Taalredactie - Deel 2.8, 2.12, 2.14 - PDF

Summary

Dit document bevat informatie over taalredactie, waaronder richtlijnen voor het gebruik van hoofdletters, voorvoegsels, en de classificatie van woorden. Het behandelt specifieke voorbeelden van grammaticale constructies in het Nederlands, inclusief Engelse leenwoorden en hun integratie in de Nederlandse taal.

Full Transcript

Taalredactie, 2.8, 2.12, 2.14 ============================= *Taalredactie deel 1* [Hoofdletter of kleine letter] Namen van ziekten, aandoeningen en syndromen krijgen een **kleine letter**, bijvoorbeeld mazelen, rodehond, aids. Dat geldt ook voor ziektenamen die teruggaan op een **eigennaam**, bij...

Taalredactie, 2.8, 2.12, 2.14 ============================= *Taalredactie deel 1* [Hoofdletter of kleine letter] Namen van ziekten, aandoeningen en syndromen krijgen een **kleine letter**, bijvoorbeeld mazelen, rodehond, aids. Dat geldt ook voor ziektenamen die teruggaan op een **eigennaam**, bijvoorbeeld asperger, alzheimer. Ook **samenstellingen** met zulke ziektenamen krijgen een kleine letter: alzheimerpatiënt, parkinsonmedicijn. Het gaat hier om **soortnamen**. In woordgroepen als de ziekte van/het syndroom van en de naam van de naamgever wordt de persoonsnaam wel met een hoofdletter geschreven. Er wordt in dat geval nog direct naar de unieke persoon verwezen: de ziekte van Alzheimer, het syndroom van Asperger. Ook in woordgroepen met een aardrijkskundig **bijvoeglijk naamwoord** die naar een ziekte verwijzen, blijft de **hoofdletter** behouden, bijvoorbeeld Spaanse griep [Aaneen of met koppelteken] De voorvoegsels aero, anti, audio, auto, bi, bio, co, contra, macro, micro, mini, multi, neo, pre, pro, proto, pseudo, quasi, semi, socio, vice \... worden vast aan het grondwoord geschreven. Voor de leesbaarheid kan er een facultatief koppelteken na het voorvoegsel staan. Als er klinkerbotsing is, is het koppelteken verplicht. Ook als het eropvolgende woord of woorddeel met een hoofdletter begint, is het koppelteken verplicht. anti-Frans, neoromantiek, vicepremier [schooltaal] +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ | Anatomisch | de impact | Ontraden | | | | | | de auditie | initieel | Prescriptief | | | | | | beamen | integraal | de referent | | | | | | descriptief | monitoren (opvolgen) | sensibiliseren | | | | | | de empathie | morbide | de taxatie | | | | (waardebepaling) | | erudiet | nefast | | | | | taxonomisch | | federaal | onder de knie krijgen | (groeperen?) | | | | | | geen peil op te | onthullen | tolerant | | trekken | | | +-----------------------+-----------------------+-----------------------+ *Engels het nieuwe Latijn 2.8* Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving [Standpunt en argument] Een **standpunt** onderbouw je met een of meerdere **argumenten**. Er bestaan verschillende soorten argumenten. We onderscheiden argumenten op basis van: 1. een feit 2. een oorzaak-gevolgrelatie 3. een voor- of nadeel 4. deskundigheid of autoriteit 5. voorbeelden die dienen als bewijs 6. een vergelijking 7. een kenmerk of eigenschap *Rusteloos 2.12* [Neologisme ] Een **neologisme** is een woord dat nieuw is in een taal en dat gangbaar wordt in het algemene taalgebruik. Neologismen zijn altijd **inhoudswoorden**, woorden die naar iets in de werkelijkheid verwijzen en waarvan je je onmiddellijk een voorstelling kunt maken. Er komen voortdurend nieuwe inhoudswoorden bij. In principe zijn inhoudswoorden onbeperkt in aantal en neologismen dus ook. Heel vaak worden nieuwe woorden of neologismen gevormd door **samenstellingen** te maken van bestaande woorden. Daarbij speelt **taalcreativiteit** meer dan eens een rol. tijgermoeder, boerkabuddy, klimaatklever, knaldrang, helikopterouders [Ontlening en leenwoord] **Ontlening** is het proces waarbij woorden uit een vreemde taal in het Nederlands worden opgenomen. Dergelijke woorden noem je **leenwoorden**. - Bij **directe** **ontlening** kan het resultaat een **vreemd** **woord** zijn (de uitspraak en de spelling blijven behouden) of een **bastaardwoord** (spelling en/of uitspraak zijn vernederlandst of het woord is aangepast van vorm). - junkie, beat, pageturner deleten, seks, intiem - **Indirecte** **ontlening** tref je bijvoorbeeld aan wanneer een vreemd woord gedeeltelijk of helemaal vertaald wordt. Je noemt dat een **leenvertaling**. Een in het Nederlands niet-geaccepteerde leenvertaling noem je een **barbarisme**. - chain smoker = kettingroker [Terug ontlening] **Terugontlening** of **herontlening** is het proces waarbij woorden uit het Nederlands in een vreemde taal worden opgenomen, daar aangepast worden en een andere betekenis krijgen en vervolgens door het Nederlands uit die vreemde taal 'terugontleend' worden, omdat de referent, het concept of voorwerp waarnaar het woord verwijst, niet meer bestaat. boulevard uit Middelnederlandse woord bolwerk = verdedigingswerk [Archaïsme] Een **archaïsme**, soms ook **verdwijnwoord** genoemd, is een term waarmee we een verouderd woord aanduiden dat in onbruik is geraakt, vaak omdat de referent niet meer bestaat. Archaïsmen verdwijnen na verloop van tijd uit het woordenboek, maar niet uit de taal. Ze worden dan deel van de **historische woordenschat** van een taal. Hedendaagse schrijvers gebruiken wel eens archaïsmen als stijlfiguur, om een ironisch effect te bereiken of om de historische realiteit te accentueren. maagschap = familie, meier = baljuw, schepen [woordleemte] Heel veel dingen hebben hun eigen onvervreemdbare naam (jasmijn, kind, stoel \...). Sommige dingen hebben echter geen naam, bijvoorbeeld tien jongeren die om 8 uur 's avonds elk een pak friet bestellen zonder zout, maar met een frikandel en een vleeskroket. Dan is er een **woordleemte** en moeten we **omschrijven**, zoals we hierboven doen. Hoe specifieker iets wordt, hoe meer we onze toevlucht moeten nemen tot omschrijvingen of tot **taal-creativiteit**. Of dat dan echter ooit algemeen goed wordt en in een woordenboek komt, is een andere zaak. Het is ook zo dat sommige talen wel een woord hebben voor bepaalde zaken en andere talen niet. *Wie noemt er nu zijn kind Pinot gris? 2.14* [Onomastiek en antroponymie] De **onomastiek** of **naamkunde** is een tak van de taalkunde die zich bezighoudt met het onderzoek van eigennamen, meer specifiek met de betekenis, de herkomst en de versprei-ding ervan. De **antroponymie** of **persoonsnaamkunde** bestudeert zowel de voornamen als de familienamen. [Oorsprong van familienamen] Familienamen worden onderverdeeld op basis van hun oorsprong. Zo kom je tot vier basisgroepen. **Verwantschapsnamen** - Vadersnamen ontstaan dikwijls door het achtervoegsel -zoon (of -zoone, -soen, -sen, -se, -s \...) aan een mannelijke voornaam toe te voegen. - Florizoone, Willems - Soms wordt een mannelijke voornaam ook zonder achtervoegsel als familienaam gebruikt. - David, Claes - Moedersnamen zijn veel zeldzamer - Mariën, Cleiren (van Clara) - Soms is de familienaam ook afgeleid van familierelaties - Deneve, Demaeght (maeghe betekende in het Middelnederlands 'verwant') **Geografische namen** Dat zijn namen van steden, dorpen, landschappelijke kenmerken \... Vaak zijn deze namen gevormd met van, van de(n), van der of de samentrekking ver-, uit- of uyt- \... Van Parijs, Vermeersch, Vandenbossche, Uyttendaele Om de betekenis van deze namen te achterhalen, moet je vaak gebruikmaken van de **toponymie** of **plaatsnaamkunde**. **Beroepsnamen** Beroepsnamen zijn over het algemeen gemakkelijk te herkennen, behalve als het over oude, niet meer uitgeoefende beroepen gaat. Visser, De Boer, Raemaekers (wielenmaker), Smits **Eigenschapsnamen** Eigenschapsnamen duiden dikwijls een lichamelijk kenmerk aan, een karaktereigenschap of een metafoor vanuit de dierenwereld. De Groote, Magerman, Quaghebeur, Devos (zo sluw, zo rood als een vos) [Oorsprong van voornamen] De oorsprong van bijna al onze voornamen moet je gaan zoeken bij vier basisleveranciers. Vanaf de 18de eeuw werden die basisnamen aangepast aan de mode van de tijd. Vanaf het laatste kwart van de 20ste eeuw doken er evenwel totaal nieuwe voornamen op. **De basisleveranciers** - Voornamen van **Germaanse oorsprong**. Meestal bestaan ze uit twee delen. Ze verwijzen vaak naar moed, wapens, strijdlust, overwinning, roem \... - Boudewijn komt van bald of boud (dapper, stoutmoedig) en win (vriend). De naam betekent dus 'dappere vriend'. Bernard komt van ber en hardu, wat 'dapper als een beer' betekent. - Voornamen van **Keltische oorsprong**. Enkele Keltische voornamen waren in de middeleeuwen populair, omdat ze in ridderverhalen voorkwamen. - Arthur komt van artos. Dat is 'beer' in het Keltisch. - Voornamen van **Bijbels-christelijke oorsprong**. Ze werden populair vanaf de 10de eeuw. - Peter (Petrus), Maarten (Martinus), Katrien (Catharina) - Namen uit de **klassieke oudheid** werden vooral tijdens de renaissance (15de-17de eeuw) populair. - Alexander, Hektor, Achilles, Oktaaf **Modieuze aanpassingen** - Vanaf de 18de eeuw werden **Franse** vormen van de basisnamen zeer populair. Soms werd de schrijfwijze vernederlandst - Louis (Lowie), Henriëtte, Jules (Juul), Armand, Jacques (Jaak) - **Engelse** en **Scandinavische** vormen van de basisnamen werden populair vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw. - Kevin, Kelly, Jimmy, Betty, Nancy, Björn, Lars, Ingeborg **Vreemde namen** Vanaf het laatste kwart van de 20ste eeuw duiken meer en meer **niet-Europese** namen op. Uiteraard zijn de toegenomen migratie en het toegenomen contact met andere culturen (o.a. ook via de media) daar niet vreemd aan. In Brussel is Mohammed sinds enkele jaren een van de populairste jongensnamen. Andere voorbeelden zijn Sofia, Amir en Nour. *Taalredactie 2* ![](media/image2.png) Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image4.png) [Pleonasme] Bij een pleonasme wordt een eigenschap die al onlosmakelijk aan een begrip verbonden is, ook benoemd door een ander woord. Voorbeelden van pleonasmen zijn een houten boomstam, gele boterbloemen, de hete zon en de uiterste limiet. Het gaat meestal om een combinatie van een bijvoeglijk en een zelfstandig naamwoord, maar ook combinaties als weer hervatten, een verbetering ten goede, verplicht zijn autogordels te moeten dragen, in staat zijn een brief te kunnen schrijven en gehandhaafd blijven worden wel pleonastisch genoemd. [Tautologie] Bij een tautologie wordt hetzelfde begrip tweemaal genoemd. Vaak gaat het daarbij om twee bijvoeglijke naamwoorden, twee zelfstandige naamwoorden of twee bijwoorden: gratis en voor niets, daarnaast en ook in één zin. Voorbeelden van tautologieën die vaak als fouten worden gezien: -- Niettemin ben ik toch tevreden. -- We wisten dit reeds weken al. -- Misschien hebben ze wellicht een oplossing. -- Naast bloemen kreeg ik bovendien een boekenbon.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser