Summary

Dit document bevat informatie over verschillende soorten bronnen, zoals kranten, vaktijdschriften en wetenschappelijke publicaties, die gebruikt kunnen worden voor onderzoek. Het beschrijft verschillende fases in het onderzoeksproces, zoals het formuleren van een onderzoeksvraag en het ontwikkelen van een conceptueel model. Het document benadrukt ook de relevantie van bronnen, zoals peer-review en actualiteit.

Full Transcript

Boek Monday, 16 December 2024 12:27 Geschreven bronnen: Kranten, weekbladen (alledaagse kennis), poëzie en romans (schone letteren) Vakliteratuur -> 1. Vaktijdschriften: Vakkennis bepaald praktijkgebied of specifiek beroep. 2. Wetenschappelijke tijdschriften en boeken: Wetenschappelijke kennis in...

Boek Monday, 16 December 2024 12:27 Geschreven bronnen: Kranten, weekbladen (alledaagse kennis), poëzie en romans (schone letteren) Vakliteratuur -> 1. Vaktijdschriften: Vakkennis bepaald praktijkgebied of specifiek beroep. 2. Wetenschappelijke tijdschriften en boeken: Wetenschappelijke kennis in een bepaald domein of gebied wordt gepubliceerd. Praktijkkennis: door professionals beleidsdocumenten, jaarverslagen, handelingsverslagen en catalogi. (geven context aan situatie product) Primaire publicaties: Oorspronkelijk werk, zoals artikelen in wetenschappelijke tijdschriften, boeken, proefschriften/dissertaties en interne rapporten. Secundaire publicaties: Handboeken en reviewartikelen die inleidingen in samenvattingen van primaire publicaties geven. Reviews = Overzichten van ontwikkelingen binnen een specifiek deelgebied en zijn over het algemeen actueler dan handboeken. Tertiaire publicaties: Wegwijzers naar secundaire bronnen -> online zoeksystemen die overzicht geven aan handboeken en reviews (Wikipedia). Sterk afgeraden om hier gebruik van te maken omdat Wikipedia door iedereen aangevuld kan worden. Fundamenteel onderzoek: Kennisprobleem. Toegepast onderzoek: Kennisprobleem MAAR wordt inzicht verkregen door een bepaalde theorie of praktijksituatie. Praktijkgericht onderzoek: Aanleiding voor het onderzoek van een praktijkprobleem. De (ISI) Web of Knowledge -> Online dienst van Thomson Reuters die de impactfactor van veel tijdschriften bepaald op basis van het aantal keer dat artikelen in dit tijdschrift geciteerd worden, geeft een indicatie van tijdschriften. Quick Notes Page 1 Een bron is relevant en bruikbaar als: 1. De kwaliteit van de bron is beoordeeld door onafhankelijke anderen. Bij tijdschriften: peer review. 2. Deze recent is. (Soms nog wel zinvol om ouderen bonnen te gebruiken) 3. De informatie terug te vinden is in meerdere bronnen. (meer bewijs) 4. De bron relevant is voor jouw specifieke onderzoek of opdracht. Quick Notes Page 2 Blijft alert op 'fake news': neptijdschriften, waarbij men moet betalen om gepubliceerd te worden. Deze tijdschriften zijn alleen uit op geld. Waarom verwijzen? Nodig om recht te doen aan de auteur die het oorspronkelijke stuk heeft geschreven waarnaar je verwijst. Anders -> Plagiaat Drie verschillende manier van verwijzen naar andere auteurs: 1. Letterlijk citeren: Bv. Bij precies definitie overnemen. Naam van auteur en publicatie jaar en paginanummer waarop het citaat te vinden is. 2. Parafraseren: Kern van een bepaalde bron overnemen in eigen woorden. Auteur publicatiejaar 3. Refereren: Bv. Wanneer je naar een andere studie verwijst. Alleen auteur en publicatiejaar. APA: American Psychological Association. Manier van verwijzen. Leidraad voor juridische auteurs -> Leidraad. 1. Bij meer dan vier geschreven pagina's is een literatuurlijst verplicht. 2. Voetnoten worden gebruik voor verkorte bronvermeldingen naar literatuur. 3. Bij regelgeving zijn de citeertitel en het artikelnummer al onderdeel van de tekst. 4. Wanneer wenselijk kan een aparte lijst van geraadpleegde jurisprudentie worden bijgevoegd. Quick Notes Page 3 Jurisprudentie: Verzameling van rechterlijke uitspraken die als richtlijn dienen voor toekomstige rechtszaken. - Tegenwoordig referentieprogramma's beschikbaar die automatisch referentielijst opstellen: Refworks en Mendeley 6. Gebruiken van bronnen bij opzoeken en uitzoeken Opzoeken Opzoekopdrachten als onderzoeksvraag: Relatief simpele vragen waarop vaak een eenduidig antwoord gegeven kan worden dmv. Bronnenonderzoek. Bv. 'Hoeveel kosten zonnepanelen?' Uitzoeken Praktijkopdrachten met complexere onderzoeksvragen (uitzoekopdrachten), Onderverdeeld in 4 beroepsproducten: 1. Maken van een analyse Bijvoorbeeld het doen van een vooronderzoek of een secundaire analyse (bloedmonster). 2. Het geven van advies Toepassen van een theorie om als bril naar de praktijk te kijken. 3. Het ontwerpen van producten Bronnenonderzoek om inspiratie op te doen. 4. Het uitvoeren van een handeling of een interventie Bronnen gebruiken om wegwijs te maken of om een interventie te ontwerpen. Centrale begrippen: Het goed definiëren van de centrale begrippen in je onderzoeksvraag. Geen bronnenonderzoek mogelijk? Zelf onderzoek doen - Conceptueel model: Visuele weergave van de centrale begrippen uit de hoofdvraag en de onderlinge relaties hiertussen. - Onafhankelijke variabelen: De factor die de onderzoeker veranderen om te zien welk effect dit heeft. - Afhankelijke variabelen: De factor die gemeten of geobserveerd wordt in het experiment. - Controlevariabele: Factoren die constant worden gehouden om een eerlijk experiment te garanderen. Model om te conceptualiseren of operationaliseren: Reflecteren op de onderliggende dimensies van een bepaald begrip -> mind map Conceptualiseren: De uitkomst van je literatuuronderzoek samenvatten dmv. Visuele weergave. Operationaliseren of meetbaar maken van een begrip: Indicatoren van een bepaald begrip. Het bouwen van een conceptueel model: Verachtingen tussen onderdelen gebaseerd op bronnen: - Experts uit archiefonderzoek (deskresearch) - Eerder onderzoek - Hypothese stellen aan bestaande theorie: Vatten eerdere studies samen en verbinden hier een argumentatie aan. Hypothese zijn vaak explicieter en verder afgebakend dan verwachtingen. Quick Notes Page 4 HDFSTK 8 Onderzoek ontwerpen (Wat wil ik?) en onderzoek plannen (Hoge ga ik het in de tijd doen en welke stappen? Drie zaken onderzoeksopzet Met welke onderzoeksmethoden ga je data verzamelen en analyseren? Bij wie ga je die data verzamelen? Hoe ga je variabelen meten? Verschillende typen onderzoek: 1. Beschrijvend onderzoek: Interesse in het voorkomen van onderzoeksobjecten (Hoeveel uitgegeven) 2. Vergelijkend onderzoek: Verschillen en overeenkomsten tussen objecten (Bv. 1 meer dan ander uitgegeven) 3. Verklarend onderzoek: Relaties tussen onderzoeksobjecten (Bv. Oorzaak van verschillende niveaus) 4. Voorspellend onderzoek: Voorspellen van kenmerken van onderzoeksobjecten. (Bv. Om kunnen investeren) 5. Ontwerpen onderzoek: Ontwerpen van een plan, product, dienst of interventie. (Bv. Om meer innovatief te zijn) 6. Evaluatieonderzoek: Het evalueren van interventies: (Bv. Beoordelen plannen afgelopen jaren) Quick Notes Page 5 plannen afgelopen jaren) Niet per se dezelfde methode kiezen bij bepaalde onderzoeksvraag. Onderzoekliteratuur: Kwantitatief onderzoek: Gericht op beschrijven of vergelijken in meetbare eenheden of getallen. (Bv. Vragenlijstscores of gegevens) Kwalitatief onderzoek: Beschrijven of ontwerpend onderzoek, niet in meetbare eenheden, maar in rijke, diepgaande informatie (woorden -> interview, observatieverslag) -> Mixed-method-onderzoek: Eest kwalitatieve onderzoeksmethoden voor data verzameling, daarna kwalitatieve fase toetsen. Bij wie ga je de data verzamelen Populatie: Complete verzameling onderzoeksobjecten Bv. Alle ziekhuizen in Quick Notes Page 6 Populatie: Complete verzameling onderzoeksobjecten Bv. Alle ziekhuizen in Nederland of alle jaarverslagen in een bepaalde branche Steekproef: Representatieve subgroep van de te onderzoeken populatie. Voordeel -> Niet de gehele populatie hoeft te onderzoeken, maar toch uitspraken kunnen worden gedaan over de gehele populatie. Toepassing van Statische toetsen: Steekproef aselect te trekken. Steekproefkader: Vorm van administratie waarin alle relevantie onderzoeksobjecten en/of kenmerken daarvan zijn geregistreerd. Steekproefkader onvolledig: Waanneer het niet alle eenheden bevat die tot de populatie behoren die je wilt onderzoeken -> onderdekking, niet alle groepen vertegenwoordigd. Representativiteit steekproef: In welke mate is deze steekproef te vergelijken met de totale populatie? Grootte steekproef: Mag niet te klein zijn. Voor interviews vaak kleinere steekproef dan voor schriftelijke enquête. Onderzoeksdomein: Het specifieke gebied of onderwerp waarop een onderzoek zich richt. Wat ga je precies op welke manier meten? Conceptueel model nodig, op basis hiervan -> Belangrijke variabelen bepalen voor onderzoek. Richt je op bepaald kenmerken van onderzoekobjecten, bv. Motivatie en werktevredenheid bij personen, gebruiksvriendelijkheid en mate van 'bug- free code' bij computerprogramma's. -> Ook wel: Variabelen -> Samenhang van kenmerken, bv. Invloed motivatie op werktevredenheid. 2 belangrijke redenen zoeken samenhang tussen kenmerken: 1. Je onderzoek richt op bepaalde variabelen (bv. Gebruiksvriendelijkheid van programma) 2. Een verband kunt leggen met eerder onderzoek of met de theorie, dmv. kenmerken. Om deze reden zijn variabelen vaak geformuleerd in theoretische taal. Derde variabelen 1. Controlevariabelen: Demografische kenmerken (leeftijd, opleidingsniveau) of achtergrondvariabelen die niet centraal staan in het onderzoek maar wel invloed kunnen hebben op onafhankelijke of afhankelijke variabelen. Je wilt dus controleren op mogelijke invloed 2. Modererende variabelen: Factoren met verwachte invloed op de relatie tussen de afhankelijke variabele. Bv. stressgerelateerde klachten en medicijngebruik sterker voor vrouwen dan mannen. 3. Mediërende variabelen: Factoren die als het ware tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen staan. Meetinstrumenten Altijd aangeraden om meer dan een indicator te gebruiken om een variabele te meten. -> Schriftelijke vragen: Diverse indicatoren dmv. vragenlijst Voordeel meten verschillende indicatoren: Meting minder afhankelijk van toevallige invloeden -> Betrouwbaarder. Quick Notes Page 7 Pretest of pilot: Kleinschalig onderzoek onder een vergelijkebare groep mensen of organisaties als in het uiteindelijke hoofdonderzoek, waarin je het meetinstrument uitprobeert en onderzoekt. Meetniveaus: Bepaalt de complexiteit van de analyses die je kunt uitvoeren bij de data-analyses. Vaak eerste drie niveaus; 1. Nominaal: Inventarisatie van een bepaald fenomeen: Meetniveau waarbij gegevens worden ingedeeld in categorieën zonder rangorde of betekenis van de nummers. Het gaat alleen om benoemen of onderscheiden. De nummers of namen zijn labels, geen waardes die je kunt optellen of vergelijken: puur categoriseren zonder volgorde of waarde 2. Rangorde: Ordinale schaal: meetniveau waarbij gegevens worden ingedeeld in categorieën die een volgorde of rang aangeven, maar waarbij de afstanden tussen de categorieën niet gelijk of bekend zijn. Je weet wat hoger of lager is, maar niet hoeveel hoger of lager. Bv. Schoolniveau: vmbo, havo, vwo 3. Intervalschaal: Meetniveau waarbij de gegevens een volgorde hebben én gelijke verschillen tussen de meetpunten betekenisvol zijn, maar zonder een absoluut nulpunt. Temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit (0°C betekent niet 'geen temperatuur'). 4. Ratioschaal: Een meetniveau met een volgorde, gelijke afstanden tussen meetpunten én een absoluut nulpunt (waarbij 0 echt "niets" betekent). Hierdoor kun je ook verhoudingen berekenen. Lengte (0 cm betekent geen lengte). 5. Absolute schaal: Een meetniveau met een absoluut nulpunt én waarbij alleen hele getallen worden gebruikt, vaak om het aantal van iets te tellen. Absolute schaal telt dingen (hele getallen) en heeft een absoluut nulpunt. Aantal leerlingen in een klas (je kunt 0, 1, hebben, maar geen 2,5). Dichotome variabele: Variabele die slechts twee verschillende mogelijke waarde kan aannemen: Wel of niet. Bv. Heb je een telefoon of niet? Betrouwbaarheid van meetinstrumenten Betreft de precisie en de nauwkeurigheid waarmee je een begrip of verschijnsel meet -> meting moet systematisch, niet toevallig zijn. Betrouwbaarheid vrijwel altijd gedefinieerd in herhaalbaarheid Bij herhaalde meting moet er dezelfde resultaat uitkomen. -> Onafhankelijk zijn van tijdstip waarop je meet. Validiteit van een meetinstrument (geldigheid): Geeft inzicht in de mate waarin een meetinstrument beantwoord: Is dat wat wordt gemeten werkelijk datgene wat je wilt meten? Betrouwbaar zegt niets over de inhoud van datgene wat wordt gemeten, maar alleen iets over de manier waarop wordt gemeten. Inhoudsvaliditeit: Vraag of de inhoud van je meetinstrumenten alle relevante aspecten uit het domein van een begrip vertegenwoordigt; Meetvaliditeit: Geeft aan in welke mate de inhoud van het instrument overeenkomt met Quick Notes Page 8 Geeft aan in welke mate de inhoud van het instrument overeenkomt met het theoretische domein. Constructvaliditeit: Betreft het de vraag of het begrip op een vanuit de theorie te verwachten manier samenhangt met andere theoretische begrippen; ook wel begripsvaliditeit. Predictieve validiteit Mate waarin een meting een bepaald criterium voorspeld; ook wel criteriumvaliditeit -> doel het doel van voorspellingen. Gezichts- of indruksvaliditeit Test werkelijk relevant is voor en lijkt op het criterium, in de ogen van de respondenten: degenen die het instrument ondergaan. Verschil met inhoudsvaliditeit: Inhoudsvaliditeit gaat om de visie van experts/deskundigen, gezichts- of indruksvaliditeit om de respondenten en eventuele opdrachtgevers. Erg belangrijk in praktijkonderzoek omdat respondenten steeds kritischer zijn op welke soorten vragen hun wordt voorgelegd. Respondenten: De individuen die deelnemen aan een onderzoek door enquêtes, vragenlijsten, interviews. Ethiek: gedragsregels - Ethische zaken hebben te maken met de respondenten. - Politieke zaken hebben vaak te maken met de opdrachtevers. Plan van aanpak Geeft helderheid over het onderzoeksdoel en de manier waarop je het onderzoek wil gaanuitvoeren, voor jezelf en voor de opdrachtgever en begeleiders en beoordelaars van het onderzoek. Ook praktische kant onderzoek: Hoeveel tijd en geld heb je nodig om het onderzoek uit te voeren? Beschrijving plan van aanpak: Aanleiding onderzoek: Onderzoeksvraag, verwachte output en toepasbaarheid van het onderzoek. Wat, waarom, wat is al bekend, wat levert het op en wat kun je ermee? Korte organisatiebeschrijving: Opdrachtgever, stakeholders en begeleiders. Beschrijving van conceptueel model, inclusief hoofdvariabelen en onderlinge relaties. Onderzoeksontwerp: Wijze van steekproeftrekking uit populatie, ho je aan respondenten komt. Beschrijven operationalisering van variabelen, hoe je de variabelen gaat meten en welke meetinstrument zijn gebruikt. Aard van de te verzamelen data (wat ga je bij wie, wanneer en hoe verzamelen?) Reële en volledige begroting. Personeel, apparatuur, kantoorruimte etc. Tijdsplanning: Per onderdeel inschatten hoeveel tijd h et zal vergen, in welke periode en wie het zal uitvoeren. Quick Notes Page 9

Use Quizgecko on...
Browser
Browser