Cursus 1-39-16-39 PDF
Document Details
![IlluminatingAluminium1140](https://quizgecko.com/images/avatars/avatar-3.webp)
Uploaded by IlluminatingAluminium1140
Hogeschool
Audrey Vervenne
Tags
Related
- Grondwettelijk recht Cursus Deel III 2023-2024 PDF
- Grondwettelijk Recht Cursus Deel III 2023-2024 PDF
- Deel IV Cursus Grondwettelijk recht 2023-2024 PDF
- Les 7: Geschiedenis van het Belgisch buitenlands beleid (1935-1945) PDF
- Hoofdstuk 1-ziekte (PDF)
- Ziekte- en ongevallenverzekeringen: Examenvragen PDF
Summary
This document outlines the different branches of government in Belgium and their roles. It explores the structure and relationships between the different levels of government, including municipalities, provinces, and communities, and how they interact with each other and with the federal government. The document also details the functions and powers of each branch.
Full Transcript
Deze normen (wetgeving) staan in hiërarchisch verband tot elkaar. Dit betekent dat er een rangorde is tussen hogere en lagere normen. De lagere overheden moeten altijd de norm van de hogere overheid respecteren. 1. De...
Deze normen (wetgeving) staan in hiërarchisch verband tot elkaar. Dit betekent dat er een rangorde is tussen hogere en lagere normen. De lagere overheden moeten altijd de norm van de hogere overheid respecteren. 1. De hoogste norm is de grondwet. Dit betekent dat geen enkele wet mag uitgevaardigd worden die in strijd is met de grondwet. 2. Zowel wetten, decreten als ordonnanties zijn wetgevende akten. Zij staan op gelijke hoogte met elkaar, er is geen sprake van hiërarchie. Wetgevende akten mogen niet in strijd zijn met de grondwet. 3. Deze wetgevende akten krijgen vervolg in uitvoeringsbesluiten. Zowel de gemeenschaps-, gewest-, als federale regering moet de wetgevende akten omzetten in besluiten. Deze mogen niet in strijd zijn met de wetgevende akten (en dus ook niet met de grondwet). 4. De provinciale verordeningen mogen niet in strijd zijn met uitvoeringsbesluiten (en dus wetgevende akten en grondwet). 5. De gemeentelijke verordeningen mogen niet in strijd zijn met provinciale verordeningen (en dus ook niet met uitvoeringsbesluiten, wetgevende akten en de grondwet). Onderstaand schema laat zien dat het parlement en de regering van het Vlaams gewest en van de Vlaamse gemeenschap samengevoegd zijn tot 1 Vlaams Parlement en 1 Vlaamse regering. Dit vereenvoudigt de politieke besluitvorming in vergelijking met de Franstaligen in het zuiden van het land. Zij hebben wél een afzonderlijke gewest- en gemeenschapsoverheid. De instellingen zijn aan Vlaamse r1063132 Audrey Vervenne zijde dus anders gestructureerd dan aan Franstalige zijde. Daarom wordt het Belgische federale model ook wel een asymmetrisch model genoemd3. Wetgevende Macht Uitvoerende Macht Rechterlijke Macht Gemeenten en Steden Gemeenteraad College van burgemeester en Hoven en rechtbanken schepenen Provincie Provincieraad Bestendige Deputatie en Hoven en rechtbanken gouverneur Gemeen- 1. schappen en Vlaams parlement Vlaamse regering Hoven en rechtbanken Gewesten Waalse Gewestraad Waalse gewestregering Franse Franse Gemeenschapsraad Gemeenschapsregering Raad van de Duitstalige Regering van de Duitstalige Gemeenschap Gemeenschap Brusselse Hoofdstedelijke 2. Raad Brusselse Hoofdstedelijke Regering 3 Sinds enkele jaren noemen het Waals gewest en de Franse gemeenschap zich: la Fédération Bruxelles-Wallonie. Deze federatie verenigt de betreffende parlementen en de regeringen. Hoewel de naam anders doet vermoeden zijn de Brusselse gewestbevoegdheden hier niet bij inbegrepen. Mbt Brussel worden enkel de bevoegdheden van de Franse gemeenschap op grondgebied van het Brussels gewest (bv onderwijs, welzijn, …) hieronder begrepen. Deze federatie is echter (nog) niet wettelijk verankerd, daarom blijven we de wettelijke termen gebruiken. V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 14 Wetgevende Macht Uitvoerende Macht Rechterlijke Macht Federale overheid Federaal parlement (Kamer Federale regering (ministers Hoven en rechtbanken van Volks- en staatssecretarissen) en de vertegenwoordigers en koning Senaat) en de koning Europese Europees Parlement Europees Gerecht van Unie Raad van Ministers eerste Aanleg Europese Commissie (Ministers van de Hof van Justitie (kan een verschillende lidstaten) Europese norm vernietigen en een lidstaat veroordelen) r1063132 Audrey Vervenne V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 15 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT 1 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT 1.1 Begrip verzorgingsstaat / welvaartsstaat 1.1.1 Betekenis De maatschappij waarin wij leven en mogen genieten van talrijke overheidsvoorzieningen (gezondheidszorg, onderwijs, welzijnszorg enz.) en financiële tegemoetkomingen (pensioenen, werkloosheidsvergoeding, leefloon enz.), wordt vaak aangeduid met de term ‘verzorgingsstaat’ of ‘welvaartsstaat’. Volgens de socioloog Van Doorn is de verzorgingsstaat de maatschappelijke belichaming van een garantieformule: de samenleving, georganiseerd als nationale staat, waarborgt alle burgers een redelijk bestaan. Daartoe houdt de samenleving, geleid en gestimuleerd door de overheid, een uitgebreid stelsel van voorzieningen in stand die een gevarieerde verzorging van de burgers tot opdracht hebben. Volgens socioloog Thoenes is de verzorgingsstaat een rechtsvorm, die gekenmerkt wordt door een r1063132 Audrey Vervenne op democratische leest geschoeid systeem van overheidszorg, dat zich - bij handhaving van een kapitalistisch productiesysteem - garant stelt voor het collectieve sociale welzijn van haar onderdanen. De Vlaamse professor Herman Deleeck4 kiest voor het begrip ‘welvaartsstaat’, onder meer omdat dit beter aansluit bij het internationale taalgebruik. Vandaar zijn keuze voor de vertaling van het Engelse ‘Welfare state’. De welvaartsstaat kan volgens professor Deleeck omschreven worden als ‘de samenlevingsvorm van sommige rijke geïndustrialiseerde landen waarbij een aantal grondrechten van de burger effectief gewaarborgd worden. Deze grondrechten zijn bedoeld om zijn materiële welvaart en zijn kansen tot ontplooiing te bevorderen. Dit alles gebeurt binnen de parlementaire democratie en met behoud van de vrijemarkteconomische productiewijze’5. Voor ons maatschappijmodel dat we aanduiden met de begrippen verzorgingsstaat of welvaartsstaat, worden vaak nog andere termen gebruikt die telkens een bepaald aspect ervan belichten. Zo heeft men het soms over de overvloedmaatschappij of de consumptiemaatschappij. Ook de postindustriële samenleving, de toebedelingseconomie, de overlegeconomie en de 4 Stichter van het Centrum Sociaal Beleid, auteur van verschillende boeken, waaronder ‘De architectuur van de welvaartsstaat’. Overleden in 2002. 5 Deleeck, H., De architectuur van de welvaartsstaat opnieuw bekeken, Leuven, Acco, 2008, p. 27 V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 16 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT gemengde economie zijn termen die telkens een ander specifiek kenmerk van de welvaartsstaat beklemtonen. Het gaat om kenmerken die soms resulteren in heuse types en variëteiten van welvaartsstaatmodellen. Enkele van die types worden verder in hoofdstuk 2 (Sociale Zekerheid) behandeld. 1.1.2 Kenmerken van de welvaartsstaat De definitie van professor Deleeck – die we verder zullen hanteren - omvat volgende bestanddelen: een hoog welvaartspeil, overheidsoptreden, de effectieve verwezenlijking van wettelijk gewaarborgde grondrechten op sociaal en economisch gebied, het behoud van de vrije markt en het belang van het overleg met en door sociale organisaties en dit alles binnen een democratisch bestel. De welvaartsstaat is dus meer dan een staat waarin welvaart heerst. Het is bovenal een staat die het op zich neemt de welvaart van de burgers te beschermen én waar nodig uit te bouwen. Hoog welvaartspeil Allereerst is er het veronderstelde hoge welvaartspeil. Kenmerkend is de r1063132 Audrey Vervenne hooggeorganiseerde economische ontwikkeling die heeft geleid tot een zeer hoge levensstandaard. Een levensstandaard die slechts voor iedereen toegankelijk is, indien er een zekere spreiding van die welvaart tot stand kan komen. De voorwaarde voor het behouden van die welvaart is voortdurende economische groei en de ermee samenhangende doelstelling van volledige werkgelegenheid. Overheidsoptreden Om die welvaart te spreiden en op die manier de grondrechten van de burger te waarborgen, komt de overheid tussen met een brede waaier van maatregelen. Allereerst is er de sociale zekerheid. Dit is een uitgebreid stelsel van sociale uitkeringen die de financiële zekerheid van burgers helpen waarborgen bij ziekte, werkloosheid, invaliditeit of ouderdom. Over de sociale zekerheid hebben we het in hoofdstuk 2. Daarnaast zijn er de vele vormen van dienstverlening die door de overheid worden georganiseerd, gecontroleerd en/of gesubsidieerd. Die ‘zorgsectoren’ zoals onze gezondheidszorg, ons onderwijs, onze welzijnszorg enz. vormen trouwens de hoofdbrok van deze cursus. Verwezenlijking van De effectieve verwezenlijking van het recht op werk, huisvesting, onderwijs, cultuur en grondrechten inkomen betekent echter meer dan het bestrijden van armoede of het helpen bij tegenslagen. De welvaartsstaat is eerst en vooral gericht op het voorkomen van problemen. Dit gebeurt via het preventief organiseren van de solidariteit (sociale zekerheid) en het uitbouwen van het zorgapparaat (‘sociale instituties’). V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 17 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT Vrije markt en Dit alles gebeurt binnen ons economisch systeem van de vrije markt en zorgt ervoor dat overleg beslissingen tot stand komen op basis van overleg. Het gaat om sociaal overleg tussen de vertegenwoordigers van de ondernemingen, de organisaties die de belangen verdedigen van de burgers (vakbonden, ziekenfondsen, belangengroepen) en de overheid. De uitbouw van de welvaartsstaat is dus niet enkel een taak van de overheid (zie 1.1.3). Binnen democratie De welvaartsstaat is niet autoritair. Het organiseren van de zorg en de sociale zekerheid voor de inwoners is in ons systeem van parlementaire democratie tot stand gekomen, dus via overleg en inspraak. Communistische of andere totalitaire regimes (zoals in Cuba en China) kunnen eventueel een zekere graad van welvaart verschaffen aan hun inwoners, maar het verschil met onze definitie van welvaartsstaat is echter bijzonder groot. 1.1.3 De welvaartsstaat is niet-staats en is verzuild De welvaartsstaat heeft in feite een niet-staats karakter. De sociale organisaties of het ‘middenveld’ (vakbonden, ziekenfondsen, andere belangenorganisaties enz.) spelen een zeer belangrijke rol. r1063132 Audrey Vervenne Enerzijds nemen ze deel aan de besluitvorming over het sociaal beleid. Dit betekent dat ze inspraak hebben bij het totstandkomen van adviezen en wetten. Ze behartigen de belangen van hun leden. Anderzijds hebben ze ook een taak bij de uitvoering van deze wetgeving: ze verlenen diensten en bouwen voorzieningen uit. Betrokken bij Er is geregeld sociaal overleg tussen de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers. besluitvorming Dit tweeledig of paritair overleg tussen deze partners kan worden aangevuld met vertegenwoordigers van de overheid. Ook dit tripartiet of drieledig overleg wijst op het belang van de sociale organisaties bij het tot stand komen van adviezen en wettelijke besluitvorming op sociaal vlak. Betrokken bij Ook de uitvoering van het sociaal beleid is niet-staats. De overheid vertrouwt de uitvoering uitvoering immers toe aan verenigingen en organisaties. Ten eerste staan ze in voor het uitbetalen van sociale uitkeringen. Bijvoorbeeld werkloosheidsuitkeringen worden grotendeels uitbetaald door vakbonden. Voor de terugbetaling van gezondheidszorgkosten gaan we langs bij het ziekenfonds en de kinderbijslag (dit heet nu het ‘groeipakket’) wordt uitbetaald door het kinderbijslagfonds van de werkgever. De overheid heeft een controlerende taak bij dit alles. V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 18 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT De feiten bewijzen echter dat vele initiatieven gegroeid zijn vanuit de basis en naar aanleiding van concrete noden. De uitvoerende taak van deze ‘middenveldorganisaties’ beperkt zich echter niet tot het uitvoeren van enkele taken binnen de sociale zekerheid. Ook binnen de welzijnszorg (zorg voor ouderen, kinderen, personen met een handicap enz.) wordt de uitvoering grotendeels toevertrouwd aan social profitorganisaties6. Zij bouwen voorzieningen uit en verlenen diensten. Noch de overheid noch de vrije markt spelen hier dus de hoofdrol. Ook hier houdt de overheid toezicht en zorgt voor programmatie, erkenning en subsidïering7. Verzuild Dit middenveld is in belangrijke mate verzuild. Verzuiling betekent dat levensbeschouwing (geloof, ideologie) nauw verbonden is met de organisatie van een aantal maatschappelijke activiteiten. Zo kennen we de christelijke, socialistische en liberale vakbonden en ziekenfondsen. De eerste 2 zuilen zijn uitgegroeid tot heuse koepels. Zo groepeert het christelijke Beweging.net (het vroegere ACW) niet alleen een vakbond en een ziekenfonds, maar ook tal van socioculturele organisaties. Ontzuiling De binding tussen de leden en hun respectievelijke zuil is de jongste jaren aan het verzwakken. Gezinnen durven al eens veranderen van ziekenfonds omwille van de voordelen. r1063132 Audrey Vervenne Meer en meer verenigingen kiezen er expliciet voor om zich pluralistisch op te stellen. Onderzoekers spreken zelfs van een evolutie naar ontzuiling. Mensen blijken zich ook meer en meer te engageren in een vereniging omwille van de inhoud en minder omwille van een of andere levensbeschouwelijke achtergrond. Op die manier zagen heel wat ‘nieuwe sociale bewegingen’ het licht die zich engageren rond milieuthema’s, de Noord-Zuid problematiek, het mobiliteitsvraagstuk of socioculturele thema’s. De grote, traditionele en verzuilde middenveldorganisaties evolueren daardoor meer en meer naar aanbieders van kwalitatieve dienstverlening die elkaar beconcurreren. Kortom, het inhoudelijke cement van de verzuiling is inmiddels sterk afgebrokkeld, maar de organisatorische bouwstenen ervan blijven overeind.8 6 Dit zijn organisaties die niet commercieel zijn en dus niet op winst gericht, het zijn meestal private vzw’s. 7 Programmatie betekent ‘zorgen voor een evenwichtig gespreid aanbod op basis van criteria’, erkenning betekent dat voorzieningen voldoen aan een aantal voorwaarden en subsidiëring betekent dat organisaties financiële middelen krijgen, bv. voor werking en personeel. 8 Enkele kritische kanttekeningen bij ons huidige grotendeels verzuilde model kun je vinden in “De rekening van de verzuiling” van Mieke Vogels (Lannoo Campus). V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 19 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT 1.1.4 Korte historische schets Aanzet Het ontstaan en de uitbouw van de welvaartsstaat is vrij recent en uniek en is als maatschappijmodel ontstaan tijdens en onmiddellijk na de industriële revolutie, een periode waarin de machines hun ingang vonden in de industrie. Die mechanisering én de voortdurende technologische ontwikkelingen leidden tot een bijzonder grote toename van de arbeidsproductiviteit en zorgden voor een stijging van de welvaart. Er waren daarnaast ook veranderingen op politiek-maatschappelijk vlak: steeds meer wetten, de oprichting van ziekenfondsen en vakbonden die de werknemers beschermden, de wettelijke arbeidsduur, de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit enz. In het begin was er nog sprake van kindersterfte en hongersnood (zie film Daens), maar geleidelijk aan kwam er een einde aan die schrijnende toestanden. We kunnen een 5-tal fasen onderscheiden. Eerste Fase: In de eerste fase (1800-1880), die sterk wordt beïnvloed door de ideeën van de Franse De Sociale Kwestie Revolutie en de ontluikende industrialisering, was er een iets betere levensstandaard r1063132 Audrey Vervenne (welvaartspeil) dan vroeger, maar de overheid kwam zelden tussen. Arbeiders werden uitgebuit en hadden weinig rechten, er was kinderarbeid en hongersnood (1848) en de leefomstandigheden van de arbeiders waren veelal lamentabel (verpaupering). Dit wordt de zogenaamde ‘oude sociale kwestie’ of eenvoudiger ‘de’ sociale kwestie genoemd. In die periode werden evenwel de kiemen gelegd voor wat later de ziekenfondsen en de vakbonden zouden worden. De omstandigheden brachten de mensen er immers toe om een grote solidariteit aan de dag te leggen en via vrij initiatief gezamenlijk een antwoord te bieden op de socio-economische druk. Mensen gingen zich vrijwillig aansluiten bij één of andere kas (voorlopers van latere ziekenfondsen en vakbonden), zodat ze bij ziekte of overlijden toch konden rekenen op tijdelijke hulp. Productiecoöperatieven (bijvoorbeeld De Vooruit in Gent) zorgden voor betaalbare basisproducten. Tweede Fase In de tweede fase (1880-1919) zorgden de eerste sociale wetten voor een betere bescherming van de arbeiders (bv. Wet op zondagsrust, leerplicht en verbod op kinderarbeid). Zoals ook in de film Daens wordt getoond, kwamen die wetten er na de nodige opstanden en stakingen. De ontwikkeling van het stemrecht (algemeen meervoudig in 1893 en algemeen enkelvoudig mannelijk stemrecht in 1919) droeg in die periode uiteraard bij aan de totstandkoming van een aantal wettelijke initiatieven m.b.t. de betere bescherming van werknemers. Ook gingen de arbeiders zich beter gaan organiseren. De vakbonden werden opgericht (ACV als eerste) en de prille ziekenkassen werden grote landsbonden. Er was toen nog altijd geen verplichting om zich te verzekeren. De sociale zekerheid bleef begin 20e eeuw dus gebaseerd op vrijwilligheid, dit in tegenstelling V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 20 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT tot bijvoorbeeld Duitsland waar kanselier Bismarck eind 19e eeuw al een verzekering tegen arbeidsongevallen, een pensioen- en ziekteverzekering verplicht maakte. Derde Fase In de derde fase (tussen WOI en WOII) was er - na een korte periode van economische bloei (heropbouw) - economische crisis met toenemende werkloosheid. Het crisisklimaat en de verscherpte tegenstellingen tussen links en rechts zorgden in de jaren 30 bovendien voor de opkomst van totalitaire regimes in heel wat Europese landen. In 1917 veroverden de communisten trouwens al de macht in Rusland. Geleidelijk aan echter groeide het besef dat staatsinterventie en overheidsplanning noodzakelijk waren om de economie uit het slop te halen en de crisis op te lossen. Meer en meer kwamen de beleidsmakers tot het inzicht dat de eenvoudige toepassing van de liberale economische theorie geen spontaan leefbaar sociaal-economisch evenwicht tot stand bracht. Overheidsingrijpen moest het systeem terug in de richting duwen van herstel van de vraag en werkgelegenheid. Keynes in Engeland kan als de vader gezien worden van dit systeem van overheidsinmenging. In ons land publiceerde de socialistische partijvoorzitter Hendrik de Man zijn ‘Plan van de Arbeid’. r1063132 Audrey Vervenne Tijdens die periode werd het overleg tussen vakbonden van werknemers en werkgevers steeds belangrijker en kwam de eerste Nationale Arbeidsconferentie tot stand (1936). Dit leidde o.a. tot het betaald jaarlijks verlof (6 dagen!), een erkenning van de vakbonden, en de 40-urenweek in ongezonde en gevaarlijke fabrieken. De ziekteverzekering en werkloosheidsverzekering waren nog vrijwillig, enkel de pensioenen en de kinderbijslag (heet nu ‘groeipakket’) werden verplicht. Vierde Fase Pas na WOII werd de basis gelegd voor de traditionele welvaartsstaat. Met het ‘Ontwerp van overeenkomst van sociale solidariteit’ en de ‘Besluitwet’ van 28 december 1944 werd de sociale zekerheid systematisch georganiseerd en voor alle werknemers verplichtend gemaakt. Er werden rijksdiensten opgericht. Werkloosheidsvergoeding, ziekte- en invaliditeitsuitkering en de kinderbijslag (het groeipakket) werden respectievelijk uitbetaald door vakbonden, ziekenfondsen en patronale compensatiekassen. Ook het overleg tussen werknemers en werkgevers werd verder uitgebouwd. Ons huidig sociaal zekerheidsrecht en de uitbouw van de vele zorgvoorzieningen kwamen in deze periode tot stand. Vanaf 1973 (oliecrisis) bleef de welvaartsstaat stilstaan. Door de plotse stijging van de olieprijzen werd de economische groei aangetast en nam de werkloosheid (en dus ook de armoede) toe. Ook namen de sociale uitgaven (voor de betaling van werkloosheidsuitkering, leefloon enz.) steeds grotere happen uit het overheidsbudget. De ‘traditionele welvaartsstaat’ moest opnieuw bekeken worden. V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 21 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT Vijfde Fase Een aantal veranderingen bij de bevolking (veroudering, ontgroening, individualisering, vrouwenemancipatie, tweeverdienersmodel) en in de economie (van industrie naar diensten met uitsluiting van laaggeschoolden), het milieuvraagstuk én de globaliseringstendens stelden het welvaartsmodel in vraag. Ons welvaartsmodel en de financiële houdbaarheid ervan werden een heikel thema. De jaren 80 kenden een opeenvolging van “besparingsregeringen” die poogden om het overheidsbudget opnieuw te doen kloppen en de schuldgraad van de overheid te verminderen. Op beleidsvlak resulteerde een en ander in de jaren negentig van de voorbije eeuw in het naar voren schuiven van het model van de actieve welvaartsstaat. De recente financieel-economische problematiek (schulden- en Eurocrisis) en de beleidsantwoorden erop, zullen moeten uitwijzen hoe onze welvaartsstaat verder kan worden behouden en ondersteund of zal evolueren naar wat in de Angelsaksische landen wordt aangeduid als “Big society”, een model waar het opnemen van individuele verantwoordelijkheid en gemeenschapszin centraal wordt geplaatst en de overheid zich uit tal van taken terugtrekt. 1.1.5 De actieve welvaartsstaat Onze maatschappij biedt via de sociale zekerheid en de uitbouw van een uitgebreid zorgnetwerk bescherming tegen inkomensverlies en kosten verbonden aan bepaalde sociale risico’s. r1063132 Audrey Vervenne Traditioneel Een aantal veranderingen op demografisch vlak (zoals vergrijzing en ontgroening van de welvaartsmodel bevolking), veranderende leefpatronen (toename éénoudergezinnen, vrouwenarbeid, moeilijke in vraag combinatie gezin-arbeid) en verregaande economische globalisering en flexibilisering brachten ons traditioneel welvaartsmodel in steeds nauwere schoentjes. Ondanks het succesverhaal dat de welvaartsstaat op diverse vlakken ongetwijfeld is (betaalbaarheid pensioenen en werkloosheidsverzekering, nadruk op scholing en opleiding, enz. ) is er de schaduwzijde van de toenemende druk van de fiscale en sociale lasten9. Meer dan de helft van ons nationaal inkomen gaat naar de collectieve sector en naar sociale uitgaven. De demografische tijdbom van verregaande vergrijzing legt bovendien steeds meer lasten op de schouders van diegenen die wel nog arbeidsactief zijn, wat de druk nog vergroot om ons welvaartssysteem te herdenken. De internationale concurrentie en het voortdurende banenverlies aan de zogeheten ‘lageloonlanden’ ten slotte, doen de druk op de ketel nog meer toenemen. Activering Vooral het tekort in de openbare financiën, de blijvend hoge werkloosheid en de verontrustende demografische evolutie leidden tegen het eind van de 20e eeuw tot het ontstaan van de activeringsidee. Er moet veel aandacht worden besteed aan arbeidsbemiddeling, beroepsopleiding en allerlei maatregelen om de tewerkstelling t.a.v. sociaal zwakkere groepen te 9 Fiscale lasten: de belastingen op arbeid. Sociale lasten: de werkgeversbijdragen aan RSZ. V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 22 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT bevorderen. Dit idee is overgewaaid uit de Scandinavische landen - die al sinds de jaren 80 een ‘actief arbeidsmarktbeleid’ voeren - en vond ook bij ons de weg naar de regeringstafels. Onder het motto ‘niet de mensen vis geven, maar ze leren vissen’ wordt via overheidsmaatregelen getracht om mensen te integreren via werk i.p.v. hen uitkeringen te geven. Via een ‘proactief’ beleid probeert men zelfs te anticiperen op toekomstig banenverlies in sectoren die het moeilijker hebben. Zo worden werkzoekenden én werknemers bijgeschoold om hun kansen op blijvende werkloosheid of jobverlies bij herstructurering te minimaliseren. Meer mensen aan het De uiteindelijke doelstelling is een verhoging van de activiteitsgraad10 van de bevolking: meer werk mensen aan het werk dus. Dit betekent o.a. een strengere aanpak van werkzoekenden, jongeren vlugger aan het werk, minder mensen op brugpensioen, mensen langer aan het werk en het laten waaien van neoliberale winden doorheen publieke diensten (kostenbesparing door privatiseringen). Het ‘Generatiepact’ dat eind 2005 tot stand kwam, was een eerste, voorzichtig beleidsmatig antwoord in de richting van meer activering. Ook in het regeringsprogramma Di Rupo I en dit van de regering Michel stonden en staan er diverse activerende maatregelen en in de regeerprogramma’s van de r1063132 Audrey Vervenne deelstaatregeringen speelt activering eveneens een belangrijke rol (zie ook 1.2.3). De activeringspiste zorgt echter ook voor de nodige discussie. Zo is er vaak onvoldoende aandacht voor de kwaliteit van arbeid, wordt de duurzame combinatie van gezin en arbeid vaak ondergeschikt gemaakt aan het verhogen van de werkzaamheidsgraad11 en is er onvoldoende aandacht voor vrijwilligerswerk en de vaak onbetaalde zorgarbeid in gezin of buurt. Ook het activeren van 50-plussers blijft een zware opgave. 1.1.6 De nieuwe sociale kwestie en de risicosamenleving Onze samenleving is geleidelijk geëvolueerd van een industriële maatschappij (in de 19e eeuw tot een flink stuk in de 20e eeuw) naar een post-industriële maatschappij, waarin het belang van de dienstensector zienderogen toeneemt. Sommigen spreken van een ‘kennis- of informatiemaatschappij’. De toenemende complexiteit in onze maatschappij maakt het vaak niet gemakkelijk voor laaggeschoolden om hun weg te vinden. Kennis speelt een steeds grotere rol in onze economie. Het wordt ook moeilijker voor laaggeschoolden om een passende job te vinden. De uitroep ‘levenslang leren’ is dus meer dan een loze kreet, het is een noodzaak. De kansen van mensen in onze samenleving worden meer en meer bepaald door het scholingsniveau. We stellen vast dat de kloof tussen laag- en hooggeschoolden toeneemt. De positie van mensen met een lage scholing en mensen met weinig gevraagde of laag gewaardeerde vaardigheden wordt almaar kwetsbaarder. 10 Mate waarin de bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar) actief is op de arbeidsmarkt, d.w.z. een job heeft of een job zoekt. 11 Bij de activiteitsgraad worden zowel de werkenden als de werkzoekenden in rekening gebracht, bij de werkzaamheidsgraad enkel de werkenden. V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 23 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT De kwetsbaarheid van laaggeschoolden en de eruit voortvloeiende ongelijkheid en armoede vormen de kern van wat men de ‘nieuwe sociale kwestie’ noemt. In tegenstelling tot de oude sociale kwestie - die zich manifesteerde tijdens de industriële revolutie (kinderarbeid, pauperisme, uitbuiting, onderbetaling) - hebben we nu te maken met een nieuw soort problemen dat moeilijk met de oude remedies (sociaal overleg, sociale verzekeringen en minimumnormen) kan worden aangepakt. Die nieuwe problematiek vraagt dan ook om een nieuw soort oplossingen (zie 1.1.5.). Voorspelbare risico’s Tegelijkertijd wordt het gemakkelijker om de nieuwe risico’s te voorspellen. Net zoals we ondertussen weten dat roken longkanker kan veroorzaken en te veel en te vet eten kan leiden tot hart- en vaatziekten, kunnen we voorspellen dat laaggeschoolden een grotere kans hebben om lang in de werkloosheid te blijven hangen, het bijzonder moeilijk zullen hebben om na ontslag een nieuwe job te vinden of tevreden zullen moeten zijn met een laag loon. Binnen de risicosamenleving worden de risico’s dus ook meer en meer voorspelbaar. 1.2 Welzijn en welzijnsbeleid, welzijnszorg en welzijnszorgbeleid r1063132 Audrey Vervenne 1.2.1 Betekenis Welzijn Welzijn kan worden omschreven als ‘een toestand van welbevinden die ontstaat wanneer iemand tot ontplooiing van zijn bestaan komt in zijn verschillende facetten en dit met respect en engagement voor de ontplooiing van de anderen’12. Dit welbevinden gaat over lichamelijke conditie, psychische gezondheid, relaties met anderen, deelname aan de samenleving en materiële mogelijkheden om een menswaardig bestaan te kunnen leiden. Meer nog dan het kwantitatieve en het materiële - dat typerend is voor bezit en een hoge mate van welvaart - duidt welzijn op het feit dat ook het immateriële en de levenskwaliteit belangrijk en nastrevenswaardig is. Zich goed voelen, gezond zijn, wonen in een aangename leefomgeving en een leuke job hebben, zijn dus componenten van welzijn. Welzijnsbeleid ‘Welzijnsbeleid is een beleidsvorm die erop gericht is - of zou moeten zijn - de toestand van welbevinden te realiseren’10. Het welzijnsbeleid is geen strikt afgebakend terrein waarvoor slechts één enkele minister, gedeputeerde of schepen bevoegd is. Beleidsmaatregelen ten aanzien van minimuminkomens, het onderwijs, de huurwetgeving, het activeren van werkzoekenden enz. hebben een bijzondere invloed op ons welzijn, maar vallen niet eens onder de bevoegdheid van de minister van Welzijn. Het welzijnsbeleid is dus een vorm van beleid dat zich vertakt in de verschillende sectoren van de samenleving. 12 Koning Boudewijnstichting, 1987 in: Luyten, 2000: 6. V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 24 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT Vandaar ook dat welzijnsbeleid vaak wordt aangeduid met de term ‘sociaal beleid’. Sociaal beleid is immers ‘het optreden van de overheid met het oog op het behouden, het scheppen of het veranderen van sociale bestaans- en ontwikkelingsvoorwaarden van de burgers in functie van het algemeen welzijn’. Het sociaal beleid is dus de verantwoordelijkheid van de overheid in ruime zin. Ook de overheidsinstellingen, de diverse sociale organisaties en de diensten die taken uitvoeren waarmee het welzijn van de burgers wordt beïnvloed, zijn immers actoren op het vlak van sociaal beleid. Het spreekt voor zich dat bij dit alles heel wat wordt gepland, rapporten worden opgemaakt en via sociale indicatoren13 en sociaal onderzoek ook wordt gemeten in welke mate de doelstellingen worden bereikt. Dat laat toe onderbouwde beleidsbeslissingen te nemen. Welzijnszorg Welzijnszorg is het antwoord van de omgeving op de noodsituatie van een individu. Wanneer er zich een plotse breuk voordoet tussen iemands noden en diens capaciteiten, is er sprake van een noodsituatie. De noden van de bevolking veranderen doorheen de tijd. Kinderopvang, opvang van ouderen en de zorg voor personen met een handicap gebeurde enkele decennia terug nog binnen het gezin. Door de vervrouwelijking van de arbeidsmarkt werd het zorgen voor kleine kinderen of inwonende ouders r1063132 Audrey Vervenne plotseling een maatschappelijk probleem en ontwikkelden zich kinderdagverblijven en woonzorgcentra. Welzijnszorgbeleid Op die manier werd de zorg voor mensen van wie het welzijn wordt bedreigd, stilaan een afzonderlijke sector en een afzonderlijk beleidsterrein. Het beleid ten aanzien van deze sector kreeg de naam ‘welzijnszorgbeleid’. 1.2.2 Soorten sociale overheidsuitgaven: sectoren en categorieën Binnen het sociaal beleid wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen sectoren en categorieën. Het sectoraal beleid richt zich naar de verschillende sectoren (of domeinen) van het maatschappelijk leven: inkomenswaarborg14, tewerkstelling, justitie, (geestelijke) gezondheidszorg, onderwijs, cultuur, huisvesting, socio-cultureel werk (waaronder jeugdwerk), diversiteitssector (vroeger integratie- of minderhedensector), welzijnszorg enz. Binnen de welzijns(zorg)sector maken we het onderscheid tussen de OCMW’s, algemeen welzijnswerk, thuis- en ouderenzorg, gezinsondersteuning (Kind en Gezin), integrale jeugdhulp, zorg voor personen met een handicap (VAPH15) en samenlevingsopbouw. 13 Een indicator is een meetbaar aspect. Bv. de wachttijd voor een behandeling, uitgedrukt in een getal, geeft info over de mate van kwaliteit van een aspect van de gezondheidszorg. 14 zie hoofdstuk 2 sociale zekerheid 15 Vlaams Agentschap Personen met een Handicap V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 25 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT Het categoriaal beleid richt zich op bepaalde doelgroepen: jeugd, ouderen, personen met een handicap, gezinnen, mensen met een migratie-achtergrond, kansarmen enz. In die zin spreekt men ook over categoriale versus niet-categoriale organisaties. Deze indelingen zijn vaak willekeurig en zorgen voor het optrekken van muren tussen personen met zorgnoden, die vaak gelijklopend zijn. Via een integrale aanpak van de welzijnszorg en dus meer samenwerking moet men ertoe komen om in de toekomst vaker over opgetrokken muurtjes heen te kijken. 1.2.3 Beleidsniveaus en bevoegdheidsverdeling De verzorgingsstaat die na WOII werd opgebouwd, had en heeft ruime ambities. De overheid wil niet alleen bijstand organiseren voor wie behoeftig is, maar ook garant staan voor het maatschappelijk welzijn van alle burgers. Er zijn verschillende beleidsniveaus, we beperken ons hier tot het federaal, Vlaams en gemeentelijk of lokaal niveau. Daarnaast is er nog het Europees en provinciaal niveau. r1063132 Audrey Vervenne Tijdens de opeenvolgende staatshervormingen van de jaren 80 is de sociale dienstverlening (onderwijs, sociale huisvesting, welzijnszorgsector enz.) overgeheveld naar de gewesten en gemeenschappen. De sociale zekerheid bleef een federale bevoegdheid en wordt gefinancierd door de bijdragen van de verzekerden aangevuld met algemene middelen. Het bepalen van de hoogte van het leefloon is dus een Belgische bevoegdheid. Voor meer info over de soorten uitkeringen verwijzen we naar hoofdstuk 2. Op gemeentelijk vlak vinden we als belangrijkste actoren de OCMW’s en de gemeentelijke sociale diensten. Vlaanderen heeft 300 gemeenten die vaak hun eigen traditie hebben in het voeren van een sociaal beleid. In het kader van het decreet op het lokaal sociaal beleid vraagt de overheid aan de lokale besturen om duidelijke doelstellingen in hun beleidsplannen vast te leggen en te bepalen met welke andere lokale partners ze het beleid zullen uitvoeren. In die context moet men ook de oprichting zien van het Sociaal Huis binnen de gemeente. Het gezamenlijk aanbieden van de sociale dienstverlening van gemeente, OCMW en lokale partners zorgt in elk geval voor meer duidelijkheid bij de zorgvrager (zie ook hoofdstuk 3 Welzijnszorg). 6de Door de 6de staatshervorming is het Belgische institutionele landschap grondig gewijzigd én het staatshervorming zorglandschap in Vlaanderen grondig veranderd. Er werden immers belangrijke bevoegdheden naar de deelstaten verschoven zoals de uitbetaling van de groeipakketten, bevoegdheden inzake geestelijke gezondheidszorg (GGZ), controle op arbeidsbereidheid van werkzoekenden en vrijwel alle resterende bevoegdheden m.b.t. ouderenbeleid. V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 26 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT De toekomst zal moeten uitwijzen of de maatregelen die voorvloeien uit de laatste (6de) staatshervorming zullen leiden tot een meer samenhangend beleid dat resulteert in meer duidelijkheid m.b.t. bepaalde bevoegdheidsdomeinen (homogenere bevoegdheidspakketten). 1.2.4 Takken aan de welzijnsboom Na een korte schets van ons systeem van sociale zekerheid (hoofdstuk 2) zullen we in de hoofdstukken 3 tot en met 9 de volgende hoofdtakken van onze welzijnsboom van naderbij bekijken: ▪ Welzijnszorg - Wat zijn de opdrachten van de OCMW’s en CAW’s? Hoe is de sector georganiseerd? - Wat zijn de opdrachten en wat zijn de diensten binnen de woonzorgsector, Kind en Gezin, de sector personen met een handicap (VAPH), de integrale jeugdhulp, de integratie- en minderhedensector, justitiehuizen en sociale diensten bij de politie? ▪ Gezondheidszorg - Wat betekent de term ‘gezondheid’? - Hoe is de gezondheidszorg gestructureerd? Wat is de taak van het RIZIV en de ziekenfondsen? - Welke voorzieningen zijn er binnen de preventieve en curatieve gezondheidszorg? r1063132 Audrey Vervenne - Hoe ziet de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) eruit in Vlaanderen? ▪ Onderwijs en leren - Hoe wordt het onderwijs in Vlaanderen georganiseerd? - Wat zijn de verschillende onderwijsniveaus? - Wat zijn de taken van de CLB’s? ▪ Jeugdwerk - Hoe wordt het jeugdwerk gesubsidseerd? - Uit welke diensten bestaat het jeugdwerk? ▪ Veiligheid - Wat zijn de actoren in het publieke en het private veiligheidsbeleid? ▪ Werk - Welke actoren spelen een rol in de toeleiding naar werk? - Hoe is het arbeidsoverleg georganiseerd? - Hoe wordt ons loon uitbetaald? - Welke tewerkstellingsbevorderende maatregelen bestaan er? ▪ Wonen V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 27 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT 1.3 Uitdagingen van het welzijnsbeleid De welzijns- en gezondheidssector in Vlaanderen is sterk ontwikkeld en nam vooral vanaf de jaren 60 een hoge vlucht. De groei van de sector, gebaseerd op de toenemende zorgnoden, had vaak iets chaotisch. De snelle ontwikkeling van de sector maakte het voor de opeenvolgende welzijnsministers bovendien moeilijk om een langetermijnbeleid te voeren. Daarnaast zorgt de versnippering over verschillende beleidsniveaus en departementen ervoor dat er niet steeds in dezelfde richting wordt gedacht, laat staan dat er sprake is van een adequate planning. De voortdurende toename van de zorgvraag in de sectoren gehandicaptenzorg, ouderenzorg en bijzondere jeugdbijstand wekken ook nog eens de indruk dat zorgaanbod en zorgvraag niet op elkaar zijn afgestemd. Kortom, de nood aan welzijnszorg lijkt wel onverzadigbaar. De beschikbare budgetten zijn echter niet onbeperkt. Ons zorgsysteem beukt m.a.w. tegen zijn grenzen aan en staat voor enorme uitdagingen. Hierna volgt een beperkte selectie. r1063132 Audrey Vervenne 1.3.1 Preventie, echelonnering en zorgmilieus Preventie Beter voorkomen dan genezen’, dit is een aloude volkswijsheid die een zeer belangrijke plaats inneemt in het welzijnsbeleid. Of liever ‘zou moeten innemen’. Preventief beleid (voorkomen) staat dus naast curatief beleid (gericht op genezing). Meer en meer worden de verschillende actoren binnen de welzijns- en gezondheidssector zich bewust van het belang van preventie. Verschillende zorgsectoren gaan ook vaker samenwerken om hun preventiebeleid op elkaar af te stemmen. Preventiecellen worden opgericht en gezamenlijke preventiecampagnes worden opgestart. Het belang van primaire, secundaire en tertiaire preventie neemt toe. Vooral binnen de gezondheidszorg, het algemeen welzijnswerk, de bijzondere jeugdbijstand en de ouderenzorg zien we dat voorrang wordt gegeven aan preventie. Binnen de gezondheidszorg krijgen deze begrippen de volgende invulling: Primaire preventie Bij primaire preventie tracht men de ziekte te voorkomen door in te spelen op de risicofactoren. Het heeft als doel de gezondheid in stand te houden. Men richt zich op gezonde personen. V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 28 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT Voorbeelden zijn maatregelen rond veiligheid en hygiëne (zoals milieuhygiëne, voedingskwaliteit), technologische ontwikkelingen die ons beschermen tegen lawaai- of stofhinder, vaccinatiecampagnes tegen allerlei ziektes enz. Secundaire preventie Secundaire preventie is gericht op het vroegtijdig opsporen van ziektes, zodat tijdig maatregelen kunnen worden genomen die de kans op herstel zonder blijvende schade aanzienlijk verhogen. Het gaat dus om vroegdetectie en vroegbehandeling om het verloop van de ziekte gunstig te beïnvloeden. Men richt zich op personen met een verhoogd risico of die ziek zijn, maar zich er niet van bewust zijn. Voorbeelden zijn borstkankerscreening en het controleren van de huid op verdachte huidvlekjes waardoor snel kan gereageerd worden als daadwerkelijk kanker wordt vastgesteld. Tertiaire preventie Bij tertiaire preventie is er sprake van gezondheidsschade en de hulp is erop gericht de schade te beperken en eventueel te herstellen, met herintegratie in de maatschappij als doel. Het gaat dus ook om het verhogen van de kwaliteit van leven. Het maakt deel uit van de reguliere behandeling en leunt dus dicht aan bij curatie. Terugval, verergering van de ziekte of complicaties probeert men te vermijden. Men richt zich op personen die ziek zijn. r1063132 Audrey Vervenne Voorbeelden zijn de zorg in revalidatiecentra, een aangepaste levensstijl na een hartinfarct om een nieuw hartinfarct te vermijden en het voorkomen van complicaties bij personen die bedlegerig zijn. Echelonnering Terwijl de preventieve hulpverlening wordt opgesplitst in 3 vormen, maakt men voor de organisatie van de curatieve hulpverlening gebruik van het begrip ‘echelonnering’. Het begrip ‘echelonnering’ betekent een op elkaar volgen van soorten voorzieningen waardoor de zorgvrager (patiënt, cliënt) in zijn gang doorheen de zorg achtereenvolgens doorheen verschillende echelons of zorgniveaus wordt geleid. Op die manier wordt een efficiënt gebruik van de zorg mogelijk. Het vormt a.h.w. een verticale afbakening. Belang Vooral binnen de sector van de curatieve gezondheidszorg (gericht op herstel/genezing) staat een adequate toepassing van de echelonnering centraal. Budgettaire overwegingen spelen hierbij een grote rol. Iedereen is het erover eens dat je voor keelpijn niet meteen naar de huisarts hoeft. Vaak volstaat een kopje thee met honing en een goede nachtrust. Blijft de keelpijn duren, dan hoef je ook nog niet meteen een afspraak te maken bij de neus-, keel- en oorspecialist, laat staan je in het ziekenhuis te laten opnemen. Vaak volstaat een bezoek aan de huisarts. Laat ons de verschillende echelons op een rij plaatsen: V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 29 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT Nulde lijn Op de nulde lijn vinden we de zelfzorg, de zelfhulpgroepen (lotgenoten met gemeenschappelijke problematiek) en de mantelzorg (hulp door familie, buurt, vrienden…). Dit type zorg verloopt op een informele manier en quasi uitsluitend via vrijwilligerswerk. Eerste lijn Op de eerste lijn vinden we de formeel georganiseerde diensten die gekenmerkt worden door hun niet-gespecialiseerde en brede hulpaanbod voor een ruime doelgroep. Uiteraard is deze lijn gemakkelijk bereikbaar (laagdrempelig) en wordt men op een ambulante manier geholpen (extramuraal). Er is dus geen sprake van een opname in het ziekenhuis of een zorginstelling. Het gaat om niet-gespecialiseerde ambulante zorg die zowel geografisch, financieel en psychologisch gemakkelijk te bereiken is voor de hulpvragers. Voorbeelden zijn huisartsen, apotheken, thuiszorgdiensten, OCMW ’s, consultatiebureaus K&G, CAW en CLB’s. Tweede lijn Op de tweede lijn vinden we de meer gespecialiseerde ambulante diensten. Vaak is dit zorgniveau ook minder gemakkelijk toegankelijk. Via het vooraf maken van een afspraak, de r1063132 Audrey Vervenne eventuele wachtlijst, de geringere geografische spreiding van de diensten is de drempel dus iets hoger. Voorbeelden zijn tandartsen, kinesitherapeuten, revalidatiecentra, CGGZ, dagcentra, psychologen. Derde lijn Op de derde lijn vinden we de diensten waar men (meestal) terecht komt na doorverwijzing uit de eerste of de tweede lijn. Dit zorgniveau biedt hooggespecialiseerde hulp en gaat gepaard met opname in een (algemene of gespecialiseerde) instelling. Vandaar de benaming residentiële of intramurale hulp. Eventueel wordt de hulp ook semi-residentieel aangeboden. Het gaat o.a. om ziekenhuizen, internaten, residentiële voorzieningen voor personen met een beperking (bv. tehuizen voor werkenden). Vierde lijn Soms wordt er gesproken over een vierde lijn. Hier is de specialisatie erg ver doorgedreven, de doelgroep sterk afgebakend en zijn de drempels extreem hoog. Een voorbeeld zijn de brandwondencentra. Hoewel de indeling in zorgniveaus een scherpe verticale afbakening lijkt, is het in de praktijk niet altijd duidelijk tot welk echelon een dienst behoort. Meng- en tussenvormen komen vaak voor. V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 30 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT De Vlaamse overheid wil de eerste lijn versterken door de oprichting van 60 eerstelijnszones, waar alle eerstelijnsdiensten vanuit welzijn en gezondheidszorg beter afstemmen via een zorgraad, die specifiek voor die zone de eerste lijn wil versterken. 16 Zorgmilieus We merken ook op dat deze ‘verticale’ afbakening in echelons doorsneden wordt door een horizontale afbakening. Het gaat om de zorgmilieus. Er is het onderscheid tussen de begrippen ‘ambulant’ (extramurale zorg of het verzorgd worden in de eigen leefomgeving), ‘semi-residentieel’ (semi-muraal, tussen ambulant en residentieel in) en ‘residentieel’ (intramurale zorg of het verzorgd worden in een voorziening). Een bijzondere vorm van ambulante hulpverlening is de mobiele begeleiding. Een zorgvorm die erin bestaat dat de hulpverlener zich naar het gezin/zorgvrager verplaatst i.p.v. omgekeerd. r1063132 Audrey Vervenne Belang van Het is een uitdaging van de overheid om de banden tussen de verschillende zorgmilieus te ambulante zorg versterken, zodat men de zorgvrager een continue verzorging en ondersteuning kan aanbieden. Er wordt prioriteit gegeven aan het versterken van het ambulante aanbod. Het valt te verwachten dat omwille van de manier waarop bewoners van verschillende residentiële instellingen - zoals woonzorgcentra, of multifunctionele centra - het tijdens de coronacrisis extra moeilijk hebben gehad, het belang van een ruimer aanbod van ambulante en semi-residentiële vormen nog zal toenemen. 1.3.2 Responsabilisering Responsabiliseren betekent letterlijk ‘het wijzen op de verantwoordelijkheid’. Binnen de welzijnssector staat responsabilisering voor een verruiming van de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van een bepaalde instelling of dienst. Het betekent o.a. dat de beschikbare middelen met zorg moeten worden besteed én dat de verantwoordelijkheid voor die besteding bij de instellingen zelf komt te liggen. Het systeem van de enveloppefinanciering vormt daarvan een mooi voorbeeld. Het veelal krappe budget wordt door de overheid toegewezen, de concrete aanwending ervan wordt door de dienst zelf bepaald. Verspilling is uit den boze, de organisatie moet zelf haar verantwoordelijkheid 16 Het zogenaamde eerstelijnsdecreet werd goedgekeurd voor het Vlaams parlement op 26 april 2019. De indeling van de eerstelijnszones vind je op : www.eerstelijnszone.be V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 31 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT opnemen bij de besteding van de financiële middelen en de keuzes die worden gemaakt bij het aanbieden van het zorgaanbod. Trouwens, niet enkel de zorgverstrekkers worden geresponsabiliseerd. Ook de zorgvragers (cliënten, patiënten) worden meer en meer gewezen op het belang van een verantwoorde zorg. Hierbij wordt het belang van preventie en de eerstelijnszorg gepromoot. Het spreekt voor zich dat naast de verruiming van de beslissingsbevoegdheid van de diensten en voorzieningen ook en vooral de budgettaire beperkingen mee aan de grondslag liggen van de responsabiliseringstendens. 1.3.3 Toegankelijkheid en gelijke kansen Wordt iedereen die hulp nodig heeft ook echt geholpen? In de realiteit blijkt dat bepaalde groepen en personen in de kou blijven staan. Er zijn allerhande vaak onbedoelde en/of onvoorziene uitsluitingsmechanismen. Soms vinden mensen de weg niet naar een bepaalde dienst door een gebrek aan informatie. Mensen zonder internetaansluiting en ouderen die de ‘informatiesnelweg’ hebben gemist, weten vaak niet eens af van het bestaan van bepaalde zorgmogelijkheden of kunnen die niet aanvragen ( ze zijn niet “online”). r1063132 Audrey Vervenne Veel gebouwen en het openbaar vervoer blijken nog steeds niet toegankelijk voor mensen met een handicap, ouders met jonge kinderen of ouderen. Kansarmen en laaggeschoolden vinden de drempels van de hulpverlening vaak te hoog en kunnen of durven de stap niet te zetten. Soms is er zelfs sprake van regelrechte discriminatie waarbij bepaalde bevolkingsgroepen worden uitgesloten. Het spreekt voor zich dat het welzijnsbeleid prioritair aandacht heeft voor de toegankelijkheid van de dienstverlening en de inclusiegedachte hoog in het vaandel voert. Gelijke kansen dus, voor iedereen. 1.3.4 Professionalisering en “vervrijwilliging” De laatste decennia werd er enorm veel geïnvesteerd in de professionele hulp- en zorgverlening. Opleidingen werden uitgebouwd en de arbeidsomstandigheden en verloning werden beter. De afname van het aantal beroepsactieve zusters-vrijwilligsters in de zorgcongregaties en de verdere evolutie in de richting van specialisatie en professionalisering van het zich uitbreidende zorglandschap nopen daartoe. Toch blijft vrijwilligerswerk belangrijk in de welzijns-, gezondheids- en socio-culturele sector. Vrijwilligers zijn onmisbaar om de vele zorgvragen in onze samenleving te beantwoorden. Het gaat om de vele autonome vrijwilligersorganisaties en de vaak naamloze vrijwilligers in de mantelzorg, maar ook om de ‘ingebouwde’ vrijwilligers die zich inzetten in voorzieningen. Professionele hulpverleners en vrijwilligers vullen elkaar perfect aan en hebben elk hun eigen rol te spelen. Samenwerking tussen beiden en voldoende ondersteuning van het vrijwilligerswerk is vereist. Zowel op beleidsvlak als in de sectoren en binnen de voorzieningen waarin veel vrijwilligers actief zijn, wordt hieraan meer en meer aandacht besteed. V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 32 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT In deze lijn worden ook gebruikers steeds vaker gezien als actieve participanten. Zo heb je de tendens tot het inzetten van (betaalde) ervaringsdeskundigen in de armoede en in de geestelijke gezondheidszorg. Mensen die zelf tot de doelgroep behoren of behoorden structureel en actief betrekken in het beleid van de organisatie gaat in op de duidelijke tendens naar inclusie en gelijke kansen. 1.3.5 Behoeftesturing en zorg op maat De gebruikers van welzijns- en gezondheidszorgvoorzieningen worden steeds kritischer en mondiger. Jarenlang werd er door de voorzieningen beslist en bepaald wat het beste was voor de persoon met een handicap, de jongere in een problematische opvoedingssituatie, de oudere met dementie of de patiënt. Vandaag wordt dit aanbodgestuurde beleid in vraag gesteld door de samenleving én door de betrokkenen of hun omgeving. Personen met een handicap willen meer zelf beslissen hoe ze hun eigen leven organiseren. Ouderen willen zo lang mogelijk in hun vertrouwde thuisomgeving blijven wonen. Kortom, het besef begint stilaan door te dringen dat de overheid de zorg moet organiseren die de cliënt vraagt i.p.v. de zorgvrager in een keurslijf te dwingen van het toevallig aanwezige zorgaanbod. De verschuiving van een aanbod- naar een behoeftegestuurd beleid heeft ongetwijfeld invloed op de r1063132 Audrey Vervenne organisatie van de voorzieningen én op de rol van de hulpverleners in de toekomst. Het zogenaamde ‘grote professionele gelijk’ moet meer en meer rekening houden met mondige hulpvragers, met de rol van ervaringsdeskundigen en met de patiënten- en cliëntenrechten. Ook de ontwikkeling van methodes om de vraag beter te meten, de ondersteuning van zelforganisaties van hulpvragers en de uitbouw van systemen die beantwoorden aan de concrete zorgvragen, krijgen momenteel veel beleidsaandacht. De zorgvrager verwacht dat hij op een juiste manier wordt behandeld én dat er in de mate van het mogelijke rekening wordt gehouden met zijn wensen. Hij wenst zorg op maat. Een vraag waaraan de overheid probeert tegemoet te komen. In de andere hoofdstukken zullen we zien dat dit een herdefiniëring en soms een heuse hertekening vraagt van het bestaande zorgaanbod. 1.3.6 Vermaatschappelijking van de zorg De enge invulling van vermaatschappelijking van de zorg verwijst naar veranderingen in de organisatie van de zorg, de zogenaamde de-institutionalisering. Dit is het proces waarbij grootschalige instellingen worden hervormd tot kleinschalige hulpverleningsmogelijkheden, geïntegreerd in de maatschappij. De V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 33 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT ruime definitie doelt op veranderingen in de organisatie van de zorg en in de visie op zorg, namelijk de evolutie naar een cliëntgericht ondersteuningsmodel, ten koste van het medische model17. De aanleiding voor deze evolutie is een geheel van factoren met o.a. de veranderende zorgvraag. De zorg wordt niet aan de rand van de maatschappij georganiseerd, maar er middenin. Zorgvragers zijn vragende partij om meer in de maatschappij zelf geholpen te worden, nieuwe ideeën over wat de ideale zorg is, zijn ontstaan, er zijn nieuwe medische en therapeutische ontwikkelingen en de vraag naar meer kostenbeheersing. Centraal staat de zorgvrager in zijn buurt en lokale gemeenschap. Hij voert zelf de regie over de zorgorganisatie op zijn maat, met mantelzorgers, vrijwilligers en het professionele eerstelijnsaanbod18. Goede zorg moet zich enten in de vertrouwde omgeving van de patiënt19. Pas als het echt nodig is, komen de gespecialiseerde instellingen aan bod: “gewoon als het kan, gespecialiseerd als het moet” (Vandeurzen, 2012). Het beleid pleit voor ondersteuning van de mantelzorg, het betrekken van de lokale samenleving en aandacht voor vrijwilligerswerk en buurtwerk20. Ook de lokale besturen hebben hier een taak. Bijvoorbeeld om ervoor de zorgen dat het woonzorgcentrum van de gemeente de deuren open zet om zo geïntegreerd te worden in de buurt. Ze krijgen ook steeds meer de taak van “lokale regisseur” waarbij ze proberen om bijvoorbeeld op vlak van kinderopvang de aanbieders samen te brengen, te ondersteunen en het aanbod helpen afstemmen op de lokale vraag. r1063132 Audrey Vervenne De geestelijke gezondheidszorg kan hier als voorbeeld dienen. In een eerste fase lag de nadruk op de uitbouw van grote instellingen, ver weg van de natuurlijke omgeving van de zorgvragers. Vanaf midden jaren 70, met de invoering van de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, werd begonnen met de geleidelijke afbouw ervan. Twintig jaar later daalde het aantal bedden in de psychiatrische residentiële sector. Alternatieve voorzieningen, zoals initiatieven van beschut wonen, ontstonden. Sinds 2008 kunnen psychiatrische ziekenhuizen ook andere zorgvormen en -inhouden aanbieden. Vandaag de dag is de psychiatrische thuiszorg in uitbouw. Daarnaast onstonden via laagdrempelige en wijdverspreide preventiecampagnes zoals “Fit in je hoofd”, “Oewist” en “Rode neuzen dag” diverse types inloophuizen. Zo is er “het huis met de vele kamers” in Brugge (inloophuis voor psychisch kwetsbare personen) en de recent open gestelde Overkophuizen (inloophuis voor jongeren). Andere voorbeelden bij deze evolutie vinden we bij de ouderenzorg, bij de sector personen met een handicap en in de pleegzorg. 1.3.7 Vermarkting Welzijns- en gezondheidszorgvoorzieningen worden vandaag georganiseerd vanuit 3 types actoren: de publieke (overheid), de private non-profit (social profit, gesubsidieerd en niet-winstgevend) en de private for-profit (commerciële of winstbeogende) actor (zie ook hoofstuk 3 Welzijnszorg – Inleiding). 17 Sociale Plattegrond, 2012. 18 http://welzijnsregio.be/2012/12/04/wegwijs-in-welzijn-vermaatschappelijking-van-de-zorg, geraadpleegd op 12/09/2013 19 http://www.youtube.com/watch?v=-cbcAwqHtso, geraadpleegd op 12/09/2013 20 http://www.jovandeurzen.be/nl/jo-vandeurzen-vraagt-lokale-besturen-aandacht-voor-vermaatschappelijking-van-de- zorg, geraadpleegd op 12/09/2013 V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 34 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT Vooral in de sectoren kinderopvang en ouderenzorg, niet toevallig sectoren met lange wachtlijsten, komen er commerciële aanbieders “op de markt” en blijken zorgvragers vaak bereid om eventueel iets meer te betalen voor opvang en vinden ze zo de weg naar commerciële privé-initiatieven. Die commerciële sector ziet in de organisatie van zorg en hulpverlening een winstgevende bezigheid en ontwikkelde zich als antwoord op de groeiende zorgvraag. De groei van deze sector zal nog versnellen naarmate de zorgvraag en de persoonlijke keuzevrijheid (dienstencheques21, persoonsvolgende financiering) toenemen. Ook is het zo dat de actoren in de welzijns- en gezondheidssector zicht wettelijk gezien meer en meer moeten aandienen als aanbieder op een markt van zorgvragers. Vandaar ook het begrip “vermarkting”. De wet op de overheidsopdrachten en Europese wetgeving (doorbreken van overheidsmonopolies in verschillende sectoren zoals openbaar vervoer, welzijnszorg, gezondheidszorg,…) bepaalt immers dat al wie een aanbod wil doen de kans hiertoe moet krijgen (nachtopvang van daklozen hoeft dus niet enkel te gebeuren vanuit de traditionele private non-profit (bv. het CAW) maar kan ook georganiseerd worden door veiligheidsfirma’s of hotelketens (cfr. Antwerpen). Vaak is de verhouding tussen deze 3 actoren gespannen. Er leven heel wat wederzijdse vooroordelen en soms wordt de vraag gesteld in hoeverre er in de welzijns- en gezondheidssector plaats moet zijn voor winstbejag en of dit wel past in onze welvaartsstaat. Sommigen vrezen zelfs voor een heuse tweedeling in de zorg waardoor de ‘betere’ en de rijkere r1063132 Audrey Vervenne zorgvragers zouden terechtkomen in de privé-sector, terwijl de gesubsidieerde instellingen de meest zwaar zorgbehoevende en mindere gegoede cliënten over de vloer zouden krijgen. Als gevolg van enkele schandalen in privé-woonzorgcentra, investeerde de Vlaamse overheid de voorbije jaren in de uitbouw van kwaliteitscontrole bij commerciële initiatieven. Ook in de kinderopvang geeft Kind en Gezin kwaliteitsattesten aan niet-gesubsidieerde private kinderdagverblijven. Er zijn ook beperkingen: zo geldt er nu nog een verbod op commerciële uitbating van zorginitiatieven bij minderjarigen met een handicap. Dat kwaliteitscontrole en controle op de budgetten ook een aandachtspunt is bij de door de non-profit georganiseerde initiatieven bewees onlangs nog de Antwerpse organisatie Let’s go Urban22. 1.3.8 Kwaliteitszorg De zorg om de kwaliteit in welzijns- en gezondheidsvoorzieningen kon de laatste jaren op een groeiende aandacht rekenen. (cfr. supra). In het bedrijfsleven ontstonden allerlei kwaliteitsnormen. Als gevolg daarvan groeide ook in de social profitsector23 de nood aan de ontwikkeling van het kwaliteitsdenken en -normen. Sinds 1997 verplicht de Vlaamse overheid alle welzijns- en gezondheidsvoorzieningen een kwaliteitsbeleid te voeren. Er wordt gevraagd een kwaliteitssysteem uit te werken en om te zetten in minimale 21Dit is een betalingsbewijs waarmee u een werknemer (van een erkende onderneming, bv. strijkwinkel, OCMW enz.) betaalt voor het verrichten van hulp van huishoudelijke aard. 22 In 2020 ontstond een financieel schandaal rond deze populaire vzw die heel wat uitzonderlijke subsidies had ontvangen maar niet kon verantwoorden hoe de middelen besteed werden. 23 de welzijns- en gezondheidssector, de socio-culturele sector en de sociale economie V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 35 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT kwaliteitseisen. Kwaliteitshandboeken moeten worden opgesteld, evaluaties opgemaakt en de tevredenheid van medewerkers én zorgvragers moet worden gemeten. Daarnaast moet ook nog voldaan worden aan de specifieke erkennings- en subsidievoorwaarden die regelmatig worden gecontroleerd in de voorzieningen. 1.3.9 Interculturalisering Het aantal inwoners van vreemde herkomst in ons land nam de laatste decennia aanzienlijk toe, als gevolg van de arbeidsmigratie in de vijftiger en zestiger jaren en recenter de komst van asielzoekers uit conflictgebieden (zie hoofdstuk 3, Etnisch-culturele-minderheden). Dit leidde tot een grotere diversiteit van onze samenleving. Er zijn meer mensen met een verschillende culturele achtergrond en/of een andere nationaliteit. Het model van onze welvaartsstaat opent voor erkende vluchtelingen ook het recht op onderwijs, gezondheidszorg, welzijnszorg enz. Dit stelt de overheid en de voorzieningen vaak voor uitdagingen. Via inburgeringsprojecten wordt getracht om het integratieproces in goede banen te leiden. Respect en De voorzieningen proberen gelijke toegang tot zorg en gelijkwaardige kwaliteit van zorg te afstemmen van de verlenen aan zorgvragers van vreemde herkomst - met respect voor hun culturele zorg achtergrond. Dit wordt aangeduid met het begrip ‘interculturalisering’. Voorzieningen r1063132 Audrey Vervenne stemmen de aangeboden diensten af op de diverse samenleving. Ze verruimen hun blik naar diverse gewoontes, waarden en normen. De toegenomen aandacht voor toegankelijkheid en diversiteit heeft als positief gevolg dat ook andere groepen die wél al vertrouwd zijn met onze cultuur (bv. generatie-armen, personen met een beperking,..) maar niet altijd de juiste zorg kregen, beter begrepen worden en op die manier meer kansen krijgen om gebruik te maken van de voorzieningen. Bij voorbeeld bij het bereiken van jonge gezinnen met kinderen door de diensten van Kind en Gezin (bv. hoe ziet men de rol van vader en moeder, wat is voor hen belangrijk in de opvoeding?) of het opvangen van mensen met een migratie-achtergrond in de ouderenzorg (met bv aandacht voor voeding, ), kan een interculturele visie misverstanden vermijden. 1.3.10 Wachtlijsten De toename van de zorgnood en de afname van de opvang in de eigen omgeving doen de vraag naar professionele zorg voor kinderen, ouderen en personen met een handicap voortdurend toenemen. Er zijn daarvoor verschillende redenen. Vergrijzing en Ten eerste kan dit verklaard worden doordat er in verhouding meer ouderen en minder ontgroening jongeren zijn in onze samenleving. Dit wordt aangeduid met de begrippen ‘vergrijzing’ (het relatieve aandeel van de ouderen neemt toe) en ‘ontgroening’ (het aandeel jonge mensen neemt af). Er is zelfs sprake van vergrijzing binnen de vergrijzing (mensen leven langer, er is een toename van het aantal 80-plussers), de zogenaamde dubbele vergrijzing. Er is daardoor meer thuiszorg, residentiële opvang en passende gezondheidszorg nodig. V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 36 WELZIJN IN DE VERZORGINGSSTAAT Door de ontgroening komt die zorgnood op de schouders van een slinkende groep terecht. Een groep die ook meer en langer beroepsactief moet blijven om onze welvaartsstaat in stand te houden. Voltijds werken voor beide partners (tweeverdienersgezin) is de norm. Opvang voor de kinderen moet in veel gevallen buitenhuis worden gezocht wat een bijkomende zorgvraag creëert. De ontgroening lijkt in een aantal Vlaamse grootsteden alvast te zijn gekeerd. Daar stelt men de jongste jaren een flinke aangroei van het aantal geboorten vast. Dit zet een extra druk op de kinderopvang en het kleuteronderwijs. Of deze opwaartste trend zich overal zal doorzetten en de ontgroening in een ‘vergroening' zal kunnen omzetten, moet de nabije toekomst uitwijzen. Meer ‘onwelzijn’ De toename van ‘onwelzijn’ in onze welvaartsmaatschappij als een gevolg van de toenemende kloof tussen welvaart en welzijn is een tweede reden voor de toenemende zorgnood. Ondanks de stijgende welvaart, lijken mensen niet altijd gelukkiger te zijn. Het aantal gevallen van kindermishandeling stijgt, de zelfdodingscijfers pieken, meer en meer mensen haken af in het dolgedraaide economische systeem (burn-out) of vereenzamen, het aantal jongeren dat in contact komt met de bijzondere jeugdbijstand neemt toe, de wachtlijsten in de psychiatrie worden langer enz. r1063132 Audrey Vervenne Kortom, het evenwicht tussen welvaart en welzijn, lijkt danig verstoord. Meer dan tijd dus voor het benadrukken van het belang van een preventiebeleid en het ontwikkelen van een beleid dat aandacht heeft voor ‘de ziekten van deze tijd’. Op die manier moeten we proberen ‘onwelzijn’ te voorkomen. Geneeskundige Ten slotte is er de vooruitgang van de geneeskunde. Hoewel het ethisch moeilijker ligt, vooruitgang stellen we vast dat de betere geneeskundige zorgen ervoor zorgen dat we ouder worden en vaak als zwaar zorgbehoevenden nog een behoorlijke levensverwachting hebben. Heel wat mensen overleven ook zware verkeersongevallen dankzij de sublieme medische zorg, maar blijven vaak verder leven met een zware handicap. De levensverwachting van personen met een handicap neemt ook toe, waardoor plaatsen in de voorzieningen minder snel vrij komen. De betere perinatale zorg houdt te vroeg geboren kinderen in leven, maar vergroot tegelijkertijd de kans op ontwikkelingsachterstand op latere leeftijd. De keerzijde van de overwinningen van de geneeskunde wordt zichtbaar in de wachtlijsten van de zorgsector. Het gevecht tegen de lange wachtlijsten is nog niet gewonnen. Ons zorgmodel komt hierdoor o.a. budgettair onder druk te staan. Ook de vraag naar zorgverstrekkers neemt toe. In sommige sectoren zoals de ziekenhuizen en de thuiszorg zitten we zelfs met heuse tekorten. V3F484 Sociale Instituties Bachelor in het Sociaal Werk 37