Definitieve aantekeningen - Hoorcollege Strafrecht

Document Details

EnticingCynicalRealism8590

Uploaded by EnticingCynicalRealism8590

Christelijke Hogeschool Windesheim

Tags

strafrecht nederlands strafrecht strafprocesrecht recht

Summary

These notes cover the basics of Dutch criminal law, including definitions, types of offenses, guilt, and components. It provides a foundation understanding of the subject by discussing different parts of the Dutch legal system and how they intersect with each other.

Full Transcript

Hoorcollege 1 Basis van het strafrecht ======================== Wat is het strafrecht? ---------------------- Verdeeld over verschillende wetten. Basis art. 107 GW. \ Commuun versus bijzonder strafrecht commune strafrecht: strafrecht opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Strafbepalingen in and...

Hoorcollege 1 Basis van het strafrecht ======================== Wat is het strafrecht? ---------------------- Verdeeld over verschillende wetten. Basis art. 107 GW. \ Commuun versus bijzonder strafrecht commune strafrecht: strafrecht opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Strafbepalingen in andere wetten (Wvw 1994, opiumwet, Wet wapens en munitie) noemen we bijzonder Strafrecht.  Ook lagere regelingen (dus geen wet in formele zin) kunnen strafbepalingen bevatten APV van een gemeente.  Artikel 91 Sr. Maakt het wetboek ook van toepassing op bijzonder strafrecht. Doelen strafrecht ----------------- - *Het strafrecht is het deel van het publiekrecht waarbij bepaalde handelingen strafbaar worden gesteld.* - Ordening van de samenleving: afdwingen van gehoorzaamheid burgers door bedreiging met straf bij overtreding normen - Vergelding - Bescherming samenleving - Resocialisatie - Speciale preventie - Generale preventive Speciale preventie: gericht op voorkomen dat de dader iets dergelijks nogmaals doet Generale preventie: anderen, dan de gestrafte kunnen lering trekken uit het feit dat je gestraft wordt voor een strafbaar feit. (dus het heeft als het ware een voorbeeld werking). Structuur van het strafrecht ---------------------------- Strafrecht: 1. Materieel strafrecht:stafbepalingen - Wetboek van strafrecht I. Boek 1: algemeen deel II. Boek 2: misdrijven III. Boek 3: overtredingen - Lagere wetgeving bijv APV - Bijzondere wetten: Opiumwet, WWW 1994, WWM,WED enz. 2. Formeelstrafrecht: strafprocesrecht - Wetboek van strafvordering - Bijzondere wetten: Opiumwet, WWW 1994, WWM,WED enz. Uitgangspunten strafrecht ------------------------- - Legaliteitsbeginsel (art. 1 lid 1 Sr) *Een strafbepaling moet altijd in het geschreven recht terug te vinden zijn.* - Verbod bestraffing met terugwerkende kracht (art. 1 Sv en art. 16 Gw) *Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een **daaraan voorafgaande** wettelijk strafbepaling.* - Ne bis in idem (art. 68 Sr) *Niemand kan tweemaal voor hetzelfde strafbare feit vervolgd worden.* Materieel en formeel strafrecht =============================== - **Materieel:** inhoud, dus bij welke gedragingen past een straf en welke straf. Te vinden in Sr. en andere bijzondere wetten. - **Formeel:** regels rondom inrichting strafproces. Te vinden in Sv. en andere bijzondere wetten Eigenlijk zijn er 3 delen: materieel, formeel en sanctiererecht. Materieel: bepaalt wel gedrag niet is toegestaan en welke personen daarvoor gestraft kunnen worden. (strafbepalingen, uitsluiting van strafbaarheid (noodweer e.d.), en uitbreiding van strafbaarheid (poging, medeplichtigheid e.d.) Formele strafrecht: strafprocesrecht genoemd welke regels moeten worden gevolgd als er een norm van het materiële strafrecht is overtreden. (bevoegdheden politie, duur van voorlopige hechtenis, inhoud dagvaarding e.d.) Sanctierecht: heeft betrekking op de voorwaarden waaronder een straf mag worden opgelegd en ten uitvoer gelegd. Voornamelijk materieel (staat achter de strafbepaling, maar ook een deel formeel rechterlijk karakter (ne bis in idem (art. 68 Sr). Er zijn ook verschillende verdragen die invloed hebben over wat strafbaar is in Nederland Bijv. over cybercrime, terrorisme, discriminatie als gevolg moeten wij bepaald gedrag strafbaar stellen, of bepaalde bevoegdheden in het leven roepen. Het strafrecht wordt sterk beïnvloed door besluiten van de EU en uitspraken van het Hof van Justitie van de EU. (bijvoorbeeld: rechtsbijstand bij politieverhoor en positie van het slachtoffer) Overtredingen versus misdrijven =============================== Verschillende onderscheidingen Verschil wordt bepaald door mate van ernst van strafbedreiging. - Op misdrijven staat gevangenisstraf. - Op overtredingen geldboete of hechtenis. Boek 1: Algemeen Boek 2: Misdrijven Boek 3: overtredingen Geen direct inhoudelijk criterium wanneer iets een misdrijf of wanneer iets een overtreding is. Maar het hangt samen met de **ernst** van het strafbare feit. Misdrijven zijn over het algemeen ernstiger van aard. Ze staan opgesomd in boek 2 en 3. Onderscheid van belang want:\ 1. procesrechtelijke reden: misdrijf of overtreding bepaalt namelijk vaak welke rechter bevoegd is (absolute competentie) 2\. Pogingen en medeplichtigheid is enkel bij een misdrijf strafbaar. 3\. Veel dwangmiddelen (bijv. aftappen van telefoon) mogen enkel bij verdenking van een misdrijf worden toegepast. Wat is een strafbaar feit? ========================== Opbouw strafbaar feit --------------------- Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt, binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten is. Wanneer is iemand strafbaar? ---------------------------- Iemand is strafbaar als er sprake is van:\ \ 1.    Een menselijke gedraging, (gewilde)(MG)\ \ 2. die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving(DO)\ \ 3. die wederrechtelijk is, (in strijd met het recht)(w)\ \ 4. en aan schuld te wijten (verwijtbaar)(V) Dit noemen we het **vierlagenmodel KOMEN WE NOG VAAK OP TERUG TIJDENS DIT VAK\ **Ad 1: alleen personen kunnen strafbaar zijn. (natuurlijk en rechtspersonen) -- het gaat om gedragingen, dus bijv. niet om gedachten. Het moet om gedragingen waarbij geheel of gedeeltelijk aan strafrechtelijk gedrag aan ten grondslag ligt. De menselijke gedraging moet tot uitdrukking komen in de tenlastelegging. Het is aan de rechter om te onderzoeken of hetgeen dat in de tenlastelegging staat ook daadwerkelijk gebeurd is (art. 350 Sv). Ad 2; gedragingen zijn pas strafbaar als ze in de wet terug te vinden zijn = veel strafbare gedragingen zijn veralgemeniseerd (bijv. art. 431 Sr) gedragingen moeten dus gekwalificeerd kunnen worden. Ad 3; als iemand niet handelt in strijd met het recht, als zijn gedrag, met andere woorden, niet verkeerd is, dan dient er ook geen straf te volgen. Het gaat om wederrechtelijkheid van de gedraging. We kijken naar de **daad**. Niet naar de verwijtbaarheid! Vaak is bij het vervullen van de delictsomschrijving zo dat de wederrechtelijkheid hierop volgt, er kunnen echter rechtvaardigingen zijn rechtvaardigingsgronden (o.a. noodweer). Ad 4: wij hebben een schuldstrafrecht: niemand mag gestraft worden zonder dat hij (een bepaalde mate) van schuld heeft. Schuld is in deze zin verwijtbaarheid. Daarvan is sprake as men van iemand in redelijkheid kon vergen dat hij zich anders gedroeg dan hij deed. Wie zich in redelijkheid kan onthouden van wetsovertreding, moet dat ook doen. Deze wordt net als bij wederrechtelijkheid geacht er te zijn, als voldaan is aan een delictsomschrijving. Tenzij er een indicatie bestaat voor het tegendeel. De redenen om aan te nemen dat het vervullen van de delictsomschrijving niet verwijtbaar is, worden schulduitsluitingsgronden genoemd. let op: ondanks ontslag van alle rechtsvervolging, kan de Rechter wel TBS kunnen opleggen. Delicten ======== Delictsomschrijving ------------------- In strafbepaling staat precies omschreven wanneer iets strafbaar is = delictsomschrijving Delictsomschrijving kan meerdere onderdelen (bestanddelen / voorwaarden) hebben. Verdachte is pas strafbaar als **alle onderdelen** bewezen worden. Soorten delicten ---------------- 1. **Formele delicten** - staan in de wet omschreven als **handeling**. - Een specifiek omschreven activiteit. 2. **Commissie** Handelen wordt strafbaar gesteld 3. **Materiële delicten** - niet de handling is strafbaar maar het **gevolg**. - De manier waarop maakt dus niet uit. 4. **Omissiedelicten** Nalaten wordt strafbaar gesteld (art. 450 Sr) 5. Formeel en materieel: Niet een waterdichte indeling. Soms is het twijfelachtig. Voorbeelden van formeel: - wegenemen van een goed (Diefstal) - Meer dan 40 km/u te hard rijden (snelheidsovertreding). - Invoeren van cocaïne. Materiele delicten: - Veroorzaken van het gevolg is strafbaar, het is net van belang welke handeling heeft geleid tot het strafbare gevolg. Voldoende is dat het strafbare gevolg is ingetreden. - Doodslag (art. 387 Sr) 6. Omissie: Art 450 Sr even doornemen, geeft duidelijk aan WIE had moeten handelen. 7. **Gekwalificeerd versus geprivilegieerd delict** Art 300 Sr (gronddelict) + voorbedachte raad = Art. 301. Sr (gekwalificeerd delict) Art. 287 (gronddelict) \> art. 290 (geprivilegieerd gronddelict) - Gaat om variaties op een thema ( we noemen dit bijzondere strafbepalingen). - Het heeft effect op de maximale strafeis. Het strafbare feit ================== Het strafbare feit: bestanddelen én elementen --------------------------------------------- **Bestanddelen:** - Onderdelen / voorwaarden van een delictsomschrijving - Staan in tenlastelegging opgenomen en moeten bewezen worden verklaard door rechter **Elementen:** - *Ongeschreven* voorwaarden om iemand te kunnen straffen - Wederrechtelijkheid en schuld - Let op: rechtvaardigingsgrond en schulduitsluitingsgrond Bestanddelen: staan in de wettekst. Aan alle bestanddelen moeten worden voldaan, om de delictsomschrijving te kunnen vervullen:\ Vergeet de OVJ een bestanddeel in de tenlastelegging: volgt ontslag van alle rechtsvervolging. Elementen: zijn de voorwaarden om iemand te kunnen straffen Opbouw strafbaar feit --------------------- Iemand is strafbaar als er sprake is van:\ \ 1.    Een menselijke gedraging, (gewilde)(MG)\ \ 2. die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving (DO \> bestanddelen)\ \ 3. die wederrechtelijk is, (in strijd met het recht) (W-Elementen)\ \ 4. en aan schuld te wijten (verwijtbaar)(V-Elementen) **Wederrechtelijkheid** Wederrechtelijkheid is altijd een voorwaarde voor strafbaarheid. Meestal is wederrechtelijkheid een element. Soms is wederrechtelijkheid een bestanddeel. - MG - DO (incl. W) \> bestanddelen - V \> Element Zie artikel 350 Sr.\ Als wederrechtelijkheid een bestanddeel is, is het geen los element meer. Wordt dan ook een 3 lagen-model. Gevolg: als wederrechtelijkheid ontbreekt = volgt vrijspraak en dus niet ontslag van alle rechtsvervolging (als het een element is) Hoorcollege 2 Schuld (als bestanddeel) ======================== Twee soorten schuld ------------------- **Schuld als element** - Schuld als element betreft de algemene *verwijtbaarheid* van gedrag binnen het strafrecht. - Het is een voorwaarde voor strafbaarheid: een persoon moet verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor zijn handelen of nalaten. - Hier draait het om toerekenbaarheid en niet om specifieke vormen van schuld zoals nalatigheid. **Schuld als bestanddeel** - Schuld als bestanddeel wordt expliciet genoemd in de delictsomschrijving. - Dit vereist een inhoudelijke beoordeling van de gedragingen van de verdachte. Het gaat hierbij om subjectieve schuld, zoals nalatigheid of onzorgvuldig handelen. - Bewijslast: De rechter moet vaststellen of de verdachte verwijtbaar nalatig heeft gehandeld. ### Schuld als bestanddeel: Bij schuld als bestanddeel worden vijf aspecten onderscheiden: **1. Onbewuste schuld** - **Definitie**: De dader was zich niet bewust van het risico, maar had beter moeten of kunnen weten. - **Kenmerken**: - Er is sprake van **nalatigheid** of een gebrek aan oplettendheid. - **Voorzienbaarheid** en **verwijtbaarheid**: Het gevolg was te voorzien, en de dader had anders kunnen en moeten handelen. - Voorbeeld: Een fietser die onverwacht een drukke weg oversteekt zonder uit te kijken. **2. Bewuste schuld** - **Definitie**: De dader realiseert zich het risico, maar gaat er lichtvaardig van uit dat het goed zal gaan. - **Kenmerken**: - Bewuste schuld gaat vaak gepaard met een overschatting van eigen kunnen of het negeren van duidelijke gevaren. - **Lichtvaardig vertrouwen**: De dader neemt een bewust risico en hoopt dat de gevolgen uitblijven. - Voorbeeld: Een automobilist rijdt met hoge snelheid door een drukke woonwijk, ervan uitgaand dat hij op tijd kan remmen. **3. Verhouding schuld en opzet** - **Vergelijking schuld en opzet**: - **Schuld**: Geen bewuste wil, maar verwijtbare nalatigheid of roekeloosheid. - **Opzet**: Een bewuste aanvaarding of gerichtheid op het gevolg. - **Grijs gebied**: Bij bewuste schuld is er sprake van bewustzijn van risico's, net als bij voorwaardelijk opzet. Het verschil ligt in de intentie: - **Opzet**: De dader accepteert de kans op het gevolg. - **Bewuste schuld**: De dader gaat ervan uit dat het gevolg uitblijft. **4. Multiple-choice vragen (MC-vragen)** Bij toetsing van schuld in examens of juridische context worden vragen gesteld over: - **Onderschijd onbewuste en bewuste schuld**: - Welke elementen maken het gedrag verwijtbaar? - Hoe kon de dader het gevolg voorzien? - **Verhouding schuld en opzet**: - Hoe interpreteer je de intentie van de dader in een casus? - Is er sprake van bewuste schuld of opzet? **5. Inhoud bestanddeel culpa (schuld)** Bij de beoordeling van culpa (schuld) worden drie kernvragen gesteld: 1. **Handeling of nalaten**: Was het gedrag in strijd met een zorgvuldigheidsnorm? 2. **Verwijtbaarheid**: Had de dader redelijkerwijs anders kunnen handelen? 3. **Objectieve en subjectieve beoordeling**: Wordt gekeken naar wat algemeen van iemand verwacht mag worden (objectief) en naar de persoonlijke omstandigheden van de dader (subjectief)? **Voorbeeldcriteria voor culpa**: - Een bestuurder kijkt niet in zijn spiegel en veroorzaakt een ongeluk. - Objectief: Iedere bestuurder moet de verkeersregels volgen. - Subjectief: Was de bestuurder bijvoorbeeld afgeleid door een legitieme medische reden? Afbeelding met tekst, schermopname, cirkel, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving ### Verrhouding schuld en opzet: **Verschil tussen opzet en schuld, met voorwaardelijk opzet en bewuste schuld** - **Opzet**: Bewust handelen met een duidelijke wilsrichting; de dader aanvaardt bewust een risico (*bij voorwaardelijk opzet*). - **Schuld**: Onvoorzichtig handelen, waarbij de dader niet de intentie heeft en het risico onderschat (*bij bewuste schuld*). **Voorwaardelijk opzet versus bewuste schuld** - **Voorwaardelijk opzet**: De dader is zich bewust van een aanmerkelijke kans op een negatief gevolg en accepteert die kans. - **Bewuste schuld**: De dader is zich bewust van een risico, maar denkt lichtvaardig dat het goed zal aflopen. Aspect Voorwaardelijk opzet Bewuste schuld --------------------------- ----------------------------------------------------------------------------------------- ---------------------------------------------------- **Houding t.o.v. risico** Accepteert het risico Vertrouwt erop dat het goed gaat **Voorbeeld** Te hard rijden door een drukke straat, wetende dat er een grote kans is op een ongeluk. Te hard rijden, denkend dat er niets zal gebeuren. **Rol van het OM** Bij twijfel kiest het OM vaak voor een **primair-subsidiaire tenlastelegging**: - **Primair**: Voorwaardelijk opzet (bijvoorbeeld doodslag). - **Subsidiair**: Bewuste schuld (bijvoorbeeld dood door schuld). De aanmerkelijke onvoorzichtigheid ---------------------------------- ### 1. Voorwaarden voor onvoorzichtigheid - **Voorzienbaarheid van gevolgen**: - Onvoorzichtigheid wordt alleen aangenomen als de betrokkene volgens algemene menselijke maatstaven de gevolgen van zijn handelen **had kunnen en moeten voorzien**. - **Voorbeeld**: Een automobilist die te hard rijdt in de regen, moet voorzien dat hij kan slippen en een ongeval kan veroorzaken. - **Zorgplicht**: - Er geldt een zorgplicht om risico's te vermijden wanneer deze tot schadelijke gevolgen kunnen leiden. - Het schenden van deze zorgplicht maakt het gedrag wederrechtelijk (in strijd met het recht). - **Voorbeeld**: Het niet vastzetten van een ladder op een openbare bouwplaats schendt de zorgplicht voor de veiligheid van anderen. ### 2. Toetsing aan zorgvuldigheidsnormen - Het gedrag van de dader wordt beoordeeld aan de hand van **zorgvuldigheidsnormen** die in de gegeven situatie van toepassing zijn. - Zorgvuldigheidsnormen kunnen voortvloeien uit: - **Wettelijke voorschriften**: Zoals verkeersregels of veiligheidsvoorschriften. - **Professionele standaarden**: Zoals gedragsregels in een bepaald beroep (bijv. medische protocollen). - **Algemene maatschappelijke normen**: Redelijk gedrag dat van iedereen mag worden verwacht. ### 3. Risico's nemen: Toegestaan versus ongeoorloofd - Het nemen van risico's is in het dagelijks leven soms onvermijdelijk en niet per definitie strafbaar. - **Ongeoorloofde risico's**: - Wanneer risico's buitenproportioneel zijn of de dader een zorgvuldigheidsnorm schendt, kan dit strafbaar zijn. - **Voorbeeld**: Het overschrijden van de snelheid in een drukke woonwijk zonder rekening te houden met spelende kinderen. ### 4. Aanmerkelijkheid: Grove schuld - De **aanmerkelijkheid** van de onvoorzichtigheid is essentieel voor strafbaarheid: - Het verschil tussen het feitelijke gedrag van de dader en wat de zorgplicht vereist, moet **aanzienlijk** zijn. - Het gaat hier om **grove nalatigheid** of **grove schuld**: gedrag dat ver afwijkt van wat redelijkerwijs verwacht mag worden. - **Voorbeeld**: Een machinist die tijdens het rijden berichten op zijn telefoon leest, terwijl hij verantwoordelijk is voor passagiers. De verwijtbaarheid ------------------ ### Voorwaarde voor verwijtbaarheid - Verwijtbaarheid ontstaat pas als iemand **niet voldoet aan zijn zorgplicht** (bij voorzienbare gevaren) én **in staat was anders te handelen**. - Dit betekent dat het handelen of nalaten vermijdbaar moet zijn geweest. - Zonder een reële mogelijkheid om zorgvuldiger te handelen, ontbreekt de verwijtbaarheid. ### Ontbreken van verwijtbaarheid - **Redelijkerwijs niet anders kunnen handelen**: Verwijtbaarheid ontbreekt wanneer de betrokkene door bijzondere omstandigheden geen andere keuze had. - **Schulduitsluitingsgronden** kunnen verwijtbaarheid wegnemen, zoals: - **Psychische overmacht**: De dader handelde door een onweerstaanbare drang. - **Overmacht in de zin van noodtoestand**: Het gedrag werd gerechtvaardigd door een noodsituatie. - **Afwezigheid van alle schuld (AVAS)**: De dader had een verschoonbare onwetendheid of vergissing. Opzet ===== Opzet betekent willens en wetens handelen. Dit houdt in dat een verdachte bewust bepaalde handelingen uitvoert en de gevolgen daarvan wil of accepteert. Het is niet altijd expliciet opgenomen in een wetstekst, maar wordt vaak geformuleerd als 'opzettelijk' of 'wetende dat'. Soms volgt de aanwezigheid van opzet uit de aard van het delict, zoals bij dwingen, mishandelen of aanzetten tot haat. Er zijn nuances in hoe opzet binnen delictsomschrijvingen wordt toegepast: 1. **Geobjectiveerde bestanddelen**: Hierbij ziet het opzetvereiste niet op alle bestanddelen van de delictsomschrijving. Dit blijkt vaak uit de plaatsing van het bestanddeel vóór de formulering van het opzetvereiste. 2. **Gekwalificeerde delicten**: Het opzetvereiste ziet niet op het gevolg, maar op de handeling zelf. - Voorbeeld: Artikel 302 lid 2 Sr (zware mishandeling met de dood tot gevolg). Hier hoeft opzet op de dood niet bewezen te worden, omdat de doodslagbepaling dit al dekt. 3. 'Oogmerk' en 'wetende dat' beheersen meestal niet de hele delictsomschrijving maar slechts één of enkele bestanddelen. - Voorbeeld: diefstalbepaling ex artikel 310 Sr oogmerk ziet enkel op de wederrechtelijke toe-eigening. Boos opzet ---------- **Boos opzet** houdt in dat een verdachte niet alleen willens en wetens handelt, maar ook wetens de strafwet overtreedt en dit wil. Dit type opzet is vooral van toepassing bij delicten die evident grensoverschrijdend zijn naar maatschappelijke maatstaven. - **Kenmerken**: - Verdachte handelt met volledige wetenschap van de strafbaarheid. - Dit moet in elke zaak bewezen worden, wat in de praktijk vaak lastig is. - **Voorbeeld**: - Artikel 282 Sr: Opzettelijke vrijheidsberoving. Het handelen is zo ernstig dat boos opzet vaak evident is. Kleurloos opzet --------------- Kleurloos opzet beperkt zich tot het willen en wetens uitvoeren van een handeling, zonder dat bewezen hoeft te worden dat de verdachte wist dat de handeling strafbaar was. - **Hoofdregel**: Er hoeft geen boos opzet te worden bewezen. Dit maakt kleurloos opzet de standaard. - **Voorbeeld**: - Artikel 321 Sr: Iemand die opzettelijk een goed wederrechtelijk toe-eigent handelt kleurloos opzettelijk. De wetenschap van strafbaarheid is hier niet vereist. ### Vergelijking boos versus kleurloos opzet: Boos opzet Kleurloos opzet ------------------------------------------------ ----------------------------------------------------------------- Weten en willen handelen tegen de wet. Weten en willen handelen, los van wetenschap van strafbaarheid. Is een beschuldiging. Is een constatering. Meer bewijslast voor de officier van justitie. Lagere bewijslast voor opzetvereiste. **Waarom de wetgever voor kleurloos opzet kiest**: Als boos opzet standaard zou zijn, zou het OM in iedere zaak moeten bewijzen dat de verdachte wist dat het handelen strafbaar was. Dit is praktisch onhaalbaar. Daarom kijkt de rechter vooral naar: - Omstandigheden. - Gedragingen van de verdachte. - Algemene ervaringsregels. Gradaties van opzet =================== Opzet kent vier gradaties, waarbij altijd geldt dat de verdachte willens en wetens handelt. De verschillen liggen in hoe bewust een verdachte de gevolgen heeft gewild of voorzien. 1. **Opzet als bedoeling**: - De verdachte handelt bewust volgens een plan of voornemen en men streeft doelbewust een gevolg (materieel omschreven delict) of voltooiing van een handeling (formeel omschreven delict) na. - Het gevolg hoeft niet daadwerkelijk in te treden. 2. **Opzet als zekerheidsbewustzijn**: - Verdachte handelt primair met het oog op een bepaald gewenst gevolg, terwijl een ander -- strafbaar -- gevolg, hoewel niet primair bedoeld, wel uit die handeling zo noodzakelijkerwijze (eigenlijk zo zeker) voortvloeit dat de verdachte daarvan het bewustzijn ***moet*** hebben gehad. - We volstaan hierbij met het constateren van een overtuiging die in het maatschappelijk verkeer door de omstandigheden voldoende wordt gerechtvaardigd om te kunnen spreken van noodzakelijkheid of zekerheid. 3. **Opzet als waarschijnlijkheidsbewustzijn**: - De handeling van een verdachte leidt tot een bepaald -- strafbaar -- gevolg, maar dit is noch het primair gewilde gevolg, noch een noodzakelijk aan die handeling verbonden gevolg. - Verdachte kan hooguit de waarschijnlijkheid voorzien dat het gevolg waarom het hem in eerste instantie niet te doen is, wel uit zijn handeling zou kunnen voortvloeien. - **Voorbeeld**: Een automobilist die vlucht voor de politie en fietsers aanrijdt, accepteert de kans op slachtoffers. 4. **Voorwaardelijk opzet**: - Vereist: 1. **Risicocomponent**: Er is een aanmerkelijke kans op een strafbaar gevolg. 2. **Kenniscomponent**: De verdachte weet van deze kans. 3. **Wilscomponent**: De verdachte accepteert deze kans. - **Voorbeeld**: De eigenaar van bijtgrage honden laat ze los, ondanks waarschuwingen en eerdere incidenten. Hij aanvaardt de reële kans op een nieuwe aanval. **Rechtsregel uit HR 29 mei 2018**: Een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid is voldoende om een aanmerkelijke kans aan te nemen. Deze kans mag niet \"denkbeeldig te verwaarlozen\" zijn. voorwaardelijk opzet ==================== risicocomponent --------------- De risicocomponent is een van de drie kernvereisten voor het aannemen van **voorwaardelijk opzet**. Het gaat om de aanwezigheid van een aanmerkelijke kans op een strafbaar gevolg of een strafbare omstandigheid. Deze kans moet voldoende concreet en voorzienbaar zijn, afhankelijk van algemene ervaringsregels en de omstandigheden van het geval. ### Kenmerken van de risicocomponent 1. **Aanmerkelijke kans**: - Een strafbaar gevolg of een strafbare situatie moet zich waarschijnlijk voordoen. - De kans moet niet verwaarloosbaar of hypothetisch zijn; ze moet in de gegeven omstandigheden reëel en voorzienbaar zijn. 2. **Afhankelijkheid van ervaringsregels**: - De inschatting van de aanmerkelijke kans berust vaak op algemene ervaringsregels. Dit houdt in dat er een algemeen bekende logische samenhang bestaat tussen een handeling en het gevolg. - **Voorbeeld**: Het rijden met extreem hoge snelheid in een woonwijk brengt een aanmerkelijke kans op een ernstig ongeval met zich mee. 3. **Specifieke omstandigheden van het geval**: - De context van de handeling kan de beoordeling van de kans beïnvloeden. Hierbij spelen onder andere de aard van de verrichte gedraging en de achtergrond van de verdachte een rol. - **Voorbeeld**: Een verdachte laat giftige stoffen in een rivier lozen. Door de locatie en samenstelling van de stoffen is er een aanmerkelijke kans dat vispopulaties in de omgeving sterven. 4. **Reële mogelijkheid**: - Het risico moet een reële mogelijkheid zijn, niet een abstract hypothetisch scenario. Dit wordt afgeleid uit de feiten en omstandigheden van de zaak. - De Hoge Raad benadrukt dat de kans niet \"denkbeeldig verwaarloosbaar\" mag zijn (HR 29 mei 2018). #### Relevante voorbeelden uit jurisprudentie **Beoordelingskader voor aanmerkelijke kans** Bij de beoordeling van de risicocomponent kijkt de rechter naar: 1. **De gedragingen van de verdachte**: - Wat heeft de verdachte feitelijk gedaan of nagelaten? - In hoeverre kon de verdachte de gevolgen van zijn handelingen voorzien? 2. **De context van de situatie**: - Was er sprake van eerdere waarschuwingen, risicoanalyses of een specifieke deskundigheid bij de verdachte? - Is er sprake van omstandigheden die het risico groter of kleiner maken? Bijvoorbeeld het loslaten van bijtgrage honden na eerdere incidenten. 3. **De aard van de kans**: - Hoe groot is de kans dat het gevolg optreedt? - Is het risico algemeen bekend of behoort de verdachte hier vanuit zijn positie kennis van te hebben? ### Verschil met schuldcomponent Het onderscheid tussen de risicocomponent bij voorwaardelijk opzet en het risico dat bij schuld wordt vereist, zit in de bewustheid: - **Voorwaardelijk opzet**: De verdachte weet van de aanmerkelijke kans en accepteert die. - **Schuld**: De verdachte had de kans kunnen en moeten voorzien, maar deed dat niet. Kenniscomponent bij Voorwaardelijk Opzet ---------------------------------------- De kenniscomponent is een van de vereisten voor het aannemen van voorwaardelijk opzet. Het houdt in dat de dader zich bewust moet zijn van de **aanmerkelijke kans** dat zijn gedraging leidt tot een strafbaar gevolg of een strafbare omstandigheid. Dit bewustzijn kan blijken uit directe kennis van de dader of worden afgeleid uit feiten en omstandigheden die voor een redelijk persoon evident zijn. **Vereisten voor de Kenniscomponent** 1. **Bewustzijn van de aanmerkelijke kans**: De dader moet weten dat zijn handelen of nalaten gepaard gaat met een aanzienlijke kans op het gevolg. 2. **Feiten van algemene bekendheid**: Als een gedraging duidelijk risico\'s met zich meebrengt, mag aangenomen worden dat de dader zich hiervan bewust was, tenzij het tegendeel blijkt. 3. **Casusafhankelijkheid**: Per situatie wordt beoordeeld of het risico zodanig evident was dat de dader er niet omheen kon. Wilscomponent bij Voorwaardelijk Opzet -------------------------------------- De wilscomponent is een cruciaal element voor het aannemen van voorwaardelijk opzet. Het vereist dat de dader de **aanmerkelijke kans** op een strafbaar gevolg niet alleen bewust heeft onderkend (kenniscomponent), maar deze ook daadwerkelijk heeft **aanvaard**, ofwel **op de koop heeft toegenomen**. Dit betekent dat de dader, ondanks zijn bewustzijn van het risico, ervoor kiest de gedraging uit te voeren. **Kenmerken van de Wilscomponent** 1. **Aanvaarding van het risico**: De dader moet de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust accepteren of het risico willens en wetens nemen. Dit kan blijken uit de houding en keuzes van de dader in de context van zijn gedragingen. 2. **Doelbewuste keuze**: De dader geeft prioriteit aan het doel dat hij met zijn gedraging wil bereiken, ook al brengt deze gedraging een risico met zich mee voor een beschermd rechtsgoed. 3. **Weerstand tegen psychische hindernis**: De dader wordt verweten dat hij het besef van het risico, dat als een psychische drempel had moeten fungeren, heeft genegeerd of bewust heeft overwonnen. **Toepassing in rechtspraak** - **Porsche-arrest**:\ In dit arrest vernietigde de Hoge Raad het oordeel van het Hof omdat het aannemen van voorwaardelijk opzet nadere motivering vereiste. De bestuurder van een Porsche reed met hoge snelheid een inhaalmanoeuvre af, die resulteerde in een fatale botsing. Voorwaardelijk opzet op de dood van anderen en op de eigen dood zou aannemen, vereiste uitleg waarom de dader een dergelijk risico op de koop toe nam. - **Afgebroken inhaalmanoeuvres**: Hieruit kon worden afgeleid dat de bestuurder in zijn voorstelling dacht de botsing te kunnen vermijden, wat pleitte tegen het aannemen van aanvaarding van de aanmerkelijke kans. Samenvatting kernbegrippen: =========================== - **Boos opzet**: Weten dat het strafbaar is en toch handelen. - **Kleurloos opzet**: Willens en wetens handelen, zonder strafbaarheidsbesef. - **Voorwaardelijk opzet**: Aanvaarden van een aanmerkelijke kans. - **Schuld**: Nalaten van voorzichtigheid en voorzienbaarheid. In strafzaken blijft het cruciaal om vanuit gedragingen en omstandigheden de intentie en bewustzijn van de verdachte af te leiden. Hoorcollege 3 Causaliteit =========== **Wat is het causale verband?** Een causaal verband betreft het bewijs dat een bepaald gevolg is ingetreden door een specifieke gedraging van een persoon, en dat de onderlinge afhankelijkheid tussen gebeurtenissen zodanig is dat: - Bij het ontbreken van één van deze gebeurtenissen, onder dezelfde omstandigheden, het gevolg niet zou zijn ingetreden. Belangrijke elementen van causaliteit: -------------------------------------- 1. **Bewijs van de gebeurtenis:** Het gevolg moet aantoonbaar zijn. 2. **Gedraging van de verdachte:** Een specifieke handeling moet de oorzaak zijn. 3. **Afhankelijkheid van gebeurtenissen:** De reeks gebeurtenissen is met elkaar verbonden en het weglaten van één van deze schakels zou de uitkomst veranderen. 4. **Oorzaak-gevolg relatie:** - **Oorzaak:** Wat het gevolg veroorzaakt. - **Gevolg:** Wat er gebeurt als resultaat van die oorzaak. **Voorbeeld:** - **Gedraging:** Wel alcohol drinken en toch autorijden. - **Gevolg:** Een botsing veroorzaken, met als uiteindelijke gevolg een dodelijk slachtoffer. **Wat wil je vaststellen bij causaliteit?** 1. **Heeft de verdachte het strafbare feit daadwerkelijk begaan?** 2. **Heeft de verdachte feitelijk de gedraging verricht?** 3. **Kan het strafbare gevolg redelijkerwijs worden toegerekend aan de verdachte?** Causaliteitsleer ---------------- **Waar staat causaliteit beschreven?** - Niet expliciet in de wet. - Uitgewerkt in jurisprudentie (rechtspraak). - Verschillende theorieën over causaliteit; thans heersende leer: **Redelijke toerekening**. **Wanneer wordt causaliteit relevant?** In de meeste gevallen volgt het gevolg logisch op de gedraging, maar problemen ontstaan bij: 1. **Externe factoren:** Bijvoorbeeld medische fouten of natuurrampen. 2. **Tijdverloop:** Lange tijd tussen oorzaak en gevolg. 3. **Meerdere oorzaken:** Wanneer meerdere factoren samen leiden tot een gevolg. 4. **Complexe causale ketens:** Meerdere schakels in een keten van gebeurtenissen. 5. **Medeveroorzaking door het slachtoffer:** Wanneer het slachtoffer deels heeft bijgedragen aan het gevolg. 6. **Latere omstandigheden:** Bijvoorbeeld medische missers of andere externe gebeurtenissen. Letale longembolie-arrest ========================= **Casus:** - Een verdachte veroorzaakte een botsing waarbij het slachtoffer ernstig gewond raakte. - Het slachtoffer overleed twaalf dagen later aan een longembolie, ontstaan door trombose als gevolg van langdurige bedrust. - De verdediging stelde dat het overlijden niet causaal was, omdat de verdachte geen controle had over de medische complicaties. **Rechtsvraag:** - Was er een causaal verband tussen de botsing en het overlijden van het slachtoffer? **Oordeel HR:** - De Hoge Raad oordeelde dat het overlijden redelijkerwijs aan de verdachte kon worden toegerekend (**redelijke toerekening**), ondanks de complexiteit van de medische situatie. - Het letsel dat leidde tot de noodzaak van bedrust was een rechtstreeks gevolg van de botsing. Dit maakt de verdachte verantwoordelijk voor de gevolgen. **Vuistregels voor causaliteit (Letale longembolie-arrest):** Rechtsregel uit longembolie-arrest: Redelijke toerekening houdt in dat de gevolgen van een bepaalde daad, die redelijkerwijs kunnen worden toegerekend, schuldig gesteld, van de pleger van die daad heeft verricht 1. **Geen causaal verband:** Als het letsel niet dodelijk is, maar het slachtoffer overlijdt toch, door een omstandigheid waar de verdachte geen invloed op heeft uitgeoefend, spreken we niet van een causaal verband. 2. **Redelijke toerekening:** Wanneer het letsel in beginsel niet dodelijk is, maar door een normale complicatie komt het slachtoffer toch te overlijden, dan kan de dood redelijkerwijs worden toegerekend aan de verdachte. 3. **Dodelijk letsel:** Als er sprake is van een dodelijk letsel, maak het niet uit of er beter, anders of sneller medisch ingrijpen plaats had kunnen vinden. Er is dan sowieso sprake van een causaal verband. Strafuitsluitingsgronden ======================== Strafuitsluitingsgronden zijn redenen waarom een verdachte niet strafbaar is, ondanks dat het feit is begaan. **Categorieën strafuitsluitingsgronden:** 1. **Rechtvaardigingsgronden:** Gedraging is niet strafbaar door de omstandigheden. 2. **Schulduitsluitingsgronden:** Verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden. Overzicht: Rechtvaardigingsgronden ---------------------------------- 1. **Noodweer (Art. 41 lid 1 Sr):** - Verdediging van eigen of andermans lijf, eerbaarheid, of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. - **Voorbeeld:** Zelfverdediging bij een aanval. 2. **Overmacht in de zin van noodtoestand (Art. 40 Sr):** - Conflict tussen plichten waarbij een hogere morele plicht prevaleert. - **Voorbeeld:** Verboden te zwemmen bord negeren om een kind te redden van verdrinking. 3. **Wettelijk voorschrift (Art. 42 Sr):** - Een handeling die is voorgeschreven door de wet is niet strafbaar. - **Voorbeeld:** Politie gebruikt vuurwapen ter aanhouding van een verdachte. 4. **Bevoegd gegeven ambtelijk bevel (Art. 43 lid 1 Sr):** - Handelen in opdracht van een bevoegde autoriteit. - **Voorbeeld:** Politieagent regelt verkeer en stuurt je een eenrichtingsweg in. 5. **Ontbreken materiële wederrechtelijkheid (veearts-arrest):** - Handelen in strijd met de wet, maar toch gerechtvaardigd door een hoger doel. - **Voorbeeld:** Veearts vaccineert dieren zonder toestemming om epidemie te voorkomen. Overzicht: Schulduitsluitingsgronden ------------------------------------ 1. **Ontoerekeningsvatbaarheid (Art. 39 Sr):** - Verdachte heeft geen schuld door een psychische stoornis of aandoening. - **Voorbeeld:** Moord gepleegd in een psychose. 2. **Psychische overmacht (Art. 40 Sr):** - Verdachte handelde onder onmenselijke druk van externe omstandigheden. - **Voorbeeld:** Onder druk gezette tiener pleegt diefstal. 3. **Noodweerexces (Art. 41 lid 2 Sr):** - Overschrijding van grenzen van zelfverdediging door een hevige gemoedsbeweging. - **Voorbeeld:** Je slaat door bij een beroving en verwondt de dader ernstig. 4. **Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel (Art. 43 lid 2 Sr):** - Handelen op grond van een bevel dat afkomstig is van een onbevoegde autoriteit. - **Voorbeeld:** Iemand verkleed als politieagent beveelt je om door rood te rijden. 5. **Afwezigheid van alle schuld (Melk-en-water-arrest):** - Geen strafbaarheid wanneer de verdachte redelijkerwijs niet wist dat hij onjuist handelde. - **Voorbeeld:** Knechten verkochten melk niet wetende dat deze was verdund. **HR 30 juni 2015: Poging tot voorhanden hebben van een vuurwapen (art. 26 Wet Wapens en Munitie)** **Casus:** - Verdachte heeft naar aanleiding van een advertentie voor een vuurwapen telefonisch contact gezocht met de verkoper. Tijdens dit contact stelde hij gerichte vragen over het vuurwapen en de munitie en verklaarde daadwerkelijk interesse te hebben in het kopen ervan. - De verkoper weigerde echter toen bleek dat de verdachte geen vergunning had. - De verdediging stelde dat verdachte zich alleen wilde laten informeren en vrijwillig terugtrad. **Oordeel hof en HR:** - **Hof:** Verdachte heeft door contact op te nemen, vragen te stellen en de wens uit te spreken het wapen te kopen, gedragingen verricht die naar hun *uiterlijke verschijningsvorm* gericht waren op de voltooiing van het delict. Dat de verkoper weigerde, was een omstandigheid buiten de wil van de verdachte. Dit is een strafbare poging. - **HR:** Het oordeel van het hof wordt bevestigd. Het criterium van *uiterlijke verschijningsvorm* is juist toegepast. Ondeugdelijke Poging ==================== Een *ondeugdelijke poging* is een poging die onmogelijk succesvol had kunnen zijn. Er zijn twee soorten: 1. **Absoluut ondeugdelijke poging** - Het gebruikte middel of object is *altijd* ondeugdelijk. - Bijvoorbeeld: - Een vervloeking gebruiken om iemand te doden. - Proberen een reeds overleden persoon te doden. - **Niet strafbaar.** 2. **Relatief ondeugdelijke poging** - Het object of middel zou *onder normale omstandigheden* tot voltooiing leiden, maar door een toevallige omstandigheid niet. - Bijvoorbeeld: - Een wapen blokkeert tijdens het schieten. - Te weinig vergif wordt toegevoegd om iemand te doden. - **Wel strafbaar.** **Voorbeelden:** - **Absoluut ondeugdelijk:** 1. Jantje vervloekt Pietje (kan nooit slagen). 2. Jantje schiet op Pietje, maar deze was al overleden. - **Relatief ondeugdelijk:** 3. Jantje probeert Pietje te schieten, maar het wapen blokkeert. 4. Jantje schiet op Pietje, maar Pietje draagt een kogelvrij vest. Vrijwillige Terugtred (art. 46b Sr) =================================== **Voorwaarden:** 1. **Vrijwilligheid:** De dader moet uit eigen wil stoppen, zonder invloed van externe factoren. 2. **Nieuwe afweging onder dezelfde omstandigheden:** De dader maakt bewust de keuze om niet door te gaan, terwijl er geen obstakels zijn die hem beletten. 3. **Niet strafbaar:** Als aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, is de dader niet strafbaar. **Casus: Otto en Henk (Molotovcocktails):** - Otto en Henk willen woonwagens in brand steken. Otto gooit een molotovcocktail, maar Henk besluit op het laatste moment weg te gaan zonder iets te doen. - **Oordeel:** Henk\'s beslissing lijkt vrijwillig en niet door externe factoren beïnvloed. Dit kwalificeert als vrijwillige terugtred, en hij is daarom niet strafbaar. Casus: Helikopterkaping in Roermond =================================== **Feiten:** - Verdachten hadden een plan om een gedetineerde te bevrijden met een helikopter. - De helikopter zou worden gekaapt bij een tussenstop. De auto's, vluchtauto's met valse kentekens, wapens en een Colombiaanse piloot waren al geregeld. - De politie kwam achter het plan en verstoorde het door de vlucht te annuleren. Toen verdachten later op de kapingslocatie arriveerden, bleven ze in de auto en kwamen niet in actie. **Juridische vragen:** 1. **Was er een strafbare poging tot kaping van de helikopter?** 2. **Was er een strafbare poging tot het bevrijden van een gevangene?** 3. **Was er sprake van strafbare voorbereiding?** **Oordeel rechtbank:** 1. **Vrijspraak poging helikopterkaping:** - Er was geen begin van uitvoering. De verdachten bleven in de auto zitten en maakten geen concrete handelingen die wezen op het daadwerkelijk starten van de kaping. 2. **Veroordeling voorbereiding helikopterkaping:** - De rechtbank oordeelt dat de wapens en munitie bestemd waren voor de kaping. Andere middelen zoals telefoons en auto's speelden geen directe rol in het kapen. 3. **Vrijspraak poging bevrijding gevangene:** - Er was nog geen begin van uitvoering. De bevrijding zou pas plaatsvinden ná de kaping, en die is niet gestart. **Oordeel hof:** 1. **Vrijspraak poging helikopterkaping:** - Het hof sluit zich aan bij de rechtbank. De verdachten hadden nog geen concrete handelingen verricht die wezen op het starten van de kaping. 2. **Veroordeling voorbereiding helikopterkaping:** - Ook hier sluit het hof zich aan bij de rechtbank. 3. **Veroordeling poging bevrijding gevangene:** - Het hof vindt wél dat er sprake was van een strafbare poging. De verdachten hadden gedurende een langere periode handelingen verricht die direct gericht waren op het ontsnappen van de gevangene, zoals het regelen van auto's, een piloot en het gereed houden van een vluchtauto bij de PI. Dit was voldoende concreet om als poging te kwalificeren. Belangrijke Juridische Principes: ================================= 1. **Poging (art. 45 Sr):** - Een poging is strafbaar als er een begin van uitvoering is, zichtbaar in de *uiterlijke verschijningsvormen*, en het delict niet wordt voltooid door omstandigheden buiten de wil van de verdachte. - Geen begin van uitvoering = geen poging. 2. **Voorbereiding (art. 46 Sr):** - Het bezit van middelen die duidelijk bestemd zijn voor het plegen van een ernstig misdrijf (minimaal 8 jaar gevangenisstraf) is strafbaar als voorbereiding. - Niet alle voorbereidingsmiddelen hoeven direct te worden gebruikt voor de uitvoering, maar ze moeten een duidelijke bestemming hebben. 3. **Vrijwillige terugtred (art. 46b Sr):** - Als de verdachte uit eigen wil stopt en niet door externe factoren wordt beïnvloed, is hij niet strafbaar. Hoorcollege 4 **Verdachte** Wie is een verdachte? ===================== Volgens **artikel 27 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)** wordt een persoon aangemerkt als verdachte indien er **uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit**. Dit vormt de juridische basis om iemand als verdachte te beschouwen. Om dit nader te duiden, moet worden voldaan aan de volgende vier cumulatieve voorwaarden: 1. Feiten en omstandigheden ------------------------ - Er moeten concrete feiten of omstandigheden aanwezig zijn die wijzen op betrokkenheid bij een strafbaar feit. - Voorbeelden: - **Aangifte** van een strafbaar feit door een slachtoffer. - **Getuigenverklaring** die een verdachte aanwijst. - **Waarnemingen door bevoegde personen**, zoals politieagenten (bijvoorbeeld gedrag dat lijkt op inbraak of het aantreffen van gestolen goederen). - Dit betekent dat er meer nodig is dan een vaag vermoeden of speculatie. De feiten en omstandigheden moeten specifiek genoeg zijn om de verdenking te onderbouwen. 2. Redelijk vermoeden ------------------ - Het begrip \"redelijk vermoeden\" houdt in dat de feiten en omstandigheden voldoende zijn om bij een objectieve waarnemer het vermoeden te wekken dat de persoon in kwestie een strafbaar feit heeft gepleegd. - Het vermoeden moet gebaseerd zijn op **meer dan de enkele mogelijkheid** dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd. Bijvoorbeeld: - Een verdachte die gezien wordt bij een verlaten woning met een breekijzer kan een redelijk vermoeden oproepen. - Het gaat hier dus om een **afweging van de feiten** en geen willekeurige verdenking. 3. Schuld ------ - In de context van artikel 27 Sv betekent \"schuld\" niet het begrip zoals bedoeld in de juridische leer van strafrechtelijke **schuld** (culpa, verwijtbaarheid), maar simpelweg het \"gedaan hebben\". - Met andere woorden: schuld verwijst hier naar de betrokkenheid van de verdachte bij de strafbare handeling. - Het is niet noodzakelijk om op dit moment vast te stellen of de persoon daadwerkelijk strafrechtelijk verwijtbaar is, maar slechts dat er aanwijzingen zijn dat deze persoon betrokken is bij het strafbare feit. 4. Enig strafbaar feit ------------------- - Artikel 27 Sv stelt dat het redelijk vermoeden moet gaan over \"enig strafbaar feit\". Dit betekent dat het niet per se duidelijk hoeft te zijn welk specifiek strafbaar feit is gepleegd. - Zowel **misdrijven** (ernstige strafbare feiten, zoals diefstal of moord) als **overtredingen** (lichtere feiten, zoals openbare dronkenschap) kunnen de basis vormen voor het aanmerken van iemand als verdachte. - Er hoeft op het moment van verdenking dus geen volledige zekerheid te bestaan over de aard van het strafbare feit. **Gevolgen van de status \"verdachte\"** Wanneer een persoon als verdachte wordt aangemerkt, verleent het Wetboek van Strafvordering aan de bevoegde autoriteiten (zoals politie en het Openbaar Ministerie) specifieke **bevoegdheden** om onderzoek te doen. Enkele van deze bevoegdheden zijn: - **Identiteitsvaststelling** van de verdachte. - **Verhoor** van de verdachte onder bepaalde voorwaarden. - **Fouillering** of onderzoek aan kleding en voorwerpen. - **Inverzekeringstelling** of voorlopige hechtenis, afhankelijk van de ernst van de verdenking. - **Doorzoeking van de woning**, mits een wettelijke grondslag aanwezig is (bijvoorbeeld met toestemming van de rechter-commissaris). Arresten ======== **Dwangmiddelen tegen de vrijheid.\ Welke ken je?** **Vrijheidsbenemende Dwangmiddelen** ![Afbeelding met tafel Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image2.jpg) **Staande houden -- vaststellen identiteit** - **Staande houden** is het minst ingrijpende dwangmiddel tegen de vrijheid. - Artikel 52 Sv bepaalt dat een **opsporingsambtenaar** een **verdachte** mag **staande houden** om zijn **identiteit** vast te stellen. Hij mag de verdachte dus alleen vragen stellen over zijn persoonsgegevens. - De **opsporingsambtenaar** mag de verdachte hierbij kort **vastpakken**. Van de dwangmiddelen die de vrijheid van een verdachte beperken, is staande houden het minst ingrijpend. In artikel 52 Sv staat geschreven wat een opsporingsambtenaar tijdens het staande houden mag doen. Een opsporingsambtenaar mag een verdachte tijdens het staande houden alleen vragen naar zijn persoonsgegevens. Het is de opsporingsambtenaar niet toegestaan om een verdachte tijdens het staande houden vragen te stellen over de betrokkenheid van een verdachte bij het strafbare feit waarvan hij verdacht wordt. Wanneer een opsporingsambtenaar vragen wil stellen over de betrokkenheid van een verdachte bij een strafbaar feit, dan dient hij de verdachte aan te houden. [Aanhouding Staandehouding -- YouTube](https://www.youtube.com/watch?v=AYhU1_oYAxQ) De staande gehouden verdachte is niet verplicht antwoord te geven op de aan hem gestelde vragen. Als de verdachte ervoor kiest toch antwoord te geven, dan doet hij er goed aan zijn eigen gegevens te noemen; als hij een valse naam opgeeft, is hij strafbaar op grond van artikel 435 sub 4 Sr. **Aanhouding, voorgeleiding, ophouding** - Een iets verdergaande dwangmiddel tegen de vrijheid is **aanhouden**. - Bij **ontdekking op heterdaad** mag **iedereen** de **verdachte** aanhouden. Er is sprake van heterdaad wanneer iemand het feit ontdekt terwijl het begaan wordt of onmiddellijk nadat het begaan is. - **Buiten heterdaad** mag de verdachte alleen door de **officier van justitie** worden aangehouden of (als zijn komst niet kan worden afgewacht) door de **hulpofficier**. Kan ook zijn optreden niet worden afgewacht, dan kan aanhouding door een **opsporingsambtenaar** op bevel van de officier van justitie. - **Aanhouding:** Wanneer een opsporingsambtenaar de verdachte vragen wil stellen over het strafbare feit, moet hij de verdachte aanhouden. De opsporingsambtenaar mag hierbij gepast geweld gebruiken. - **Voorgeleiding:** Zodra de verdachte is aangehouden, moet hij zo spoedig mogelijk voor de (hulp)officier van justitie wordt geleid. De (hulp)officier van justitie hoort de verdachte, toetst de rechtmatigheid van de aanhouding en bepaalt of de vrijheidsbeneming van de verdachte mag worden voortgezet. - **Ophouden voor verhoor:** Een verdachte van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, mag maximaal 9 uur worden opgehouden voor verhoor. Voor feiten waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten, geldt een termijn van 6 uur. Een opsporingsambtenaar mag immers tijdens de staandehouding alleen maar naar de persoonsgegevens van de verdachte vragen. Wanneer de opsporingsambtenaar ook vragen wil stellen over het strafbare feit waarvan hij de verdachte verdenkt, zal hij de verdachte moeten aanhouden.  Wanneer de verdachte is aangehouden, moet een opsporingsambtenaar ervoor zorgen dat hij ten spoedigste voor de (hulp)officier van justitie wordt geleid. Bij gelegenheid van die voorgeleiding hoort de (hulp)officier van justitie de verdachte, toetst hij de rechtmatigheid van de aanhouding (was er wel sprake van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit?) en bepaalt hij of de vrijheidsbeneming van de verdachte mag worden voortgezet. Dit gebeurt in beginsel allemaal op een politiebureau; de verdachte wordt dan ook (bijna) nooit voor een officier, maar altijd voor een hulpofficier van justitie geleid. De hulpofficier van justitie is een politieambtenaar die op het politiebureau de taken van de officier van justitie kan waarnemen als de officier van justitie zelf geen tijd heeft.  Bij ontdekking op heterdaad geeft artikel 53, lid 1 Sv aan eenieder de bevoegdheid om een verdachte aan te houden.  Slechts als het optreden van de officier van justitie niet kan worden afgewacht, heeft de hulpofficier dezelfde bevoegdheden als de officier van justitie. Dit staat in artikel 54, lid 2 Sv. Wanneer ook het optreden van de hulpofficier niet kan worden afgewacht, mag volgens het derde lid van artikel 54 Sv een opsporingsambtenaar de verdachte buiten heterdaad aanhouden en moet hij daarna natuurlijk zorgdragen voor de voorgeleiding bij een (hulp)officier van justitie. In beide gevallen dient de hulpofficier van justitie de officier van justitie onverwijld in kennis te stellen van de aanhouding. De aanhouding buiten heterdaad mag alleen geschieden als iemand wordt verdacht van een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Zie kennisclip. Nadat de verdachte is aangehouden en de hulpofficier van justitie bij zijn voorgeleiding de aanhouding rechtmatig heeft geoordeeld en heeft besloten dat de vrijheidsbeneming van de verdachte mag worden voortgezet, mogen de opsporingsambtenaren de verdachte maximaal negen uren ophouden voor verhoor, waarbij de uren tussen 00.00 uur en 09.00 uur niet meegerekend worden. Als de verdachte is aangehouden op verdenking van een strafbaar feit waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten, kan de verdachte maximaal zes uren worden opgehouden voor verhoor. Dit staat in artikel 56a, lid 2 Sv. Deze termijn van negen, dan wel zes uren vangt aan op het moment dat de (hulp)officier van justitie beveelt dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek. **Voorwaarden inverzekeringstelling** - Wanneer de termijn van 9 of 6 uren na aanhouding is verstreken, kan de (hulp)officier van justitie de verdachte voor de **[duur van 3 dagen] in verzekering stellen**. De (hulp)officier van justitie mag dit doen zonder tussenkomst van een rechter. - De voorwaarden voor een inverzekeringstelling zijn: - **Onderzoeksbelang**. Dit kan zijn: voorkomen dat de verdachte contact heeft met getuigen of medeverdachten, het (nader) horen van de verdachte, de noodzaak om getuigen met de verdachte te confronteren, het voorkomen dat de verdachte vlucht en zo het onderzoek belemmert. - Artikel 57 lid 1 Sv - **Voorlopige hechtenis delict**. Het bevel tot inverzekeringstelling wordt slechts verleend bij een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. - Artikel 67 Sv delicten (zie kennisclip voorlopige hechtenis) Wanneer de termijn van negen, dan wel zes uren na de aanhouding is verstreken en nog nader onderzoek noodzakelijk is, kan een verdachte in bepaalde gevallen door de (hulp)officier van justitie voor de duur van drie dagen in verzekering worden gesteld. De (hulp)officier van justitie mag dit besluiten zonder tussenkomst van een rechter. De hulpofficier beveelt bijna altijd dat de inverzekeringstelling op het politiebureau wordt ondergaan. In de eerste plaats stelt artikel 57, lid 1 Sv dat een verdachte alleen in verzekering mag worden gesteld indien dit in het belang van het onderzoek is. De aanwezigheid van het onderzoeksbelang is niet de enige voorwaarde die wordt gesteld aan de mogelijkheid van inverzekeringstelling. De tweede voorwaarde is dat het een relatief ernstig delict moet zijn, waarvan de verdachte verdacht wordt. In beginsel kan alleen tegen mensen die ervan verdacht worden een (relatief) ernstig delict te hebben gepleegd, een bevel tot voorlopige hechtenis worden gegeven. Een limitatieve opsomming van de gevallen waarin een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven, staat in artikel 67 Sv.  Bij dringende noodzakelijkheid kan het bevel tot inverzekeringstelling eenmaal met drie dagen worden verlengd. Van deze mogelijkheid tot verlenging wordt in de praktijk overigens alleen gebruikgemaakt als het echt noodzakelijk is in verband met bepaalde termijnen. **In bewaring & Gevangenhouding** **Vordering inbewaringstelling** - Wanneer de **officier van justitie** de verdachte na de inverzekeringstelling nog langer wil vasthouden, dan kan hij onder bepaalde voorwaarden bij de rechter-commissaris een **vordering tot inbewaringstelling** indienen. - In de **vordering inbewaringstelling** geeft de officier van justitie door middel van een **tenlastelegging** zo nauwkeurig mogelijk aan wat de **verdenking** is en wat de gronden zijn voor de **voorlopige hechtenis**. - Tijdens de **voorgeleiding** bij de **rechter-commissaris** wordt de **verdachte** - bijgestaan door een advocaat -**gehoord** over de vordering van de officier. - Oordeelt de rechter-commissaris dat er sprake is van een **geval van voorlopige hechtenis**, dat er **ernstige bezwaren** tegen de verdachte aanwezig zijn en dat er een **grond** voor voorlopige hechtenis is, dan zal hij de verdachte voor ten hoogste 14 dagen in bewaring stellen. Vordering gevangenhouding - Als de officier van justitie na 14 dagen nog steeds vindt dat er ten minste één grond voor voorlopige hechtenis is, dan zal hij een **vordering tot gevangenhouding** moeten doen om de verdachte langer vast te mogen houden. - De **vordering gevangenhouding** wordt ingediend bij de **strafraadkamer** van de rechtbank, door wie de verdachte wordt gehoord. - Het **bevel gevangenhouding** kan voor ten hoogste **90 dagen** worden gegeven. - Na 90 dagen moet de zaak op een **openbare terechtzitting** worden behandeld. Als het onderzoek op dat moment nog is niet afgerond, is dit een **pro forma** behandeling. De zaak wordt dan niet inhoudelijk behandeld, maar de stand van het onderzoek wordt besproken. Wanneer de officier van justitie van mening is dat de verdachte, ook na afloop van de inverzekeringstelling, nog langer vastgehouden moet worden, dan kan hij onder bepaalde voorwaarden bij de rechter-commissaris een vordering tot inbewaringstelling indienen. In deze vordering geeft de officier van justitie door middel van een tenlastelegging zo nauwkeurig mogelijk aan waarvan hij de verdachte verdenkt en wat de gronden zijn voor de voorlopige hechtenis. Oordeelt de rechter-commissaris dat er sprake is van een geval van voorlopige hechtenis, dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte aanwezig zijn (artikel 67 Sv) en dat er een grond voor voorlopige hechtenis (artikel 67a Sv) is, dan zal hij de verdachte voor ten hoogste veertien dagen in bewaring stellen. Na veertien dagen loopt het bevel tot bewaring af. Als de officier van justitie nog steeds vindt dat er ten minste één grond voor voorlopige hechtenis is, dan zal hij een vordering tot gevangenhouding moeten doen om de verdachte nog langer vast te mogen houden. Deze vordering tot gevangenhouding dient de officier van justitie niet bij de rechter-commissaris in, maar bij de (meervoudige) raadkamer van de rechtbank. Ook omtrent deze vordering wordt de verdachte in beginsel gehoord. Het bevel gevangenhouding kan voor ten hoogste negentig dagen worden gegeven (zie artikel 66 lid 1 Sv). Als de rechtbank het bevel voor een kortere periode geeft, dan kan de officier van justitie maximaal twee keer de verlenging van het bevel gevangenhouding vorderen, mits de totale duur van de gevangenhouding niet boven de negentig dagen uitkomt. Na genoemde termijn van negentig dagen moet de zaak op een openbare terechtzitting worden behandeld. Als het onderzoek op dat moment nog niet afgerond is, noemen we deze behandeling pro forma. Dit houdt in dat de zaak niet inhoudelijk behandeld wordt, maar dat de stand van het onderzoek wordt besproken. De officier van justitie zal in zo'n geval de rechtbank opnieuw vorderen de gevangenhouding te bevelen. Er begint dan een nieuwe termijn van negentig dagen te lopen. ***[Inbeslagname\ \ ]*Inbeslagneming van goederen** - **Inbeslagneming** is het onder zich nemen of gaan houden van een voorwerp ten behoeve van de strafvordering (artikel 134 Sv). - **Inbeslagneming** kan dus zijn: - **Onder zich nemen**: de beslaglegger neemt het goed mee. - **Onder zich houden**: de beslaglegger had het goed al onder zich en neemt het dan in beslag. - Wat is het verschil tussen onder zich nemen en onder zich gaan houden? - Houden: beslaglegger had het al onder zich / het goed al voor een strafbaar feit in beslag had genomen en het beslag wordt omgezet naar beslag ter zake een ander strafbaar feit. - Verbeurdverklaren:  Bij verbeurdverklaring verliest de oorspronkelijk rechthebbende de eigendom van het verbeurd verklaarde voorwerp of vermogensrecht en verkrijgt de staat deze eigendom. **Voorwaarden voor inbeslagname** 1. Voorwerp moet vatbaar zijn voor inbeslagname (**wat**). 2. De beslaglegger moet bevoegd zijn om tot in beslagname over te gaan (**wie**). 1. **Vatbaar voor inbeslagname (art. 94 Sv)** - Vatbaar voor **inbeslagname** zijn: - Voorwerpen die kunnen dienen voor **waarheidsvinding** met betrekking tot het gepleegde strafbare feit. - Voorbeeld: voorwerpen waarop sporen te vinden zijn, zoals een mes of een kledingstuk. - Voorbeeld: voorwerpen waarmee een strafbaar feit is gepleegd, zoals een vuurwapen of een auto - Voorwerpen voor het aantonen van **wederrechtelijk verkregen voordeel** (art. 36e Sr). - Voorwerpen waarvan de rechter de **verbeurdverklaring** kan uitspreken (art. 33a Sr). Dit zijn voorwerpen: - die aan de veroordeelde toebehoren en die (grotendeels) door middel van het strafbare feit zijn verkregen - met betrekking tot welke het feit is begaan - met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid - met behulp van welke de opsporing van het misdrijf is belemmerd - die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd - Voorwerpen die kunnen worden **onttrokken aan het verkeer**. Dit zijn dezelfde voorwerpen als die verbeurd kunnen worden verklaard. Een voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer als het een verboden voorwerp is (art. 36c Sr). Vraag naar welk artikel en of ze het willen voorlezen? **Wederrechtelijk verkregen voordeel aantonen:** Deze verplichting kan worden opgelegd aan de persoon die voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van strafbare feiten. Het betreft dus (financieel) voordeel uit een strafbaar feit. Het ligt op de weg van het OM om te bewijzen dat er sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een strafbaar feit. **Verbeurdverklaring mogelijk:** De **verbeurdverklaring**, ook wel de **verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen en vorderingen**,[^\[1\]^](https://nl.wikipedia.org/wiki/Verbeurdverklaring_(Nederland)) is een vermogenssanctie die de **rechter** in het Nederlandse [strafrecht](https://nl.wikipedia.org/wiki/Strafrecht_(Nederland)) als [bijkomende straf](https://nl.wikipedia.org/wiki/Straf) kan opleggen. Bij verbeurdverklaring verliest de oorspronkelijk rechthebbende de eigendom van het verbeurd verklaarde voorwerp of vermogensrecht en verkrijgt de staat deze eigendom. In artikel 33a Sr wordt bepaald welke voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring zijn. Vereist is dat het gaat om voorwerpen die geheel of gedeeltelijk toebehoren aan de veroordeelde of waarvan de rechthebbende wist, dan wel had kunnen weten dat die voorwerpen in relatie staan tot strafbare gedragingen. Bij de **verbeurdverklaring van voorwerpen:** \- Dit is immers een bijkomende straf welke voor alle voorwerpen opgelegd kan worden. Ook kunnen onroerende zaken verbeurd worden verklaard. - Enkel bij veroordeling mogelijk - kan worden over voorwerpen die nog niet in beslag zijn genomen. - exclusief toebedeeld aan de rechter De **maatregel onttrekking aan het verkeer:** - wordt dus opgelegd ten aanzien van voorwerpen. Het is niet mogelijk om zakelijke en persoonlijke rechten te onttrekken aan het verkeer. Tevens is het niet mogelijk om onroerende zaken aan het verkeer te onttrekken. - Onttrekking aan het verkeer eveneens kan worden uitgesproken bij ontslag van alle rechtsvervolging en bij een vrijspraak. - Moet al in beslag zijn genomen \- OM bevoegd om middels het uitvaardigen van een strafbeschikking voorwerpen aan het verkeer te onttrekken. Onttrekken aan het verkeer: De rechter kan de maatregel \'onttrekking aan het verkeer\' opleggen om gevaarlijke voorwerpen aan het maatschappelijk verkeer te onttrekken. Het in beslag genomen voorwerp wordt dan niet aan de verdachte teruggegeven, maar vernietigd.  **Inbeslagname -- Voorwaarde 2 (wie)** Art. 95 Sv - een ieder mag bij aanhouding voorwerpen die verdachte vervoert in beslag nemen Art. 96 Sv - opsporingsambtenaren bij heterdaad of voorlopige hechtenis mogelijk Art. 104 Sv - Rechter-Commissaris Hoorcollege 5 Procesfasen in een strafzaak ============================ 1. **Verdenking** - Het strafrechtelijk traject start met een verdenking, waarin de verdachte wordt aangemerkt als degene tegen wie een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestaat (**art. 27 Sv**). 2. **Opsporingsonderzoek** - Gericht op het verzamelen van bewijs en feiten omtrent de verdenking. - Het Openbaar Ministerie (OM) beslist na afronding van het onderzoek of vervolging wordt ingesteld of dat er een **sepot** volgt (**art. 167 Sv**). 3. **Inleiding van de strafzaak** - De zaak wordt ingeleid door een dagvaarding, waarin de verdachte wordt opgeroepen voor de zitting (**art. 258 Sv**). - De zaak wordt uitgeroepen bij aanvang van de zitting (**art. 270 Sv**). 4. **Onderzoek ter terechtzitting** - De rechter onderzoekt de zaak inhoudelijk, beoordeelt het bewijs, hoort partijen (OM, verdachte, advocaat) en stelt vragen. 5. **Einduitspraak in eerste aanleg** - De rechter beslist over de zaak met een van de volgende uitspraken: - **Vrijspraak**: onvoldoende bewijs. - **OVAR** (Ontslag van alle rechtsvervolging): het feit is bewezen, maar er zijn redenen om de verdachte niet strafbaar te achten. - **Veroordeling**: het feit is bewezen en strafbaar, de verdachte krijgt een straf opgelegd (**art. 349, 351 en 352 Sv**). 6. **Rechtsmiddelen** - Beide partijen (OM en verdachte) kunnen hoger beroep of cassatie instellen als ze het niet eens zijn met de uitspraak. 7. **Einduitspraak in hoger beroep/cassatie** - Het gerechtshof (hoger beroep) of de Hoge Raad (cassatie) doet uitspraak (**art. 423 en 440 Sv**). 8. **Tenuitvoerlegging van de straf** - Het OM draagt zorg voor de uitvoering van de opgelegde straf of maatregel. 9. **Einde van de tenuitvoerlegging** - Dit markeert de sluiting van de strafzaak, bijvoorbeeld na het uitzitten van een gevangenisstraf of het voltooien van een taakstraf. Dagvaarding ----------- **Wat is een dagvaarding?**\ Een dagvaarding is een officieel document waarin de verdachte wordt opgeroepen om voor de rechter te verschijnen. Het document heeft drie functies: **informeren, beschuldigen, en afbakenen.** **Wanneer wordt de dagvaarding verstuurd?** De dagvaarding moet uiterlijk 10 dagen vóór de terechtzitting aan de verdachte worden betekend (**art. 265 lid 1 Sv**). **Functies van de dagvaarding (art. 258 Sv)** 1. **Informerende functie** - De verdachte wordt geïnformeerd over: - Het bestaan van de strafzaak. - Het feit waarvan hij wordt beschuldigd. - De datum en locatie van de zitting. - Dit geeft de verdachte de mogelijkheid om zich voor te bereiden en een advocaat in te schakelen. 2. **Beschuldigende functie** - In de dagvaarding staat het feit beschreven waarvan de verdachte wordt verdacht. Deze **tenlastelegging**vormt de basis voor de verdediging. 3. **Afgrenzende functie (Grondslagleer)** - De dagvaarding bepaalt de reikwijdte van de strafzaak. - De rechter mag alleen oordelen over feiten die expliciet in de **tenlastelegging** staan beschreven. - De rechter mag niet zelfstandig beslissen dat een ander strafbaar feit (zoals doodslag in plaats van moord) bewezen is, tenzij het OM dit heeft opgenomen in de dagvaarding. ### Geldigheid van de dagvaarding Voor een geldige dagvaarding moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn: 1. **Voldoet de dagvaarding aan de inhoudelijke eisen?** - De tenlastelegging moet voldoen aan de eisen van **art. 261 Sv**: - **Omschrijving van het feit**: een duidelijke en nauwkeurige beschrijving van het strafbare feit. - **Tijd en plaats**: een voldoende specifieke aanduiding van de tijd en plaats van het strafbare feit. - **Wettelijk voorschrift**: de vermelding van de toepasselijke strafbepaling. - Indien de dagvaarding niet aan deze eisen voldoet, kan deze nietig worden verklaard. 2. **Is de dagvaarding geldig betekend?** - De betekening moet ervoor zorgen dat de verdachte daadwerkelijk op de hoogte is van de zitting: - **Persoonlijk** aan de verdachte (**art. 36e Sv**). - **Aan een huisgenoot** of persoon op het adres die de dagvaarding wil aannemen. - Bij **afwezigheid**: betekening aan het laatst bekende woonadres of het OM, met een melding aan de Gemeentelijke Basisadministratie. - **Digitaal** via een erkend digitaal platform als de verdachte digitaal bereikbaar is (**art. 36f Sv**). ### Inhoud van de dagvaarding (art. 261 lid 1 Sv) 1. **Tenlastelegging** - Een nauwkeurige beschrijving van het feit waarvan de verdachte wordt beschuldigd, vaak gebaseerd op de delictsomschrijving in de wet. 2. **Tijd en plaats** - Het strafbare feit moet specifiek aan tijd en plaats gekoppeld zijn zodat de verdachte weet waarop hij zich moet voorbereiden. 3. **Wettelijk voorschrift** - Het strafbare feit moet worden gekoppeld aan een relevante bepaling uit de wet. ### Betekening van de dagvaarding De formele procedure om de verdachte op de hoogte te stellen van de dagvaarding, met verschillende mogelijkheden: 1. Persoonlijke betekening aan de verdachte. 2. Afgifte aan een huisgenoot of ander persoon op het adres. 3. Indien niemand aanwezig is: betekening op het laatst bekende adres. 4. Indien geen adres bekend is: betekening via het Openbaar Ministerie, met een melding aan de gemeentelijke basisadministratie (GBA). 5. **Digitaal betekenen**: indien de verdachte digitaal bereikbaar is, kan de dagvaarding digitaal worden verzonden (**art. 36f Sv**). Beoordeling tijdens de zitting ============================== Tijdens de zitting stelt de rechter twee soorten vragen: 1. **Formele vragen** - Zijn alle procedurele stappen correct doorlopen? - Voorbeelden: - Is de dagvaarding geldig? - Heeft de rechter rechtsmacht? - Is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging? 2. **Materiële vragen** - Betreffen de inhoudelijke beoordeling van de zaak: - **Is het ten laste gelegde feit bewezen?** - **Nee**: vrijspraak. - **Kan het bewezen verklaarde feit worden gekwalificeerd?** - **Nee**: OVAR. - **Is de verdachte strafbaar?** - **Nee**: OVAR. - **Welke straf of maatregel moet worden opgelegd?** Door deze systematische benadering wordt het proces eerlijk en rechtmatig gevoerd. Hoorcollege 6 Herhaling week 5 ================ **Vraag 1** In een geldige dagvaarding zijn in elk geval te vinden: **a) een omschrijving van het ten laste gelegde feit, met daarin de vermelding omstreeks welke tijd en op welke plaats het begaan zou zijn.** b\) het wettelijk voorschrift waarbij het feit strafbaar is gesteld en het exacte tijdsstip waarop het feit is gepleegd. c\) de namen van de verdachte en het slachtoffer. **Vraag 2** Wie bepaalt dat een verdachte wordt gedagvaard? **a) de officier van justitie.** b\) de rechter-commissaris. c\) de rechtbank **Vraag 3** Als de dagvaarding geldig is betekend, maar niet voldoet aan de eisen, gesteld in art. 261 Sv, dan zal de rechter: a. de officier van justitie niet ontvankelijk verklaren. b. de verdachte vrij spreken. c. **de dagvaarding nietig verklaren.** **Vraag 4** Jan van As is alcoholverslaafd. Hij heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, maar zwerft op straat. Als Jan op straat zwerft, valt hij vaak mensen lastig. De officier van justitie besluit Jan te dagvaarden voor overtreding van art. 453 Sr (openbare dronkenschap).\ Aan wie kan de dagvaarding worden uitgereikt? a. alleen aan Jan. b. **aan Jan of aan het OM.** c. aan de postbode. **Vraag 5** De 11-jarige Patrick behoort tot een beruchte jeugdbende te Amsterdam. Tijdens het stichten van een brandje in de buurt van het centraal station van Amsterdam worden een aantal andere leden van de jeugdbende op heterdaad betrapt door politieagent Youssef. Youssef speelt de zaak snel door naar officier van justitie Umit en Umit besluit tot vervolging over te gaan. Ook Patrick ontvangt een dagvaarding met een tenlastelegging die op de juiste manier is toegespitst op het delict brandstichting, terwijl hij kan bewijzen dat hij niet bij de brandstichting aanwezig was. Tot welke einduitspraak zal de rechter komen? a\) nietigheid dagvaarding. **b) niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.** c\) vrijspraak. Procesfasen =========== 1. **Verdenking** (art. 27 Sv): De eerste fase waarin er een verdenking ontstaat dat een strafbaar feit is gepleegd. 2. **Opsporingsonderzoek**: Sepot (art. 167 Rv): Het opsporingsonderzoek wordt verricht door de politie en het OM en kan leiden tot sepot, het niet verder vervolgen van de zaak. 3. **Uitroepen zaak** (art. 270 Sv) en **dagvaarding** (art. 258 Sv): De zaak wordt officieel uitgereikt en het onderzoek gaat van start met een dagvaarding. 4. **Onderzoek ter terechtzitting**: Het onderzoek vindt plaats in de rechtszaal, waar de zaak inhoudelijk wordt behandeld. 5. **Einduitspraak in eerste aanleg** (art. 349a, 351 en 352 Sv): De rechter komt tot een uitspraak in de eerste instantie. 6. **Rechtsmiddelen**: De mogelijkheid om in hoger beroep of cassatie te gaan tegen de uitspraak. 7. **Einduitspraak in hoger beroep / cassatie** (art. 423 en 440 Sv): Het oordeel van het hof of de Hoge Raad. 8. **Tenuitvoerlegging**: Het uitvoeren van de opgelegde straf. 9. **Einde tenuitvoerlegging**: De voltooiing van de straf. Deel 1 -- Bewijsmiddelen en Motivering ====================================== - **Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid** behoeven geen bewijs. - Als wettige bewijsmiddelen worden alleen erkend: 1. Eigen waarneming van de rechter; 2. Verklaringen van de verdachte; 3. Verklaringen van een getuige; 4. Verklaringen van een deskundige; 5. Schriftelijke bescheiden. - **Voorwaarde**: De waarneming moet op het onderzoek ter terechtzitting zijn gedaan, zodat de officier van justitie en de raadsman dezelfde waarneming kunnen doen. - **Gebruik**: De rechter kan in beslag genomen goederen, foto's, plattegronden en (bewakings)videobeelden als bewijsmiddel gebruiken. - Ook kan de rechter bijvoorbeeld een verkeerssituatie beoordelen (art. 318 Sv). - **Let op**: Dit geldt niet voor verklaringen die tijdens de terechtzitting worden afgelegd. 2. Verklaring van de verdachte (art. 341 Sv): ============================================= - Verklaring van de verdachte wordt verstaan als zijn opgave van feiten of omstandigheden, hem uit eigen wetenschap bekend. - **Beperkingen**: De rechter mag de verklaring van de verdachte niet uitsluitend gebruiken als bewijs voor de bewezenverklaring. Er moet ten minste één ander wettig bewijsmiddel zijn. - **Mogelijkheden**: - Bekentenis: Kan bijdragen aan de bewezenverklaring, maar vereist aanvullend bewijs. - Zwijgen: Mag niet tegen de verdachte gebruikt worden, tenzij hij belastende omstandigheden niet kan of wil verklaren. - Ontkennen: Kan gedeeltelijk als bewijs worden gebruikt, maar de verklaring mag niet denatureren (de strekking van de verklaring mag niet veranderd worden). 3. Verklaring van de getuige (art. 342 Sv): =========================================== - Een getuige is verplicht om feiten of omstandigheden die hij zelf heeft waargenomen of ondervonden, te verklaren. - **Beperkingen**: De rechter mag het bewijs niet uitsluitend baseren op de verklaring van één getuige (unus testis, nullus testis). - **Getuige a charge**: Door de officier van justitie opgeroepen getuige. - **Getuige a decharge**: Door de verdachte of raadsman opgeroepen getuige. De procedure van getuigenverklaringen ===================================== **Artikel 290 Sv:** 1. **Vaststellen identiteit:** De voorzitter van de rechtbank stelt voorafgaand aan het verhoor de identiteit van de getuige vast. Dit gebeurt volgens de procedure beschreven in artikel 27a, lid 1, eerste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Wanneer er twijfel bestaat over de identiteit van de getuige, kan de voorzitter ook gebruik maken van de methode zoals omschreven in artikel 27a, lid 1, tweede volzin. Artikel 29c, lid 2 is van overeenkomstige toepassing op de getuige, wat betreft de bescherming van hun identiteit, bijvoorbeeld als er sprake is van een bedreigde getuige. 2. **Vaststellen eventueel verschoningsrecht:** De voorzitter onderzoekt of er sprake is van een verschoningsrecht. Hij vraagt de getuige naar zijn beroep en of hij bloed- of aanverwant is van de verdachte, en zo ja, in welke graad. Dit is relevant omdat sommige familieleden van de verdachte zich kunnen beroepen op hun recht om te zwijgen, oftewel hun verschoningsrecht. 3. **Vaststellen eventueel verschoningsrecht (doorgaan met vraag naar beroep):** Als er een gegrond vermoeden is dat het vragen naar de getuigenis in verband met het beroep of familiebanden tot problemen kan leiden (bijvoorbeeld doordat de getuige mogelijk wordt belemmerd in zijn werk of privacy), kan de rechtbank besluiten om dit aspect over te slaan. De rechtbank zal de nodige maatregelen nemen om deze informatie te beschermen. 4. **Beëdigen van de getuige:** Nadat de identiteit en het verschoningsrecht zijn vastgesteld, legt de getuige de eed of belofte af. Dit houdt in dat de getuige verklaart de volledige waarheid en alleen de waarheid te zeggen. Artikel 216a, lid 2 biedt de mogelijkheid om de eed te vervangen door een aanmaning, wat betekent dat de getuige wordt aangespoord de waarheid te spreken zonder een formele eed af te leggen. De artikelen 217 tot en met 220 Sv, die betrekking hebben op de beëdiging, zijn van toepassing op getuigen. De-auditu verklaringen ---------------------- - **Artikel 342 Sv** bepaalt in het eerste lid dat getuigen alleen mogen verklaren over feiten die zij zelf hebben waargenomen of ondervonden. Echter, in het zogenaamde **Auditu-arrest** (1927) heeft de Hoge Raad verklaard dat verklaringen van horen zeggen ('de-auditu verklaringen') onder bepaalde voorwaarden toch als bewijs kunnen worden gebruikt. Dit betekent dat een getuigenverklaring die niet direct een persoonlijke waarneming van de getuige betreft, maar die hij heeft gehoord van anderen, mogelijk toch in een rechtszaak kan worden ingebracht als bewijs. - **Het Auditu-arrest** ging over een man die beschuldigd werd van het uitbuiten van zijn vriendin als prostituee. De verklaring die werd gebruikt, was afkomstig van een getuige die verklaarde te hebben gehoord dat de man zijn vriendin tot prostitutie dwong. De verdediging voerde aan dat deze verklaring van horen zeggen niet als bewijs mocht worden gebruikt, maar de Hoge Raad oordeelde dat het wel degelijk als wettig bewijsmiddel kon dienen. Deskundigenverklaringen ----------------------- - **Artikel 343 Sv** beschrijft dat de verklaring van een deskundige betrekking heeft op de wetenschappelijke of technische kennis van de deskundige. De deskundige kan zijn verklaring doen op basis van onderzoek of ervaring en is verplicht zijn verklaring naar eer en geweten af te leggen. Deskundigen kunnen zowel mondeling verklaren als schriftelijke verslagen indienen. Het verslag van een deskundige wordt beschouwd als een schriftelijk bewijsstuk en kan worden gebruikt in de rechtszaak volgens **artikel 344 Sv**, onder bepaalde voorwaarden. - Deskundigen worden beëdigd, maar in tegenstelling tot getuigen hoeven zij niet te verklaren dat ze de waarheid zullen spreken. In plaats daarvan beloven ze hun taak naar eer en geweten te vervullen (zoals beschreven in **artikel 299 Sv**). Schriftelijke bescheiden ------------------------ - **Artikel 344 Sv** beschrijft verschillende soorten schriftelijke bescheiden die als bewijs kunnen dienen, waaronder proces-verbaal van opsporingsambtenaren en verslagen van deskundigen. Deze documenten worden gezien als wettelijke bewijsmiddelen als ze voldoen aan de eisen van de wet. Voorbeelden van schriftelijke bescheiden zijn: 1. **Proces-verbaal**: Officiële documenten opgesteld door politie en andere bevoegde instanties die feiten en omstandigheden vastleggen die zij zelf hebben waargenomen. 2. **Verslagen van deskundigen**: Schriftelijke rapporten die een deskundige heeft opgesteld na het uitvoeren van een onderzoek, bijvoorbeeld een forensisch rapport. 3. **Officiële documenten**: Documenten die door overheidsinstanties zijn opgesteld, zoals een verklaring van overlijden of een uitkeringsbewijs. 4. **Andere documenten**: Dit kunnen documenten zijn die in verband staan met andere bewijsmiddelen, zoals foto\'s, kassabonnen of persoonlijke brieven. Het Vonnis ========== - **Artikel 357 Sv** vereist dat in een vonnis minimaal de volgende gegevens worden opgenomen: 1. Gegevens van de verdachte, inclusief naam, geboortedatum, beroep en woonplaats. 2. Gegevens van de rechters die het vonnis hebben gewezen. 3. De datum waarop de uitspraak is gedaan. 4. De tenlastelegging en de vordering van de officier van justitie. 5. De einduitspraak en de motivering daarvan. 6. De beslissing met betrekking tot bewijs en straf moet altijd gemotiveerd worden. - Het vonnis moet de motivering bevatten over waarom het bewijs wordt geaccepteerd en welke strafmaat wordt opgelegd. Dit helpt te begrijpen hoe de rechter tot zijn beslissing is gekomen, waardoor het voor partijen duidelijk is op welke gronden de uitspraak is gebaseerd. Rechtsmiddelen ============== Er zijn **gewone rechtsmiddelen** en **buitengewone rechtsmiddelen**: - **Gewone rechtsmiddelen**: 1. **Hoger beroep**: Kan worden ingesteld door zowel de verdachte als de officier van justitie tegen een vonnis. Het hoger beroep moet binnen twee weken na de uitspraak worden ingesteld (zie **artikel 408 Sv**). 2. **Cassatie**: Kan worden ingesteld als er bezwaren zijn tegen de rechtspraak op basis van juridische fouten. - **Buitengewone rechtsmiddelen**: 3. **Herziening**: Dit is mogelijk voor onherroepelijke uitspraken wanneer nieuwe feiten aan het licht komen. 4. **Cassatie in het belang der wet**: Dit kan worden ingesteld om juridische fouten te corrigeren zonder dat de specifieke zaak opnieuw wordt behandeld. De termijn voor het instellen van hoger beroep is vastgelegd in **artikel 408 Sv**, wat inhoudt dat partijen binnen veertien dagen na de uitspraak moeten reageren. De termijn kan beginnen vanaf de dag van de uitspraak of wanneer de betrokkenen op de hoogte zijn van de uitspraak. Straf(proces) recht Responsiecollege Poging en de straffen die daarop hangen: ======================================== - **Rechtsvoorwaarden voor poging:** - Artikel 45 lid 1 Sr: Dit bepaalt de rechtsvoorwaarden voor de strafbaarheid van poging. Om sprake te zijn van poging moet er sprake zijn van een begin van uitvoering van het misdrijf. - Artikel 46b Sr: Hier wordt geregeld dat de poging tot een misdrijf niet altijd dezelfde straf met zich meebrengt als de voltooide misdaad. De rechter kan de straf milderen. - **Straf voor poging:** - Poging tot een misdrijf is strafbaar. - De straf voor poging is maximaal **1/3 van de maximumstraf** die geldt voor het voltooide misdrijf (bijvoorbeeld voor poging tot moord is het strafmaximum lager dan voor de voltooide moord). - **Arresten behorend bij poging:** Er zijn verschillende arresten die de criteria voor poging verduidelijken. Bij deze arresten wordt met name gekeken naar het **begin van uitvoering** van het misdrijf en hoe het zich **openbaart** (hoe het zichtbaar wordt). - **Cito-arrest (ECLI:NL:HR:1978:AC6373)**: Dit arrest gaat over de vraag of er sprake is van een begin van uitvoering van een misdrijf. Bijvoorbeeld wanneer de verdachte een pand nadert met een bivakmuts op om in te breken, wat wijst op de opzet om het misdrijf te plegen. - **Grenswisselkantoorarrest (ECLI:NL:HR:1987:AC0501)**: Dit arrest bespreekt de vraag of de verdachte al in de fase van poging verkeert wanneer hij in de auto blijft zitten zonder verder in actie te komen. Het arrest verduidelijkt de grens tussen poging en voorbereiding. - **Videodozenarrest (ECLI:NL:HR:1992:ZC8475)**: Dit arrest gaat over het moment waarop iemand zich schuldig maakt aan poging tot een misdrijf in plaats van voorbereiding. Het betrof een situatie waarin iemand betrokken was bij de verkoop van valse goederen, maar nog niet het misdrijf zelf had uitgevoerd. - **HR 30 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1769)**: Dit arrest geeft meer uitleg over de criteria van poging in de context van georganiseerde misdaad en de uitvoering van een delict. Verschil tussen ontvankelijkheid van de OvJ, ontslag van alle rechtsvervolging, vrijspraak & sepot: =================================================================================================== - **Ontvankelijkheid van de OvJ:** - Dit betreft **formele vragen** die de rechter moet beantwoorden voordat de inhoud van de zaak wordt behandeld. Het gaat bijvoorbeeld om de vraag of de rechter bevoegd is om de zaak te behandelen, of de verdachte vervolgbaar is, en of de OvJ ontvankelijk is. - Voorbeelden: Schending van de goede procesorde, verjaring van het feit, of een vormfout in de vervolging. - **Uitspraak**: De OvJ wordt niet ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder kan worden vervolgd. - **Materiële vragen:** - Dit heeft te maken met de inhoud van de zaak en de vraag of het feit bewezen kan worden. In dit geval kan het gaan om een **OVAR (Ontslag van alle rechtsvervolging)** of een **vrijspraak**. - **Sepot**: Wanneer het Openbaar Ministerie besluit om de zaak niet verder te vervolgen. Dit wordt bepaald op basis van het **opportuniteitsbeginsel**. - **Opportuniteitsbeginsel**: - Dit houdt in dat het aan de OvJ is om te beslissen of het kansrijk is om een verdachte te vervolgen. De OvJ bepaalt of de zaak moet doorgaan naar de rechter. - Dit kan worden geïnterpreteerd als een soort kosten-batenanalyse, waarbij het OM besluit of vervolging gerechtvaardigd is, afhankelijk van de kans op succes en andere omstandigheden. - Ook is er het **ne bis in idem**-beginsel, wat betekent dat iemand niet twee keer voor hetzelfde feit kan worden vervolgd. - **Uitspraken bij de HR:** - Bij uitspraken door de Hoge Raad is het belangrijk om de **kern van de situatie** en de **rechtsregel** te begrijpen. Dit betekent dat je niet alleen de uitkomst van de zaak moet kennen, maar ook waarom deze uitspraak belangrijk is voor de rechtspraak en hoe deze zich verhoudt tot eerdere gevallen. - **Tip**: Let vooral op waarom het arrest belangrijk is en wat de rechtsregel is die eruit voortvloeit. Betekenissen van het bestanddeel \"wederrechtelijkheid\": ========================================================= - **Element wederrechtelijkheid**: - Dit is één van de **materiële vragen** in het strafrecht, die te maken heeft met de strafbaarheid van een feit. De vraag die hier beantwoord moet worden is of het feit op zich gerechtvaardigd is (bijvoorbeeld door noodweer) of niet. - Als er sprake is van een **rechtvaardigingsgrond**, dan is er geen sprake van strafbaarheid en wordt het **OVAR**(ontslag van alle rechtsvervolging) uitgesproken. - **Bestanddeel wederrechtelijkheid**: - Bij **diefstal** bijvoorbeeld moet bewezen worden dat de verdachte **wederrechtelijk** een goed heeft weggenomen. Dit betekent dat de daad niet gerechtvaardigd kan worden, bijvoorbeeld door toestemming van de eigenaar of andere rechtvaardigingsgronden. - Als **wederrechtelijkheid** niet bewezen kan worden, dan volgt een **vrijspraak**. arresten Letale longembolie arrest ------------------------- - **Casus:** Verdachte nadert in Assen een voorrangsweg. Hij ziet geen verkeer en rijdt met snelheid de kruising over. Plotseling ziet hij een auto naderen en rijdt met zijn busje tegen de auto die voorrang had. Als gevolg van deze botsing wordt de inzittende van de auto opgenomen in het ziekenhuis. Het slachtoffer overlijdt twaalf dagen na het ongeluk in het ziekenhuis, aan het gevolg van een letale longembolie. De letale longembolie ontstond uit trombose die het gevolg was van bedrust die noodzakelijk was na de aanrijding. De raadsman van de verdachte voerde aan dat er geen causaliteit was om zijn client te bestraffen op grond van dood door schuld. - **Rechtsvraag:** Is er een causaal verband tussen de aanrijding veroorzaakt door verdachte en het overlijden van het slachtoffer in het ziekenhuis door letale longembolie? - **Oordeel HR:** De Hoge Raad besliste in dit arrest op grond van redelijke toerekening, en niet op grond van de voorzienbaarheid of de zeldzaamheid van het gevolg. **Redelijke toerekening houdt in dat de gevolgen van een bepaalde daad, die redelijkerwijs kunnen worden toegerekend, schuldig gesteld, van de pleger van die daad heeft verricht.** De kern van dit arrest hield in dat het optreden van een dodelijke longembolie als gevolg van een botsing bekomen letsel, **niet van zodanige aard was dat het overlijden van het slachtoffer redelijkerwijs niet meer als gevolg van de botsing aan de dader zou kunnen worden toegerekend.** Arrest niet behandelde longinfectie ----------------------------------- - **Casus:** De verdachte in deze zaak heeft, na een woordenwisseling met zijn vriendin, een wapen gepakt en op haar geschoten. De kogel heeft het ruggenmerg in de hals van het slachtoffer geraakt. Daardoor kreeg ze een 'hoge dwarslaesie' met het gevolg dat ze vrijwel totaal verlamd was. Ze kon haar handen en benen niet meer gebruiken, had geen gevoel meer en was incontinent. Ze kon zelfs niet meer zelfstandig ademhalen. Als gevolg van haar letsel kreeg zij bovendien een longinfectie. Die longinfectie kon medisch gezien wel behandeld worden, maar zij heeft dat niet toegestaan. - Zelfs met maximale medische ondersteuning zou zij een verkorte levensprognose hebben gehad en zou de kwaliteit van haar leven niet zijn aan te merken als een menswaardig bestaan. Als gevolg van de longinfectie, die ingevolge haar bewuste beslissing niet is behandeld, is zij enkele dagen na de schietpartij overleden. Aan de verdachte is doodslag ten laste gelegd. De vraag was of, op basis van het hier kort samengevatte feitencomplex, geoordeeld kan worden dat verdachte opzettelijk zijn vriendin van het leven heeft beroofd. - **Rechtsvraag:** Welk effect heeft de aan het slachtoffer toekomende keuze, dat verder wordt afgezien van geneeskundige behandeling, op het causale verband dat voor de vaststelling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de verdachte nodig is? - **Oordeel HR:** Het Hof heeft tot uitdrukking gebracht dat de verdachte de omstandigheden in het leven heeft geroepen die het slachtoffer ertoe hebben gebracht de beslissing te nemen af te zien van medische behandeling en dat die **beslissing** **in de keten der gebeurtenissen** **niet een zodanige invloed heeft gebracht, dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs niet meer als gevolg van het handelen van de verdachte aan deze zou kunnen worden toegerekend.** Aanmerkelijke kansarrest ------------------------ **Casus**: Een verdachte wordt in deze zaak vervolgd voor het opzettelijk invoeren van heroïne, een strafbaar feit uit de Opiumwet. De verdachte vliegt naar Amsterdam met twee nieuwe koffers die hij, naar eigen zeggen, geleend heeft van een man. De koffers zijn voorzien van dubbele deksels en bodems, een bekende manier om verboden middelen te smokkelen. De verdachte beroept zich op het ontbreken van opzet. **HR**: het is onaannemelijk dat deze aanpassingen in de koffer niet zijn opgevallen. Door de koffers ondanks deze (door de RB bij verdachte aanwezig veronderstelde) wetenschap, niet aan een nader onderzoek te onderwerpen heeft de verdachte zich, volgens de HR **willens en wetens blootgesteld** aan **de aanmerkelijke kans** dat in beide koffers verdovende middelen waren verborgen Porsche arrest -------------- **Casus**: Een man was met een vriend in zijn Porsche gestapt nadat hij in een kroeg meerdere glazen bier had gedronken. De man reed ongeveer 120 kilometer per uur op een weg waar maximaal 80 kilometer per uur was toegestaan en deed hierbij enkele gevaarlijke inhaalmanoeuvres. Als de man een volgende inhaalmanoeuvre wil doen, gaat het echter mis. De Porsche botst frontaal op een tegenligger. De vier inzittenden van de tegenligger en de vriend van de man komen allen om het leven. De man werd vervolgd voor doodslag, meermalen gepleegd. Rechtsvraag: Is er sprake van **voorwaardelijk opzet** zodat aan het bestanddeel opzet in art. 287 Sr kan worden voldaan? **HR**: Stelt dat de man door zijn handelwijze ook zelf een aanmerkelijke kans had om te komen te overlijden. **Naar ervaringsregels is het niet waarschijnlijk dat een verdachte de aanmerkelijke kans op een frontale botsing, met de kans dat hij zelf zou komen te overlijden, [op de koop toe neemt].** Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de man sommige inhaalmanoeuvres heeft afgebroken, kennelijk omdat hij een botsing wilde vermijden. Nu de man de fatale inhaalmanoeuvre echter niet heeft afgebroken, kan men hieruit afleiden dat hij er kennelijk van uit ging dat deze inhaalmanoeuvre niet tot een botsing zou leiden. De bewezenverklaring van het hof behoeft dus nadere motivering en wordt door de Hoge Raad vernietigd. **Gevolg bewuste schuld.** Corsa arrest ------------ **Casus**: De verbalisanten zagen later de Opel Corsa met een hoge snelheid voorbij rijden. De verbalisanten zetten de achtervolging in. De zwarte Opel Corsa gaf geen gevolg aan het stopteken van de verbalisanten en reed hen voorbij. De zwarte Opel Corsa reed even later richting een kruispunt met hoge snelheid en kwam in botsing met een witte Peugeot. De twee inzittenden van de witte Peugeot overleden beide na de aanrijding. - Verdachte had tenminste 2,1 milligram per milliliter alcohol in zijn bloed en is gaan rijden. - Zat samen met zijn vriendin in de auto. - Is door meerdere getuigen / omstanders gewaarschuwd. - Vijfmaal een transactie betaald en is hij tweemaal veroordeeld voor rijden onder invloed. **Hof**: Niet alleen voor andere weggebruikers een dodelijk gevaar heeft geschapen, maar ook zichzelf en zijn vriendin die naast hem zat aan dat gevaar heeft blootgesteld; de weergegeven feiten laten geen andere conclusie toe dan dat verdachte zelfs bereid was zichzelf en zijn vriendin aan dodelijk letsel bloot te stellen. Voorts: **Uit niets blijkt met welke bedoeling de verdachte in de laatste fractie van een seconde voor de botsing heeft geremd** nu de verdachte zelf zich van de gehele loop der gebeurtenissen niets zegt te herinneren, terwijl remmen onder die omstandigheden geen positief effect meer kon opleveren. **Hij heeft daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat** **hij andere weggebruikers, die niet rekenden op een dergelijk rijgedrag of die, zoals in dit geval, met groen licht een kruispunt overstaken, zou aanrijden en dodelijk zou treffen.** Enkhuizer doodslagarrest ------------------------ **Casus**: Verdachte, een automobilist, had veel te veel gedronken. Hij kwam tijdens het rijden een politiecontrole tegen en probeerde hieraan te ontkomen. Hij probeerde te vluchten en reed met hoge snelheid en gedoofde lichten door de bebouwde kom. Daarbij reed hij drie fietsers aan, waarvan twee kwamen te overlijden. Verdachte verklaarde dat hij zich **koste wat kost** aan de politie wilde onttrekken. Zijn opzet was dus niet gericht op het doden van de fietsers, maar door zijn gedrag **aanvaardde hij wel de aanmerkelijke kans** dat het zo zou aflopen. **HR**: Hier neemt de HR aan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de fietsers het leven zouden verliezen. Hierbij is duidelijk dat de verdachte de **kans op de koop** **toeneemt** en zijn wens de politie te ontlopen zwaarder weegt dan het belang van de slachtoffer. Melk- en waterarrest -------------------- **Casus** Een melkhandelaar verdunde melk met water buiten medeweten van zijn knecht. De knecht verkocht de verdunde melk vervolgens als 'volle melk'. Hierdoor overtrad de knecht, volled

Use Quizgecko on...
Browser
Browser