Summary

This document discusses the biology of egg production, focusing on the functions and structures of eggs and the processes involved in their creation. It provides details on different types of eggs and their composition, particularly avian eggs.

Full Transcript

Deel 6: Biologie van de eiproductie Inhoud: Biologie van de eiproductie Deel 6: Biologie van de eiproductie ....................................................................................................................... 2 6.1. Eieren..............................................................

Deel 6: Biologie van de eiproductie Inhoud: Biologie van de eiproductie Deel 6: Biologie van de eiproductie ....................................................................................................................... 2 6.1. Eieren.......................................................................................................................................................... 2 6.1.1. De functie van het ei .......................................................................................................................... 2 6.1.2. Bouw van een ei. ................................................................................................................................ 4 6.2. Eiproductie. ................................................................................................................................................ 7 6.1. Eieren 6.1.1. De functie van het ei - activiteiten dieren gericht op overleven van individu en soort - voortplanting is essentieel 6.2.1. Vorming van het ei ............................................................................................................................. 7 6.2.2. Leggen van een ei ............................................................................................................................ 10 6.2.3. De legcyclus ..................................................................................................................................... 12 6.2.4. Kwaliteit van een ei .......................................................................................................................... 17 - voortplanting begint bij eicel - grote verschillen in afmetingen eicel van soort tot soort; - variatie houdt verband met hoeveelheid dooier. * Zoogdiereicellen zeer weinig dooier. * Vissen, reptielen en vogels grote eicellen - dooier vult grootste deel van cel - kleine hoeveelheid cytoplasma (kiemplaats) aan pool verzameld - dooiermassa t.o.v. cytoplasma zo omvangrijk dat cellichaam kippenei 'de dooier' wordt genoemd - meeste diersoorten ovipaar; - vrouwelijke dieren leggen eieren waar jongen later uitkomen. - geldt voor: - meeste in water levende diersoorten - meeste insecten - reptielen - alle vogels - sommigen ovovivipaar: - eieren met veel dooier => ontwikkelen in reproductie apparaat vrouwtje. - embryo's niet verbonden met wand van oviduct (uterus) - ontvangen geen voedingsstoffen van moederdier 6.1.2. Bouw van een ei. - vier onderdelen: - de dooier - Voorbeelden: Voorbeelden: sommige insecten, slangen, haaien en - het ei-eiwit hagedissen hagedissen. - de schaalvliezen - de schaal. - vogelembryo ontwikkelt zich geheel buiten lichaam moeder 'ei-eiwit' = wit van ei => eiwit - dus vogelei moet alle voedingsstoffen bevatten - Dooierrijke eiproductie vergelijkbaar met melkproductie - chemische stof eiwit => 'proteïne'. Gemiddelde samenstelling van enkele vogeleieren (Rose, 1997). - embryo ei veel afhankelijker van ei dan zoogdierjong van melk Gans Kalkoen Eend Kip Parelhoen Duif gemiddeld gewicht (g) 130 89 65 57 40 20 % dooier 35 33 35 27 35 20 % ei-eiwit 53 57 53 64 52 70 % schaal 12 10 12 9 - zoogdierjong al voedingsstoffen in lever en andere lichaamsweefsels - gesloten milieu ei vraagt om geconcentreerde voedingsstoffen 13 10 - samenstelling ei is bepalend voor ontwikkeling embryo - Nestblijvers => minder ver ontwikkeld uit het ei (duif) - Nestvlieders => verder ontwikkeld => eieren bevatten meer reserve stoffen => grotere dooier - Bespreking van de onderdelen: * Dooier bestaat uit: - Bespreking ei => ei van een kip - serie afwisselend lichte en donkere concentrische lagen - wordt omgeven door dunne dooierzak - laatste laag loopt uit in hagelsnoeren. - soortelijk gewicht dooier is lichter dan eiwit - in elkaar gedraaide strengen eiwit - stompe kant => twee hagelsnoeren => ligt bij vers ei iets boven midden - spitse kant=> drie hagelsnoeren - kiemplaats = kleine licht gekleurde plek bovenkant dooier - houden dooier in het midden - Bij ouder verlies verankering in het dikwit =>dooier - kiemplaats wordt bij bevruchte eicel na enkele uren uren:: gaat stijgen => kiemschijf of blastodisc) - kiemplaat bij elke stand ei naar boven gericht - Consumptie-eieren Consumptie eieren vrijwel altijd onbevrucht. - meest voorkomende proteïne is albumine. - naast voedende functie eiwit ook beschermende functie; - elastisch - vangt stoten op - isoleert - bacterieremmende werking * Eischaal bestaat voor 93 à 98% uit calciumcarbonaat (CaC03). - is poreus (8.000 à 10.000 poriën) - gasuitwisseling embryo met omgeving - eventuele toegangpoort voor bacteriën tot ei - dunne film (cuticula) bedekt schaal aan buitenkant - reduceert gasuitwisseling * Eiwit bestaat uit vier lagen: - buitenste dunne laag ('dunwit'; 23% eiwit), - verhindert binnendringen bacteriën - cuticula droogt spoedig na leggen op - dikke laag ('dikwit'; 57%) - tijdens broeden weer doorlaatbaar( hoge °t) - binnenste laag dun wit (17%) - 15% eivocht verdampt tijdens broedproces. - laag dik wit (3%) rondom dooier. - binnen schaal twee dunne schaalmembranen - liggen dicht tegen elkaar aan, behalve aan stomp einde ei - vormen bij afkoeling na leggen luchtkamer - vooral problemen: - ei inhoud krimpt - begin van leg bij jonge dieren - luchtkamer neemt in tijd toe in grootte - bij overbelasting van hennen - vooral bij droge en warme omgeving - bij ziekten en voedingsfouten - schaal normaal zodanige structuur dat ze sterk genoeg is om inhoud te dragen =>moet ook voldoende breekbaar zijn door kuiken - kippenei weegt 58 g en schaaldikte 0,35mm. 6.2. Eiproductie. 6.2.1. Vorming van het ei - Bevruchting eicel bij kip niet noodzakelijk voor leggen ei - hen kan continu eieren leggen zonder paren of aanwezigheid haan - duif aanwezigheid van andere duif nodig als prikkel ovulatie - biologische verschijnsel benut voor productie onbevruchte consumptie eieren. - hele productieproces ei afhankelijk van hormoonsynchronisatie en hormoonevenwichten - haperingen in systeem => productie abnormale eieren: - ei binnen ei - windeieren (geen schaal of zeer zachte schaal) - dooierloze eieren - dubbeldooiers - Vorming ei - FSH bevordert groei van follikels(dooier) in ovarium; - follikel rijp => LH zorgt voor ovulatie => 8 à 10 uur na LH afgifte ovulatie - androgene hormonen: - eicel (dooier) komt in trechter of infundibulum van eileider of - grote, helderrode kam en lellen bij normale hen in leg oviduct - kip enige vogel met kam - eicel wordt omgeven met eiwit bij doorgang door oviduct - eiwit klieren wand oviduct - kip vertoont binnen oestrische cyclus geen oestrus - in natuurlijke omstandigheden wel voortplantingsseizoen - einde oviduct, in isthmus => ei omgeven door twee - lengen van de dagen. schaalmembranen - vorming kalkschaal in schaalklier of uterus - na ovulatie geen geel lichaam (corpus luteum) gevormd => kip is nooit drachtig. Gemiddeld emiddeld tijdschema van de vorming van een ei bij de kip 6.2.2. Leggen van een ei - Wanneer ei volledig gevormd is => 180° draaien in uterus (breedte as) - stompe einde voorop naar vagina gericht - ei door spiercontracties door uterus heen naar vagina geduwd - uterus bezit geen cervix - vagina stulpt zich via cloaca naar buiten uit - ei gelegd zonder contact met cloaca - grootte ei wordt bepaald door grootte eicel . - hormonen ovarium veroorzaken ook zzogenaamde ogenaamde secundaire geslachtskenmerken - oestrogene oestrogene hormonen: hormonen - een ei leggen (ovipositie) duurt enkele minuten - oxytocine => spiercontracties - vrouwelijk verenkleed - hormoon afkomstig hypofyse - vrouwelijk sexueel gedrag - afwezigheid van sporen. - Zowel ovulatie als leggen worden beïnvloed door uitwendige factoren => licht - Wilde vogels leggen in lente. - toenemende daglengte => signaal ogen => hypothalamus => hormoonsecreties gestimuleerd => eicelrijping => leggen van eieren. - onproductieve dag einde legserie - legserie gedefinieerd als: - aantal eieren op achtereenvolgende dagen gelegd. - Slechte legsters: - legseries 1 of 2 eieren - seizoenspatroon valt weg bij moderne huisvestingsmethode legkippen - goede legsters : - series van 4 tot wel 200 eieren - legkippen gehouden in volledig lichtdichte hokken - vermoedelijk hogere hypofysehormoon concentraties => dagelijks licht/donker schema (FSH en LH). => leggen het gehele jaar door eieren. - golflengte licht speelt bij sommige vogelsoorten ook een rol. - Ultraviolet licht heeft geen stimulerend effect - sommige vogelsoorten reageren wel op rood en niet op groen - Normaal legt kip haar ei overdag - 30 minuten nadat ei gelegd is => ovulatie nieuwe eicel => kip 'kakelt' - hen kan in principe elke dag ovuleren. 6.2.3. De legcyclus - volgend ei wordt later op de volgende dag gelegd => tot het ei laat in lichtfase gelegd is zodat het 8 uur ervoor ook licht was Totale otale eiproductie (E) = lengte legcyclus (T) * legintensiteit in die periode ( I ) E=T*I. => geen ovulatie na 30 minuten => maar na 16 tot 18 uur => dag zonder ei * Lengte legcyclus (T) bepaald door begin begin- en eindtijdstip leggen T = tEind - tBegin - begintijdstip leg => maat voor geslachtsrijpheid hen - Licht wederom belangrijkste beïnvloedende factor - toenemende daglengte vervroegt geslachtsrijpheid - afnemende daglengte verlaat deze - mens kan rui ook beïnvloeden: - huisvestingsmaatregelen - genetische aanleg - doelstelling: => steeds later in rui gaan - andere factoren ook belangrijk - genetische verschillen - vroeg geslachtsrijp => grote reproductie activiteit ( I ). - complete opheffing nog niet mogelijk - kunstmatige rui opgeroepen door mens - plotselinge afname van dagelijkse hoeveelheid licht - plotselinge vermindering van voer - factoren die einde legcyclus bepalen - Broedsheid als eieren niet weg gehaald worden - vermindering essentiële voerbestanddelen - doel kunstmatig rui ('geforceerde rui') - druk eieren tegen borst vertelt of er genoeg eieren gelegd - hennen kunnen zich fysiologisch herstellen zijn - na rui aan tweede legcyclus beginnen - met lichaam te bedekken/effectief kanbebroeden - stoppen met eieren leggen - Broedsheid groot deel genetisch bepaald - afhankelijk van temperatuur/ lichtregiem - mogelijkheden tot nestbouw. - Broedsheid beperken door: => hennen houden gedurende twee relatief korte legcycli - einde leg kan ook bereikt worden als gevolg: - gebrek aan essentiële bouwstoffen voor eiproductie - reductie lichaamsreserves - calcium in voer te laag => gebrekverschijnselen - huisvesting (veel licht, batterijkooien ed.) - selectie - legintensiteit I= E/T bepaald door: - lengte legseries - tweede factor die einde legcyclus bepaald is het ruien - uitval oude en groei nieuwe veren - meestal stopzetten leggen eieren - ruiperiode => fysiologische rustperiode of legpauze - vooral schildklierhormoon belangrijk - lengte pauzes tussen legseries - regelmaat legseries => aantal productieve dagen per legcyclus - korter interval tussen ovipositie en ovulatie => meer eieren per legserie => dus meer productieve dagen - vooral genetisch bepaald - tweede periode: Indeling ndeling legcyclus in functie van legintensiteit - gekenmerkt door relatief relatief regelmatige leg - duurt het langst - meest bepalend voor totale productie - derde periode: - relatief kort - einde leg - lijkt met betrekking tot productie op eerste periode => abnormale eieren - Eiproductie meest intensief in eerste legcyclu legcyclus - daaropvolgende cycli lineaire afname - begint steeds later - stopt steeds vroeger - eerste periode: - begin reproductie activiteit - vanaf eerste ovulatie tot begin regelmatige leg - 2 tot 3 weken - leggen is nogal onregelmatig. - Ongeregeldheden die veel voorkomen: - productie meer dan een ei per dag - vaak abnormaal - productie windeieren, - productie dubbeldooiers - onregelmatige productie: - lange tijdsintervallen tussen eieren. => Alle begin is moeilijk. => Meestal leghennen één legcyclus aangehouden. - levensduur is negatief gecorreleerd met reproductiesnelheid - kleine luchtkamer - hennen met relatief hoge eiproductie leven korter - naast erfelijke aanleg voor goede legprestatie, ook goede erfelijke aanleg nodig voor: - vitaliteit en constitutie om fysiologische stress te weerstaan - stress kan gezondheid en weerstand tegen ziekten aantasten => verkorten levensduur - hen draagt slechts in beperkte mate bij aan haar eigen omgeving; - mens 'maakt' omgeving Vers Grote luchtkamer, rode vlek=> dooier oud - controle versheid consument: - ei zachtjes schudden; => licht vermoedelijk de belangrijkste. - vers ei hoort men niets => voer vooral bij hoogproducerende dieren - ouder ei => inhoud horen schudden of klotsen - tekort aan bepaalde voedingsstof => verlaging eiproductie => grote luchtkamer - ei in een kom met zout water leggen 6.2.4. Kwaliteit van een ei - vers ei blijft op de bodem liggen - consument kan het verschil niet proeven tussen een 1 à 2 dagen oud ei en - Hou ouder het ei een gekoeld bewaard ei van drie à vier weken oud => ei met stompe kant naar boven in het water - versheid ei controleren door het te schouwen => door groter wordende luchtkamer gaat het - licht doorheen het ei laten vallen drijven.(zes weken en ouder) - vers ei is: => kunnen zelfs al bedorven zijn. - doorschijnend - dooier onduidelijk zichtbaar en niet erg beweeglijk - breken vers ei: - een platte, stevige dooier met veel dikwit => weinig uitlopen - Van eicomponenten: schaal meest variabele - calciumcarbonaatvormingsproces zeer gevoelig - vooral hoog producerende dieren - gave, sterke schaal van zeer groot belang voor: - beperking breuk - verhinderen binnendringen van bederf verwekkende microben - verlagen vochtverlies als gevolg van het voorkomen van haarscheurtjes of te grote poreusheid. - volgende factoren leiden tot afname schaaldikte: - hoge omgevingstemperatuur - Ca tekort in het voer - stress uitgeslagen vers ei, dunwit en dikwit zijn duidelijk te onderscheiden uitgeslagen oud ei, dunwit en dikwit zijn moeilijk te onderscheiden. - ziekten - geneesmiddelen - grote eieren tijdens het laatste deel leg - variatie in verhouding dik en dun eiwit en viscositeit dikwit afhankelijk van: - Soms afwijkingen in structuur eischaal - versheid ei - genetische aard - temperatuur - leeftijd van de hen - weinig verschil in samenstelling van eieren - eerste eieren hen => kleine eicellen(dooier) => minder eiwit Een ei met haarscheurtjes, ongeschouwd (links) en geschouwd (rechts). => kleiner ei met procentueel meer dooier, minder eiwit en evenveel schaal. - zeer ruw oppervlak - zeer veel poriën => vaak dezelfde kippen die afwijking vertonen - bloedklontjes die aan dooier blijven zitten bij ovulatie - schaalkleur opvallend kenmerk - kleur bepaald door pigment in schaal - kippen leggen witte of bruine eieren - Araucana hoen uit Zuid Amerika => blauwe eieren - veel variatie in kleuren wit en bruin - rasverschillen - dierverschillen Een ei met een bloedstukje. - eerste bruine eieren legserie donkerder - bepaald door: - Variatie verhouding tussen dik en dun eiwit en viscositeit dikwit. - voer - voor deel genetisch van aard - leeftijd - temperatuur - erfelijke aanleg - leeftijd - bruine eieren vertonen meer bloedstukjes dan witte - versheid van ei - kwaliteit bewaartechniek ei - vorm ei => genetisch bepaald - opvolgend eieren praktisch dezelfde vorm - belangrijkste kleurstof dooier: xantofyl - variatie tussen kippen is tamelijk groot - afkomstig uit voer - rond - kleurintensiteit dooier bepaald door xantofyl in voer. - cilindervormig - puntig - Soms bloedstukjes voor in ei; - peervormig - kleine eieren bijna rond - grote eieren vaak conisch, elliptisch, ovaal of biconisch - Eieren verschillen natuurlijk ook in grootte of gewicht - zwaarste tot nu geregistreerde kippenei woog 320 g - lichtste 1,3 g. - Bronnen van variatie zijn: - erfelijke aanleg - leeftijd - grootte neemt toe tijdens legcyclus - eerste deel toename relatief groot - plaats in legserie - eerste ei meestal het zwaarst - lichaamsgrootte - grotere hennen grotere eieren. - legintensiteit - hennen met zeer hoge productie => kleinere eieren - temperatuur - hoge temperaturen daling eigewicht - voeding - voedingsstoffen die eigrootte beïnvloeden - hoger gehalte aan proteïne => hoger eigewicht. This document was created with Win2PDF available at http://www.win2pdf.com. The unregistered version of Win2PDF is for evaluation or non-commercial use only. This page will not be added after purchasing Win2PDF.

Use Quizgecko on...
Browser
Browser