Micromineralen o In mg/kg voeder Cu, I, Fe, Mn, Se, Zn - Sporenelementen o μg/kg voeder Cr, Co, F, Mo, Ni, SO2‐4, V Belangrijk: Calcium en fosf - Functie: o Ontwikkeling skelet en tanden (beenderkwaliteit): belangrijk tijdens groei o Zenuwfunctie (in spier) o Omzetting ADP naar ATP (energie voor celstofwisseling) o verhouding heel belangrijk Invloed Ca/P op skelet - Bepaalt stevigheid botstructuur (+ tanden) belangrijk voor de groei - Skelet = Reserve van Ca en P - Actieve vorm Vitamine D regelt o Opname Ca en P via darm o Afgave via de nier o Afzet in beenderen Ca en P behoefte - Onderhoud: o Hoeveelheid (te weinig, te veel) + B verhouding (min 1/1, max 2/1) o Volwassen (onderhoud skelet) - Extra behoefte maar verhouding gevoeliger o Groei (jong dier) o Dracht o Lactatie min 1/1, Max 1,6/1 - Extra gevoelig: o Paarden: Voortdurende afbraak/herstel botweefsel op alle leeftijden hoge Ca/P voorzien => Ca/P: 1,5 - 2/1 o Grote rassen gevoeliger: OCD/groeipijn tgv Ca/P voederfouten - Waarin: o Luzerne, klaver: veel calcium, granen: veel fosfor o Invloed bodem en bemesting! - Doel: o Met alle 6 categoriëen samen een evenwichtige voeding opstellen Diersoort‐afhankelijk, ras‐afhankelijk, individu‐ afhankelijk Vele factoren spelen mee: leeftijd, fysiologische, temperament, arbeid, pathologie, verhoogde omgevingstemperatuur, lactatie, verhoogde urine, diarree, braken of ernstige bloedingen,… o Alle nodige nutriënten halen uit combinatie van verschillende ingrediënten, in juiste verhouding Zowel hoeveelheid voeder als de verhouding - Puzzel, complex => Rol van de dierenverzorger Algemene bouw spijsvertering - Verschillende types spijsvertering => verklaart verschillende voeders aan verschillende diersoorten - 2 types vertering: o Enzymatische vertering = vertering eiwit, vet en eenvoudige KH door enzymen o Microbiële vertering = bacteriën uit de microflora die de moeilijk te verteren koolhydraten gaan afbreken - Plaats microbiële vertering 2 grote groepen: o Forgut fermenters o Hindgut fermenters Forgut fermenters - Herkauwers: rund, geit, schaap, kameel, lama, alpaca,hertachtigenen de kolobusaap - Hebben een voormaag, microbieel proces (=fermentatie) treedt op al voor de maag. - Daarna volgt enzymatische vertering thv dunne darm - Opnieuw deel microbiële vertering in dikke darm Hindgut fermenters - De microbiële fermentatie pas na enzymatische vertering thv dikke darm - In sterk ontwikkelde caecum (=blinde darm) bv. Paard, konijn, … - Nadeel: Microbiële Vertering vindt plaats in caecum na passage dunne darm waar absorptie vd (meeste) nutriënten plaatsvindt Opdeling diersoorten naar type maagdarmstelsel: anatomisch - Monogastrisch o bv. Kat, hond, varken, mens o eenvoudig spijsverteringsstelsel (eenmagig) o let op carnivoor, omnivoor: verschillende eigenschappen - Ruminerend o bv. Rund, schaap, geit, hertachtigen o 4‐delige maag (voormagen) o Herkauwen - Pseudo‐ ruminerend o bv. Paard, konijn, hamster, cavia o Geen opdeling maag o Sterk ontwikkeld caecum - Aviair o Bv. Kip, vogels o Vaak geen tanden o Kliermaag + spiermaag o 2 caeca - Rasafhankelijk : apen Algemene bouw van het spijsverteringsstelsel - spijsverteringsstelsel= 1 lang kanaal Bouw holle buis - Darm - Buikwand - Peritoneum = buikvlies - Mesenterium = darmvlies (= plooi van buikvlies, bevatzenuwen, lymfevaten) - Endotheel (tunica serosa)= buitenste laag darmwand Mondholte - Functie: o Opname voeder: ≠ morfologie: vorm muil + gebit => Bepalen opname voeder Bv wulp met platte bek voor afspeuren wateropp. Naar insecten vs Ara met harde bek voor kraken harde noten bewegingspatroon van mond, tanden en tong bv. Paard knipt gras met tanden, koe krult tong rond gras en trekt het uit o Mechanische voorbereiding: in mond zal voeder gemalen/verkleind worden - Bevat: o Tong: Tast en voederopname (trekken, zuigen, slikken,…) Smaakpapillen o Speekselklieren: Speeksel Water : bevochtigen voor vermalen en glijden voederbrij Amylase (zetmeelvertering wordt gestart) Natriumbicarbonaat (NaHCO3) =buffer: o Beschermen tandglazuur bij omzetting suikers naar zuren (bacterien) o Buffering maagpH - Functie: transport (peristaltiek) van mondholte naar maag sommige dieren ook omgekeerde peristaltiek mogelijk paard niet door sterke cardia (=kringspier aanmaagingang, maag vult zich en kan scheuren - Rekbaar - Bevat: o Spieren o Slijmklieren (slijmlaag ter bescherming) Maag of maagstelsel - Enkelvoudige (eenmagigen) : Buisvormig, sterke uitzetting bij vulling limiet op => maag kan scheuren o Bij het voederen van bietenpulp (=droog) aan paarden voorverweken => pulp zal water opzuigen en zwellen o Rechtstreeks voederen volumetoename in maag met koliek en scheuren vd maag => overgeven kan niet (sterke cardiasfincter). o Productie enzymen: HCl = zuurbarrière: Maagzuur Vernietigen bacteriën Afbreken voedsel (denaturatie eiwit en NZ) Omzetting van pepsinogeen Pepsinogeen pepsine (eiwitvertering) - Meervoudige maag o Meermagigen voormagen + echte maag o Bacteriële voorvertering in voormaag voor voeder in maag terecht komt (= microbiële fermentatie) Dunne darm: - duodenum, jejunum en ileum Anatomisch gelijkaardig, lengte afh van diersoort - Eigenlijke vertering: hier worden de nutriënten gesplitst - Hulp enzymes (op –ase) => afbraak tot bouwstenen via enzymatische vertering - Opname enkelvoudige nutriënten (eiwit, vet, vitamines, eenv KH) op verschillende plaatsen (resorptie in bloed doorheen darmwand: efficiënt door opp.vergroting villi) Kneden en vooruitstuwen voederbrok dankzij spieren in wand - Enzymen in dunne darm: o Galzouten Lever: productie galzouten Galblaas: stockage en concentratie gal (absorptie water + toevoeging galslijm) Eten voeder vetrijk: samentrekken galblaas en galinhoud komt in dd terecht Belangrijk voor goede vetvertering: Emulgeren vet (~afwasmiddel) Principe van oppervlaktevergroting Voor inwerking lipase van pancreas te vergemakkelen Opnieuw opgenomen in ileum en via bloed naar lever voor recyclage o Pancreas: Produceert pancreassap met verschillende enzymes Lipase = vetsplitsend: VZ, glycerol Amylase (koolhydraatsplitsend; zetmeel: splitsing in maltose) Bicarbonaat (buffer: neutralisatie HCl die meekomt met voederbrij) Trypsinogeen in pancreas (voorstadium), pas actief in dd => omzetting tot trypsine = eiwitsplitsend, afbraak in kleinere peptiden (= paar AZ samen) Rnase, Dnase ( afbraak nucleïnezuren: nucleotiden) o Klieren dunne darmwand: Enterokinase: omzetting trypsinogeen tot trypsine (eiwitafbraak) Tri‐ en dipeptidasen: tri‐ en dipeptiden tot AZ Maltase: maltose tot glucose Sucrase: saccharose tot glu + fru Lactase: lactose tot glu + gala => Alle vrijgekomen bouwstenen worden geabsorbeerd en rest voeder Dikke darm: CAECUM (=blinde darm), colon en rectum - Resorberen van vocht! - Enkel microbiële vertering: door microflora o ruwe celstof o Onvolledig verteerde eiwitten o Vitamines (B‐complex) gevormd o Gasvorming - Geen uitscheiding van enzymen => overschot naar rectum, stockage tot uitscheiding Van algemene spijsverteringsstelsel naar opdeling per diersoort - Meeste dierenveel grotere blinde darm (caecum) met actieve microflora dan mens - Onderscheid tussen forgut en hindgut fermenters :plaats van microbiële vertering - Dieren die voeder rijk aan ruwe celstof opnemen verteren via microbiële ferment - Forgut: nog voor de maag - Hindgut: meer in dikke darm Spijsvertering Varken - Het spijsverteringskanaal: eenvoudig = 1magige Mondholte - Grote mond (grote stukken) - Dikke korte bovenlip - Smalle puntige onderlip - Wroeten: dankzij bovenlip + knotsvormige neus - Veel speekselproductie Maag Functie maagdarmflora - Bij geboorte big geen zuurbarrière aanwezig ⇒Geen zure pH in maag - Zal gevormd worden door bacteriën in omgeving: o Geboorteweg: vaginale flora moederdier o Aanwezig in kraamhok o Ontlasting moederdier - Melkzuurbacteriën - Streptococcen - Colibacteriën - Biggen in industrie: vaak toedienen zuren aan voeder: bevorderen snelle pH-daling om zo snel mogelijk zuurbarrière te gaan vormen o Melkzuurbacteriën opgenomen door big in maag: gaan vermenigvuldigen waarbij omzet lactose in melkzuur (lactaat) o Zuurproductie zorgt voor dalende pH, door zure omgeving kunnen andere micro-organismen niet vermenigvuldigen en sterven af o Microflora in darm stabiliseert zich: ontstaan evenwicht tussen verschillende micro-organismen (oa.melkzuurbacteriën, colibacteriën, micrococcen, streptococcen en Clostridia spp.) Dikke darm en caecum - pH ongeveer neutraal : wel kolonisatie door bacteriële flora mogelijk: bacteriën zetten Ruwe Celstof om met vrijkomen vluchtige vetzuren - Afbraak RC: beperkt met opname restproducten door colonwand: lokaal gebruikt als Energiebron voor darmcellen Dysbacteriose - Veel pathogenen komen van nature voor in darm (E. Coli, Clostridium...) o Natuurlijk evenwicht tussen groepen bacteriën o Problemen als de balans verstoord wordt: te veel slechte bacteriën niet genoeg goede bacteriën - Meerdere oorzaken mogelijk voor een shift: o Plotse voederwijziging (= voederdiarree) o Overvoederen o Antibiotica (kan deel goede flora afdoden, afh van spectrum) o Infectie ⇒ Mogelijk bij alle diersoorten ⇒ Typisch optredend probleem bij varkens: rond spenen (=speendiarree) Spenen van biggen: - Stress: Gedaalde voederopname (biggen weg van moeder + nieuwe omgeving + samen met andere biggen dus ontwikkelen nieuwe rangorde) o Eenmaal geacclimatiseerd: erge honger => overeten => Vasten + overeten: wijziging darmpassage en microflora samenstelling Darm ligt stil, moet weer op gang komen Onverteerde nutriënten = substraat voor pathogenen Gevolg: makkelijke kolonisatie van darmmucosa door pathogenen - Wegvallen maternale lokale immuniteit in darm: geen melk => geen antistoffen meer die lokaal hun werking uitvoeren meer risico op ontwikkeling pathogene soorten - Voederwijziging: Verteringscapaciteit moet aanpassen aan nieuwe voeder: flora moet zich aanpassen en heruitbalanceren - factoren samen vormen groot risico voor speendiarree! - Vandaar belang van geleidelijke voederwijziging algemeen, maar zeker tijdens spenen (jong dier, verminderde afweer) Passagesnelheid doorheen spijsverteringskanaal - Ong 24 uur: voeder tussen opname en uitscheiding via endeldarm - Niet in elk onderdeel even snel passage, afh van: o Vorm Meel vs korrel: Hoe fijner gemalen, hoe rapper enzymen inwerken en hoe sneller passage. Korrel/structuur zal beschermen tegen maagzweren. Varkens zijn door stressgevoeligheid meer onderhevig aan maagzweren o Samenstelling voeder Ruwe celstof trager verteerd dan suikers invloed op verzadiging - Voederfrequentie: maaglediging afhankelijk van pH in twaalfvingerige darm geneutraliseerd door pancreassap, pas als voeder in twaalfvingerige darm geneutraliseerd is en pH van 6,6-7 bereikt is zal pylorus opnieuw openen, hoe lager de pH in de darm, hoe trager de passagesnelheid. De rol en het belang van vezel bij éénmagigen - Maagdarmflora speelt ook bij éénmagigen een zéér belangrijke rol - Fermentatie vindt plaats thv dikke darm - Wordt beïnvloed door aanwezigheid van voedingsvezel - Voedingsvezel = ruwe celstof => Kan niet enzymatisch verteerd worden en vereist microbiële vertering, gebeurt bij éénmagigen in dikke darm - Eénmagigen vs Herkauwers: o Gelijkenissen: Gelijkaardige micro-organismen (Bacteroïdes sp., Ruminococcus sp.) Gelijkaardige verhouding gevormde vrije vetzuren: 70 % azijnzuur 20 % propionzuur 10 % boterzuur Zijn energiebron voor darmcellen (verteringsproces) o Verschillen: Geen protozoa of fungi in DD Andere metabolische pathways (omzettingen) bij de bacteriën Enkel lokale energiebron voor darmcellen Lagere methaanproductie Veel minder efficiënt Het spijsverteringskanaal van carnivoren: anatomisch - Vergelijking maag tov darmvolume - Vergelijking lengte spijsverteringskanaal met lichaamslengte - darmvolume of darmlengte relatief klein: o Korte verblijfsduur van het voeder o Snel verteerbaar voeder nodig o Vlug resorbeerbaar voeder nodig Fysiologisch - Mond o Veel speeksel o Weinig amylase - Slokdarm o Verbindstuk mond-maag - Maag o HCl o Pepsine o Gastrine - Dunne darm o Enzymatische vertering: Pancreasenzymen Lipase: vetvertering Amylase: koolhydraatvertering Dunne darmcellen: Lactase : vertering van lactose Sucrase : vertering van saccharose => Minder goed bij oude dieren - Dikke darm o Hoofdfunctie: indikking van de chymus o Ook bacteriële microflora Eiwitten: afgebroken tot NH3 en amines Koolhydraten: afgebroken tot CO2 en vluchtige vetzuren Vaak niet gewenst, enkel wat E uit vluchtige VZ’n Eetgedrag - Maagvolume heel groot tov darmvolume - Kort spijsverteringskanaal => darmvolume én darmlengte relatief klein: o Korte verblijfsduur van het voeder: o Snel verteerbaar voeder nodig o Vlug resorbeerbaar voeder nodig - Voeder carnivoor: snel bederfbaar => dus aangepaste anatomie o Prooi vangen: snel + veel eten (concurrentie, bederven) o Grote rekbare maag => grote eters (meal eaters) - Gedomesticeerde dieren: o Hond:1 onderhoudsmaaltijd per dag volstaat (‘s avonds?) o Voor kat ook mogelijk; als keuze: kleine porties/24u - Nerts en fret: klein spijsverteringsstelsel: steeds voeder ter beschikking De herkauwer - Herkauwers hebben een Magenstelsel: o 3 voormagen: Rumen = Pens Reticulum = Netmaag Omasum = Boekmaag o Eigenlijke Maag: Abomasum = lebmaag => Maakt speciale wijze van verteren mogeli - Wijze van verteren: o 3 Voormagen = microbiële vertering o Lebmaag = Enzymatische vertering - Voordeel: o kan vezels en bepaalde Niet‐Eiwit‐Stikstof 5NP) verteren die andere dieren niet kunnen verteren o microflora produceert zelf ook eiwitten en vitaminen - Hoe? o Plantenvezels= energiebron voor micro‐organismen gebruiken NPN voor opbouw eigen microbieel eiwit (inbouw N in eigen AZ) => Pensflora maakt: Microbieel eiwit + vluch Maagstelsel - Voormagen: - Idem bij kameel, hert, lama, alpaca, geit, schaap, … - Anatomie kan (licht) verschillen tussen diersoorten onderling Kop van het rund - Ongecontroleerde opname van voeder: weinig selectieve opname + kauwen heel weinig bij eerste opname => Voeder wordt bijna enkel ingeslikt - Gerelateerde risico’s: o Slokdarmobstructie o Vreemde voorwerpen in voormagenstel = TRP Slokdarmobstructie met penstympanie - Weinig kauwen bij opname voeder - Inslikken grote voederbrokken - 3 Vernauwingen slokdarm (3 gepredisposeerde plaatsen) - Vaak aardappelen & bieten omdat in grote stukken gevoederd worden soms ook wortelen of andere => Komen vast te zitten en sluiten slokdarm af. - Fermentatieproces in pens gaat verder => Gasvorming ructus onmogelijk, gas kan niet vrijkomen door afsluiting - Ontstaan penstympanie: gezwollen pens o Staan bol: linkerzijde uitpuiling achter ribbenkast o Snel behandelen noodzakelijk: door uitzetting o Zenuwen en maagwand wordt aangetast o Functieverlies o Druk pens op longen en hart kan zuurstoftekort en hartstilstand veroorzaken. o Zonder behandeling telkens sterfte o Dierenarts gaat vreemd voorwerp uithalen off doorduwen naar maag na toedienen medicatie - In spoed (erg gezwollen) of als niet lukt om door te duwen: penstrocard steken = via buikwand gat maken en open buisje doordduwen TRP (traumatische reticuloperitonitis) of ’t Scherp - Weinig kauwen bij opname voeder - Opname vreemd voorwerpen - Meestal Zwerfafval (blikjes) of ijzeren staafjes uit banden - Komt in voormagen terecht en veroorzaakt ontsteking - Soms migratie doorheen maagwand in buikholte: typisch bij hoogdrachtige dieren door grote druk van kalf op magensysteem, maar kan bij alle o Ontstaan Peritonitis (buikvliesontsteking) o soms Pericarditis (hartvlies ontsteking) Kop: Kauwen, herkauwen, speekselen en slikken - Eerste opname: ongecontroleerde opname - Kauwen = ‘Malen’: o In een horizontale beweging: zowel voor naar achter als links naar rechts (kaak gaat niet open en dicht, fijne maalbewegingen) => typische slijtage van de kiezen: ontstaan emailrichels die het kauwen zullen vergemakkelen - Herkauwen gaat dus beter met afgesleten tanden dan nieuw doorgekomen kiezen Herkauwen - Voederbal wordt ingeslikt en komt in pens terecht - 1‐2uur later: pens en netmaag trekken samen + antiperistaltische beweging slokdarm - Voederbal komt terug in mond terecht - Kauwen = eigenlijk herkauwen doel: o Verkleinen van de voederdeeltjes o Inspeekselen: genereren van meer speeksel (bufferend effect). - Hoe vaak? o minimum 30 minuten per kg droge stof o Per brok : minimum 60 kauwbewegingen vereist o Tellen voor nagaan (kan wijzen op probleem indien foutief = symptoom ziekte of niet aangepast voeder) o Varieert van 6-12u per dag Bouw magen Elk specifieke structuur en functie Pens (rumen) - Eerste en grootste (inhoud tot 200l) - Verteringsfunctie (=broeibak voor microbiële vertering) - Uitsluitend microbiële vertering! - Niet‐secreterend epitheel aan binnenkant‐> Géén secretie van enzymen in pens - In de vorm van penspapillen - Compartimentatie door inwendige lijsten (bindweefseltussenschotten) - Penspapillen = Opnieuw principe van oppervlakte Netmaag (reticulum) - Dikke, sterke spierwand - Honingraat structuur/netvorm - Functie: o Rol in coördinatie pensbeweging ructus, herkauwen,..): oa hoe vaak contractie optreedt o Filterfunctie: zeef om te grote stukken tegen te houden op weg naar boekmaag - Speciale positie: verbinding met 3 structuren o In contact met Slokdarm via cardia (=uiteinde slokdarm) =ook plaats waar pens en slokdarm verbonden zijn Pens via rumino‐reticulaire opening (voeder komt binnen via deze opening) Boekmaag via reticulo‐omasum opening (voeder schuift verder via deze opening) - Bevat slokdarmsleuf = rechtstreekse verbinding slokdarm-lebmaag 2.7.3.3 Boekmaag (omasum) - Opgebouwd uit parallelle bladen => oppervlaktevergroting - Absorptie van water (indikking) en mineralen - Slecht verteerbaar voedsel blijft hier ook vaak steken Lebmaag (abomasum) - Eigenlijke maag = lebmaag (abomasum) ~ vgmmet die van éénmagigen - Bevat wél secreterend epitheel - Bestaat uit 3 delen o Fundus (ingang) o Eigenlijke lebmaag o Pylorus (uitgang, verbonden met duodenum) - Vaak voorkomende probleem = Lebmaagdilatatie Ligging van het magenstelsel - Linkerzijde o Enkel Pens o Heel deel onder ribben maar kan enorm uitzetten en groot deel abdomen innemen (Heel klein deeltje netmaag zichtbaar, ligt wat tussen beide kanten) - Rechterzijde o Netmaag (tussenin) o Boekmaag o Lebmaag Wijze van vertering Slokdarmsleufreflex - rechtstreekse verbinding slokdarm-lebmaag - Bij kalveren tijdens het drinken van melk richt deze huidplooi zich op melk komt rechtstreeks in lebmaag en slaat voormagen over, volgt niet weg gewone voeder - Als melk in pens van kalf : melk bevat lactose door lactobacillen omgezet in lactaat => zure omgeving = geen overleving microflora Rotting (melk niet goed verteerd) met vorming toxische amines Negatieve invloed op kalf: o Slechte vertering in hele maagdarmstelsel o Slechte groei o Verminderde eetlust o Kleigroene mest o Doffe vacht o Dikke buik = pensdrinker - Huidplooi richt zich op als aan 3 voorwaarden voldaan is - Pensdrinker plooi richt niet voldoende op en loopt de opname terug tot in pens - Voorwaarden: o Melk op lichaamstemperatuur (niet te koud, niet < 39°!)) o Goede verhouding water en melkpoeder (concentratie niet ond o Zuigen aan speen bevordert de reflex - Ook belangrijk zijn: o Juiste grootte speen o Propere emmers en spenen o Juiste hoeveelheid (geen te grote hoeveelheden in 1 keer toedienen) o Overvoederen kan de melk ook doen teruglopen Ander voeder Werking pens Opbouw pensinhoud - Drie lagen, specifiek gerangschikt: o Gasfase: stijgt o Structuurlaag: drijft erop o Vloeistoflaag: zwaartst Vloeistoflaag - Onderaan - Bevat: o Vocht (speeksel+water) o Zware delen voeder zinken erin of lossen op (onoplosbaar vs onoplosbaar) o Fermentatieproducten zoals microbieel eiwit o Bacteriën & protozoa Structuurlaag - Middenste laag - Gevlochten netwerk van vezels die drijven op vloeistoflaag => Door Soortelijk gewicht + aanhechting gasbelletjes (CH4, CO2) Gasfase - Bovenaan - 2/3 koolstofdioxide, 1/3 methaan - Via boeren afgevoerd Gelaagdheid is belangrijk - Verstoring gelaagdheid => Spijsverteringsproblemen door bv o Te weinig ruwvoer o Te weinig kwalitatief ruwvoer o Schuimige penstympanie: bij eiwit‐ en koolhydraatrijk rantsoen bv opname jong gras, luzerne, klavers,… =KHD‐rijk, eiwitrijk, vochrijk - Eiwit (chloroplast membranen) dat in kleine partikels uiteenvalt en bacterien kan vasthouden gasproductie in eiwitrijke vloeistof: schuimvorming Gas kan niet ontsnappen en pens zwelt Bij steken sonde: geen ontsnapping gas, wel schuim aan sonde Oppervlakteverlagende middelen zoals bv. olie toedienen Soms handmatig legen vereist - Ook aandeel genetica Pensbeweging: volgens specifiek patroon - Eerste orde: o Pens trekt samen = vloeistoflaag stijgt o Pens ontspant = vloeistoflaag zakt terug o Nut: Producten uit structuurlaag naar vloeistoflaag = structuurlaag uitgewassen => metabolieten/fermentatieproducten meegesleurd met vloeistoffase naar andere magen Verversen vocht tegen penswand=> opname VV (als het ware roeren) - Tweede orde: o Structuurlaag samengedrukt = prikkelt penswand o Prikkeling zorgt voor stimulatie pensbeweging en herkauwen oprispen gas tijdens opbrengen brok => Is dus noodzakelijk om het herkauwen te initieren - Waarom nodig? o Herkauwen: 3 belangrijke functies: Vertering: verkleinen voeder Ontgassen: oprispen gas tijdens op voederbrok Pensmilieu: belangrijk voor zuurtegraad pens Gelinkt met: Structuur in voeder (Sw) en speeksel (NaHCO3) Pensfermentatie - Omzetten van ruwe celstof (+suiker+zetmeel) door micro-organismen - Anaeroob proces - Microflora = specifieke bacteriën + protozoa - Gebruiken deel voeder zelf (VNL Ruwe celstof en onbestendig eiwit, KH, deel vet) Vormen daarbij: o Vluchtige vz’n (azijnzuur, propionzuur en boterzuur) o Microbieel eiwit o Vitamines B o Methaan (afvalstof): uitgescheiden via ructus en flatulentie - Resultaat voor herkauwer: Energie‐ en eiwitbron Verstoring microbiële flora - Alle factoren die microbiële flora verstoren zijn nadelig voor vertering bv: o Schimmels: productie mycotoxines: sterfte flora door eten beschimmeld voeder/opname mycotoxines o pH in pens: voeder kan pH doen wijzigen: Lichte wijzigingin pH: wijziging flora andere fermentatie VVZ- verhouding wijzigt pH wijzigt & melksamenstelling wijzigt Sterke wijziging: pensacidose => Moet zo stabiel en gezond mogelijk blijven Relatie VVZ en productie - Normale verhouding VVZ in pens: o Azijnzuur (65%) zorgt voor vorming vet in melk o Propionzuur (20%) lactose o Boterzuur (15%) eiwit Verhouding belangrijk voor melkproductie, afh van pH - pH pens in normale omstandigheden constan dankzij buffer Belang structuur/structuurbehoefte - pH pens constant gebufferd door NAHCO3 = natriumbicarbonaat uit speeksel - Belang structuur van voeder (=vezel) Structuurwaarde (Sw) - Opname ruwe celstof belangrijk voor goede pens, prikkeling wand en zo herkauwen - Trage vertering => Veel speekselinmenging: pens pH wordt gebuffer - Bij fermentatieproces: vrijkomen zuren (azijnzuur, propionzuur en boterzuur) => pH daalt: als erg: pensverzuring => sterfte microflora - Wnr teveel (snel beschikbare) suiker geven: makkelijk afbreekbaar: snelle zuurvorming => pensacidose - Als pH daalt onder 5,5= pensverzuring/pensacidose: o Gevolgen: Verminderde activiteit & sterfte microflora Overname door andere microbensoorten Wijziging verhouding VVZ door wijziging fermentatie Afwijkende samenstelling melk (minder azijnzuur dus melkvet) - Risicovoeders: suikerrijke voeders, veel KV, te weinig structuur want suikerrijke voedermiddelen : energierijk, snelle vertering, kans op pensacidose - Oplossing: traag beschikbare suikers (suikers in celwand bv voederbieten) ipv snelle suikers + vooral toevoegen structuur Vertering in netmaag - Ontvangt vloeistoffase pens - Gaat sorteren (via netstructuur) o Grove delen o Fijne onopgeloste en opgeloste delen - Gaat coördineren vertering: contracties regelen Vertering in boekmaag - 2/3 tussen bladen gedrukt, 1/3 vloeit rechtstreeks naar lebmaag - Functie: o Fijnmalen voeder (rasp‐effect bladen) o Absorptie: Water Natrium VVZ - Ingedikte voedermassa (brij) geleidelijk naar lebmaag Vertering in lebmaag - Korte verblijfsduur - Secretie door secreterend epitheel: o HCl o Pepsine (splitsing van microbieel eiwit + beschermd eiwit) o Lipase (lage hoeveelheid, vetafbraak) - Lage pH (+/‐ 3)=> Geen groei bacteriën en protozoa - Vertering van beschermde voederbestand Lebmaagverplaatsingen - Verandering positie van lebmaag in buikholte door opstapeling gas: stijgt op - MEEST: Lebmaagverplaatsing/dilatatie links: komt tussen pens en buikwand terecht - Lebmaagverplaatsing/dilatatie rechts blijft rechts maar vaak ook lebmaagtorsie = draait rond zijn as, uitgang naar dd is afgesloten en erge koliek treedt op - Symptomen o LDL: Verminderde eetlust Verminderde melkgift Suf o LDR: Buikpijn Shock Predisponerende factoren: multifactorieel - Vaak binnen 4 weken na afkalven: o ruimte vrij in buik o verminderde voederopname NEB - Negatieve Energie Balans bij hoogproductieve koeien vooral, sterke nood aan energie door op gang gekomen lactatie => vetreserves worden aangesproken en ketonen komen vrij bij verbranding van vet => Geeft nog verminderde eetlust - Onvoldoende voeder (bv. Ziekte) OF onvoldoende structuur: Weinig pensvulling: ruimte vrij in buik - Te veel krachtvoer (snelle gasvorming) of te weinig structuur: Snelle vertering, voeder migreert te snel door magen=> Gasopstapeling in lebmaag: zwelt op => Lebmaag verplaatst Vertering na het magencomplex In duodenum - Toevoegen gal en pancreassap In rest dunne darm - Eigenlijke vertering met behulp van enzymes oa. amylase: zetmeel resorbeerbaar glucose - Microbieel eiwit (70% ervan wordt verteerd): specifieke enzymes bv nucleasen - Opname enkelvoudige nutriënten (eiwit, vet, vitamines, eenv KH) In dikke darm en caecum - Opnieuw fermentatie - Geen protozoa - Productie CH4 en VVZ - Slechts deel resorptie AZ van microbieel eiwit, rest: faeces Het spijsverteringskanaal bij het paard - Éénmagige herbivoor - Kleine maag, sterk ontwikkelde dikke darm => Hindgut fermenter - Voedselkeuze en wijze van vertering: o Eet gras maar Geen voormagen Wel intensieve fermentatie vereist oplossing= in caecum => heel sterk ontwikkeld Spijsvertering bij het paard A = kleine maag E = sterk ontwikkelde blinde darm(Caecum) - Voedervertering paard: Hindgut o Eerst enzymatisch chemische vertering in maag en dd Van Koolhydraten, vetten en eiwitten o Einde van spijsverteringsstelsel (blinde en dikke darm): microbiële afbraak Ruwe celstof en onverteerde celinhoud Aantal en soort bacteriën cfr pens herkauwer Mondholte - Heel verschillend van rund: lippen: heel beweeglijk: tasten alles af - Tanden o Tanden en kiezen groeien hele leven door o Natuurlijke slijtage bij kauwen: grote behoefte aan vezels o Gebit is aangepast aan ruwvoer waardoor tanden op natuurlijke wijze afslijten - Hedendaags management: veel fouten: o Zacht krachtvoer o Te veel KV o Snoepgoed o Steeds fijner hooi (trend) - Foute slijtage: afwijkingen gebit: o Richels, haken, punten,.. - Symptomen: o Laten vallen proppen voeder o Laten weken voeder in waterbak o Slechte geur mond o Onverteerd voedsel in mest o Vermageren ondanks eetlust soms hele dag kauwen maar weinig binnen ⇒ Regelmatige controle tanden vereist (dierenarts-tandarts) o Oude paarden: kortere stengels voederen kan helpen - Functie mondholte: o verkleinen deeltjes o Inmengen speeksel - Paard heeft selectief eetgedrag dankzij o Beweeglijke lippen ( goede tastzin) o Goed reukvermogen - Typische “Paardenweide” = weides met stukken/bosjes gras & kruid die paarden minder lekker vinden en laten staan als laatst + gaan plaatsen waar ze mesten niet begrazen, daar groeien specifieke planten die houden van hoge concentratie stikstof - Belang Ruwvoeder: o Moeten hele dag door eten maar: verhoogd risico op obesitas geen hooi ad libitum bij paard o niet ad libitum hele dag op weide (te weinig vezel!) => pot opzetten of variëren met stal- en paddocktijd o Oplossing: Hooi in slowfeeder= ook vorm van verrijking, moeten prutsen om te eten en gaat verveling tegen extra vezel onder vorm van stro, ruw hooi , wilgentakken tijdens paddocktijd, … Maag - Klein (inhoud 10-20l) + continu productie maagzuur: o Grote gevoeligheid voor maagzweren! o Voederen in meerdere beurten (regelmaat) noodzakelijk door grote behoefte aan vezels (buffer) o Niet enkel gras: stro, ruw hooi of wilgentakken als extra RV - Opdeling in twee delen: o Bovenste deel maag: Fundus Koolhydraatvertering Bacteriën uit voedsel die zelf enzymen vormen Gasvorming o Onderste deel maag: Pylorus Vnl Eiwitvertering Enzymen + maagzuur secretie door maag zelf - Vertering : o Normaal: Bacteriën sterven in zuur milieu onderin de maag Als te snel verteerbaar voedsel: (bijv veel korrelmaïs, tarwe, …) Snelle passage Bacteriën komen niet (voldoende lang) in contact met zuur en komen in dunne darm terecht Voeren daar functie uit => gasvorming in dunne darm Overgang van hooi naar vers gras altijd geleidelijk doen Gaskoliek => grote hoeveelheden KV vermijden en belang stapsgewijs overschakelen voeder Dunne darm: - Enzymatische vertering - Afbraak koolhydraten, vetten en eiwitten tot suiker, vetzuren en aminozuren - (gaskoliek) - Paard heeft geen galblaas o Geen stockage van gal vooraleer in dd terecht komt, gebeurt continu o Natuur: Paard in wild min 16 uur per dag aan het eten o Opslaan gal niet nuttig want moet overgrote deel dag beschikbaar zijn => opletten met toedienen grote hoeveelheden olie Caecum - Microbiële vertering - Vertering ruwe celstof tot vluchtige vetzuren (=energiebron) dankzij bacteriële flora met vorming microbieel eiwit en gas Dikke darm: - Microbieel eiwit + niet-verteerde eiwitten verteerd tot vluchtige vetzuren & gassen - Synthese vitamine B – complexen - Resorptie water en zouten - inhoud van 150- 220l - zandkoliek: o opname zand en opstappeling thv lager gelegen lussen van dikke darm o ophoping zorgt voor functieverlies met lusteloosheid, diarree, vermageren, ongemak bij rijden en uiteindelijk koliek o opname via: kort gras weide, in sommige kuilvoeders, bij oplikken in paddock o kleine hoeveelheden zand: geen probleem, kan afgevoerd worden o voorkomen: Zandvrij voeren (onderdompelen hooi in water) Bijvoeren in bak in plaats van op grond Niet op schrale weides laten grazen Niet op zanderige paddock zonder verrijking (bij verveling zoeken naar eetbare grassprietjes) Zand likken soms gelinkt aan mineralentekort o Behandeling: Toedienen psylliumzaad: vormt gelachtige substantie in darm, wat zand mee helpt afvoeren Bij erge gevallen: operatie kan vereist zijn Endeldarm en anus: - Laatste gedeeltelijke waterresorptie (typische mestballen) - Normaal: 70% water, als te slap: door te weinig structuur Vertering nutrienten Vet - Emulsie door gal - Splitsing door enzymen (lipase): glycerol + VZ ⇒deel opname in bloed en verdere afbraak zet E vrij ⇒overbodige deel heromgezet naar vet voor opslag ⇒gebruik voor opname vetoplosbare ADEK - Max 15% vet in Krachtvoer paard - Vnl voor sportpaarden en zogende merries - Andere paarden meestal minder vetrijk - Te veel vet: smakelijkheid daalt Eiwit - Afbraak tot AZ (en peptiden) door enzymen (trypsine) in dunne darm ⇒Opname in bloed en opbouw eigen eiwitten in lever ⇒Overschot: voor energievoorziening (ureum als afvalstof) - Niet verteerde eiwitten : afbraak in blinde darm door microflora met vorming microbieel eiwit - Hogere behoefte bij snel groeiende veulens & zogende merries, andere paarden meestal eiwitoverschot Koolhydraten - brede term - Ruwe celstof: afbraak tot vluchtige VZ in caecum opname in bloed: energie- voorziening - Overige koolhydraten: suikers, zetmeel en organische zuren: o Verteerbaarheid varieert o Afbraak tot enkelvoudige suikers (glu, fru, gala) o opname in bloed: energie-voorziening o Rantsoen gem. 70% KH - Suikers o In dd: snelle enzymatische omzetting glu & fru o Teveel suikers: onvoldoende inwerking enzymen in dd, suikers naar DD: fermentatie met vorming gas => verteringsstoornissen (koliek) o Lactase daalt met leeftijd, aanwezig bij veulens voor verteren melk - Zetmeel o In dd: enzymatische afbraak door amylase tot glucose o Teveel aan zetmeel (bv in haver) in DD verteerd door fermentatie => soms erge melkzuurproductie met verbranden darmen o Gecorreleerde ziekte = Maandagsziekte Bij werkpaarden die in weekend gerust hadden Afvalstoffen van energieverbranding (lactaat) kunnen niet goed verwerkt worden met spierbevangenheid/ erge pijn tot gevolg Te grote hoeveelheid energie hoopt zich op in de spiercel: bij opname grote hoeveelheid energie via KV (werkpaarden) Geen arbeid opstapeling energie tot er weer gewerkt moet worden Bij opnieuw uitvoeren arbeid: opgeslagen energie moet worden verbrand, normaal aeroob in spier (oiv zuurstof) Overschot energie: deel anaërobe verbranding met vrijkomen lactaat beschadigt spiercellen => pijnlijke ontstekingsreactie in spieren Probleem is toedienen van ongewijzigd rantsoen (KV – rijk) tijdens rustdagen waarop geen arbeid verricht moet worden Er wordt niets verbrand en de grote hoeveelheid afvalstoffen veroorzaakt spierbevangenheid op maandag ⇒ Rustdagen vereisen een aangepast rantsoen - Ruwe celstof o Geen enzymatische vertering fermentatie in blinde & dikke darm o vorming vluchtige vetzuren - Wel intensieve fermentatie = in caecum Spijsvertering KONIJN - Hindgutfermenter – herbivoor - Mondholte: Continue tandgroei - Onderste en bovenste kiezen raken elkaar niet in rust => Specifieke kauwbeweging vereist voor slijtage - Bij horizontale kauwbeweging: tandoppervlak volldedig in contact - Bij verticale kauwbeweging: gedeeltelijk contact tussen onderste en bovenste kiezen => asymmetrische slijtage => vorming tandpunten of haken - Verticale kauwbeweging: minerale knaagstenen, wortel, korrel, pellets,..vermijden van toedienen grote hoeveelheden - Horizontale kauwbeweging: ruwvoer, takken, houten knaagblokken (geen knaagstenen), bladgroente => grotehoeveelheden noodzakelijk Het spijsverteringstelsel - Maagdarmwand bevat weinig spieren - Voeder moet op andere manier voortgeduwd worden: o regelmatige voederopname (tot 80 maaltijden/dag)= fysisch vooruitstuwen o prikkeling darmwand door ruwe vezel voor stimulatie spiercontracties belang van: Continu beschikbaarheid van voeder Voldoende ruwvezel tegen verveling (grazen/foerageren neemt veel tijd in beslag) - Minimum 70% vezel (ad libitum) - Verse bladgroenten, kruiden en onkruiden 30% - KV max 2%! - Pellets zijn niet geschikt als basisrantsoen => 1 à 2 lepels pellets per konijn per dag - Krachtvoer: o In natuur: enkel in lente teruggevonden wnr jongen groot gebracht worden o Andere periodes suikerrijk fruit niet terug vinden o Snoeprepen te vermijden o Zaden (mueslimix) niet oké voor konijn - Bij fouten: risico op: o Foutieve slijtage tanden o Ileus o Obesitas o Dysbacteriose o Verveling Opmerking: Calcium opname niet volgens behoefte maar volledig + uitscheiding overschot in urine. Risico op blaasstenen! Opletten met calcium-supplementatie(knaagstenen vermijden, houten blokken voorzien) Caecotrofie - speciale verteringsstrategie o Voedingsstoffen zoals vitaminen en eiwitten worden opgenomen in bloed thv dunne darm o Bacteriën die deze voedingsstoffen vrijmaken voor opname zitten in blinde darm na dunne darm Het dier kan de voedingsstoffen de 1ste keer dat het de dunne darm passeert dus nog niet opnemen Oplossing = caecotrofie: nadat het voeder een 1ste keer het gehele systeem gepasseerd is, worden deze opnieuw gegeten Ditmaal kunnen de voedingsstoffen wel indarm opgenomen worden, als het voor 2de keer het lichaam verlaat worden ze niet meer gegeten - Uniek voor lagomorfen: o Proximaal colon gescheiden van distaal colon door fusus (coli) (= soort muschulaire verdikking) => pacemakerfunctie regelt peristaltiek o Fusi coli: In proximale colon verantwoordelijk voor mechanische scheiding van fermenteerbaar (=1ste x opgenomen) en onverteerbaar materiaal (= 2de x opgenomen) In distale colon initieert de fusus coli de peristaltische golven Uit dunne darm komt voederbrij aangevoerd en wordt verdeeld tussen colon en caecum Voedingsstoffen zijn hieruit al verwijderd, met uitz van vezel die nog niet verteerd kon worden Continue flux tussen het caecum trekt samen en brengt inhoud naar proximaal colon waar een selectief excretie mechanische plaatsvind In (proximale) colon scheiding: tussen grote onverteerbare en kleine fermenteerbare voedselpartikels Grote partikels met lagere densiteit cumuleren zich in lumen Kleine partikels en vicht stapelen perifeer op dankzij fusus o Door contractie van colon worden: Kleine pratikels en vocht retrograad naar caecum verplaatst (= antiperalstiek) Grote vezelige partikels uitgescheiden als harde faeces (= peralstiek) - In het caecum treedt fermentatie op en daarna wordt de caecale inhoud uitgescheiden als zachte faeces = caecotrofen - Tijdens transport doorheen colon wordt een mucuslaag rond caecotrofen aangelegen - De caecotrofen worden heropgenomen, rechtstreeks uit anus en volgende maal in dunne darm worden de resterende voedingsstoffen geresorbeerd - Daarna worden zij als keutels uitgescheiden (2e weg) Onverteerbare delen: - Weinig voedingswaarde - Gaan rechtstreeks van dunne naar dikke dkke darm konijnenkeutels Fermenteerbare partikels en vocht - Worden door antiperistaltiek in proximaal colon naar blinde darm gebracht - ’s Nachts (tijdens rust): fermentatie in caecum (omzetting met vorming bacterieel eiwit en vit B) dan uitscheiding via colon waar omgeven door slijmlaag (Wild dier: overdag in burcht rust, ‘s nachts in weide voor opname voeder) = Caecotrofen - Rechtstreekse opname van uit aars Caecotrofen (blindedarmkeutels) vs keutels: - Rijk aan o Vitaminen o Eiwitten o Water - Kleiner - Donker - Zachter (vochtiger) - Vaak in trosjes Vogels Bouw en functie spijsverteringskanaal - Bek - Slokdarm en krop - Kliermaag - Spiermaag - Dunne darm - Caeca (2) - Dikke darm - Cloaca Mond/bek/snavel - Geen lippen maar bek: bouw ~ vogelsoort en voedselpatroon/dieet o Openen noten Papegaai: bek met ribbels en gespierde beweeglijke tong om noten en harde zaden te kraken van hun schil te ontdoen o Grazen o Plukken vruchten o Insecten vangen o Vis vangen … o Algemeen gezien: Zaadeters (tang) spechten (beitel) roofvogels (om te scheuren) waadvogels (priem om te zoeken net onder opp. Zoals bv in zand) - Geen tanden: wegens gewicht en invloed op zwaartepunt (vliegen mogelijk maken) - Zwakke kauwspieren: functie van spiermaag (centraal gelegen) - Voederopname afhankelijk van zicht en tast (smaak en reuk weinig ontwikkeld) - Speekselklieren weinig ontwikkeld, enkel bij granivoren: doorslikken vergemakkelijken viseters (watervogels) weinig slijmproductie - Choane= spleet in hard gemehelte ipv zacht gehemelte: verbinding tussen neus en mondholte - Mechanisch doorslikken: zwaartekracht brengt voeder naar krop, versneld door voorwaartse beweging kop => Voordeel bij dwangvoederen Slokdarm en krop - Krop = uitzakking slokdarm o 1 zijde, beiderzijds of spoelvormig (sommige vogels bv uilen geen) - Functie: o Opslagfunctie: diepe wandplooien voor uitzetten (voorraad) belangrijk voor prooidieren want vullen eerst krop en gaan verteren op veilige plaats o Regelaar maagvulling: geleidelijk doorsturen voeder Moet om de 12 uur gevuld worden (kunnen niet tegen vasten 2x/dag voederen) Bij slecht voederen: altijd honger o Inweken voeder o Voorvertering aan de hand van Secreet speekselklieren Slokdarmklieren Geregurgiteerd maagsap géén productie enzymen noch absorptie van nutriën o Bij sommige ook voor voederen jongen: Oprispen krop‐inhoud: Jong krijgt geregurgiteerd voedsel van ouders, rechtstreeks achter in de mondholte toegediend bv. Roofvogels zelfs echte maaginhoud Kropmelk (duiven) kleine voederpartikels + afgestoten epitheelcellen kropwand na hypertrofie ervan (géén klieren in grop) = eiwit – en vetrijk Doorstuurbeweging naar maag, kan bij stress verstoord worden Het maagstelsel - Kliermaag (proventriculus) o Beperkt volume, compact o Snelle passage, geen stapeling o Rijk aan klieren o Productie en secretie van HCl en pepsinogeen o Sterk verhoogde secretie tijdens ma o Zuurtegraad 3‐4,5 o Verschillen tussen vogelsoorten Spiermaag (gizzard) - Dikke wand, zeer sterk! - Positie: geen tanden zou voorover vallen (gewicht), spiermaag in midden lichaam - Kneden voeder: Mechanische inwerking door o Koïlinelaag Hoornachtig materiaal KH en eiwit Productie in spiermaag Bedekt binnenwand Sterk ontwikkeld bij graan- en noteneeters Nectaretende vogels weinig ontwikkelde spiermaag o Maagkiezel Niet verteerbare scherpe steentjes Vermalen (mechanisch) Hoeveelheid: afhankelijk van eetpatron Zaadeters vs. Fruit- en viseters vs. Nectareters Regelen opname nnaargelang de behoefte o Vermenging en verkleining voederdeeltjes vindt er plaats - Grit o Uit sepia (=zeekat) of andere skeletten zeezoogdieren of schalen zeedieren o De calciumbron : lost op in zure pH maag opname in bloed o Functie = versterken beendergestel, versterken eischalen ( windei) - Maagkiezel o Voor de mechanische inwerking o kleine scherpe, onverteerbare steentjes o Bij aankoop in winkel steeds ingrediëntenlijst nagaan: beiden moeten erin o Zowel voor grit als maagkiezel gaan de dieren zichzelf gaan voorzien in natuur - Zeeffunctie bij roofdieren: o Moeilijk verteerbare delen: haren, beenderen, veren,… => uitgescheiden als braakbal Bv Uil en ijsvogel o Pylorus: soms niet enkel overgang naar dd, ook onderdeel van maag, met filterfunctie tegen veren vnl Bv Pelikaan, ooievaar, koekoek, gans en pinguïn Dunne darm - Doudenum en ileum (2delen ipv 3) o Lang : herbivoren en granivoren o Kort : fruitetende vogels, insecten- en vleesetende vogels o Sterke antiperistaltische beweging: terugbrengen voeder naar krop voor voederen jongen o Eigenlijke vertering: sappen: dd, pancreas - Pancreas: o Groot : insecten ‐ en viseters, omnivoren o Klein : vleeseters (minder amylase vereist) - Gal: o Aanwezig: kaketoe (daarom veel obesitas: verteren goed vetten, kunnen er makkelijk veel opnemen) o Afwezig : papegaai Caeca - Niet 1 caecum maar 2 is regel - Sommige geen: o Kolibrie, specht, duivenrassen (overblijsel), papegaaien o Parkiet zelfs geen embryonale ontwikkeling - Sommige 1 grote: o Herbivoren of omnivoren o Kraanvogels, galliforme vogels, eenden en ganzen - Reiger: o Één gebruikt o Één rudimentiar - Functie o Grote microbiële fermentatie o synthese B‐vitaminen o Microb. Eiwit (deeltje via coprofagie weer opgenomen) o Waterresorptie o Lymfoïd weefsel (=immuun gerelateerd) Dikke darm - Kort + recht - Absorberen water en elektrolieten - Fermentatie (caeca) - Graaneters: kort - Herbivoren: langer (nog deel fermentatie) - Struisvogel: langst Rectum en cloaca - Cloaca = Gemeenschappelijke ruimte/opening waar ontlasting en genitale uitscheidingen samenkomen - Urine en faeces samen uitgescheiden - Ook ei => maakt zowel deel uit van genitaal stelsel als intestinaal stelsel - Uitzondering: o Struisvogel: kleine sluitspier: afzonderlijk mestbollen en witte plakken Voederbehoefte en management paard en konijn - Enkelvoudige darmstelsels o Varken o Hond - Darmstelstels met meervoudige magen o Rund Voormage = forgut fermenter o Kip/vogel: Kliermaag en spiermaag hindgut fermenter - Enkelvoudige maag en hindgutfermenter o Paard o Konijn - Sterk rasverschillend: o Apen Voederbehoefte - Waarom nood aan voeder o Energie: Onderhoud Productie o Bouwstenen o Vitaminen etc - Verschil in behoefte naargelang o Diersoort: noodzakelijke nutriënten verschillen o Metabolisme: individu-afhankelijk o Activiteit: liggen vs staan vs lopen o Productie (lactatie, dracht) o Groei = ook soort productie (aanzet van weefsel) o Omstandigheid: bv. Omgevingstemperatuur o Ziekte etc Totale Voederbehoefte - Onderhoudsbehoefte o Levensnoodzakelijke functies in stand houden Regulatie lichaamstemperatuur Regeneratie weefsels (bijvoorbeeld darmcellen om de 2w) Functioneren organen (gebruik nieren, hart, …) etc - Behoefte voor productie o Bijkomende functies Arbeid, dracht, lactatie en groei - Voldoende noodzakelijke nutriënten in juiste verhouding voor optimaal functioneren: A + B = totale behoefte - Overschot: opslag of uitscheiding Berekenen behoeftes - Energiebehoefte berekenen: o Diersoortafhankelijk: verschillende noden en gebruiken nutriënten op verschillende manieren => Vormen van voederwaarderingssystemen Systeem waarin voedermiddelen voor de betreffende diersoort op een bepaalde gedefinieerde manier worden gewaardeerd Krijgen specifieke waarde en ook behoefte wordt op die manier gekwantificeerd Zo kan aanbod afgestemd worden op de behoefte voor diediersoort Voederwaarderingssystemen voor paarden en pony’s: - VEP = voedereenheid paard, netto-energie-inhoud van rantsoen/voedermiddel = waarbij 1000 VEP = netto energie dat paard uit 1 kg gedroogde gerst haalt (gemiddeld 9,41 MJ of 2241kcal) ⇒ oude systeem - Nieuw: EWPA = energiewaarde paard waarbij 1 EWPA = netto energie dat paard uit 1 kg gedroogde haver haalt o VREp = eiwitwaarde: verteerbaar ruw eiwit paard Energiebehoefte paard - Stappenplan: o Bereken energiebehoefte paard (BEHOEFTE) o Ga na hoeveel energie er in ons rantsoen zit (INHOUD) o Ga na hoeveel paard dus moet opnemen (OPNAME) - Nodig: Onderhoud + Extra’s (dracht, lactatie, groei, arbeid, …) vs beschikbaar: voeder A: Inhoud en Hoeveelheid - Totale behoefte: o Onderhoudsbehoefte = Hoeveelheid nutriënten nodig voor essentiële levensfuncties T, herstel en onderhoud lichaamsweefsels, zenuw- en hartfunctie, ademhaling,… o Schatting onderhoudsbehoefte via basaal metabolisme = energiebehoefte in volledige rust (thermoneutraal, niet verterend, wakker, psychologische en fysiologische rust) Schatting energiebehoefte - Berekening onderhoudsbehoefte rechtstreeks gerelateerd met lichaamsgewicht - Nog andere factoren met invloed oponderhoudsbehoefte => variatie in onderhoudsbehoefte aan E o Geslacht: Onderhoudsbehoefte Hengst = 1,1 à 1,2 behoefte van merrie of ruin o Ras: temperament, lichaamssamenstelling o Activiteit (jong versus ouder paard) Behoefte in training = 1,05 à 1,15 behoefte paard in rust o Voeder: hoeveelheid ruw voeder o Huisvesting: Mogelijkheid tot bewegen en comfort temperatuur Onderhoud energiebehoefte - Schatting: o adhv gewicht en andere invloeden zoals temperament ⇒ berekend en in tabellen gegoten: tabel voor onderhoud tabellen toeslag = groei, arbeid, dracht, lactatie (gebruik=CVB-normen) - Lysine = essentieel AZ! - Veulen: heel belangrijk in groei - Nut: Spieren, huid, enzymen, afweerstoffen, melk, vertering,.. - Waarderingssysteem voor eiwit: VREp (verteerbaar eiwit paard) o Eiwitinhoud voeder weergegeven in g VREp = Gram Verteerbaar Eiwit Paard o Principe: idem als voor energie maar gaat over nood aan eiwit!! Toeslagen op nderhoudsproductie - Dracht o energie- en eiwitbehoefte nemen toe gedurende dracht Eerste zeven maand: geen extra toeslag nodig Vanaf 8e maand: toeslag vereist Afhankelijk van lichaamsgewicht moederdier Optellen behoefte voor onderhoud en toeslag - Lactatie o energie- en eiwitbehoefte liggen hoger tijdens melkgift, ophogen van voerniveau dient geleidelijk te gebeuren Melkgift varieert sterk belangrijk om conditie in het oog te houden Energiewaarde van voeders voor paarden - Eenmaal noden geweten: kijken hoe eraan te voldoen ⇒Vuistregel: de maximale DS-opname uit ruwvoer én krachtvoer - afh van gewicht, conditie en prestatie van het paard bedraagt +/- 2,5% van het lichaamsgewicht ⇒Indien uitsluitend ruwvoer wordt verstrekt is, afh van ruwvoerkwaliteit, DS- opname circa 2% van het lichaamsgewicht ⇒absolute nood aan min 1,25-2% van lichaamsgewicht (in DS) aan vezels/ruwvoer om gezond te blijven, voor hooi dat komt overeen met +/- 2kg hooi (vs) per 100kg LG - Voor voeders: Energie-inhoud/kg product => tabellen energie-inhoud/kg van voeder o sommige voeders vrij constant (vnl droge krachtvoeders) maar andere zoals bijvoorbeeld ingekuilde voeders zijn heel variabel => ‘gemiddeld’ ruwvoeder eigenlijk onrealistisch om dit te gebruiken o Kan door Vezelgehalte (grover is vezelrijker dus energie-armer) Vochtgehalte Kwaliteit (bv jaarafhankelijk, hoeveelste snede, …) => Vandaar voor ruwvoeders: zelf analyse laten uitvoeren (of bij aankoop analysecertificaat meevragen) o Belangrijk van na te gaan want kan sterk variëren: Stel Ruwvoeder bv graskuil met drogestofgehalte van 350 g/kg -> 1 kg verse stof geven is 350 g drogestof toedienen per afgewogen kg Ruwvoeder bv graskuil met drogestofgehalte van 850 g/kg -> 1 kg verse stof afwegen en geven is 850 g drogestof toedienen => Groot verschil tussen beide (meer dan dubbele gegeven van 2e kuil) o Gehalten in de tabel met energie-inhoud van voeders steeds worden weergegeven in de droge stof (DS) o Voor het paard belangrijke nutriënten bevinden zich steeds in droge stof en niet in het water - Verse stof = droge stof + water Omzet droge stof naar verse stof - Samenstelling van voeder kan weergegeven worden in verse stof of in droge stof - Als er niets bijstaat/ niet gepreciseerd (bv op voederzak voor hond/kat) = verse stof - Behoeften/noden worden altijd weergegeven in droge stof = logisch want verschil tussen verse stof en droge stof is enkel vocht en dit gehalte is afh van soort voeder - Zorg dat je appels met appels vergelijkt - Totale behoefte vs. Toeslag: o Onderhoudsbehoefte (ALTIJD) o Behoefte voor productie: soms! => Moet afgestemd worden aan opname: Tekort energie: vermageren, achterblijven bronst, tragere groei Overschot energie : reserve: vooral vet Voedermanagement Paard - Grote nood aan ruwvoeder (minstens 1,5% van LG in ds) - Verstrekking hooi: beter via ruiven aan muur of in standen buiten, op grond niet ideaal - Beperkte stro opname: lage voedingswaarde, veel knabbelen = oké - te veel stro opnemen = indicatie dat te weinig hooi krijgen, beetje is wel oké - Bietenpulp steeds voorweken - Omgevingsverrijking: in natuur veel beweging, veel contacten en grazen + vermijden verveling: foraging device (bv slowfeeder, speelbal maar ook kong, …), gezelschap geit, rund, schaap, kip, … - Opletten voor obesitas als hele dag grazen (weideschema’s) - Opletten voor opname grote hoeveelheden zand als op paddock of korte weides (idealiter vermijden) Voedermanagement konijn - Belang ruwe celstof: o Tekort Darmstoornissen Ileus Verkeerde slijtage tanden - Ad libitum voeren van RC: best is hooi (grashooi of kruidenhooi zoals lavendelhooi, brandnetelhooi, …) - Vermijden luzernehooi (alfafahooi) wegens sterke calciumconcentratie (blaasgruis) - Continue beschikbaarheid vereist - Voeder ver van toilethoek toedienen omwille van hygiëne, vaak niet mogelijk want voor zindelijkheidstraining net op het toiletbakje toedienen: o keutelen terwijl eten voedselpiramide respecteren - Mix onverteerbare (takjes, stro) en verteerbare ruwe celstof (hooi, gras) - Wat groene bladgroenten en (on) kruiden - Beperkte hoeveelheid wortelgroenten, fruit en 1 lepel (homogene) pellets gegeven - Groenten en (on-)kruiden: o bv andijvie, witloof, peterselie, wortelloof, spinazie, koriander, peterselie, basilicum, wilde peen, paardenbloem, klaver, brandnetel, zevenblad, kamille,… o Opletten met suikerrijke voeding: Bv fruit, wortelen, bieten, … vermijden!!! - Pellets: o Homogene mengeling tegen selectie grof/langvezelig - Opgelet met voeder die verticale kauwbewegingen veroorzaken o Bv. Korrels/pellets/wortels: geven eerder verticale kauwbewegingen ipv horizontale kauwbewegingen - opletten met knaagstenen( verkeerde slijtage tanden) likstenen (verhoogd risico op blaasgruis- en stenen) en snoeprepen (suikerrijk) - Wel: wilgentakken, takken van fruitbomen, hazelaartakken Belang voedselpiramide navolgen: - Voldoende vezel voor slijtage tanden (zie hierboven) hooi: grootte konijn - Te veel suiker: o Vaak fouten in korreltoediening max 1 soeplepel korrel/konijn/dag o Te veel suiker in darmen: dysbacteriose: bacteriële overgroei door beschikbaarheid koolhydraten in de darmen o Opletten met bv wortel: suikerrijk én hard (tandslijtage), wortelloof wel goed - Obesitas: o Kunnen niet aan caecotrofen, rechtstreekse opname uit anus niet mogelijk ontstaan vitaminetekorten Plakpoep => Myiasis => Sterfte Voederbehoefte Carnivoren Hond vs kat - Verschillen in o Fysiologie (tekorten aan bepaalde enzymen, verschillen in stofwisseling, …) o Eetgedrag (carnivoor versus semi-carnivoor) o Voederbehoefte (omwille van stofwisselingsverschillen) o Specifieke, verschillende voeders per diersoort vereist - Kat : o Eenvoudig metabolisme: kan vele omzettingen vanuit precursoren niet of niet voldoende maken: o Omzetting methionine naar taurine o Omzetting Beta-caroteen naar Vit A; o Omzetting linoleenzuur naar Arachidonzuur o Metabolisatie vit D uit zonlicht o Continue ureumcyclus die zorgt voor hogere eiwitbehoe o Obligate carnivoor = voedingsstoffen nodig die enkel in dierlijke producten te vinden zijn: Taurine, Retinal of Vit A, Arachidonzuur, Vit B12 en dierlijk eiwit - Hond: ook tussen rassen onderling sterk verschillend o Grote variatie in lichaamsgewicht o Tijdsspanne tot volwassen afhankelijk van ras o Rol van domesticatie op koolhydraat vertering: gedomesticeerde hond kan wel goed om met KHD o Facultatieve carnivoor (niet strikt) Onderhoudsbehoefte volwassen dier - Energiebehoefte o Opgedeeld in verschillende types energiebehoefte: Basale energiebehoefte BER=basale functies (zonder verteringsproces) Energiebehoefte in rust RER = basale functies