College HC8 Filosofie voor Pedagogen PDF

Summary

This document is a college lecture on philosophy for educators. It covers topics like different philosophical approaches to education, empirical analysis (quantitative methods), hermeneutics (interpretative methods for qualitative analysis), and the work of Karl Popper and Thomas Kuhn. The document also includes practical takeaways for planning.

Full Transcript

Filosofie voor Pedagogen FGB, Vrije Universiteit Achtste College (HC8), 30 september 2024 Edwin Koster 1 Inhoud 1. Inleiding 2. De empirisch-analytische methode (over ‘gedrag’) 3. De hermeneutische benadering (over ‘handelingen’) 4. Standaardbeeld: op zoek naar...

Filosofie voor Pedagogen FGB, Vrije Universiteit Achtste College (HC8), 30 september 2024 Edwin Koster 1 Inhoud 1. Inleiding 2. De empirisch-analytische methode (over ‘gedrag’) 3. De hermeneutische benadering (over ‘handelingen’) 4. Standaardbeeld: op zoek naar positief bewijs 5. Karl Popper: falsificatie en rationele consensus 6. Empirische-analyse en hermeneutiek 7. Thomas Kuhn: de paradigmatheorie 8. Praktische mededelingen 2 1. Inleiding Filosofie als Middeleeuwen: ‘dienstmaagd van de theologie’ Moderne Tijd, vanaf Descartes: Deze week: ❑ Thema: wetenschapsfilosofie en onderzoeksethiek. ❑ Verwerking tijdens het werkcollege. Actuele kwesties in de pedagogiek: Wat voor soort ‘wetenschap’ is pedagogiek? Staat ‘verklaren’ centraal? 3 Gaat het om ‘begrijpen’? 2. Empirisch-analytische methode (‘gedrag’) Wat is de empirisch-analytische methode? (kwantitatief ❑ Empirisch: wetenschappelijk onderzoek onderzoek) gebaseerd op systematische waarneming. ❑ Analytisch: ontleedbaar in logische, elementaire uitspraken. ❑ Resultaat: hypothese over empirische regelmatigheden (‘wet’). Uitgangspunten: ❑ Vrij van waarden. ❑ Gericht op objectieve kennis. ❑ Derde-persoons-perspectief. ❑ Gebruik van statistische analyses. 4 Voorbeeld 1: de enquête Voorbeeld 2: Maken kinderen jonge ouders gelukkig? Mogelijke onderzoeksvragen: ❑ Is er empirisch bewijs voor of tegen? ❑ Op welke manier moet je het begrip ‘geluk’ precies operationaliseren? ❑ Bestaan er goede verklaringen om het empirische bewijsmateriaal te doorgronden? Hoe dit empirisch-analytisch te onderzoeken? Gegevens rationeel analyseren: van complex naar eenvoudig? Welk type empirisch onderzoek kun je opzetten om de gelukservaringen van ouders te meten? Is het mogelijk om causale verbanden vast te stellen? Bijvoorbeeld: opleidingsniveau → wel/ geen gelukservaring? 3. De hermeneutische benadering (‘handelingen’) Voorbeeld 1: Enquête Rol van interpretatie. (kwalitatief onderzoek) Voorbeeld 2: Kinderen & geluk Onderzoek naar de betekenis van het hebben van kinderen. ❑ Onderlinge verbondenheid van de verschijnselen als uitgangspunt (holistisch), daarom worden de delen begrepen vanuit het geheel en omgekeerd. Alle (on)tevredenheid moet begrepen worden vanuit een ‘ultieme’ ervaring van zin. ❑ Bestudering in kader van historische doorwerking. Voorbeeld: hulpvraag kind (‘behhh!’), luier verschonen, kind fris en blij ☺! ❑ Betekenis begrijpen door inzet eigen levenservaring. Welke zinvolle vragen over geluk kun je stellen aan jonge ouders? 1. Empirisch-analytische methode (onderzoek naar ‘gedrag’): ❑ Atomaire feiten verzamelen. ❑ Empirische basis aanleggen. ❑ Empirische regelmatigheden opsporen. Standaardbeeld Popper Kuhn, … 2. Hermeneutische benadering (onderzoek naar ‘handelingen’) Interpretatie van menselijk handelen met aandacht voor: ❑ Het geheel (holisme). ❑ Patronen (historische doorwerking). 7 ❑ Subjectieve betekenis (rol eigen levenservaring). 4. Standaardbeeld: op zoek naar positief bewijs Verificatie en confirmatie Verificatiecriterium (versie 1) (Ayer, 1946): “Wij zeggen dat een zin feitelijk betekenisvol is voor enig persoon, dan en slechts dan als deze weet hoe hij de propositie die de zin uitdrukt moet verifiëren – d.w.z. als hij weet welke observaties hem er onder bepaalde omstandigheden toe zouden brengen om de propositie als waar te accepteren, dan wel als onwaar te verwerpen.” 8 Verificatiecriterium (Ayer, 1946): “Wij zeggen dat een zin feitelijk betekenisvol is voor enig persoon, dan en slechts dan als deze weet hoe hij de propositie die de zin uitdrukt moet verifiëren – d.w.z. als hij weet welke observaties hem er onder bepaalde omstandigheden toe zouden brengen om de propositie als waar te accepteren, dan wel als onwaar te verwerpen.” Gevolg: ❑ van verificatie (‘theorie op waarheid testen’) naar ❑ confirmatie (‘theorie bevestigen door observaties’). 9 Empirische cyclus 3 H Theorie, T de ypo ing du th cti ese rm e vo vo rm rie co g nf in in eo irm g lar Th rk ati 4 ve Empirische e Nieuwe 2 wetten vo Empirische wetten or e (universeel) ati sp (universeel) ell irm Co in nf g ng i co in nfi ell du rm cti at rsp e ie Empirische basis oo v van feiten (singulier) 1 10 Eenvoudige versie van de empirische cyclus: ❑ Observatiefase ❑ Inductieve fase ❑ Deductieve fase ❑ Toetsingsfase ❑ Evaluatieve fase (Inductie: van bijzondere naar algemene uitspraken.) (Deductie: van algemene naar bijzondere uitspraken.) 11 Acceptatie van wetenschappelijke kennis (standaardbeeld): ❑ Van verificatie naar confirmatie. ❑ Via empirische cyclus. Phillips & Burbules (HC9) noemen deze benadering ‘positivisme’. 12 5. Karl Popper: falsificatie en rationele consensus picture of Sir Karl Popper Falsificatie-criterium Verificatie dan wel confirmatie is te zwak. ❑ Wat heb je bewezen als je steeds opnieuw een zwarte kraai waarneemt? ❑ Beter: zoeken naar een witte kraai! Idee: een theorie moet het risico lopen met de feiten te kunnen botsen. Oké Adler Einstein Een hypothese of theorie is wetenschappelijk als zij weerlegbaar of falsifieerbaar is. 13 Verschil tussen: ❑ falsifieerbaarheid ❑ falsificatie ‘Theoriegeladenheid’ van de waarneming 14 Evolutionair proces van kennisverwerving: trial and error ❑ Rol van achtergrondkennis: zonder een richtinggevend idee valt er niets te observeren. ❑ Vanuit de achtergrondkennis wordt een probleem geformuleerd. ❑ Het opstellen van een toetsbare hypothese. ❑ Fouten worden geëlimineerd. Houdbaarheid en consensus (intersubjectieve overeenstemming). ❑ Uit dit proces komen nieuwe problemen voort. 15 Volgens Popper is waarheid in wetenschap een nastrevenswaardig maar onbereikbaar ideaal. ❑ Wel haalbaar: de eliminatie van onware uitspraken. ❑ Hooguit spreken van ‘het benaderen van de waarheid’. Objectiviteit als intersubjectieve overeenstemming. Rol van: ❑ Kritische toetsen ❑ Consensus 16 St-beeld en Popper → ‘Normen van Merton’ ❑ ‘Communism’: de resultaten van wetenschappelijk onderzoek moeten openbaar toegankelijk zijn. ❑ ‘Universalism’: wetenschap moet open staan voor iedereen en de beoordeling van wetenschappelijke kennis is onafhankelijk van ras, geslacht, sociale positie, nationaliteit, religie, … ❑ ‘Disinterestedness’: de persoonlijke opvattingen en gevoelens van de onderzoeker mogen geen invloed uitoefenen op de resultaten. ❑ ‘Organized Scepticism’: in de wetenschap is systematisch 17 wantrouwen ten opzichte van elk resultaat geboden. 6. Empirische-analyse en hermeneutiek Grote invloed van Standaardbeeld op empirisch-analytische benaderingen in de sociale wetenschappen: ❑ Ideaal van objectiviteit. ❑ Singuliere waarnemingsuitspraken (atomisme). ❑ Op zoek naar empirische regelmatigheden. Hetzelfde geldt voor Popper ❑ Falsificatieprincipe. ❑ Hypothetisch-deductieve benadering. ❑ Rationele consensus. Maar: altijd ook ‘hermeneutiek’ in het spel… 18 Voorbeeld: maken kinderen jonge ouders gelukkig? 1. Rol empirisch-analytisch onderzoek: op zoek naar ‘objectieve feiten’ via waarnemingen en causale verbanden. 2. Rol hermeneutiek: onderzoek naar de betekenis van ‘geluk’; wat verwachten jonge ouders van het leven? Verwevenheid van beide benaderingen: ❑ Om empirische gegevens te verzamelen moet je een definitie van ‘geluk’ opstellen en betekenissen van geluk inventariseren. ❑ Om te acherhalen wat ‘geluk’ betekent voor jonge ouders zul je het hen ook moeten vragen (empirisch onderzoek). Empirisch-analytisch en hermeneutisch onderzoek veronderstellen elkaar. 19 7. Thomas Kuhn: de paradigmatheorie http://pe1.samondeo.com/images1/thomas-kuhn-1.jpg Analyse van de geschiedenis van de natuurwetenschap. De sociale wetenschappen zouden (nog) niet ‘volwassen’ zijn… Centrale gedachten: ❑ Wetenschapper zijn géén neutrale onderzoekers. ❑ Wetenschappelijk onderzoek staat in een ‘bredere context’. Jacques Le Boucq (naar een onbekende meester). Portret van Jheronimus Bosch. Ca. 1550. ❑ Introductie van de term ‘paradigma’. 20 Collegeopdracht Wetenschapsfilosofie I Waar of onwaar? Geef kort toelichting op je antwoord. 1. De hermeneutische benadering is subjectief en behoort daarom niet gebruikt te worden in wetenschappelijk onderzoek. 2. Standaardbeeld en Popper kunnen met het woord ‘prescriptief’ (‘voorschrijvend’ of ‘normatief’) gekarakteriseerd worden, terwijl Kuhns werk juist ‘descriptief’ (‘feitelijk’) is. 21 Voorbeeld: van organistisch naar mechanistisch paradigma Organistisch paradigma: (tot 1543, ‘organisme’, biologie (middel-doel), de ‘waarom-vraag’ centraal). Aristoteles Crisis Gestalt switch Astronomie Bekering Mechanistisch paradigma: (vanaf 1543, ‘machine’, wiskunde en mechanica, de ‘hoe-vraag’ centraal). Galilei/ Newton Specificatie van de term ‘paradigma’: ❑ Standaardvoorbeeld (een ‘exemplarisch’ voorbeeld). ❑ ‘Disciplinaire matrix’: geheel van technieken, methoden, vaardigheden, overtuigingen, verwachtingen, waarden en zelfs metafysische overtuigingen die een bepaalde wetenschappelijke gemeenschap er op nahoudt. 23 Paradigma De ‘paradigmatische’ bril 24 Kuhn maakt een onderscheid tussen: ❑ Normale wetenschap (er is een dominant paradigma). ❑ Revolutionaire wetenschap (verschillende benaderingen). Wat doen wetenschappers binnen een periode van normale wetenschap? ❑ ‘articuleren’: het uitbouwen en preciseren van bestaande kennis. ❑ ‘puzzelen’: legpuzzel wordt zelf niet ter discussie gesteld. fase van het puzzelen geeft richting aan het onderzoek. probleem daagt de onderzoeker uit, niet de puzzel. 25 Wat is de motor van wetenschappelijk onderzoek? Kuhn: de anomalie, het lastig in te passen feit. Doel van onderzoek: het ‘normaliseren’ van de ‘lastige feiten’. Maar kunnen lastige feiten altijd worden ingepast, genormaliseerd? ❑ Revolutionaire wetenschap Probleem: teveel anomalieën → crisis. ‘Bekering’, mits (i) ontwikkeling veelbelovend alternatief. (ii) scheuring in wetenschappelijke groep. Is dit een rationeel proces? 26 Kuhn: “ja, of toch niet…?” Paradigma bij Kuhn dus eigenlijk ook bepaald door: Sociale factoren (zie Collins) 27 8. Praktische mededelingen Ideale planning (zie Canvas!): Bestuderen: teksten uit reader behorend bij HC8 (zie ‘Digitale reader’). Maken: ZSO-5, opdracht 1 (in ieder geval1A-1D). Bijlage: laatste sheet met belangrijke onderwerpen HC8. 28 Empirisch analytische methode (gedrag ‘kwantitatief’ verklaren). Hermeneutische benadering (handelingen ‘kwalitatief’ begrijpen). Standaardbeeld (‘positivisme’): ❑ Van verificatie naar confirmatie. ❑ De empirische cyclus. Popper: ❑ Falsificatiecriterium. ❑ Theoriegeladenheid. ❑ Vooruitgang door trial and error. Normen van Merton Kuhn ❑ Paradigma: fase van ‘normale wetenschap’. 29 ❑ Paradigmatische bril & perspectief op wetenschap.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser