Anatomie samenvatting januari PDF
Document Details
Uploaded by AdmiringUvite9277
VUB
Tags
Related
- Anatomie du Crâne et de la Face PDF
- Anatomie de l'œil et de ses annexes PDF
- Anatomie du cou, des glandes thyroïdes, parathyroïdes et salivaires principales, PDF
- Anatomie III - Chapitre 2 - Tête, Nerfs Crâniens et Organes des Sens (PDF)
- Préparation aux Dissections - Anatomie Topographique Tête et Cou PDF
- Anatomie topographique en coupe TETE COU PDF
Summary
Deze samenvatting biedt een overzicht van de anatomie van het onderste bewegingsapparaat, met specifieke focus op de tibia, fibula en het kniegewricht. Het document beschrijft de structuren, functies en verbindingen van deze botten en gewrichten.
Full Transcript
# Anatomie Bewegingsapparaat ## Onderste Extremiteiten - Botten en gewrichten: Tibia en fibula * **Tibia en fibula** * **Algemene bouw** * **Tibia** * Ligt mediaal * Proximaal meer uitgebouwd * Proximaal gewricht met femur * **Fibula**...
# Anatomie Bewegingsapparaat ## Onderste Extremiteiten - Botten en gewrichten: Tibia en fibula * **Tibia en fibula** * **Algemene bouw** * **Tibia** * Ligt mediaal * Proximaal meer uitgebouwd * Proximaal gewricht met femur * **Fibula** * Ligt lateraal * Proximaal geen gewricht met de femur * **Structuren** * **Proximale uiteinde + corpus tibiae** * **Tibiaplateau** * **Condylus medialis** en lateralis * **Tuberositas tibiae** * **Margo anterior** * **Corpus tibiae** * **Proximale uiteinde + corpus fibulae** * **Caput fibulae** * **Collum fibulae** * **Corpus fibulae** * **Proximale uiteinde** * Tibiaplateau = aanzicht van proximaal * Condylus Medialis * Tuberositas tibiae * Caput fibulae * **Distale uiteinde** * Malleolus medialis * Facies articularis inferior * Facies articularis malleoli medialis * Malleolus lateralis * Facies articularis malleoli lateralis * **Fysiologische torsie tibia** * Hoek tussen de dwarsas van de proximale tibia en de distale tibia = ca. 23° * Hierdoor ligt de anatomische lengte-as van de voet naar buiten gericht, bij een naar voren gericht proximaal tibia-uiteinde. * Verhoogt de stabiliteit van het staan op twee voeten → Loodlijn van het lichaamszwaartepunkt dicht bij het midden van het steunvlak * **Verbindingen** * Proximaal d.m.v een amfiartrose * Distal d.m.v. een synartrose * Membrana interossea cruris * Straffe bindweefselplaat * **Art. genus of kniegewricht** * Kenmerken: * Tussen femur, tibia en patella * 2 deelgewrichten * Art. femorotibialis * Gewrichtsvlakken * Femur: Condylus lateralis en Condylus medialis femoris * Tibia: Condylus lateralis en Condylus medialis tibiae * Art. femoropatellaris * Gewrichtsvlakken * Femur: Facies patellaris femoris * Patella: Facies articularis patellae * Fibula maakt **geen** deel uit van het kniegewricht, wel een **zelfstandig** gewricht met de tibia (art. tibiofibularis) → Draai-scharniergewricht * Kapsel: * Los, slap kapsel * Gemeenschappelijk kapsel * Gewrichtsholten staan met elkaar in verbinding * Boven de patella zit de recessus suprapatellaris: maakt knieflexie mogelijk * **Verstevigende banden** * Uitwendige banden * Achterzijde: versterken het kapsel, samen met de aanhechting- en oorsprongspezen van spieren (hamstrings en m. gastrocnemius) * Voorzijde: aanspannen en stabilisatie patella, samen met aanhechtingspezen m. quadriceps femoris * Collaterale banden: stabiliseren de knie in het frontale vlak * Inwendige banden: kruisbanden * Voorste kruisbanden (lig. cruciatum anterius) en achterste kruisband (lig. cruciatum posterius) * Verbinden femur met de tibia * Waarborgen scharnierend contact * Stabiliseren de knie in het sagittale vlak * **Hulpstructuren: Menisci** * Kussentjes van vezelig kraakbeen en straf collageen bindweefsel * Halvemaanvormig * Meniscus medialis: meer sikkelvormig * Meniscus lateralis: bijna gesloten ring * Functies: * Opvangen incongruentie gewrichtsvlakken (verschillende krommingen in condylen femur en tibia) * Verdelen massa over tibiaplateau * Absorbe / dempen schokken * Rol in gewrichtssmering * **Art. genus of kniegewricht** * Hulpstructuren: vetlichaam * Vb. Hoffa-vetlichaam * Hulpstructuren: bursae * Bursa prepatellaris * Bursa infrapatellaris * Functie: * Schokbrekers rond de randen van het gewricht * Vermindert wrijving tussen patella en de andere weefsels * **Kniegewricht en beenstand** * Deze loopt door: * Bij een normale beenstand hoort een normale draagas * Het rotatiecentrum van de caput femoris * Het midden van het tibiaplateau * Het midden van de enkelvork * Hoeken * Tussen de anatomische lengteas van de femur en de draaglijn = 6° * Tibiofemorale hoek (tussen de lengteassen van de femur en de tibia) in het frontale vlak = 174° * Dit zien we bij een: * Normale femurhalshoek (coxa norma) * Normaal knie-gewricht: rechte knie (genu rectum) * **Kniegewricht en beenstand: Afwijkingen** * Afwijking van de draagas naar mediaal * Door de mediale femurcondyl of mediaal ervan * Dit zien we vaak bij een: * Toegenomen femurhalshoek (coxa valga) * Gevolg: * Belasting op de mediale meniscus, femur- en tibiacondyl * Laterale collaterale band wordt uitgerekt * Genu varum of **O-benen** * Afwijking van de draagas naar lateraal * Door de laterale femurcondyl en het fibulakopje * Dit zien we vaak bij een: * Verkleinde femurhalshoek (coxa vara) * Gevolg: * Belasting op de laterale meniscus, femur- en tibiacondyl * Mediale collaterale band wordt uitgerekt * Genu valgum of **X-benen** * **Bewegingen in het kniegewricht** * Draai-scharnier gewricht * Flexie (120-150°) extensie (5-10°) * Rondom een transversale as doorheen het draaipunt * Exorotatie (30-40°) endorotatie (10°) * Alleen als de knie 90° gebogen is * Rotatieas loopt door het binnenste van de mediale tibiacondylus * Endorotatie << exorotatie door kruisbanden die om elkaar wikkelen * **Voet of Pes** * Anatomische indeling: * Tarsus (ossa tarsi) * Metatarsus (ossa metatarsi) * Antetarsus (ossa digitorum) * Functionele indeling: * Achtervoet (calcaneus en talus) * Middenvoet (os cuboideum, os naviculare, ossa cuneiformia en ossa metatarsi) * Voorvoet (ossa digitorum) * **Tarsus** * Talus of sprongbeen: draagt lichaamsgewicht over op de voet * Caput tali * Collum tali * Corpus tali * Trochlea tali met facies superior * Facies malleolaris medialis * Facies malleolaris lateralis * Calcaneus of hielbeen * Tuber calcanei * Sustentaculum tali: ‘balkonachtige’ uitstekende structuur die de talus draagt. * **Talus** * Calcaneus * Os cuboideum * Os naviculare * Tuberositas ossis navicularis * Os cuneiforme * Mediale * Intermedium * Laterale * Metatarsus: ossa metatarsi I-V: benoemen van mediaal * Basis ossis metatarsi * Corpus ossis metatarsi * Caput ossis metatarsi * Convex * Ossa sesamoidea ter hoogte van os MT I * Antetarsus: ossa digitorum * Hallux (grote teen) * Phalanx proximalis * Phalanx distalis * Ossa digitorum II-V (phalangen) * Phalanx proximalis * Phalanx media * Phalanx distalis * Elk kootje (phalanx) bestaat uit: * Basis phalangis * Corpus phalangis * Caput phalangis * **Voetgewrichten** * Bovenste spronggewricht * Onderste spronggewricht * Gewrichtslijn van Chopart * Art. talonavicularis * Art. calcaneocuboidea * Gewrichten tussen de overige ossa tarsi * Art. cuneonavicularis * Art. intercuneiformes * Art. cuneocuboidea * Voetgewrichten * Gewrichtslijn van Lisfranc * Art. tarsometatarsales * Art. intermetatarsales * Teengewrichten * Art. metatarsophalangeae * Art. interphalangeae * Proximalis * Distalis * Bovenste spronggewricht * Gewricht tussen tibi/fibula en de talus * Scharniergewricht * Gewrichtsvlakken * Tibia en fibula vormen samen de malleolaire (enkel)vork * Facies art. inferior * Facies art. malleoli medialis * Fibula * Facies art. malleoli lateralis * Talus * Trochlea tali met facies superior * Facies malleolaris medialis * Facies malleolaris lateralis * **Bovenste spronggewricht** * Kenmerken * Fibula komt iets distaler dan de tibia * Goede benige geleiding door de vorm van de enkelvork en trochlea tali * In dorsiflexie maakt het brede voorste deel (A) talus contact met de enkelvork → syndesmosis en ligamenten strak gespannen → veel stevigheid * Bij plantair flexie maakt smallere achterste gedeelte (B) van de talus contact met enkelvork → minder stevigheid en benige geleiding * Kenmerken * Kapsel: * Aangehecht aan randen gewrichtsvlakken * Bevat anterieur en posterieur plooien * **Verstevigende banden** * Zorgen voor stabilisatie en geleiding van de beweging → in elke gewrichtsstand zijn er banden opgespannen * Indeling * Mediale banden * Laterale banden * Banden ter hoogte van de syndesmose * **Onderste spronggewricht** * Gewricht tussen de talus, calcaneus en os naviculare * Art. talonaviculare maakt ook deel uit van het OSG! * Draai- of rolgewricht * Gewrichtsvlakken * Kapsel is slap en dun * Banden verstevigen het kapsel en houden talus, calcaneus en os naviculare op zijn plaats * **Art. calcaneocuboidea + art. talonaviculare = Chopart gewricht** * **Art. tarsometatarsales = Lisfranc gewricht** * **Overige voetgewrichten:** * Art. cuneonavicularis * Art. intercuneiformes * Art. cuneocuboidea * Art. intermetatarsales * **Kenmerken:** * Amfiartrosen: weinig beweeglijkheid * Kapsel + versterkende ligamenten * **Teengewricht** * Art. metatarsophalangeae * Basisgewricht * Kogelgewricht * Beperkt door collaterale banden * Art. interphalangeae pedis * Proximalis * Middengewricht * Scharniergewricht * Distalis * Eindgewricht * Scharniergewricht * **Bewegingen in het bovenste spronggewricht (BSG)** * Plantaire flexie (40-50°) en dorsale extensie/dorsiflexie (20-30°) * Rondom een bijna transversale as doorheen de malleoli * Eversie (10°) en inversie (20°) * Bewegingsas loopt van posterior, lateraal en caudaal naar anterior, mediaal en craniaal * Van laterale calcaneus naar midden os naviculare * Pronatie (20°) en supinatie (40°) voorvoet * Bewegingsas loopt zo goed als sagittaal; van de calcaneus via het os naviculare langs de 2de straal * Totale beweeglijkheid in voor- en achtervoet: * Eversie + pronatie en inversie + supinatie voorvoet * **Beweeglijkheid van de gewrichten in de grote teen:** * Flexie (45°) en extensie (70°) in het basisgewricht * Flexie (80°) in het interphalangeale gewricht * **Assen van de achtervoet:** * Pes rectus * Onderbeenas en calcaneusas liggen op een verticale lijn * Malleolus lateralis ligt lager dan malleolus medialis * **Pes (calcaneus)** valgus * Voet in pronatiestand * Calcaneusas en onderbeenas vormen een open hoek naar buiten * Malleolus lateralis ligt lager tov malleolus medialis * **Pes (calcaneus) varus** * Voet in supinatiestand * Calcaneusas en onderbeenas vormen een open hoek naar binnen * Malleolus lateralis ligt op dezelfde hoogte of hoger dan malleolus medialis * **Voetgewelf** * In de voet bevinden zicht voetstralen * 2 laterale voetstralen: van teen IV en V, via os cuboideum naar calcaneus * 3 mediale voetstralen: van teen I, II en III, via ossa cuneiforme en os naviculare naar talus (en) * Deze voetstralen lopen distaal naast elkaar en proximaal boven elkaar * Zorgen in de voetzool voor een lengte- en een dwarswelving * **Functie van deze welvingen:** * Aanpassen aan oneffenheden ondergrond * Optimale overdracht drukkrachten * Schokdemperfunctie * Maken verend meebewegen bij verticale belasting mogelijk * **Benige ondersteuning van het voetgewelf:** * Tuber calaneus * Caput ossis metatarsi I en V → Ondersteuningsvlak * Vormt een driehoekig * Een voetafdruk of podogram toont dat het echte steunvlak veel groter is * Wordt gevormd door de weke delen bedekking * **Voetgewelf: Afwijkingen** * Normale voetwelving (pes rectus) * Versterkte voetwelving (pes cavus) * Verlies van dwarswelving (pes transversoplanus) * Verlies van lengtewelving (pes planus) * **Heup- en bilmusculatuur** * Ligt aan de voorzijde van het heupgewricht * Binnenste heupspieren: m. illipsoas * Bestaat uit twee delen * Oorsprong: * Lumbale wervelkolom * Binnenzijde van de pelvis * Aanhechting: beide delen op de femur * Belangrijke buiger van het heupgewricht * Andere functies: exorotatie heup * Klinisch: * Bij spierzwakte: problemen met staan, gaan, lopen en met traplopen * Bij verkorting: het bekken kantelt naar voren (anteversie), wat zorgt voor een toename in de lumbale lordose, slechts beperkte heupextensie mogelijk * **Buitenste heupspieren** * Lopen grotendeels aan de achterzijde van het heupgewricht * **Horizontaal** lopende buitenste heupspieren * Hebben oorsprong op de pelvis en hechten aan op de achterzijde van de femur * Zorgen voor exorotatie, adductie en extensie in het heupgewricht * **Verticaal** lopende buitenste heupspieren * Bilspieren of glutei * M. gluteus maximus * Grote bilspier * Loopt van achterzijde van het sacrum en het bekken naar de achterzijde femur en de iliotibiale band * Zorgt voor extensie, exorotatie en ab-/adductie (afhankelijk van de vezels) in het heupgewricht * Stabiliseert het bekken in het frontale en sagittale vlak * Klinisch: * Bij spierzwakte: afname in stabiliteit bekken, vb. bij steunfase van het gaan in het standbeen * Zelden verkorting! * M. gluteus medius en minimus * Kleinere bilspieren * Loopt van achterzijde van het bekken naar de femur * Zorgt voor abductie in het heupgewricht en afhankelijk van de ligging van de vezels flexie/endorotatie of extensie/exorotatie heupgewricht * Stabiliseren het bekken in het frontale vlak * Klinisch: * Bij spierzwakte: afname in stabiliteit bekken: bekken kantelt naar de gezonde zijde (positief teken van Trendelenburg) * **Spieren van de adductorengroep** * Liggen aan de binnenzijde van het bovenbeen * Hebben oorsprong op het os pubis, en hechten aan op de achterzijde van de femur * De belangrijkste functie van de adductoren is een adductie van het heupgewricht, meestal in combinatie met een heupflexie en heupexorotatie * Klinisch: * Spierzwakte: merken we pas op bij extreme belasting vb. paardrijder die niet goed op paard kan blijven zitten * **Bovenbeenmusculatuur** * Spieren aan de voorzijde bovenbeen * Extensorengroep * Liggen aan de voorzijde van het bovenbeen * Belangrijkste spier is de m. quadriceps femoris: * Bestaat uit 4 delen * M. rectus femoris * M. vastus lateralis * M. vastus medialis * M. vastus intermedius * De vier delen lopen over de patella, en hechten via het lig. patellae aan op de tuberositas tibiae * M. quadriceps femoris: * Zorgt voor knie-extensie, m. rectus femoris zorgt ook nog voor een heupflexie. * De spier is belangrijk voor een rechtopstaande houding: * Actieve staande houding: zwaartelijn achter kniegewricht → m. quadriceps femoris zorgt voor gestrekte knie * Spierzwakte m. quadriceps femoris: knie onvoldoende actief gestrekt → Compenseren door hyperextensie knie → Zwaartelijn vóór het kniegewricht en geen actieve extensie nodig → Ligamenten en kapsel aan achterzijde knie stabiliseren het kniegewricht. * Klinisch: * Bij verkorting van de m. rectus femoris: een beperkte heupextensie en knieflexie. * Als compensatie zien we vaak een anteversie van het bekken, en als gevolg een toegenomen lumbale lordose. * Bij spierzwakte van de m. quadriceps femoris: moeilijkheden met traplopen, opstaan en gaan zitten * **Spieren aan de achterzijde bovenbeen – flexorengroep** * Liggen aan de achterzijde van het bovenbeen * Belangrijkste spiergroep is de hamstrings: * Mediale en laterale hamstrings * Hebben hun oorsprong op het os ischium (en achterzijde femur) en hechten onder de knieholte aan op de tibia (mediale hamstrings) en fibula (laterale hamstrings) * Belangrijke heupextensoren en knieflexoren * Stabiliseren het bekken in het sagittale vlak * Daarnaast zorgen ze voor rotaties in de knie: * Mediale hamstrings: endorotatie * Laterale hamstrings: exorotatie * Hamstrings * Klinisch: * Bij verkorting: een beperkte knie-extensie bij een gebogen heupgewricht of omgekeerd: beperkte heupflexie bij gestrekte knieën; dit leidt tot een retroversie van het bekken, en een afvlakking van de lumbale lordose * Bij spierzwakte: anteversie van het bekken en hyperextensie van het kniegewricht tijdens het staan (klinisch beeld vergelijkbaar met wat gebeurt bij zwakke extensoren!!) * **Onderbeenmusculatuur** * Spieren aan de voorzijde onderbeen – extensorengroep * Liggen aan de voorzijde van het onderbeen * Hebben oorsprong op tibia, fibula en membrana interossea, en hechten aan op de ossa tarsi, metatarsi of digitorum * Zorgen voor dorsiflexie (= dorsale extensie) in het bovenste spronggewricht en worden daarom ook de ‘voetheffers’ genoemd * De functie in het onderste spronggewricht is afhankelijk van de ligging van de pezen van de spieren t.o.v. de as van het OSG * Pezen lopen mediaal van de as: inversie en supinatie * Pezen lopen lateraal van de as: eversie en pronatie * Een belangrijke spier van de extensorengroep is de m. tibialis anterior * De pees van deze spier loop mediaal van de OSG as * Zorgt voor dorsiflexie in het BSG, en inversie en supinatie in het OSG en dwarse voetwortelgewrichten * Klinisch: * Spierzwakte: punt van de voet tijdens de zwaaibeenfase van het gaan kan onvoldoende worden opgetild → Compensatie door extra knie- en heupflexie = ‘hanentred’ * Verkorting: beperkte plantairflexie → beperking afrolfase tijdens het gaan * Spieren aan de zijkant onderbeen – peroneus/fibularis groep * Liggen aan de laterale zijkant van het onderbeen * Hebben oorsprong op de fibula en hechten aan op de tarsalen en metatarsalen * Zorgen voor plantairflexie in het bovenste spronggewricht en eversie/pronatie in het onderste spronggewricht * Spieren aan de achterzijde onderbeen – flexorengroep * Liggen aan de achterzijde van het onderbeen * Oppervlakkige flexoren: m. triceps surae * Bestaat uit 3 delen: * M. Soleus * M. gastrocnemius, caput laterale en mediale * Gemeenschappelijke aanhechting via de achillespees (tendo calcaneus) op de calcaneus * Zorgt voor plantair flexie in het BSG en inversie/supinatie in het OSG * M. gastrocnemius loopt ook over de achterzijde van de knie en zorgt voor knieflexie * Diepe flexoren: * Liggen onder de m. triceps surae * Vertrekken vanop fibula, tibia en membrana interossea en hechten aan op de ossa tarsi, metatarsi en digitorum (plantair) * Zorgen voor plantair flexie in het BSG en inversie/supinatie in het OSG * Klinisch: * Spierzwakte: problemen met tenenstand en afgenomen sprongkracht * Verkorting (vooral m. triceps surae): pes equinovarus * Functionele beenverlenging → Compensatie door toegenomen knieflexie (stand) en heupflexie tijdens zwaaibeenfase van het gaan * Korte voetspieren: spieren van de voetrug * Liggen aan de voetrug (dorsale) zijde * Oorsprong op de calcaneus, en hechten aan op de dorsale zijde tenen * Zorgen voor de extensie van de tenen * Spieren van de voetzool: * Liggen aan de voetzool (plantaire) zijde * Opdelen in: * Loge van de grote teen * Loge van de kleine teen * Middenloge * Oorsprong op de voet, en hechten aan op respectievelijk de hallux (grote teen), kleine teen en tenen II-V * Zorgen voor flexie (maar soms ook extensie!!) van de tenen en ondersteuning van de voetgewelven * **Hupgewricht** * Soort beweging * Flexie/anteversie * Extensie/retroversie * Abductie * Adductie * Endorotatie (rotatie naar binnen) * Exorotatie (rotatie naar buiten) * Spier * M. illipsoas * M. rectus femoris * M. gluteus medius en minimus (voorste gedeelte) * Spieren van de adductorengroep * M. gluteus maximus * M. gluteus medius en minimus (achterste gedeelte) * Hamstrings * M. gluteus medius en minimus * M. gluteus maximus (bovenste deel) * Alle spieren van de adductorengroep * M. gluteus maximus (onderste deel) * M. gluteus medius en minimus (voorste gedeelte) * M. gluteus medius en minimus (achterste gedeelte) * M. gluteus maximus * Spieren van de adductorengroep * M. illipsoas * **Kniegewricht** * Soort beweging * Flexie * Extensie * Endorotatie (rotatie naar binnen) * Exorotatie (rotatie naar buiten) * Spier * Hamstrings * M. gastrocnemius * M. quadriceps femoris * Mediale hamstrings * Laterale hamstrings * **Sprongewrichten** * Soort beweging * Plantaire flexie * Dorsiflexie of dorslae extensie * Inversie en supinatie * Eversie en pronatie * Spier * M. triceps surae * Diepe flexorengroep onderbeen * Fibularisgroep * M. tibialis anterior * Andere spieren extensorengroep onderbeen * M. triceps surae * M. tibialis anterior * Diepe flexorengroep onderbeen * Peroneusgroep * Spieren extensorengroep onderbeen (uitgezonderd m. tibialis anterior) * **Bovenste extremiteit** * **Cingulum membri superioris** (schoudergordel) * Scapula + clavicula * Verbindt de arm met de romp * Art. sternoclavicularis: met de thorax * Art. humeri: met het vrije ledemaat * **Pars libera membri superioris** (vrije bovenste ledemaat) * Brachium (bovenarm) * Humerus * Antebrachium * Radius * Ulna * Manus (hand) * Carpus * Metacarpus * Digiti * **Schoudergordel** * Normale anatomische positie: dorsaal aanzicht * Van rib II tot rib VII * Onderste hoek: proc. spinosus * Spina scapulae: proc. spinosus Th3 * Scapula klein beetje naar lateraal gedraaid * Normale anatomische positie: craniaal aanzicht * Scapula vormt hoek van 30° met frontale vlak * Tussen scapula en clavicula: hoek van 60° * Schoudergewrichten naar voren gericht → Bewegingsveld van de armen ook meer naar voren → Gezichts- en bewegingsveld vallen zo goed als samen * **Botten van het schoudergordel** * **Clavicula** * Algemene bouw * S-vormig gebogen * 12-15 cm lang pijpbeen * Onderhuids goed palpeerbaar * Structuren: * Extremitas sternalis * Verbonden met het sternum * Facies articularis sternalis * Extremitas acromialis * Verbonden met acromion (uitsteeksel van de scapula) * Facies articularis acromialis * Corpus claviculae * Tussen beide extremitas * Claviculafractuur: één van de meest voorkomende fracturen (bij volwassen en kinderen) → Vb. door met gestrekt arm op de hand te vallen * **Scapula** * Algemene bouw: * Plat, driehoekig beenstuk * Ligt tegen de thoraxwand aan met facies costalis, achterzijde heet facies posterior * Drie randen: * Margo lateralis * Margo medialis * Margo superior * Randen zijn door hoeken van elkaar gescheiden: * Angulus superior * Angulus inferior * Angulus lateralis * Structuren * Spina scapulae * Belangrijke aanhechtingsplaats voor spieren! * Verdeelt de facies posterior in twee delen * 2 uitsteeksels: * Acromion: facies articularis clavicularis (verbonden met clavicula) * Processus coracoideus (aanhechting spieren) * Cavitas glenoidalis: gewricht met de humerus (bovenarm) * **Gewrichten in het schoudergordel** * Aan het grote bewegingsbereik van de arm in het schoudergebied dragen vijf gewrichten bij: * 3 echte gewrichten * Twee gewrichten in de schoudergordel of sleutelbeengewrichten * Art. sternoclavicularis * Art. acromioclavicularis * Art. humeri of humeroscapulair gewricht * 2 schijngewrichten * Subacromiaal schijngewricht * Scapulothoracaal schijngewricht * **2 sleutelbeengewrichten (ventraal aanzicht)** * **Art. sternoclavicularis:** * Gewrichtsvlakken * Clavicula: facies art. sternalis * Dikke laag kraakbeen * Richting naar caudomediaal gericht * Sternum: incisura clavicularis * Dikke laag kraakbeen * Richting naar craniolateraal gericht * Discus articularis * Verbetert congruentie tussen de twee gewrichtsvlakken * Kenmerken: * Anatomisch: zadelgewricht * Functioneel: kogelgewricht * Slap en dik gewrichtskapsel * **Art. acromioclavicularis:** * Gewrichtsvlakken: * Clavicula: facies art. acromialis * Ovaal * Bedekt met kraakbeen * Scapula: facies art. clavicularis * Ovaal * Bedekt met kraakbeen * Kenmerken: * Vlak gewricht * Straffe ligamenten houden gewricht op zijn plaats * **Twee schijngewrichten:** * **Subacromiaal schijngewricht** * Slijmbeurzen (bursae) tussen het schouderdak en het rotatorenmanchet * Zorgt voor betere glijding van de spieren en de humerus onder het schouderdak * **Scapulothoracaal schijngewricht** * Los bindweefsel (in blauw en groen op de fig.) * Ligt tussen de spieren (rood) die aanhechten op de scapula, zodat de scapula goed over de thorax kan glijden * **Bewegingen van de scapula** * Omhoog en omlaag bewegen * Bij elevatie en depressie van de schoudergordel: van craniaal naar caudaal en visa versa * Naar voor en naar achter bewegen * Bij pro- en retractie van de schoudergordel * Draaien van angulus inferior naar lateraal en terugkerende beweging * Bij abductie/elevatie van de arm * Rotatie rond dorsoventrale of sagittale as * **Bewegingen in het sternoclaviculair gewricht:** * Elevatie (40°) en depressie (10°) * Omhoog en omlaag bewegen: rondom sagittale as * Protractie (30°) en retractie (25°) * Naar voor en achter bewegen: rondom verticale as * Circumductie (45°) * Kegelvormige beweging, waarbij het sternoclaviculaire gewricht de top is van de kegel * **Bovenste extremiteiten: Botten en gewrichten: Humerus** * **Humerus** * Algemene bouw * Proximale uiteinde: extremitas proximalis * Corpus humeri of humerusschacht * Distale uiteinde: extremitas distalis * Structuren: proximale uiteinde * Caput humeri: verbinding met scapula * Collum anatomicum * Collum chirurgicum * Tuberculum majus