Vraagbeleid openbaar vervoer

Het aanbod reageert sterk op prijsveranderingen. Een prijsstijging leidt tot een aanzienlijke toename van het aanbod.

Het aanbod reageert nauwelijks op prijsveranderingen. Een prijsstijging leidt tot een kleine of geen toename van het aanbod.

De beste besteding van middelen voor een individu. Het is eenvoudig omdat de beslisser zelf alle kosten en baten afweegt.

De beste besteding van middelen voor de hele samenleving. Dit is complex omdat de welvaartseffecten voor iedereen moeten worden meegenomen.

Een verbeelding van alle mogelijke combinaties van individuele welvaart die haalbaar zijn bij verschillende bestedingen.

De kosten die gemaakt worden voor één extra gebruiker. Bijvoorbeeld: de extra kosten voor een extra passagier op een bus.

Wanneer de marginale kosten dalen naarmate de productie of het gebruik toeneemt. Dit betekent dat het goedkoper wordt om meer producten te maken of diensten te leveren.

De totale kosten van productie of dienstverlening gedeeld door het aantal eenheden dat geproduceerd of geleverd wordt.

De kosten die altijd gemaakt moeten worden, ongeacht het aantal gebruikers of geproduceerde items. Bijvoorbeeld de huur van een gebouw of het salaris van een vaste medewerker.

De kosten die gemaakt worden om te beginnen met de productie of dienstverlening. Bijvoorbeeld de kosten voor het aanschaffen van machines of het inhuren van personeel.

De overheid bepaalt voor wie, in welke mate en/of op welke wijze negatieve externe effecten gereduceerd moeten worden.

Moet de overheid ingrijpen om externe effecten te reduceren, en zo ja, in welke mate?

Wordt de beste oplossing gekozen om externe effecten te reduceren?

De kosten die de overheid maakt om het overheidsbeleid te implementeren.

De kosten die bedrijven en consumenten maken om aan de regels te voldoen.

Beginjaren milieubeleid: het algeheel verbieden van vervuilende stoffen.

Beginjaren milieubeleid: makkelijk te zien of een bedrijf voldoet aan de regels.

Beginjaren milieubeleid: regulering was populair bij de milieubeweging.

Een situatie waarin de opbrengsten van een bedrijf of organisatie lager zijn dan de kosten. In de context van het openbaar vervoer betekent dit dat de inkomsten uit kaartverkoop en andere bronnen niet genoeg zijn om de operationele kosten te dekken, zoals onderhoud, personeel en energie.

Het beleid dat gericht is op het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer door mensen die momenteel de auto gebruiken, zonder gebruik te maken van subsidies.

Door het verbeteren van de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer, zoals veiligheid, betrouwbaarheid, schoonheid en frequentie, verschuift de vraag naar OV naar rechts. Dit betekent dat er bij dezelfde prijs meer mensen gebruik van zullen maken.

Het verhogen van de kosten van vervoersalternatieven voor het openbaar vervoer, zoals de auto, om mensen te stimuleren de auto te laten staan en het openbaar vervoer te gebruiken.

Beleid dat gericht is op het verbeteren van de infrastructuur en de capaciteit van het openbaar vervoer. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat er meer treinen, bussen of trams worden ingezet, of dat er nieuwe sporen of wegen worden aangelegd.

De overheid reguleert de vrije markt met behulp van wetten en regels om een betere verdeling van goederen en diensten te bereiken. Denk aan zorgverzekeringen met een plicht om te verzekeren en te accepteren, en cannabis waar de productie verboden is maar het consumeren van kleine hoeveelheden wordt gedoogd.

Productie wordt uitbesteed aan private bedrijven, maar de overheid betaalt de kosten met belastinggeld. Denk aan inburgeringscursussen en het aanleggen van infrastructuur.

De overheid produceert goederen en diensten, maar de kosten worden gedekt door prijzen in plaats van belastingen. Denk aan drinkwater.

Particuliere organisaties initiëren en verzorgen diensten, maar de financiering komt van belastingen in plaats van donaties. Denk aan onderwijs.

Particuliere organisaties initiëren en verzorgen diensten met een mix van donaties, ledenbijdragen en commerciële verkoop. Denk aan musea en woningcorporaties.

Een situatie waarin schaarse middelen zo worden ingezet dat de behoeften van de samenleving zo goed mogelijk worden bevredigd. Alle behoeften tellen mee en alles wat waarde heeft, heeft een rol.

De som van alle kosten en baten van een bepaalde keuze, zoals deze door alle betrokkenen worden ervaren. De optie met de hoogste welvaartseffecten is de beste keuze.

Het subjectieve gevoel van welvaart van een individu, gebaseerd op het nut dat hij of zij ervaart door het consumeren van goederen. Iedereen bepaalt zelf hoeveel waarde iets voor hem of haar heeft.

Een situatie waarin mensen met een sterke behoefte aan een collectieve goed, dat de overheid niet of onvoldoende levert, zich verenigen om het zelf te realiseren.

Een situatie waarin ten minste een persoon erop vooruit gaat, maar niemand erop achteruit gaat.

Het veranderen van een collectief goed in een individueel goed door middel van bijvoorbeeld patenten. Dit kan leiden tot meer investeringen in de markt, maar ook tot nadelen voor de maatschappij.

Een extra betaling om gebruik te maken van een collectief goed, wanneer directe betaling niet mogelijk is.

De voorkeur van de gemiddelde kiezer bepaalt de hoeveelheid collectieve goederen die de overheid levert. Dit kan leiden tot onvoldoende voorziening voor mensen met een hoge waardering voor bepaalde goederen.

Non-profitorganisaties vullen het gat tussen de overheidsvoorziening van collectieve goederen en de wensen van mensen met een hogere waardering voor deze goederen.

De optimale hoeveelheid collectieve goederen kan worden bereikt door de combinatie van overheidsvoorziening en non-profitorganisaties, waardoor de nadelen van collectieve besluitvorming worden verminderd.

De nonprofit sector speelt een belangrijkere rol naarmate de voorkeuren van de mensen meer verschillen, omdat dit leidt tot een grotere behoefte aan aanvullende voorzieningen.

Door private aanbesteding van collectieve goederen ontstaan betere incentives voor efficiëntie en innovatie. Een vergelijking met de medicijnenmarkt laat zien hoe patenten de ontwikkeling van nieuwe medicijnen stimuleren.

De kosten om een transactie te realiseren zijn nihil of verwaarloosbaar. Dit betekent dat de markt vrijwel alle inefficiënties wegneemt.

Een situatie waarin geen enkele verandering mogelijk is die de welvaart van ten minste één persoon verhoogt zonder de welvaart van een ander te verminderen.

De veronderstelling dat overheidsinterventie in een vrije markt nooit een welvaartsverhogend effect heeft.

Een situatie waarin consumenten onvoldoende informatie hebben om rationele keuzes te maken, wat kan leiden tot inefficiënties.

Een situatie waarin een beperkt aantal aanbieders de prijs kunnen beïnvloeden, wat kan leiden tot inefficiënties.

De kosten die producenten en consumenten veroorzaken bij derden, zonder dat deze kosten in de prijs van het product worden meegenomen.

Goederen die non-exclusief en non-rivaliserend zijn, zoals nationale defensie en straatverlichting.

Een situatie waarin de markt niet tot maximale efficiëntie leidt, die andere vormen van interventie vereisen dan de vrije markt.

Een goed waarvoor je niet kunt worden uitgesloten, zelfs als je niet betaalt, en waarvan de consumptie niet rivaliserend is. Iedereen kan ervan profiteren zonder dat het de hoeveelheid voor anderen beperkt.

Een goed waarvoor je kunt worden uitgesloten als je niet betaalt, maar waarvan de consumptie wel rivaliserend is. Het gebruik door de een beperkt het gebruik door de ander.

Een goed dat niet-exclusief is, wat betekent dat niemand van het gebruik ervan uitgesloten kan worden. Voorbeeld: straatverlichting.

Een goed dat niet-rivaliserend is, wat betekent dat het gebruik ervan door één persoon het gebruik ervan door een ander persoon niet belemmert. Voorbeeld: radio-uitzendingen.

Een situatie waarin de vrije markt niet de optimale hoeveelheid van een goed kan produceren vanwege non-exclusiviteit en non-rivaliteit. Voorbeeld: nationale veiligheid.

Natuurlijke of door de mens gemaakte hulpbronnen met rivaliteit en waarbij uitsluiting van gebruikers mogelijk maar kostbaar is. Voorbeeld: een visbestand.

Een eindige voorraad die door gebruik afneemt en alleen toeneemt door natuurlijke aanwas of menselijke toevoegingen.

Een situatie waarbij een common pool door overmatig gebruik wordt uitgeput. Dit gebeurt wanneer de exploitatie sneller gaat dan de natuurlijke aanwas.

Een situatie waarbij een common pool onvoldoende wordt benut, waardoor er economische verliezen ontstaan.

Het optimale gebruik van een common pool waarbij de exploitatie in balans is met de natuurlijke aanwas, waardoor de bron duurzaam blijft.

Een scenario waarin individuen in hun eigen belang handelen en de common pool uitputten, omdat ze geen rekening houden met de kosten voor anderen.

Een systeem waarbij de overheid eigenaar is van de common pool en het gebruik reguleert om duurzaamheid te garanderen.

Een systeem waarbij een individu eigenaar is van de common pool en het gebruik reguleert in eigen belang, wat tot optimale uitkomsten kan leiden.

De vraag naar manieren om de common pool te beheren, rekening houdend met verschillende eigendomsregimes en hun impact op duurzaamheid.

De kosten die gemaakt worden voor de eerste eenheid van een product of dienst zijn relatief hoog, terwijl de kosten per extra eenheid (marginale kosten) dalen naarmate de productie toeneemt. Dit geldt voor "normale" goederen, waarbij de productiekosten na een tijd weer gaan stijgen.

Een markt waarbij één bedrijf het meest efficiënt is om de gehele markt te bedienen.

Concurrentie werkt in een natuurlijke monopoliesituatie niet goed. De kosten van productie zijn namelijk hoger wanneer meerdere bedrijven de markt bedienen, omdat de kosten voor het opzetten van de benodigde infrastructuur niet kunnen worden verdeeld.

Het grootste bedrijf in een natuurlijke monopoliesituatie zal blijven groeien en de concurrentie uit de markt drukken, omdat het steeds meer klanten aantrekt en daardoor zijn kosten per eenheid product kan verlagen.

De prijs die een monopolist vaststelt, is hoger dan de maatschappelijk optimale prijs, waardoor er minder geproduceerd wordt dan maatschappelijk wenselijk is.

De kosten die je moet opgeven om voor een bepaalde optie te kiezen, dus het verlies van baten van andere alternatieven.

Het idee dat het gebruik van orgaan X voor transplantatie alles is wat je daarvoor moet opgeven, inclusief de potentiële kosten voor de donor.

Het idee dat mensen die organen doneren, dat misschien niet gratis zouden doen, maar wel zouden doneren als ze ervoor betaald worden .

Een bezwaar tegen een vrije markt voor organen: de gedachte dat organen niet 'verkocht' mogen worden, omdat het 'handelen met leven' is.

Een bezwaar tegen een vrije markt voor organen: de gedachte dat alleen rijke mensen toegang zouden hebben tot orgaantransplantaties, omdat de prijs te hoog zou zijn.

Het prijssysteem waarbij de prijs gelijk is aan de marginale kosten van het openbaar vervoer. Dit betekent dat reizigers alleen betalen voor de extra kosten die hun reis veroorzaakt.

Het prijssysteem waarbij de prijs gelijk is aan de gemiddelde kosten van het openbaar vervoer. Dit betekent dat alle kosten, inclusief de vaste kosten, verdeeld worden over alle reizigers.

Een prijssysteem waarbij verschillende prijzen worden gevraagd aan verschillende groepen reizigers. Een voorbeeld is het abonnement dat vaste OV-gebruikers krijgen en de hogere tarieven die toeristen betalen.

Een prijssysteem waarbij verschillende gebruikers verschillende tarieven betalen. Vaste gebruikers betalen een abonnement of vastrecht, terwijl incidentele gebruikers meer betalen voor hetzelfde gebruik.

De situatie waarbij de opbrengsten van het openbaar vervoer lager zijn dan de kosten. Dit betekent dat er subsidie nodig is om het openbaar vervoer draaiende te houden.

Het prijssysteem waarbij de prijs van het openbaar vervoer zo hoog is dat reizigers het openbaar vervoer minder vaak zullen gebruiken. Dit leidt tot minder reizigers en minder inkomsten.

Wanneer de vraag naar een product of dienst relatief weinig verandert bij een prijsstijging. Dit betekent dat mensen het product of de dienst blijven gebruiken, zelfs als de prijs hoger wordt.

Een prijssysteem dat in sommige gevallen een goed alternatief kan zijn voor prijs = marginale kosten of prijs = gemiddelde kosten. Het is afhankelijk van de vraagfunctie en de kostenstructuur van het vervoer.

Het theoretisch model van de vrije markt met de voorwaarden van volledige mededinging, vrije toegang en afwezigheid van beperkingen op concurrentie.

Een prijsstelling waarbij klanten een vast bedrag betalen voor toegang tot een dienst, en daarna een kleine prijs of geen prijs per gebruik. Bijvoorbeeld: een abonnement op het openbaar vervoer met gratis ritten.

Een situatie waarbij consumenten met een hoge waardering voor een dienst een hogere prijs betalen, terwijl consumenten met een lage waardering een lagere prijs betalen. Dit kan de maatschappelijke welvaart verhogen door vraaguitval te voorkomen.

De voorwaarde dat veel klanten het openbaar vervoer voor een deel van de tijd onmisbaar vinden, terwijl het in andere gevallen handig is. Dit maakt two-part pricing succesvol, omdat de meeste klanten een abonnement zullen nemen.

Prijsdiscriminatie kan de maatschappelijke welvaart verhogen door lagere prijzen voor mensen met een lage waardering, waardoor ze het product toch zullen gebruiken. Dit verhoogt de vraag en dus de productie.

Het onderscheiden van klantengroepen op basis van hun waardering voor een product. Groepen met een hoge waardering betalen meer, en groepen met een lage waardering betalen minder.

Door diverse prijzen te rekenen voor hetzelfde product, kan een monopolist zijn winst verhogen en de maatschappelijke welvaart bevorderen. De prijs voor klanten met een lage waardering ligt dicht bij de marginale kosten, waardoor meer mensen toegang krijgen tot het product.

Het maximale nut dat een consument ervaart door gebruik te maken van een dienst, rekening houdend met de kosten die hij ervoor betaalt.

De overheid stelt een maximum aan prijzen door middel van kostenplus formules of formules die een bepaald rendement garanderen.

Deze regulering leidt tot een verminderde prikkel voor kostenefficiënt opereren en hoge kwaliteit. Dit resulteert in hogere kosten en prijzen dan noodzakelijk.

De regulator kan te veel rekening houden met de belangen van het gereguleerde bedrijf, waardoor de monopoliemacht minder goed wordt ingeperkt.

De kosten van het bedrijf zijn onvoldoende duidelijk bepaald en het is lastig om een 'redelijke' winstmarge vast te stellen.

ProRail beheert het spoorwegnetwerk, terwijl verschillende bedrijven de treinverbindingen exploiteren.

PostNL heeft een dominante positie in de postbezorging, maar andere bedrijven mogen ook actief zijn.

De overheid reguleert de basisbeziging in de postsector, waarbij het winnende bedrijf de dienst overal in Nederland moet aanbieden.