EMO alle documenten PDF
Document Details
Uploaded by TerrificBarium1385
Vrije Universiteit Amsterdam
Tags
Summary
This document discusses the course EMO (Economy, market, & government), covering topics such as the relationship between the government, market, and the non-profit sector; positive and normative theories on the regulation of markets; and the welfare effects of various market arrangements and government interventions in different sectors of the economy.
Full Transcript
Economie, markt en overheid 1e college Kennismaking Wie ben ik? Wie zijn jullie? Waarom hebben jullie dit vak gekozen? Wat zijn jullie verwachtingen van dit vak? Rooster Hoorcolleges – Maandag 11.00 – 12.45 uur in HG-10A33 – Dond...
Economie, markt en overheid 1e college Kennismaking Wie ben ik? Wie zijn jullie? Waarom hebben jullie dit vak gekozen? Wat zijn jullie verwachtingen van dit vak? Rooster Hoorcolleges – Maandag 11.00 – 12.45 uur in HG-10A33 – Donderdag 9.00 – 10.45 uur in HG-10A33 Op Canvas verschijnt: Collegedictaten. Sheets van de colleges. Artikelen die horen bij de colleges. Toetsing 2 deeltoetsen: – Schriftelijk tentamen (70%) - minimaal 5,0 – Groepspresentatie (30%) – Het doel van het schriftelijk tentamen is het toetsen van kennis met betrekking tot de aangeboden stof. – Het doel van de groepspresentatie is om economische theorie nader uit te werken en de theorie te verbinden aan de actualiteit. Toetsing Het schriftelijk (digitaal) tentamen vindt plaats op donderdag 19 december van 12:15 tot 14:30 in het NU-gebouw. In week 4, 5 en 7 staat één bijeenkomst in het teken van de groepspresentaties. Eind volgende week kunnen jullie op Canvas intekenen op verschillende thema’s die als optie geschikt zijn tijdens een van deze drie presentatiemiddagen. Maximaal vier studenten per thema/groepje. Leerdoelen EMO Leerdoel 1: Het verwerven van kennis van en inzicht in de verhouding tussen overheid, markt en non- profitsector. Leerdoel 2: Het verwerven van kennis en inzicht over positieve en normatieve theorieën over ordening van en interventies in markten door de staat. Leerdoel 3: Reflecteren op welvaartseffecten van verschillende marktordeningen en interventies door de staat in verschillende sectoren van de economie Leerdoel 4: Het uitleggen en toepassen van economische begrippen en theorieën in relatie tot een specifieke casus. Inhoud van het blok Economische benaderingen van de vragen: Wat zijn de gevolgen van uiteenlopende institutionele inrichtingen van markten/sectoren voor de maatschappelijke welvaart? Hoe bereiken we ‘the greatest happiness for the greatest number’? Welke instituties? Eenvoudig gezegd is de keuze uit 3. We kunnen het beschikbaar komen van producten, diensten en al het andere dat we waarderen organiseren via: – De markt – De overheid – Particulier initiatief (clubs, non-profits) Markt/prijsmechanisme: – Iedere producent is vrij om producten/diensten aan te bieden, en zelf beslissingen te nemen over hoeveelheden, kwaliteiten en prijzen – Iedere consument is vrij om producten/diensten af te nemen, en zelf beslissingen te nemen over wat en hoeveel te consumeren en bij welke producent dat te halen – Elke vrijwillige ruil tussen ‘consenting adults’ is toegestaan – Resulterende hoeveelheden en prijzen zijn uitkomst van interactie tussen aanbieders en vragers Voorbeelden: appels, bier, fysiotherapie Overheid/collectieve besluitvorming: Collectieve besluitvorming over welke en hoeveel goederen/diensten/voorzieningen worden geproduceerd en/of Collectieve besluitvorming over wie hoeveel mag of moet consumeren en/of Collectieve besluitvorming over wie hoeveel moet meebetalen (belastingen) Besluiten zijn bindend voor alle onderdanen Voorbeelden: defensie, openbare kunst, heroïne Particulier initiatief Ieder die dat wil sluit zich aan bij een club, vereniging, stichting of ander collectief Volgens de in die club overeengekomen regels worden beslissingen genomen over wat voor wie en hoeveel te produceren, te consumeren en over wie van de leden hoeveel bijdraagt Voorbeelden: Bloedbank, Vereniging van Natuurmonumenten, Amateur (voetbal)club. Maar ook: allerlei tussenvormen Marktvoorziening, maar ordening en regulering van de markt door de overheid – Zorgverzekeringen: prijsmechanisme, maar met verzekeringsplicht voor consumenten, acceptatieplicht voor producenten – Cannabis: productie verboden, aanbieden van kleine hoeveelheden gedoogd, consumeren gedoogd en: Collectieve besluitvorming, maar: – Productie uitbesteed aan private ondernemingen of non profits: inburgeringscursussen, aanleg infrastructuur – Overheidsproductie, maar bekostiging uit prijzen in plaats van belastingen: drinkwater en: Particulier initiatief maar: – Niet bekostigd uit donaties of ledenbijdragen, maar uit belastingen: onderwijs – Niet (geheel) bekostigd uit donaties of ledenbijdragen maar uit commerciële verkoop diensten en producten: musea, woningcorporaties – Etc etc Centrale punt: efficiëntie Allocatieve efficiëntie: een zodanige ordening/regeling dat schaarse middelen zodanig worden ingezet dat de hoogst haalbare bevrediging van de behoeften van de samenleving wordt bereikt – Alle behoeften tellen mee – Materiële welvaart, behoefte aan stilte, natuur en veiligheid, esthetische behoeften, kortom: alles wat waarde heeft Welke institutie heeft de voorkeur? Wat zijn de welvaartseffecten van uiteenlopende instituties voor alle betrokkenen? welvaartseffecten = alle kosten en baten zoals door betrokkenen gezien en gewaardeerd Hoe ‘scoren’ de verschillende instituties vergelijkenderwijs? Centrale punt: De institutie die in vergelijking met alle andere de hoogste welvaartseffecten genereert, krijgt de voorkeur Telt alleen geld? Formeel en subjectief welvaartsbegrip – mijn welvaart is de som van al het nut (utility) dat de door mij ‘geconsumeerde’ ‘goederen’ ‘voor mij’ hebben – ‘geconsumeerd’: eet, gebruik, geniet, bezit, waarde aan hecht, etc – ‘goederen’: bier, onderwijs, hulp aan slachtoffers van een aardbeving of oorlog, stilte in het natuurgebied etc – ‘voor mij’: ik (iedereen) bepaal(t) zelf wat de waarde is van een extra fles bier, een extra college EMO, 10 decibel minder geluidsoverlast etc. Maximale individuele welvaart = zodanige besteding van mijn schaarse euro’s en andere schaarse middelen dat ik het hoogst bereikbare welvaartsniveau bereik Moet ik vanavond een fles wijn kopen en consumeren? Verhoogt dat mijn welvaart? Antwoord afhankelijk van: – Het extra nut dat die fles wijn voor mij oplevert – De opportunity cost van die fles wijn: de waarde van de zaken die ik moet opofferen als ik vanavond een fles wijn nuttig: Dus niet alleen de prijs die mijn slijter vraagt, maar ook: De buskosten van mijn vriendin, omdat ik haar niet meer van het station kan ophalen. Het verlies van een aantal hersencellen tgv alcoholschade. – Indien extra nut > opportunity costs: kopen – Indien extra nut < opportunity costs: andere besteding Wat is de waarde van water? Meer of minder dan de waarde van diamanten? Objectief of subjectief? Voor iedereen hetzelfde? Altijd hetzelfde? Afhankelijk van wat? Casus: donornieren Vraag: welke institutie zorgt voor de beste uitkomst? Beste uitkomst: een zo volledig mogelijke vervulling van de behoefte aan donornieren voor zover vervulling van deze behoefte: – Medisch mogelijk en wenselijk is – En de baten de kosten overtreffen (?) Vraag en aanbod van organen voor transplantatie Vraag: – Nieren: Transplantatie goed mogelijk In de regel veel betere oplossing dan nierdialyse – Andere organen (lever, hart, etc) In de regel transplantatie enige oplossing Aanbod – “cadaveric donations” Beperkt aantal: met name verkeersslachtoffers – “living donations” Bij sommige organen goed mogelijk: 1 nier kan je missen Zeer klein risico voor donor Oplossingen: Hoe kunnen we het beschikbaar komen van organen voor transplantatie zo optimaal mogelijk regelen? Optimaal = maximale vervulling van de behoefte aan donororganen Systeem 1: vrijwillige donatie – Vrijwillige donatie na overlijden (registratie als donor bij leven of uitdrukkelijke toestemming nabestaanden); anoniem; betaling niet toegestaan – Vrijwillige donatie bij leven aan familieleden betaling niet toegestaan – Vrijwillige donatie bij leven aan niet-familieleden; alleen anoniem; betaling niet toegestaan Systeem 2: presumed consent - Iedereen is donor na overlijden, tenzij bij leven uitdrukkelijk geregistreerd als niet-donor - In Spanje al geruime tijd van kracht. In Nederland sinds 1 juli 2020 ingevoerd op basis van de nieuwe donorwet (als je geen keuze maakt, wordt geregistreerd dat je geen bezwaar hebt; nabestaanden hebben laatste woord). - Orgaandonatie door levenden blijft geregeld als onder systeem 1 Systeem 3 Dwang Vrijwillige ‘living’ donaties Verplichte ‘cadaveric’ donaties – Ieder geschikt orgaan wordt door ziekenhuis geoogst en gebruikt voor transplantatie Systeem 4: een markt voor organen Naast vrijwillige orgaandonatie (door overledenen en levenden) ook Orgaandonatie (door levenden) tegen betaling – Variant 1: Directe transacties: nierpatiënt zoekt donor en komt prijs overeen – Variant 2: Indirecte transacties: organenbank koopt nieren van donors, en verdeelt organen volgens rechtvaardig systeem over nierpatiënten Bestond/bestaat in enkele landen: India, Iran, Afghanistan. Bestaat als zwarte markt. Omvang onbekend Welke systeem heeft je voorkeur? Vrijwillige donatie..…… Presumed consent..…… Verplicht afstaan..…… Betaalde orgaandonatie – ‘vrije markt’..……. – gereguleerde markt met organenbank..……. Functioneren huidige systeem Aanbod – Circa 750 organen van overledenen – Circa 250 organen van familie aan familie – Circa 250 organen van anonieme levende donoren Vraag – Jaarlijkse vraag veel groter; lange wachtlijst – Wachttijd is 2 tot 5 jaar – 20% overlijdt tijdens wachttijd; voor de overigen is de levenskwaliteit verre van optimaal Ernstig organentekort Bron: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2024/35/ruim-4-miljoen-mensen-geven-geen-toestemming-voor-orgaandonatie Bron: https://www.transplantatiestichting.nl/medisch-professionals/cijfers-nts/orgaantransplantatie Bron: https://www.transplantatiestichting.nl/medisch-professionals/cijfers-nts/wachtlijsten-organen Hoe aan meer organen te komen? Publiciteitscampagnes – Wel enig succes – Niet altijd duurzaam: effect zakt weg – Zelfs bij doorslaand succes (veel) te weinig om organentekort op te lossen Invoering presumed consent: – Wel toename donaties, maar niet genoeg – Is dit nog vrijwillige donatie? Doneren aan familieleden: – Hoe vrijwillig? Meer donaties door levenden Bereidheid tot doneren bij leven bestaat Maar is beperkt tot 250 familieleden en 250 altruïstische donoren Elke vorm van beloning is verboden: – Wel onkosten vergoed – Overigens betaling/beloning niet toegestaan – Ook niet voor compensatie gezondheids/sterfterisico van donor – Ook niet ‘onder tafel’: donor is anoniem voor ontvanger Verplicht doneren? Leidt (misschien) wel tot meer organen Maar baten hoger dan kosten? – Miniem risico van ten onrechte doodverklaring – Maar ook: geen rekening houden met opvattingen/gevoelens/bezwaren van betrokkenen Ruim kostenbegrip: kosten van het gebruik van orgaan X voor transplantatie zijn alles wat je daarvoor op moet geven Opportunity costs = het verlies van baten van andere alternatieven wanneer één alternatief is gekozen. Een markt voor organen Hogere prijs → meer aanbod – (groot?) aantal donoren doneert niet vrijwillig, maar zou misschien wel doneren als daar een beloning/prijs tegenover staat Compensatie van overlijdensrisico Compensatie van verminderde kwaliteit van leven Beloning van ter beschikking stellen van organen Voor de hand liggende tegenargumenten: – Niet ‘handelen met leven’ – Alleen transplantaties voor rijken – Alleen donaties van armen Tegenargumenten doorslaggevend? ‘Handelen in leven’ – Gevarengeld als deel arbeidsbeloning – Arbeidsmarkt voor militairen Alleen transplantaties voor rijken? – Evenwichtsprijs hoeft niet hoog te zijn (Becker c.s. komen op circa $ 15000,-- voor een nier) – Ook ‘halve markt’ mogelijk: wie gedoneerde organen ontvangt beslist niet markt, maar organenbank – Opname in basispakket zorgverzekering Alleen donaties door armen – Misschien wel, misschien niet – Indien wel: is dat een probleem? Advies Raad voor de Volksgezondheid Betalen voor organen (donatie bij leven) zou toegelaten moeten worden Maar wel onder voorwaarden: – Organenbank is de enige koper – Geen cashbetaling maar bijvoorbeeld levenslange korting/vrijstelling van zorgpremies Bron: https://www.ceg.nl/binaries/ceg/documenten/signalementen/2007/11/12/financiele-stimulering-van- orgaandonatie/financiele+stimulering+orgaandonatie.pdf Economie Markt en Overheid 2e college Gereedschap: vraagcurve Verband tussen prijs en de gevraagde hoeveelheid Willingness to pay voor een extra eenheid Anders gezegd: marginaal nut van een extra eenheid Anders gezegd: waarde van een extra eenheid Marginaal nut: wat is, gegeven het feit dat je al beschikt over 0, 1, 2, 3, …x eenheden van het goed, voor jou de toegevoegde waarde van een extra eenheid van dat goed Waarom is waarde gelijk aan willingness to pay: – Omdat het bedrag dat je wilt betalen (de welvaart die je moet opofferen) om in het bezit te komen van die eenheid ten hoogste gelijk is aan de hoeveelheid welvaart die je aan het genot van die eenheid ontleent Waarom marginale (baten)curve en geen totale (baten)curve Kiezen doen we meestal aan de ‘marge’: wil ik gegeven wat ik al heb, een extra eenheid van een goed aanschaffen of niet? De waarde van de extra eenheid is niet voor alle eenheden hetzelfde Wat is de waarde van een extra liter water? = genoeg om een moord voor te doen als je geen water hebt (en je in de woestijn bevindt) = 0,001 euro als je al genoeg hebt om te drinken, douchen en de planten te bewateren en overweegt ook het gazon nog te besproeien Gereedschap: marginaal nut, totaal nut, consumentensurplus Marginaal nut: de extra welvaart die de aanschaf van de n-de eenheid van een goed toevoegt aan mijn totale welvaart Totaal nut: de som van het marginaal nut van de 1e + het marginaal nut van de 2e + 3e + 4e …etc eenheid voor mij oplevert = oppervlakte onder de vraagcurve Mijn kosten: = prijs aan mij in rekening gebracht voor 1e, 2e etc eenheid (plus andere opportunity costs) Consumentensurplus: totale nut minus totale kosten van de hoeveelheid die ik consumeer Consumentensurplus Consumentensurplus geeft weer hoeveel welvaart de consumptie van een ‘goederenpakket’ voor het individu genereert Om consumentensurplus te maximaliseren moet consumptie uitgebreid worden tot die hoeveelheid zodat het marginale nut van laatste eenheid gelijk is aan de prijs die voor die laatste eenheid moet worden betaald Voorlopige conclusie: de uitkomst waarbij het consumentensurplus wordt gemaximaliseerd is de beste uitkomst Consumentensurplus Is het verschil tussen de prijs die consument X bereid zou zijn geweest te betalen en de prijs die feitelijk betaald is, gerekend over alle geconsumeerde eenheden van het goed Is gelijk aan het oppervlak onder de vraagfunctie (= totale baten) minus het oppervlak onder de prijslijn (= totale kosten voor consument X) Is een maat voor de welvaart die een bepaalde uitkomst voor de consument(en) genereert Gereedschap: aanbodcurve Verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid Geeft marginale kosten weer Marginale kosten: datgene dat de producent moet opofferen om een extra eenheid van het goed te produceren – Kosten van eigen en ingekochte arbeid – Kosten van materiaal en andere inputs – Kosten van geïnvesteerd kapitaal – Etc. Totale kosten: de som van de marginale kosten van de 1 e eenheid + de marginale kosten van de 2 e eenheid + de kosten van de 3e eenheid etc. Aanbodcurve geeft dus weer welk bedrag de producent ten minste wil ontvangen om die extra eenheid voort te brengen Gereedschap: aanbodcurve Marginale opbrengst: de opbrengst (verkoopprijs) van een extra eenheid van het goed Totale opbrengst: opbrengst van de 1e eenheid + opbrengst van de 2e eenheid + opbrengst van de 3e eenheid + etc Producentensurplus: verschil tussen totale opbrengst en totale kosten Producentensurplus = Verschil tussen de prijs die de producent ontvangt en de kosten van voortbrenging van de verkochte goederen Oppervlak tussen de prijslijn en de aanbodfunctie Wanneer maximaal: bij die hoeveelheid waarbij de marginale kosten van laatste eenheid gelijk zijn aan opbrengst van laatste eenheid Voorlopige conclusie: de uitkomst waarbij het producentensurplus wordt gemaximaliseerd, is de optimale uitkomst. Welvaartsmaximalisatie Indien som van consumentensurplus en producentensurplus maximaal is, is inzet van schaarse middelen zodanig, dat welvaart wordt gemaximaliseerd Bij welke prijs en hoeveelheid?: op het punt waarop marginale waarde van de laatste eenheid = marginale kosten van laatste eenheid: het snijpunt van de vraagfunctie en de aanbodfunctie Bij elke andere prijs/hoeveelheid-combinatie kan het consumentensurplus of het producentensurplus wel hoger zijn, maar is som van de twee surplussen altijd lager Elasticiteit Helling van de vraagcurve Altijd (bijna altijd) negatief: het marginale nut van een extra eenheid is kleiner dan het marginale nut van een eerdere eenheid Geeft aan of en hoe sterk de gevraagde hoeveelheid afneemt als de prijs hoger wordt Elastische vraag: gevraagde hoeveelheid reageert sterk op prijsveranderingen – Bijvoorbeeld: als de prijs met 10% wordt verhoogd, neemt de consumptie met 20% af Inelastische vraag: gevraagde hoeveelheid reageert nauwelijks op prijs – Bijvoorbeeld: als de prijs met 10% wordt verhoogd, neemt de consumptie met 0,1% af Elasticiteit van het aanbod Helling van de aanbodcurve geeft aan hoe sterk de aangeboden hoeveelheid toe- of afneemt met het stijgen of dalen van de prijs Inelastisch aanbod: bij prijsstijging neemt aanbod niet of nauwelijks toe – Bijvoorbeeld: op korte termijn is aanbod van graan op de wereldmarkt inelastisch Elastisch aanbod: bij prijsstijging neemt aanbod sterk toe – Bijvoorbeeld: op lange termijn is aanbod van graan elastischer, omdat grondgebruik gewijzigd kan worden (graan ipv katoen) Individuele welvaart en maatschappelijke welvaart Maximalisatie van individuele welvaart = ‘eenvoudig’: kiezen en betalen in één hand, nl. de betrokkene zelf Maximalisatie van de maatschappelijke welvaart: – Alle bestedingsmogelijkheden in kaart brengen – Alle welvaartseffecten (kosten en baten) van alle bestedingsmogelijkheden voor alle leden van de samenleving bepalen – Welvaartseffecten sommeren – Pakket kiezen met hoogste netto welvaartseffect = hoogste som van consumenten en producentensurplus Interpersonele nutsvergelijking Wat is beste besteding van mijn tijd volgende week? 2 colleges EMO of extra vakantie voor docent? Welvaartseffecten voor studenten en mij van verschillende bestedingen sommeren? Interpersonele nutsvergelijking onmogelijk! Lege handen? Geen maatstaf voor maatschappelijke welvaart? Niet helemaal met lege handen Welk nut leveren 2 colleges respectievelijk 1 week extra vakantie op voor jullie en mij? Trek ‘possibilities frontier’ (‘mogelijkhedengrens) – Welke combinaties van welvaart van de docent en studenten zijn volgende week maximaal haalbaar bij de verschillende bestedingen van de docent zijn tijd? Stel vast wat status quo is, en welke alternatieven beschikbaar zijn Kies voor alternatief, indien zich dat ten noordoosten van status quo bevindt Paretocriterium Allocatie A is te prefereren boven allocatie B indien: – Bij allocatie A iedereen ten minste dezelfde welvaart geniet als bij allocatie B – En tenminste 1 persoon bij allocatie A een hogere welvaart geniet als bij allocatie B Een wijziging (reallocatie) die voldoet aan deze twee voorwaarden noemen we een Pareto-verbetering Als een allocatie niet meer ‘Pareto-verbeterd’ kan worden dan is deze uit het oogpunt van maatschappelijke welvaart optimaal: Dus: welvaartseconomisch efficiënt/Pareto efficiënt Waarde van het Paretocriterium Voordelen: – Indien maatregel X een pareto-verbetering is, kunnen we unanimiteit bereiken – Geen discutabele interpersonele nutsvergelijking nodig Maar: – Veel keuzesituaties niet beslisbaar met Pareto – Pareto spreekt zich niet uit over welk punt op de mogelijkhedengrens te prefereren is – En Pareto is blind voor verdeling van de maatschappelijke welvaart Marshall-criterium Alles wat een Pareto-verbetering is, is ook een Marshall-verbetering Maar ook wijzigingen in de allocatie die naast winnaars ook verliezers kennen, kunnen marshall- verbeteringen zijn Mits de welvaartswinsten van de winnaars groter zijn dan de welvaartsverliezen van de verliezers (En het dus ten minste in theorie mogelijk is dat de winnaars de verliezers compenseren, en dan toch nog welvaartswinst resteert Marshall-criterium Maw: maatregelen die de som van het consumenten- en producentensurplus verhogen zijn Marshallverbeteringen Als in een situatie geen Marshallverbeteringen meer kunnen worden gerealiseerd, dan is die situatie economisch efficiënt Geen enkele reallocatie van schaarse middelen is dan denkbaar die leidt tot een hogere welvaart Dus maatschappelijke welvaart is gemaximaliseerd NB: Ik spreek van het Marshall criterium. Vergelijkbare criteria worden in de literatuur ook wel het Kaldor Hicks-criterium of het ‘verbeterd Paretocriterium’ of het Pareto- criterium met compensatie’ genoemd Maatschappelijke welvaart opdracht Lees het artikel en overleg: Welke twee groepen zou je ten aanzien van het ‘eigen risico’ vraagstuk kunnen onderscheiden? Wat valt op basis van het artikel te zeggen over de welvaartsverdeling tussen deze groepen? Vergelijk daarbij de uitgangsituatie en de (beoogde) nieuwe situatie Wat is je conclusie ten aanzien van de maatschappelijke welvaart? (gebruik daarbij eventueel begrippen als pareto-efficiëntie en het Marshall-criterium) Belangrijkste stelling uit welvaartseconomie: De vrije markt leidt tot een uitkomst die Pareto-efficiënt is Vrije markt met volledige concurrentie Vrije toetreding: – Nieuwe producenten, uitbreiding productie door bestaande producenten Vrije prijsvorming – Prijzen worden overeengekomen tussen producenten en consumenten Vrijwillige ruil – Elke vrijwillige transactie is toegestaan; transacties waarbij sprake is van dwang, manipulatie of misleiding doen zich niet voor Welke inefficienties zouden zich voor kunnen doen? Inefficienties in de productie: met gegeven productiefactoren wordt minder voortgebracht dan mogelijk is Inefficienties in de consumptie: goederen komen niet terecht bij de consumenten die die goederen hoogst waarderen Inefficienties in de allocatie (‘het goederenpakket’): productiemogelijkheden worden niet gebruikt voor de meest dringende behoefte/hoogst gewaardeerde goederen Markt neemt alle inefficiënties weg Inefficiënties in de productie: meer inputs worden verbruikt dan nodig is – Lokt nieuwe toetreders wegens extra winstmogelijkheden – Gaat door tot alle mogelijkheden voor verbetering van productieve efficiëntie zijn benut Inefficiënties in de consumptie: goederen komen niet terecht bij consumenten met hoogste waardering - Lokt nieuwe transacties uit - Gaat door tot elke ruil met wederzijds voordeel voor koper en verkoper heeft plaatsgevonden Inefficiënties in de allocatie: productiefactoren worden niet ingezet voor goederenpakket met grootste waarde – Lokt reallocatie van productiefactoren uit – Gaat door tot geen andere inzet van productiefactoren met hogere waarde mogelijk is Impliceert stelling 2: Overheidsinterventie in een vrije markt is overbodig, want heeft nooit een welvaartsverhogend effect Prijs- of hoeveelheidsbeleid Goed idee om de overheid in bepaalde markten maximumprijs voor te schrijven? Goed idee om producenten te verplichten ten minste bepaalde hoeveelheid op de markt te brengen? Illustratie 1 Overheid stelt maximumprijs vast, bijvoorbeeld een maximum huur: – Indien hoger dan evenwichtsprijs, geen effect – Indien lager dan evenwichtsprijs: vraagoverschot Som van consumenten+producentensurplus is kleiner dan bij evenwichtsprijs het geval zou zijn, want voor marginale eenheden wordt meer welvaart opgeofferd dan die eenheden waard zijn Op langere termijn neemt aangeboden hoeveelheid zover af dat een aantal eenheden niet meer wordt voorgebracht, hoewel de marginale waarde van die eenheden hoger zou zijn dan de marginale kosten van die eenheden Illustratie 2 Overheid schrijft minimum hoeveelheid: – Indien lager dan evenwichtshoeveelheid: Geen effect – Indien hoger dan evenwichtshoeveelheid: inefficiëntie in de allocatie Voor de marginale eenheden zijn de kosten van voortbrenging hoger dan de waarde van die eenheden voor de consumenten Conclusie: prijsbeleid (prijsvoorschriften, subsidies, accijnzen) noch hoeveelheidsbeleid (verboden, plichten, beperkingen) van overheidswege heeft positieve welvaartseffecten, integendeel. Onontkoombare conclusie? Ja, voor zover het over het model van de perfecte markt gaat. Het model is per definitie efficiënt De cruciale vragen zijn derhalve: – Is het model een goede afbeelding van reëel bestaande markten? – Indien niet: in welke opzichten wijkt reëel bestaande markt af van model, en leidt dit tot inefficiënties? Welke? Valt daar iets aan te doen? Heeft in die gevallen overheidsinterventie wel positieve welvaartseffecten? In komende colleges gaan we voor allerlei markten en transacties na of dit het geval is Voorbeelden waarin reëel bestaande markten afwijken van het model? Mogelijke afwijkingen Onvoldoende informatie – Consumenten missen informatie over aanbod: bijvoorbeeld kwaliteit van ziekenhuizen Beperkt aantal aanbieders – Aanbieders/producenten hebben invloed op de prijsvorming: bijvoorbeeld benzine langs snelwegen Producenten/consumenten veroorzaken kosten bij derden – Dergelijke kosten worden niet meegenomen in beslissingen: bijvoorbeeld roken in openbare ruimten En nog veel meer Programma voor de komende weken Diverse soorten van marktfalen: markt leidt niet tot maximale efficiëntie – Collectieve goederen, externe effecten, natuurlijke monopolies, informatieasymmetrie, transactiekosten Impliceert ten minste theoretische mogelijkheid van betere uitkomst door overheidsinterventie Steeds beantwoording van 3 vragen: – Is er sprake van (ernstig) marktfalen bij marktgewijze voorziening van goed X? – Kan dmv overheidsinterventie een betere uitkomst worden bereikt, zo ja welke interventie(s)? – Welke van deze interventies is ‘de beste’ Economie Markt en Overheid 3e college Voorbeeld tentamenvraag 1. Een allocatie is Marshall-efficiënt indien: a. Elke reallocatie van schaarse middelen leidt tot een netto- welvaartsverlies. b. Een reallocatie van schaarse middelen die leidt tot een eerlijker verdeling van de welvaart niet meer mogelijk is c. Een reallocatie zonder welvaartsverlies voor één of meer van de betrokkenen niet meer mogelijk is. d. Een reallocatie met welvaartswinst voor één of meer van de betrokkenen niet meer mogelijk is. Institutie van de vrije markt In theorie leidt de markt met volledige mededinging per definitie tot efficiëntie. Het theoretisch model van de vrije markt wordt gekenmerkt door: – Vrije toetreding en afwezigheid van elke beperking van concurrentie – Individuele producenten noch consumenten kunnen invloed uitoefenen op de prijsvorming – Alle betrokken partijen beschikken over volledige informatie over kosten, prijzen, aanbod, kwaliteit e.d. – Productie en consumptie van goederen veroorzaken alleen kosten en baten voor de bij de desbetreffende transactie betrokken partijen – De kosten om een transactie te realiseren zijn nihil of verwaarloosbaar Markt neemt alle inefficiënties weg Inefficiënties in de productie: meer inputs worden verbruikt dan nodig is – Lokt nieuwe toetreders wegens extra winstmogelijkheden – Gaat door tot alle mogelijkheden voor verbetering van productieve efficiëntie zijn benut Inefficiënties in de consumptie: goederen komen niet terecht bij consumenten met hoogste waardering - Lokt nieuwe transacties uit - Gaat door tot elke ruil met wederzijds voordeel voor koper en verkoper heeft plaatsgevonden Inefficiënties in de allocatie: productiefactoren worden niet ingezet voor goederenpakket met grootste waarde – Lokt reallocatie van productiefactoren uit – Gaat door tot geen andere inzet van productiefactoren met hogere waarde mogelijk is Belangrijkste stelling uit welvaartseconomie: De vrije markt leidt tot een uitkomst die Pareto-efficiënt is Impliceert stelling 2: Overheidsinterventie in een vrije markt is overbodig, want heeft nooit een welvaartsverhogend effect Mogelijke afwijkingen Onvoldoende informatie – Consumenten missen informatie over aanbod: bijvoorbeeld kwaliteit van ziekenhuizen Beperkt aantal aanbieders – Aanbieders/producenten hebben invloed op de prijsvorming: bijvoorbeeld monopolie Producenten/consumenten veroorzaken kosten bij derden – Dergelijke kosten worden niet meegenomen in beslissingen: bijvoorbeeld roken in de openbare ruimte En nog veel meer Programma voor de komende weken Diverse soorten van marktfalen: markt leidt niet tot maximale efficiëntie – Collectieve goederen, externe effecten, natuurlijke monopolies, informatieasymmetrie, transactiekosten Impliceert ten minste theoretische mogelijkheid van betere uitkomst door overheidsinterventie Steeds beantwoording van 3 vragen: – Is er sprake van (ernstig) marktfalen bij marktgewijze voorziening van goed X? – Kan dmv overheidsinterventie een betere uitkomst worden bereikt, zo ja welke interventie(s)? – Welke van deze interventies is ‘de beste’ Collectieve goederen In de economische betekenis van het woord: Goederen die een non-exclusief en een non- rivaliserend karakter hebben. Het feit dat de overheid zich met collectieve goederen bemoeit en dat aan collectieve goederen maatschappelijk belang wordt gehecht is niet bepalend voor de economische definitie. Collectieve goederen Kun je iemand (tegen acceptabele kosten) uitsluiten van het gebruik van een bepaald goed? Dit heeft betrekking op de relatie tussen producent en consument. Doet de consumptie van een eenheid van een bepaald goed iets af aan de mogelijkheid voor een andere consument om dezelfde eenheid van het goed te consumeren? Dit heeft betrekking op de relatie tussen consumenten onderling. Collectieve goederen Wat is het gevolg van niet-uitsluitbaarheid? Wat is het gevolg van non-rivaliteit? Het goed komt niet beschikbaar op een vrije markt of op de vrije markt komt een evenwicht tot stand dat niet pareto-efficiënt is. Collectieve goederen: overheidsvoorziening zorgt voor hogere welvaart tenzij: som van baten < som van de kosten: – Geluidsschermen naast snelwegen, dijkverhoging in door overstroming bedreigde gebieden – Duidelijke baten: minder geluidsoverlast, minder overstromingsschade – Onmiskenbaar collectief goed – Maar geluidsschermen en dijkverhoging dragen alleen bij aan maatschappelijke welvaart, indien totale baten groter zijn dan de totale kosten Noodzaak van kosten-batenanalyses Collectieve goederen worden niet verkocht Uit gebruik kan je dus niet afleiden wat de waarde is van het collectieve goed voor de gebruikers Maar wel schattingen/berekeningen mogelijk Bijvoorbeeld: Wat is de waarde van dijkverhogingen in de Betuwe? Is het pareto-optimum bereikbaar? Is er een collectieve besluitvormingsprocedure mogelijk waarmee op valide en betrouwbare wijze vastgesteld kan worden wat het verloop is van de individuele vraagcurven? Verschillende alternatieven voor overheidsvoorziening Individuele goederen als substituut Non-profitorganisaties Opheffen non-exclusieve karakter Betalen voor het complement Alternatieven voor overheids- voorziening van collectieve goederen: Individuele goederen als substituut Behoefte aan veiligheid kan vervuld worden door: – Meer blauw op straat (collectief goed) – Hang- en sluitwerk (individueel goed) In afweging betrekken: – Kosten en baten van verschillende alternatieven – Uiteenlopende preferenties Collectieve goederen = eenheidsworst Individuele goederen = iedereen kan eigen geprefereerde hoeveelheid en kwaliteit aanschaffen Als in behoefte aan collectief goed door de overheid wordt voorzien: – Behoefte/preferenties van de mediane kiezer zijn doorslaggevend Als voorkeuren heterogeen zijn: Mensen die minder behoefte hebben (lagere waarde toekennen) aan collectief goed dan de mediane kiezer ‘krijgen te veel’; Mensen die meer behoefte hebben aan het collectieve goed, zouden meer willen hebben dan overheid biedt. Alternatieven voor overheids-voorziening van collectieve goederen : non- profitorganisaties Als overheid collectief goed X niet levert, of in te kleine hoeveelheid Kunnen mensen met een grote behoefte aan het collectief goed zich verenigen en een non- profit-organisatie oprichten die het collectieve goed tot stand brengt Voorbeelden? Goed voor de maatschappelijke welvaart? Non-profits en collectieve goederen Voorbeelden – Vereniging Natuurmonumenten – Organisaties voor ontwikkelingshulp Voordelen: – Paretoverbetering! – Beter dan (extra) voorziening van het collectieve goed van overheidswege! Public good theory van de non-profit- sector Overheidsvoorziening van collectieve goederen: voorkeur van de mediane kiezer is beslissend Deel van de behoefte van kiezer met een hogere marginale waardering van het collectieve goed blijft dan onvervuld Non profits leveren (extra eenheden) collectieve goederen in aanvulling op collectieve goederen die de overheid realiseert Optimale hoeveelheid bereikbaar, zonder de nadelen van collectieve besluitvorming Functie non profit sector belangrijker naarmate voorkeuren van bevolking grotere variantie vertonen Alternatieven voor overheids- voorziening van collectieve goederen: Opheffen non-exclusieve karakter Non-exclusiviteit soms onvermijdelijk – Dijken, vuurtorens Maar soms kan aan non-exlusiviteit een einde worden gemaakt – Kennis, bijvoorbeeld in de vorm van een nieuw medicijn, is een collectief goed – Patentering of octrooiering maakt het tot een individueel goed Soms kunnen we dus van een collectief goed een individueel goed maken Welvaartseffecten ‘privatisering’ van publieke goederen? ‘Privatisering’ van collectieve goederen Betere incentives: – Vergelijk: Medicijnenmarkt met of zonder patentverlening: Wie investeert in research en development van nieuwe medicijnen? – Vergelijk: Beheer van natuurreservaat door overheid of door lokale bevolking? – Vergelijk: Overbevissing Europese kustwateren voor en na invoering van EU-visquotering Zelfs wanneer het exclusief maken van het collectieve goed (veel) kost (Nederlandse) wegennet – Tot op heden: non-exclusief. Geen tolpoortjes, geen registratie van wie wanneer en hoeveel van de (snel)weg gebruik maakt Maar soms al exclusief: – Franse tolwegen, congestion charge in Londen, Goteborg, Stockholm Met GPS-kastjes in beginsel mogelijk om al het weggebruik in Nederland te registreren? Voordelen? Goed voor de maatschappelijke welvaart? Voordelen van betalen voor weggebruik Reductie van files: gebruik van de weg dat minder waard is dan het te betalen tarief wordt beëindigd We weten nu niet of aanleg extra asfalt de moeite waard is: – Gebruik van de weg is gratis, dus extra capaciteit raakt altijd vol – Maar als prijs betaald moet worden: Nog steeds files? → Meer asfalt aanleggen Geen files meer, maar wel opbrengsten hoger dan de kosten? Prima! Geen files meer, en opbrengsten lager dan de kosten? Geen uitbreiding meer van wegcapaciteit Alternatieven voor overheids- voorziening van collectieve goederen: betalen voor het complement Rijksweg, publieke omroep = collectief goed Directe beprijzing onmogelijk wegens non- exclusiviteit/hoge kosten van uitsluiting Indirecte beprijzing via complement: – BPM-belasting op aankoop motorvoertuig – Motorrijtuigenbelasting op bezit voertuig – Accijns op benzine – Kijk- en luistergeld(belasting) op bezit radio- of TV- toestel Verdienmodellen radio, tv en internet: – Overheidsvoorziening: bekostigd uit belastingen – Overheidsvoorziening: bekostigd uit kijk en luistergelden op basis van bezit tv of radio (betalen voor het complement); – Commercieel: niet consument betaalt, maar derden (adverteerders) (betaling door derden). – Pay-tv: consument betaalt zelf Van belang: – technologische ontwikkeling (analoog/digitaal, kabel) – Heterogeniteit voorkeuren Voordelen van marktgewijze voor- ziening van collectieve goederen Kiezen, betalen en genieten in één hand Niet meebetalen aan goederen die men niet prefereert Meebetalen naar rato van het gebruik/genot/waardering van het goed Geen gebruik/misbruik mogelijk van collectieve besluitvorming voor particuliere consumenten- en producentenbelangen Zuiver collectieve goederen Uitsluiting onmogelijk of kosten van uitsluiting prohibitief hoog Consumptie nooit rivaliserend – Defensie – Waterkering – Conjunctuurbeleid – Wetenschappelijk onderzoek – Vogelbescherming Semi-collectieve goederen Non-exclusief, maar wel rivaliserend – Visbestanden in internationale wateren – Gemeenschappelijke weiden en bossen – Zoetwatervoorraden/stromen – Studentenkeukens Exclusief, maar non-rivaliserend – Openbaar vervoer – Natuurgebieden, recreatieterreinen Semi-collectieve goederen Soms wel, soms niet-rivaliserend – Snelweg, openbaar vervoer buiten de spits en in Oost- Groningen: non-rivaliserend – Tijdens de spits en in de Randstad: rivaliserend – In spits rekeningrijden, buiten spits ‘gratis’ In sommige opzichten exclusief, in andere non-exclusief – Inentingen beschermen individu (individueel goed) en verminderen kans op uitbreiding epidemie (collectief goed) – Voor individueel effect eigen bijdrage, voor collectief effect gratis – Inenting tegen besmettelijke ziekten gratis, tegen niet- besmettelijke ziekten zelf betalen Is elk goed waarin de overheid voorziet, een collectief goed? Zorg, onderwijs, kunst: collectieve besluitvorming, bekostiging (deels) uit belastingen Geen collectieve goederen Want: uitsluiting mogelijk en ook (deels) rivaliserend Het zijn individuele goederen, maar worden behandeld alsof het collectieve goederen zijn In literatuur: verwarrende term quasi-collectieve goederen Common pool resources Volgend college: Beheer van bijzondere categorie van semi-collectieve goederen: – Rivaliserend – Uitsluiting problematisch of slechts tegen tamelijk hoge kosten realiseerbaar – Bossen, watervoorraden, visbestanden, gemeenschappelijke keuken studentenflat Welke instituties werken het beste? – Overheidsbeheer, privaat eigendom, collectief eigendom, ‘geen’ eigendom Lees de artikelen van E. Ostrom en Jagers et al. Economie Markt en Overheid 4e college Voorbeeld tentamenvraag Non-rivaliserend goed op de vrije markt Common pool resources Dit college: Beheer van bijzondere categorie van semi-collectieve goederen: – Rivaliserend – Uitsluiting problematisch of slechts tegen tamelijk hoge kosten realiseerbaar – Bossen, watervoorraden, visbestanden, gemeenschappelijke keuken studentenflat Welke instituties werken het beste? – Overheidsbeheer, privaat eigendom, collectief eigendom, ‘geen’ eigendom Artikelen van E. Ostrom en S.C. Jagers Het gebruik van modellen Samenlevingen met 2 leden Keuzesituaties met 2 goederen Andere simplificaties Maken analyses eenvoudiger en inzichtiger Vaak geen consequenties voor uitkomst analyse Indien wel: nog steeds nuttig als eerste benadering Zie het volgende spel Spel Ieder krijgt 4 kaarten, 2 zwarte en 2 rode Vervolgens moet je naar eigen keuze 2 kaarten in de gemeenschappelijke pot doen, 2 kaarten mag je houden. Daarna volgt de (virtuele) uitbetaling, als volgt: – Voor elke rode kaart die je gehouden hebt, krijg je 4 veuro – En iedere deelnemer krijgt daarbovenop 1 veuro per rode kaart in de gemeenschappelijke pot Uitkomst Wie van jullie heeft 2 zwarte kaarten gehouden? Wie van jullie heeft 1 zwarte en 1 rode kaart gehouden? Wie van jullie heeft 2 rode kaarten gehouden? Aantal gehouden rode kaarten: ……. Aantal ingezette rode kaarten: ……. Totale opbrengst: ……. Maximaal haalbare uitkomst Wordt bereikt als iedereen 2 rode kaarten in de gemeenschappelijke pot legt Bij 40 deelnemers is de maatschappelijke opbrengst in dat geval 40 x 2 x 40 = 3200 Als 20 deelnemers hun rode kaarten in de pot doen en 20 deelnemers hun rode kaarten houden is de maatschappelijke opbrengst (20 x 2 x 4) + (20 x 2 x 40) = 1760 Als 40 deelnemers hun rode kaarten houden is de maatschappelijke opbrengst 40 x 2 x 4 = 320 De allocatief efficiënte uitkomst is dus dat iedereen de rode kaarten in de gemeenschappelijke pot doet Waarom werd de efficiënte uitkomst niet bereikt? Verschil tussen individuele calculatie en afwegingen en maatschappelijke calculatie en afwegingen Individueel rationeel gedrag: het houden van een kaart levert 4 veuro op, inleggen 1 veuro Maatschappelijk rationeel gedrag: het houden van een kaart levert - bij x deelnemers - 4x veuro op, inleggen x2 veuro Waarom leidt dit spel niet tot de maatschappelijk optimale uitkomst? Rational choice analyse: Groente en geiten Twee percelen: – Docent teelt groenten, buurman houdt geiten – Geen erfafscheiding – Vraatschade door geiten bij Docent: 7 – Verminderde melkgift door opjagen geiten: 6 – Kosten aanleg erfafscheiding: 10 Prisoners’ dilemma (het eerste cijfer geeft de uitkomst voor Docent, het tweede cijfer de uitkomst voor de buurman) buurman buurman bouwt mee bouwt niet mee Docent bouwt +2, +1 -3, +6 mee Docent bouwt +7, -4 0, 0 niet mee Uitkomst: niet pareto-optimaal Beide spelers kiezen rationeel Welke strategie de buurman ook kiest, ‘niet meebouwen’ brengt mij de hoogste pay-off Idem voor buurman: welke keuze ik ook maak, de buurman is altijd beter af als hij niet meebouwt Waarom? Hek is een goed met bijzondere kenmerken, nl. een collectief goed 1e kenmerk: non-exclusiviteit Non-exclusiviteit – Onmogelijkheid voor producent om consumenten het genot van het goed te ontzeggen →ook niet-betalende consumenten genieten mee →betaling als voorwaarde voor consumptie van het goed niet mogelijk →geen producent bereid non-exclusieve goederen aan te bieden →Marktfalen: op vrije markten komen collectieve goederen niet beschikbaar 2e kenmerk: non-rivaliteit Consumenten ‘consumeren’ dezelfde eenheden van het goed Engelse term: joint consumption Bij volledige non-rivaliteit: marginale kosten om een extra consument het goed te laten gebruiken = 0 Bij marktvoorziening: producent zal een prijs P vragen Consumenten met een marginale waardering > 0 maar < dan P, krijgen het goed niet Deze uitkomst is niet Pareto-optimaal: waarom? → Marktfalen: bij non-rivaliserende goederen is het aantal consumenten kleiner dan optimaal, als we de allocatie van deze goederen via het prijsmechanisme regelen Governing the commons Commons/common pool resources - natuurlijke of door mens gemaakte hulpbronnen - waarvan gebruik rivaliserend is - en uitsluiting van gebruikers niet onmogelijk is, maar wel kostbaar en lastig Theorie heeft algemenere geldigheid - betreft eigenlijk alle (kleinschalige) sociale dilemma’s en public good problems Voorbeelden van CPR’s Visbestanden, bossen, tropisch regenwoud (Grond)waterbassins, irrigatiesystemen Diensten, afdelingen, kapitaalgoederen, gemeenschappelijke goederen in franchiseketens die door meerdere afnemers gebruikt worden etc Gemeenschappelijke keuken in studentenflat Zorgvoorzieningen? Kernprobleem Common pool is eindige voorraad Gebruik van de pool leidt tot afname van de voorraad Voorraad neemt toe door natuurlijke aanwas (jonge vis, boomgroei, regenval) of menselijke toevoeging (uitzetten van vis, aanplant van nieuwe bomen, investeringen) Voor voortbestaan common pool is evenwicht tussen gebruik en aanwas/investeringen vereist Dus: een of andere vorm van coördinatie van het gedrag van individuele gebruikers Overmatig gebruik en onderbenutting Duurzaam gebruik is optimaal Gevaar dreigt van overmatig gebruik – Ontrekkingen > aanwas of toevoegingen – Degradatie of vernietiging van de common pool Maar ook onderbenutting vermijden – Te strenge quota voor visserij in Noordzee – Leiden tot onnodige economische schade voor visserijsector Centrale vraag: Wat zijn de effecten van onderscheiden ‘property regimes’ op het gebruik van de common pool? En daarmee op voortbestaan, of erosie en uitputting van de common pool? Property regimes: – Free access (nobody’s property) – Private property – Communal property – Public property Gareth Hardin: klassieke analyse “The Tragedy of the Commons” gemeenschappelijke weide iedere herder beslist individueel hoeveel dieren hij laat grazen en houdt alleen rekening met eigen kosten en niet met kosten voor anderen – Extra dier op de gemeenschappelijke weide vermindert de totale hoeveelheid gras voor de andere gebruikers Sterker nog: breng meer dieren op de weide, voordat de anderen dat doen individuele rationaliteit → maatschappelijke tragedie Eindresultaat: degradatie en ten slotte vernietiging van de gemeenschappelijke hulpbron Voorbeelden te over: – Visstand in Noordzee en andere kustgebieden – Grondwatervoorraden en zoetwaterstromen in gebieden met weinig regenval – Bossen, alpenweiden, tropisch regenwoud – Studentenkeukens Klassieke oplossing I: overheidseigendom Overheid beëindigt vrije toegang tot common pool Staat alleen dat gebruik toe dat verenigbaar is met behoud/herstel van de common pool Ziet toe op gebruik en deelt indien nodig sancties uit Veronderstelling: overheid is in staat en bereid lange termijn belangen te behartigen Klassieke oplossingen II: particulier eigendom van common pools – Particuliere eigenaar heeft alleenrecht op gebruik – Gebruikt pool zelf, of verkoopt gebruiksrechten en ziet toe op gebruik – Leidt tot optimale uitkomst! – Eigenaar streeft naar maximalisatie van inkomstenstroom – Inkomsten zijn (contante waarde van) jaarlijkse inkomsten uit gebruik van de hulpbron minus de vermindering van de ‘restwaarde’ van de common pool bij verkoop – Restwaarde: (contante waarde van) toekomstige opbrengsten – Veronderstelling: eigenaar heeft belang bij toekomstige waarde common pool Conclusies Ostrom Tragedy of the commons is een mogelijke uitkomst, maar niet de enige Public en Private Property Regimes kunnen oplossing zijn, maar zijn (soms, vaak) behept met ernstige problemen Onder omstandigheden zijn groepen gebruikers in staat om succesvolle “common property regimes” te ontwikkelen en in stand te houden Die (niet altijd, maar wel regelmatig) beter werken dan public of private property regimes Mits deze common property regimes voldoen aan bepaalde voorwaarden Common property voorbeeld: visvangst in Turkije Situatie: – meer met mooi visbestand – Sommige plekken rijk aan vis, andere minder rijk – Sommige jaren rijk aan vis, andere jaren sterk afgenomen visstand – 20 vissers afhankelijk van visvangst als enige inkomensbron Op te lossen problemen: – Voorkomen van overbevissing – Verdeling van gebruiksrechten – Handhaving van gebruiksrechten/voorkomen van illegale vangst Hoe zouden jullie een en ander aanpakken? Common property regime voor Turks vismeer Meer is verdeeld in 20 deelgebieden; deelgebied 1 is het armst aan vis, deelgebied 20 het rijkst Per week heeft in elk deelgebied 1 visser het exclusieve visrecht Na een week schuift elke visser kloksgewijs één deelgebied op Als visser stopt mag hij gebruiksrechten alleen overdoen aan zoon of kleinzoon; als die er niet is, wordt over de opvolging van de stoppende visser besloten door de 19 overgebleven vissers Het is de verantwoordelijkheid van elke visser om illegale visvangst in het deelgebied waar hij actief is, te verhinderen Visvangst mag uitsluitend geschieden met lijnen of staande fuiken; het gebruik of zelfs maar het aan boord hebben van sleepnetten of ander vistuig is verboden. Een eerste overtreding van de regels wordt bestraft met 5 deelgebieden terugzetten, de tweede met 10, de derde met het verlies van alle gebruiksrechten Kring van gebruikers Succesvolle common property regimes: – Alleen gebruiksrechten indien behorend tot bepaald dorp, familie, ethnische groep – Gebruiksrechten alleen te verkrijgen door vererving – Vrijwel altijd verbod op vervreemding → stabiel, homogeen, veel onderlinge contacten en communicatie, sociale controle, lange termijnperspectief, geen gevaar dat ‘vreemden’ common pool leeghalen Relatieve i.p.v. absolute gebruiksrechten Geen enkel succesvol communal property regime geeft absolute gebruiksrechten: – nooit qouta voor vis, hooi of hout bij succesvolle common property regimes – geen recht op bepaalde hoeveelheden irrigatiewater Maar altijd ‘relatieve rechten’ – 20 visdagen, zoveel hooi als 2 mannen in de eerste week van september kunnen oogsten, een half uur per dag de irrigatiesluis open – Of gezamenlijke oogst, en eerlijke verdeling van de opbrengst Relatieve gebruiksrechten Voordelen: – Houden rekening met (fluctuaties in) de conditie van de pool; in slechte tijden automatisch minder gebruik Visdagen, hooidagen etc. ipv rechten/quota op hoeveelheden vis of hooi – Voorkomt ‘selectief’ gebruik Bij quotum van 1 ton, 10 ton vis vangen, 9 ton minder interessante vis teruggooien – Kunnen zorgen voor min of meer gelijk/eerlijk aandeel in totale opbrengst voor elke deelnemer Waardoor iedereen een (gelijk) belang heeft bij het voortbestaan van de common pool Waarneembaarheid van overtredingen Gebruik regels waarvan overtreding eenvoudig kan worden waargenomen: – Niet “20 kuub hout per jaar” maar “alleen houtkap op 24 april in teams van 4 man” – Geen visquota, maar visdagen en voorgeschreven vistuig Als het hiervoor nodig is, gebruik dan zelfs regels die economisch inefficiënt zijn: – Alleen vissen met lijnen, niet met sleepnetten Zorg er voor dat elke deelnemer zo mogelijk een direct belang heeft bij de handhaving van de regels – Rouleren van vislocaties – Toewijzing van irrigatieslots aan naastgelegen perceel Sancties Pas geen zware sancties toe bij lichte of eerste overtredingen – Laat sancties variëren met de ernst van de overtreding Zorg wel dat pakkans groot is, en bestraf elke overtreding, ook lichte overtredingen Neem ten minste het voordeel weg dat iemand behaalt bij ongeoorloofd gebruik common pool Pas de zwaarst mogelijke sanctie – dat wil zeggen het ontnemen van de gebruiksrechten – alleen toe als gebruiker de toekomst van de common pool in gevaar brengt – Watergebruik in droge tijd, vangst vrouwtjesvissen en –kreeften met eieren Lessen uit succesvolle common property regimes Stabiele en begrensde kring van gebruikers, die belang hebben bij toekomst van common pool Gebruiksrechten: – Relatieve in plaats van absolute gebruiksrechten – Uitgewerkte en precieze omschrijving van geoorloofd en ongeoorloofd gebruik van de common pool Efficiente monitoring: – Regels waarvan overtreding eenvoudig en met weinig kosten kan worden waargenomen – Deelnemers hebben eigenbelang bij uitdelen sancties aan niet- coöperatieve deelnemers Graduele en afgemeten sancties Collectieve actie op grote schaal Jagers et al. (2020) wijzer erop dat het meeste bewijs voor collectieve actie nog steeds gebaseerd is op kleinschalige experimenten en enkelvoudige case-studies. Kenmerken en problemen Zij beargumenteren dat collectieve actie op grotere schaal een aantal problemen kent: – Aantal actoren – Grote reikwijdte – Lange tijdspanne – Complexiteit Deze kenmerken zorgen voor een aantal ‘stressoren’ die maken dat collectieve actie moeizamer tot stand komt: – Anonimiteit – Gebrek aan verantwoordelijkheid – Heterogeniteit – Risico en onzekerheid – Gebrek aan emotionele betrokkenheid en cognitieve beperkingen Maatschappelijke welvaart opdracht Lees het NRC-artikel en beantwoordt de volgende vragen: Op welke manier kan het stikstof vraagstuk worden gezien als een common-pool resource probleem? Wat zien jullie als de (on)mogelijkheid van collectieve actie t.a.v. dit probleem? (gebruik voor het beantwoorden van de vraag het artikel van Jagers et al.) Welk ‘property regime’ t.a.v. stikstofbeheer stellen jullie met het oog op de maatschappelijk welvaart voor? Economie Markt en Overheid 5e college Groepspresentaties Laatste 3 colleges: maandag 2, donderdag 5 en maandag 9 december Vanaf 17.00 vandaag intekenen op Canvas (‘people’) voor groepen van max. 4 studenten. 15 verschillende thema’s Doel van de presentatie: analyseren van een vraagstuk met behulp van de theorie/opgedane inzichten uit het vak. Tussen 10 en 15 minuten Inhoud Inleiding van het vraagstuk Wat speelt er ten aanzien van dit vraagstuk (binnen een sector)? Wat is het probleem? Analyse van het vraagstuk Wat is/wordt wel of niet gedaan of besloten om met het vraagstuk/probleem om te gaan? Wat zijn de verschillende kanten/belangen ten aanzien van het vraagstuk? Voor en nadelen van bepaalde oplossingen/marktordeningen? Wat is wat jullie betreft wenselijk vanuit het oog van de maatschappelijke welvaart? Week 6 – Maandag 2 december Thema 1: Huurmarkt voor woningen Thema 2: Beprijzing van de weg Thema 3: Marktwerking in de kinderopvang Thema 4: Beprijzing van het spoor Thema 5: Concurrentie op het spoor Week 6 – Donderdag 5 december Thema 6: Fossiele subsidies Thema 7: EU-ETS Thema 8: Kernenergie Thema 9: Netcongestie Thema 10: Warmtenet Week 7 – Maandag 9 december Thema 11: Luchthaven Lelystad Thema 12: Verbod op privévliegtuigen Thema 13: Regulering taximarkt Thema 14: Commercialisering huisartsenzorg Thema 15: Commercialisering ouderenzorg Voorbeeld tentamenvraag In haar veldstudies heeft E. Ostrom ontdekt dat succesvolle common property regimes steeds dezelfde principes volgen bij het uitdelen van sancties bij onrechtmatig gebruik van de common pool resource. Welke? a. Omdat succesvolle regimes zijn gebaseerd op een gemeenschappelijke cultuur en onderling vertrouwen tussen de gebruikers van een common pool resource, is het gebruik van sancties niet nodig. b. Zowel geringe als ernstige overtredingen van de gebruiksregels worden bestraft, maar wel met graduele sancties die gelijke tred houden met de ernst van de overtreding. c. Omdat sancties het onderling vertrouwen tussen gebruikers ondermijnen, worden sancties alleen toegepast in uiterste noodzaak, namelijk als een gebruiker het voortbestaan van de common pool resource in gevaar brengt. d. Omdat overmatig gebruik van de common pool resource door één gebruiker snel leidt tot overmatig gebruik door andere gebruikers worden ook bij kleine overtredingen van de gebruiksregels meteen stevige sancties toegepast. Semi-collectieve goederen exclusief, non-rivaliserend Exclusief: geen enkel probleem voor producent om consumenten uit te sluiten Non-rivaliserend: gebruik van een eenheid van het goed door één consument, staat niet in de weg van gebruik van zelfde eenheid door andere consument Voorbeelden: Weerbericht, openbaar vervoer, (snel)weg, krant, wetenschappelijk onderzoek, informatiegoederen (boeken, software, televisieprogramma’s) Non-rivaliserend goed op de vrije markt Marginale kostenfunctie Welke kosten moeten worden gemaakt voor uitbreiding van de kring van gebruikers met een extra gebruiker? – Hoog voor eerste gebruiker – Lager of zelfs nihil voor 2e, 3e, 4e, etc gebruiker – Als grenzen van de capaciteit zijn bereikt: weer hoge marginale kosten Voorbeeld: buslijn van Assen naar Meppel – Voor ‘1e’ reiziger’: kosten gebruik en afschrijving bus, arbeidskosten buschauffeur etc. – Voor 2e, 3e etc reiziger: nihil. “Bus rijdt al” – Voor 4e tot 59e reiziger: lage, maar waarschijnlijk oplopende marginale kosten (schoonmaak, vertraging bij het instappen, etc) – Voor 60e reiziger: weer eenmalig hoge marginale kosten (gebruik en afschrijving 2e bus), kosten tweede chauffeur, etc. Gemiddelde kostenfunctie Wat zijn de gemiddelde kosten (totale kosten gedeeld door het aantal gebruikers) bij verschillende reizigersaantallen? Gemiddelde kosten functie is eerst dalend – Gemiddelde kosten bij 1 reiziger = marginale kosten van 1e reiziger – Gemiddelde kosten bij 2 reizigers = (marginale kosten 1e reiziger + marginale kosten 2e reiziger)/2 = (mk 1e reiziger + 0)/ 2 Gaat pas weer stijgen bij 60e reiziger = als marginale kosten hoger worden dan de gemiddelde kosten Gemiddelde kostenfunctie ligt (tot 60 reizigers) boven de marginale kostenfunctie Wat is ideale uitkomst? Elke reiziger die bereid is meer te betalen dan de kosten die voor haar moeten worden gemaakt, maakt gebruik van de bus: prijs = marginale kosten van de ‘laatste’ gebruiker De reizigersopbrengsten tezamen zijn voldoende om de kosten te dekken: prijs = gemiddelde kosten per gebruiker van de bus Ergo: de P en de Q behorende bij het gemeenschappelijk snijpunt van vraag, marginale en gemiddelde kostenfunctie Maar wat als de vraag naar busvervoer hoger ligt? Vraagfunctie snijdt marginale en gemiddelde kostenfunctie voorbij het snijpunt van gemiddelde en marginale kosten Ideale omvang en prijs in dit geval: snijpunt van vraagfunctie met marginale kostenfunctie – Som van consumenten- en producentensurplus is in dat punt maximaal: allocatieve efficiëntie Wel een ‘probleem’: de busmaatschappij maakt overwinst: totale opbrengst is flink hoger dan totale kosten Probleem lost zichzelf op: traject is lucratief en deze of andere busmaatschappijen zullen capaciteit uitbreiden om aan hoge vraag te voldoen En wat als de vraag naar busvervoer lager is? Snijpunt van vraagfunctie met MK-functie is ander punt dan snijpunt vraagfunctie met GK-functie Marginale kosten zijn gelijk aan marginale baten van laatste gebruiker, maar lager dan gemiddelde kosten bij gegeven aantal gebruikers Indien prijs wordt gelijkgesteld aan marginale kosten: – Optimaal aantal gebruikers: marginale baten die de marginale gebruiker ontleent aan het OV, zijn ten minste gelijk aan kosten die voor die marginale gebruiker moeten worden gemaakt – Maar busmaatschappij zit in de rode cijfers: bij het gegeven aantal reizigers zijn de totale opbrengsten lager dan de totale kosten Exploitatietekorten bij non- rivaliserende goederen Veel voorkomend probleem: – Stads- en streekvervoer Nederland Circa 40% kostendekkend. Exploitatietekorten busmaatschappijen worden gedekt door subsidies van OV- autoriteiten (Provincies en grote steden). Bedrag: circa 1 miljard per jaar Maar ook elders: – Informatiegoederen: kranten, muziek, film, software Twee vragen Bij welk prijsbeleid wordt de maatschappelijke welvaart gemaximaliseerd? – Gegeven het feit dat de investeringen al zijn gepleegd, wat zijn de gevolgen van verschillende prijsstellingen voor de maatschappelijke welvaart? Welke beslissingen moeten we nemen over investeringen in de voorziening van dit type goederen? Prijsstelling: 4 mogelijkheden Prijs = marginale kosten Prijs = gemiddelde kosten Multipart pricing – Vaste klanten: betalen abonnement/vastrecht (+ marginale kosten van feitelijk gebruik) – Anderen: betalen gemiddelde kosten (of meer) van incidenteel gebruik Prijsdiscriminatie – Producent brengt verschillende prijzen in rekening bij onderscheiden groepen gebruikers Prijs = marginale kosten marginal cost pricing Optimale omvang van de groep gebruikers – Iedere gebruiker waarvoor marginaal nut groter is dan marginale kosten zal de bus nemen: maximalisatie van het consumentensurplus Maar wel exploitatietekorten – Marginale kosten zijn lager dan gemiddelde kosten – Subsidies van overheidswege nodig om busvervoer in stand te houden Belastingbetaler dekt exploitatie- tekorten Alleen goede oplossing als totale consumentensurplus > dan totale kosten Totale consumentensurplus lastig vast te stellen Stel prijs is 1 euro per rit, aantal reizigers is 1000, en totale kosten van rit zijn 2000. Bus laten rijden met 1000 euro subsidie, of uit de dienstregeling verwijderen? Prijs = gemiddelde kosten average cost pricing Uit oogpunt busonderneming (en belastingbetaler) goede prijs – Geen exploitatietekorten Maar jaagt deel van de reizigers ten onrechte het OV uit: – Marginaal nut hoger dan marginale kosten – Als de bus toch rijdt, is het in ieders voordeel (producent en consument) om deze reizigers toch mee te nemen Wanneer is er iets te zeggen voor average cost pricing? Wanneer average cost pricing toepassen? Als vraaguitval ten gevolge van hogere prijs gering is Dus: als vraagfunctie inelastisch is Average cost pricing leidt in vergelijking met marginal cost pricing tot lagere som van producenten- en consumentensurplus, maar bij inelastische vraag is verlies gering Toepasbaar in het OV? Alternatieven voor marginal en average cost pricing? Kernpunt: een uniforme prijs voor alle klanten is in veel gevallen niet de optimale oplossing Oplossingen: – Two part pricing: abonnementen, vastrecht – Prijsdiscriminatie door producent – Vrijwillige prijsdiscriminatie Abonnementen (ritprijs = 0) two part pricing Consumenten hebben keus tussen: – Abonnement: betaling abonnement geeft recht op gratis en onbeperkt gebruik van het OV – Afzonderlijke kaartjes: prijs enkele kaartjes is hoog Leidt er toe dat consumenten afweging maken tussen totale nut dat zij ontlenen aan gebruik van het openbaar vervoer in de abonnementsperiode en de abonnementskosten En als die afweging leidt tot de aanschaf van het abonnement, is voor hen de prijs van extra ritten gelijk aan nul Dus hun consumentensurplus wordt gemaximaliseerd Wanneer two part pricing toepassen? Met name toepasbaar indien: – Voor veel consumenten OV voor een deel van de tijd onmisbaar is, en ander deel van de tijd ‘wel handig’ – Geen vraaguitval bij deze consumenten – Wel vraaguitval bij incidentele klanten – We lopen minder consumentensurplus mis dan wanneer bij iedereen en altijd een prijs gelijk aan de gemiddelde kosten in rekening wordt gebracht. Prijsdiscriminatie Prijsdiscriminatie = – Onderscheiden groepen klanten betalen verschillende prijzen voor hetzelfde goed (Vaak: PD wijst op gebrekkige concurrentie, misbruik van marktmacht en leidt tot allocatieve inefficiëntie – Producent heeft monopoliepositie, rekent monopolieprijzen bij consumenten die van hem afhankelijk zijn, lagere prijzen bij consumenten die ook bij andere producenten terecht kunnen) Soms: prijsdiscriminatie verhoogt de maatschappelijke welvaart Prijsdiscriminatie Producent kan klantengroepen onderscheiden – Consumenten met hoge waardering/hoog marginaal nut – Consumenten met lage waardering/laag marginaal nut Kan en mag verschillende prijzen rekenen – Bij consumenten met hoge waardering: prijs veel hoger dan marginale kosten; hoge marge – Bij consumenten met lage waardering: prijs in de buurt van marginale kosten, geen of lage marge Gevolg: nadelen van P=MK of P=GK worden vermeden – Geen exploitatietekort, want hoge prijzen maken exploitatie sluitend – Geen (minder) vraaguitval, want (deel van de) consumenten met lage waardering betalen niet meer dan de marginale kosten, en gebruiken het goed ook Voorbeelden? Wanneer toepasbaar? Prijsdiscriminatie (vervolg) Voorbeelden te over: – 1e en 2e klasse, hardcover en paperback, versies van software, geneesmiddelen hier (duur, prijs veel hoger dan marginale kosten om ontwikkelingskosten terug te verdienen) en geneesmiddelen in ontwikkelingslanden (prijs = marginale kosten) Voorwaarden: – Consumenten met hoge waardering moeten geïdentificeerd kunnen worden (leeftijd, tijdstip van aanschaf, functionaliteit software, woonland) – Doorverkoop moet onmogelijk zijn. (Diensten, kopieerverbod, kaartjes/abonnementen op naam, importverbod op goedkope geneesmiddelen uit India etc.) – Geen concurrenten die een andere prijsstrategie volgen (Ryan Air, verkoop van bestsellers onder de hoge vaste boekenprijs door supermarkten etc) Vrijwillige prijsdiscriminatie Aan bovengenoemde voorwaarden vaak niet voldaan – Uitvoerende kunsten: tickets kunnen worden doorverkocht, producent kan niet aan uiterlijk/leeftijd e.d. zien wie high demanders zijn Oplossing: – Uniforme lage ticketprijs voor opera, museum etc – Low demanders betalen uitsluitend ticketprijs – High demanders betalen ticketprijs en – Geven donaties waarmee exploitatie opera, museum etc. uit de rode cijfers blijft – Vereniging Vrienden van de Nederlandse Opera, Vereniging Rembrandt, etc etc Tweede verklaring die Hansmann geeft voor het bestaan van non-profit organisaties Exploitatietekorten en investeren het openbaar vervoer OV zit in de rode cijfers – Prijsbeleid alleen biedt geen oplossing Vraagbeleid: bevorderen gebruik openbaar vervoer (anders dan met subsidies) – verschuift vraagfunctie naar rechts, zodat we dichter bij een gemeenschappelijk snijpunt van vraagfunctie, gemiddelde kostenfunctie en marginale kostenfunctie komen Beleid aan aanbodzijde: – Welke investeringen wel en niet te doen in openbaar vervoer – Investeringsbeslissingen bepalen ligging marginale en gemiddelde kostenfuncties Vraagbeleid Verhogen aantrekkelijkheid OV – Veiliger, betrouwbaarder, schoner, vaker per uur – Stuit snel op grenzen: voor vraagbeleid zijn investeringen nodig, waardoor aanbodfunctie ook naar rechts verschuift Verhoog prijzen van substituten – Prijzen voor automobiliteit: rekening rijden – Verlaag vaste kosten auto, verhoog variabele kosten – OV en automobiliteit moeten alle kosten dragen – Als we alle kosten (wegenonderhoud, milieuschade, congestie) bij automobilisten in rekening brengen en vraag naar OV nog steeds ontoereikend? Wat dan? Investeringsbeleid Investeringen bepalen ligging gemiddelde en marginale kostenfunctie Bepalen flexibiliteit aanbod – Voordeel bus boven tram boven spoor Alleen indien verwachte vraag zeer hoog is: – Investeren in OV: Noord-Zuidlijn ja, Betuwelijn nee) Indien vraag lager en/of grotere onzekerheid: – Investeren = toekomstige exploitatietekorten (Betuwelijn nee, Zweeftrein naar het Noorden ook nee) Eindconclusie: Veel OV-verbindingen zijn postkoetsen en trekschuiten: liquidatie is op haar plaats Sociale functie OV Bejaarden en scholieren zonder vervoer? Geef vrij besteedbare vervoervouchers ipv aanbodsubsidies Scholieren en bejaarden kopen met vouchers individueel vervoer Zelfde welvaartsverdeling, betere allocatie Economie Markt en Overheid 6e college Voorbeeld tentamenvraag Wat is bij beprijzing van non-rivaliserende goederen het verschil in uitkomst bij de toepassing van prijsdiscriminatie in vergelijking met de toepassing van average cost pricing? a. Bij beide is volledige kostendekking mogelijk, maar bij prijsdiscriminatie zal het aantal gebruikers groter zijn. b. Bij prijsdiscriminatie is er sprake van een lagere mate van kostendekking dan bij average cost pricing; het aantal gebruikers zal in beide gevallen hetzelfde zijn. c. Bij prijsdiscriminatie is het aantal gebruikers groter, maar zijn substantiële exploitatietekorten onvermijdelijk. d. Bij prijsdiscriminatie is er sprake van een grotere mate van kostendekking dan bij average cost pricing; het aantal gebruikers zal in beide gevallen hetzelfde zijn. Institutie van de vrije markt In theorie leidt de markt met volledige mededinging tot maximale efficiëntie. Het theoretisch model van de vrije markt wordt gekenmerkt door: – Vrije toetreding en afwezigheid van elke beperking van concurrentie – Individuele producenten noch consumenten kunnen invloed uitoefenen op de prijsvorming – Alle betrokken partijen beschikken over volledige informatie over kosten, prijzen, aanbod, kwaliteit e.d. – Productie en consumptie van goederen veroorzaken alleen kosten en baten voor de bij de desbetreffende transactie betrokken partijen – De kosten om een transactie te realiseren zijn nihil of verwaarloosbaar Externe effecten Welvaartseffecten van productie- of consumptie-activiteiten voor anderen dan de direct betrokken producent of consument Anders gezegd: Welvaartseffecten van markttransacties die neerslaan bij derden en die niet in de prijzen zijn verdisconteerd. “Onbetaalde kosten en niet-vergoede diensten” Positieve en negatieve externe effecten Positief: – Transactie tussen A en B voegt iets toe aan welvaartsniveau van C positive externality, external benefit Negatief: – Transactie tussen A en B doet iets af aan welvaartsniveau van C negative externality, external cost Voorbeelden? Voorbeelden positieve externe effecten Positief extern effect – Docent plaats zonnepanelen op zijn dak: minder klimaatopwarming voor de gehele wereldbevolking – Student X gaat B&O studeren: draagt straks meer belasting af dan als vakkenvuller: hogere belastingopbrengst voor de rest van de NL-bevolking Geen positief extern effect: – Student gaat B&O studeren, wordt hoge ambtenaar en verbetert kwaliteit openbaar bestuur: betere overheid voor alle Nederlanders – Want: is in prijzen (hogere beloning ambtenaar) verdisconteerd en wordt dus meegewogen in keuze van X Voorbeelden negatieve externe effecten Negatief extern effect: – Docent gaat met de auto naar Drenthe: verlengt de file en dus de reistijd van andere automobilisten – Banken nemen te veel risico’s en richten financieel systeem te gronde Geen negatief extern effect: – Docent koopt Nachtwacht en hangt het schilderij op zijn slaapkamer. Is wel negatief effect voor andere liefhebbers, maar in prijs die docent betaalt, verdisconteerd, want docent was bereid meer te betalen dan het Rijksmuseum Externe effecten en het marktmechanisme Transactiepartners P en C wegen kosten en baten van ruil tegen elkaar af. Indien bij P en C baten > kosten, gaat de transactie door Producent: – Kosten: (marginale) productiekosten van extra eenheid – Baten: inkomsten uit verkoop = marktprijs Consument: – Kosten: te betalen prijs – Baten: nut dat gebruik van het goed oplevert Dus: alle materiële en immateriële kosten en baten, voor zover ze gedragen worden/gevoeld worden door P en C En niet: kosten en baten voor derden Markt: geen allocatieve efficiëntie Bij negatieve externe effecten: – Evenwichtshoeveelheid te groot – Overconsumptie Bij positieve externe effecten: – Evenwichtshoeveelheid te klein – Onderconsumptie Optimale hoeveelheden en prijzen Bij positieve externe effecten: – Optimum wordt bereikt in het punt waar: Marginaal nut voor consument + externe baten voor derden = marginale kosten Voor de laatste eenheid geldt dat de baten van die eenheid nog net opwegen tegen de kosten van die eenheid. Bij de baten worden de baten van die eenheid voor derden opgeteld bij de baten van die eenheid voor de consument Bij negatieve externe effecten: – Optimum wordt bereikt in het punt waar: Marginaal nut voor consument = marginale kosten voor producent + externe kosten van derden Voor de laatste eenheid geldt dat de welvaart die moet worden opgeofferd voor de voortbrenging van die eenheid, niet meer mag bedragen dan de welvaart die wordt ontleend aan die eenheid. Klassieke oplossingen: Externe kosten en baten in de prijzen verwerken, zodat marktpartijen deze effecten van hun handelen wel meewegen in hun beslissingen Hoe: – Bij negatieve externe effecten: Overheid ontmoedigt, bijvoorbeeld door per eenheid van het goed een belasting te heffen gelijk aan de door die eenheid veroorzaakte externe kosten – Bij positieve externe effecten: Overheid stimuleert, bijvoorbeeld door per eenheid van het goed een subsidie te verstrekken die gelijk is aan de door die eenheid veroorzaakte externe baten Overheid nodig? Meestal wel, maar niet altijd Fruitbedrijf en bijenteler Bijenteler veroorzaakt positief extern effect Zal dat extern effect niet meewegen bij zijn beslissingen over hoeveel bijen te houden Oplossing: fusie van fruitbedrijf en bijenteler Of: Schiphol eigenaar maken van alle woningen in Zwanenburg Of toch niet? Ronald Coase: “The problem of social cost” Oplossing: – Veroorzaker en genieter/slachtoffer van extern effect onderhandelen – De één biedt de ander een vergoeding om de activiteit in te krimpen/uit te breiden – De ander beslist vervolgens in alle vrijheid om vergoeding wel of niet te accepteren en activiteit in te krimpen/uit te breiden – Coase theorema: indien transactiekosten laag zijn, wordt op deze wijze altijd het optimum bereikt Elektriciteitsproductie en visvangst Centrale produceert elektriciteit, loost koelwater op rivier Vissers stroomafwaarts vangen vis, en minder vis naarmate water warmer is Extern effect: centrale veroorzaakt negative externality voor vissers Wat is uitkomst van onderhandelingen? Centrale heeft recht op gebruik rivier voor koeling Centrale kondigt voornemen vestiging van een centrale van 1000 MW Vissers zijn bereid bedrag maximaal X te betalen voor elke MW minder dan 1000 MW (Waarom? X is gelijk aan het verlies van opbrengsten uit visvangst dat een extra MW veroorzaakt) Centrale zal vergoeding accepteren en minder MW bouwen zolang X groter is als het bedrag dat met een extra MW vermogen kan worden verdiend Overeenstemming wordt bereikt over een omvang waarbij opbrengst van laatste MW = productiekosten + externe kosten Ergo: welvaartsoptimum wordt gerealiseerd Vissers zijn eigenaar rivier Centrale vraagt vissers toestemming om centrale van zekere omvang te bouwen, en verklaart zich bereid de vissers te compenseren met bedrag X per MW Vissers gaan akkoord, zolang X hoger is dan het verlies aan opbrengst uit de visvangst Centrale wordt zo groot dat productiekosten van laatste MW + externe kosten van laatste MW = opbrengst van laatste MW Ergo: welvaartsoptimum wordt gerealiseerd Conclusie 1: ongeacht verdeling van eigendomsrechten zelfde uitkomst Conclusie 2: onderling overleg leidt altijd tot optimum Omvang kerncentrale wanneer vissers eigenaar zijn van de rivier Omvang centrale wanneer centrale eigendomsrechten heeft Praktisch belang Coase Behoudens eenvoudige situaties: klein Transactiekosten worden snel hoog – Identificatie veroorzakers en slachtoffers – Vaststellen nakoming overeenkomst Eigenlijk alleen voor ‘burenproblemen’ met kleine aantallen betrokkenen – Imker en fruitteler – Centrale en enkele vissers Coase toch belangrijk Wie is de veroorzaker van externe effecten – Centrale? Schiphol? – Of Vissers? Inwoners Zwanenburg? Welke oplossing is de beste? – Geen/kleinere centrale? Strengere geluidsnormen? – Elders/minder vissen? Verhuizen? Kern: goed overheidsoptreden vereist veel informatie (omvang en waardering externe effecten) om te bepalen of externe effecten wel moeten worden gereduceerd, en met hoeveel Externe effecten en overheidsbeleid Twee criteria: Effectiviteit: leidt overheidsbeleid tot vermindering (vermeerdering) van de negatieve (positieve) externe effecten tot de optimale hoeveelheid Efficiëntie: gebeurt dit op de goedkoopst mogelijke manier – (Laagst mogelijke apparaatskosten overheid) – Maar vooral: reductie (bevordering) van negatieve (positieve) externe effecten wordt gerealiseerd tegen de laagst mogelijke kosten voor betrokken producenten en consumenten. Regulering (“Command & control”) Overheid schrijft voor wie, in welke mate en/of op welke wijze negatieve externe effecten moet reduceren – “Iedere centrale een rookgasreiniger” – “Verbod op elke activiteit die leidt tot de uitstoot van dioxine” – “Elke elektriciteitsproducent dient ten minste 30% van de elektriciteit uit duurzame bronnen te halen” Regulering populair in beginjaren milieubeleid Bij een algeheel verbod de beste oplossing – Bijv. bij de emissie van zware metalen of dioxine. Lagere transactiekosten – Makkelijk te controleren of energiecentrales een rookgasreiniger geïnstalleerd hebben. Minder weerstand van bedrijven en populair bij milieubeweging. – Vaak was regulering van toepassing op nieuwe bedrijven maar niet op bestaande. Effectiviteit en efficiëntie van regulering Effectiviteit: – Hoeveelheidsregels (10% minder CO2) mits goed gehandhaafd effectief – Voorschriften mbt wijze van reductie (“5% biodiesel bijmengen”) kwestieuze effectiviteit – Bedrijven zullen nooit verder gaan dan regels voorschrijven Efficiëntie: – Vrijwel nooit efficiënt, omdat voorschriften geen rekening houden met uiteenlopende kosten van reductie – Bedrijf X wordt verplicht tot dure reductiemaatregelen, terwijl bij bedrijf Y nog goedkopere reductiemaatregelen bestaan Pigoviaanse belasting Genoemd naar econoom Pigou, ook wel “regulerende belastingen” genoemd Productie- en consumptie met negatieve externe effecten wordt belast – Elke Nederlander betaalt per KWH elektriciteit of per M3 aardgas, een energiebelasting van een paar eurocent – Per ton CO2 emissies gaan centrales/grote energieverbruikers 30 euro betalen – Rekeningrijden: afhankelijk van plaats en tijd betalen automobilisten per kilometer een congestiebelasting – Parkeerbelasting: afhankelijk van plaats en tijd tarief voor gebruik van openbare ruimte Effectiviteit en efficiëntie van belastingen Effectiviteit onzeker: – Afhankelijk van gehanteerd tarief – Van prijselasticiteit vraag en aanbod van belaste product – Bij sterke economische groei: meer emissies – Bij beschikbaar komen van goedkopere methoden van emissiereductie: minder emissies Efficiëntie maximaal: – Emissiereductie vindt alleen maar plaats indien kosten emissiereductie < belastingtarief – Emissiereductie vindt daar plaats waar dat het goedkoopst kan worden gerealiseerd Verhandelbare emissierechten Overheid stelt maximum aan totale hoeveelheid emissies in haar territoir: bijvoorbeeld X miljoen ton CO2 in 2022 Overheid geeft X miljoen emissierechten uit. Per recht mag de eigenaar van dat recht 1 ton CO2 emitteren – “Grandfathering”: de overheid geeft volgens bepaalde criteria de rechten gratis weg – Veilen: op een openbare veiling worden de rechten verkocht aan de hoogste bieders CO2 emitteren zonder een recht te bezitten is verboden en strafbaar Rechten zijn verhandelbaar: bedrijven zijn vrij om verkregen rechten zelf te gebruiken, of aan een ander bedrijf te verkopen Effectiviteit en efficiëntie verhandelbare rechten Effectiviteit verzekerd: – Mits goed gehandhaafd, is het zeker dat maximale hoeveelheid emissies niet wordt overschreden – (Maar werkt alleen als plaats en tijd waar(op) de activiteit plaatsvindt er niet toe doen. Verhandelbare snelwegrechten (elke Nederlander 10.000 snelwegkilometers per jaar) zullen files niet oplossen.) Efficiëntie – Op emissierechtenmarkt zal evenwichtsprijs ontstaan – Indien voor bedrijf X kosten van emissiereductie < prijs van emissierecht, zal bedrijf X rechten verkopen – Indien voor bedrijf Y kosten van emissiereductie > prijs van emissierecht, zal bedrijf Y rechten kopen – Emissiereductie zal daar plaatsvinden waar de kosten van reductie het laagst zijn (Voorlopige) conclusies Bij externe effecten (meestal) overheidsinterventie nodig om welvaartsoptimum te bereiken Command & control kan wel effectief zijn, maar is vaak niet efficiënt Belastingen (bij positieve externe effecten) zijn efficiënt, maar effectiviteit kan wisselend en onzeker zijn Verhandelbare rechten scoren op beide criteria goed Werkt een en ander ook conform de theorie? Economie Markt en Overheid 7e college Voorbeeldvraag tentamen Als de overheid op een markt voor een goed met positieve externe effecten niet intervenieert, wordt de optimale uitkomst niet bereikt omdat sprake zal zijn van: a. Overconsumptie omdat niet alle kosten in de beslissingen van consumenten en producenten zijn verdisconteerd. b. Overconsumptie omdat consumenten de baten van dit goed overschatten. c. Onderconsumptie omdat niet alle baten in de beslissingen van consumenten en producenten zijn verdisconteerd. d. Onderconsumptie omdat consumenten de baten van dit goed onderschatten. Marginale kosten van productie Bij ‘normale’ goederen: – Marginale kosten 1e eenheid hoog – 2e, 3e, etc eenheid lager – Bij verdere toename omvang bedrijf gaan marginale kosten weer stijgen Bij ‘natuurlijke monopolies’ – Marginale kosten 1e eenheid hoog (bijvoorbeeld aanleg netwerk – Daarna blijven marginale kosten dalen Concurrentie en efficiëntie in de productie Bij ‘normale goederen’ – Elk bedrijf heeft omvang waarbij productiekosten minimaal zijn – Bedrijven bedienen gezamenlijk de markt – Concurrentie en efficiëntie in de productie gaan samen Bij natuurlijke monopolies – Productiekosten zijn bij concurrentie hoger dan – Productiekosten wanneer 1 bedrijf de gehele markt bedient – Concurrentie en efficiëntie in de productie gaan niet samen Waarom ‘natuurlijk’ monopolie Stel 2 bedrijven hebben beiden spoorweg Amsterdam-Utrecht Bedrijf A heeft meer klanten dan bedrijf B Kosten per klant zijn bij A < kosten B A kan lagere prijs van klanten vragen dan B A trekt klanten weg bij B Kostenvoordeel van A wordt nog groter (dalende marginale kosten!) Onvermijdelijke, ‘natuurlijke’ uitkomst: alleen grootste producent overleeft concurrentiestrijd Opmerkingen 1 Niet-natuurlijke monopolies: – Andere oorzaken dan dalende marginale kosten Superieur presteren (Microsoft?) Overnames (Microsoft?) Overheidsbescherming – Generiek mededingingsbeleid voldoet Goedkeuring van overnames en fusies Verbod op misbruik van marktmacht Bij natuurlijke monopolies: – Generiek mededingsbeleid niet verstandig: concurrentie leidt tot hogere kosten en prijzen Opmerkingen 2 Natuurlijk monopolie en non-rivaliteit – Gaat vaak samen – In eerder college was vraag aan de orde: bij welke prijsstelling wordt allocatieve efficiëntie gemaximaliseerd – Nu: hoe organiseren we het aanbod? Hoe ordenen we de markt? (Natuurlijk) monopolie en allocatieve efficiëntie Monopolist kan prijs zetten Kiest prijs waarbij extra opbrengst van de laatste eenheid voor de monopolist = extra kosten van de laatste eenheid Productieomvang lager dan maatschappelijk optimale hoeveelheid, prijs hoger. M.a.w.: Aanbodrestrictie en monopoliewinsten Meer producentensurplus (= monopoliewinst), maar som van consumentensurplus + producentensurplus wordt niet gemaximaliseerd Natuurlijk monopolie: efficiënt in de productie, maar mogelijk inefficiënt in de allocatie MO = toename van de opbrengst door de afzet van één extra product Maximale winst: MO = MK Wanneer MK > MO: extra producten zijn verliesgevend Wanneer MO > MK: extra producten zijn winstgevend Klassieke oplossingen 1 Regulering van private natuurlijke monopolies – Nutsbedrijven in de Verenigde Staten Doel van regulering – Voorkomen aanbodrestrictie en monopoliewinsten Meest gebruikte middelen: – “Cost-plus” regulation: maximumprijs = kosten per eenheid plus redelijke marge – “Rate of return” regulation: privaat monopolie mag niet meer dan redelijke winst op het geïnvesteerde vermogen behalen Klassieke oplossingen 2 Overheidsbedrijven – Nutsbedrijven (gas, water, elektra, post, telefonie, spoorwegen etc) zijn overheidsbedrijven – Van oorsprong of op enig moment in gemeenschapshanden gebracht Bedrijfsbeslissingen worden door overheid genomen of goedkeuring overheid is vereist – Prijzen en tarieven – Investeringen Eventuele winst: naar gemeenschapskas Moderne oplossingen: concurrentie in nutssectoren Vanaf jaren 80: toch concurrentie in nutssectoren – Problemen met overheidsfinanciën – Inefficiënties bij staatsbedrijven – Private monopolies onvoldoende beheersbaar Centrale probleem – Kan met een andere organisatie van het aanbod meer concurrentie worden gerealiseerd, zonder (al te veel) in te leveren van de schaalvoordelen? 4 modaliteiten Concurrentie tussen netwerken Concurrentie op netwerken Concurrentie om netwerken Quasi-concurrentie: ‘performance based regulation’ van private of overheidsmonopolies Concurrentie tussen netwerken Natuurlijk monopolie wordt afgeschaft door – Splitsing – Toelating van nieuwe aanbieders op de markt Elke aanbieder heeft eigen netwerk En biedt eigen diensten aan op dat netwerk Concurrentie op netwerken Beheer van het netwerk en dienstverlening op het netwerk worden gescheiden Netwerk blijft staatsbedrijf (of eventueel een gereguleerd privaat monopolie) Markt voor dienstverlening op het netwerk wordt geliberaliseerd: iedereen mag van netwerk gebruik maken om diensten te leveren Non-discriminatory access tot netwerk/level playing field Concurrentie om netwerken Per exploitatieperiode 1 exploitant Bij aanvang elke periode: veiling/aanbesteding van concessies Hoogste/beste bieder wint en verkrijgt alleenrecht voor eindige periode Na afloop concessie: nieuwe veiling of aanbesteding Quasi-concurrentie Performance based regulation ‘Rest’oplossing – Indien concurrentie tussen, om of op niet mogelijk is Alternatieven voor/aanvullingen op cost-plus of rate- of-return regulation – “CPI – x”- regulation (of RPI - x) – Vormen van benchmarking Oefening met toepassing begrippen Welke marktordening wordt momenteel toegepast in Nederland bij: – Postbezorging – Stads- en streekvervoer – Drinkwatervoorziening – Elektriciteitsproductie – Elektriciteitslevering – Elektriciteitstransport – Spoorwegen Antwoorden Stads- en streekvervoer: concurrentie om het netwerk – Eens in de 5 jaar aanbesteding. Winnaar krijgt concessie voor 5 jaar en bedient als enige de markt. – In Amsterdam: overheidsbedrijf Drinkwatervoorziening: overheidsbedrijven – Vitens, PWN eigendom van gemeenten en/of provincies Elektriciteitsproductie: concurrentie op het netwerk – Producenten concurreren met elkaar: vrije prijsvorming Elektriciteitslevering: concurrentie op het netwerk – Iedereen die dat wil mag elektriciteit inkopen en verkopen; vrije prijsvorming Elektriciteitstransport – Quasi concurrentie: hoogspanningsnet is van Tennet, een overheidsbedrijf, distributienetten van diverse private ondernemingen die via benchmarking worden gereguleerd Vervolg antwoorden: Spoorwegen – Op het netwerk: scheiding ProRail en dienstverleners; diverse dienstverleners in het vrachtvervoer – Om het netwerk: aanbesteding HSL, Achterhoek, Groningen – “Quasi om het netwerk”: concessieverlening Intercitynet – “Quasi-overheidsbedrijf”: NS is verzelfstandigd, maar niet geprivatiseerd. Postbezorging – In principe concurrentie tussen netwerken: PostNL, andere aanbieders – Sandd begin 2020 overgenomen door PostNL – Gecombineerd met concurrentie om het netwerk: Aanbesteding van de basisdienstverlening: het winnende bedrijf moet overal in Nederland de basisdienst verlenen: tot nu toe: Post.nl – Deze dienst wordt verricht tegen uniform, van overheidswege gereguleerd tarief Effecten van marktordeningen Aandacht voor: Toepasbaarheid Positieve en negatieve effecten voor efficiëntie, dienstverlening, investeringen etc Specifieke vraagstukken bij elk van de marktordeningen Klassieke regulering van private monopolies Overheid stelt maximum aan prijzen door cost-plus of rate of return formules Toepasbaarheid: altijd Effecten: – Geringere/geen prikkel voor kostenefficiënte bedrijfsvoering, goede kwaliteit en klanttevredenheid → hogere kosten en prijzen dan nodig – Agency capture: regulator toont te veel begrip voor gereguleerd bedrijf/gereguleerd bedrijf ‘verovert’ regulatory agency: → monopolistisch gedrag onvoldoende ingetoomd Centrale probleem: – De prijs mag maximaal gelijk zijn aan productiekosten + een redelijke marge. – Maar wat zijn productiekosten? – Vergelijk: wat is een redelijke prijs van geneesmiddelen? Overheidsmonopolies Bedrijf is in handen overheid; over bedrijfsvoering, wordt (in hoofdlijnen) door politiek beslist Toepasbaarheid: altijd Effecten: – Inefficiënties: hogere kosten dan nodig; geen responsiviteit ten opzichte van klanten – Invloed politiek, belangengroepen op bedrijfsbeslissingen: prijzen < kostprijs, ‘verkeerde’ investeringen, arbeidsvoorwaarden etc. – Uitgaven (investeringen) afhankelijk van stand overheidsbegroting. Centrale probleem: ‘niemand’ draagt consequenties van goede en slechte beslissingen Concurrentie tussen netwerken Twee of meer dienstverleners met eigen netwerk op dezelfde markt Toepasbaarheid: alleen indien kosten netwerk gering zijn t.o.v. totale kosten Effecten: – Concurrentiedruk leidt tot maximale prikkels voor kostenefficiënte bedrijfsvoering en laagst mogelijke prijzen; kwaliteit en bevrediging klantenwensen – Alleen de interessante delen van de markt worden bediend; universele dienstverlening komt in gevaar (oplosbaar door bijvoorbeeld van elke dienstverlener landelijke dekking te eisen) – Problemen bij gebruik netwerk A door dienstverlener B en vice versa Centrale probleem: – Geringe toepasbaarheid Concurrentie op netwerken Eén netwerk met een onafhankelijke beheerder; 2 of meer bedrijven die in onderlinge concurrentie diensten verlenen op het netwerk Toepasbaarheid: ruim, behalve bij ‘interferentie’ tussen dienstverleners Effecten: – Concurrentie tussen dienstverleners leidt tot efficiënte bedrijfsvoering en lage consumentenprijzen – (Dienstverleners bedienen alleen interessante delen van de markt (oplosbaar zie boven)) – Coördinatieproblemen tussen netwerkbeheerder en dienstverlening – Coördinatieproblemen (interferentie) tussen dienstverleners: congestie, beïnvloeding van elkaars prestaties e.d. – (Ongelijke toegang (discriminatory access) tot netwerk indien netwerkbeheerder zelf ook dienstverlener is) Centrale problemen: – Oplossing coördinatieproblemen en onafhankelijk en optimaal netwerkbeheer Concurrentie om netwerken Eén netwerk en één dienstverlener; eens in de x jaar aanbesteding/concessieverlening Toepasbaarheid: ruim Effecten: – Potentieel verlies van concessie dwingt dienstverlener tot efficiënte bedrijfsvoering en lage prijzen – Geen coördinatieproblemen: netwerkbeheer en dienstverlening geïntegreerd in één bedrijf; – Het voorkomen van opportunistisch gedrag bij aanbesteding, en handhaving concessievoorwaarden tijdens concessieperiode soms lastig te realiseren – Onvoldoende concurrentie door informatievoordeel zittende concessiehouder – Concessiehouder heeft geen oog voor langere termijn Centrale probleem: – Consistente concessieverlening en –handhaving; Quasi-concurrentie Performance based regulation Als het niet mogelijk is een of andere vorm van concurrentie te realiseren: ‘slimmer’ reguleren van de monopolist dan met cost-plus of rate-of- return; benchmarking: is de monopolist even efficiënt als zijn (buitenlandse) collega’s in dezelfde tak van sport Toepasbaarheid: ruim Effecten: – Door efficiëntieprikkels, benchmarking en performance-criteria efficiëntere bedrijfsvoering en lagere prijzen voor gebruik netwerk – Maar ‘imitatie van concurrentie’ wel zwakker dan ‘echte’ concurrentie – (Bij overheidseigendom:) geen (bereidheid om) zware sancties bij wanprestatie netwerkbeheerder toe te passen – (Bij privaat eigendom:) agency capture Centrale probleem – Zie regulering van private monopolies en overheidsbedrijven (gebrekkige verantwoordelijkheid) Ongereguleerde private natuurlijke monopolies? Monopolist wordt ongemoeid gelaten Toepasbaarheid: bij ‘contestable’ markets – Er moet een reële mogelijkheid zijn dat concurrenten de zittende monopolist kan uitdagen en zijn plaats kunnen ‘veroveren’ Effecten: – Efficiënte bedrijfsvoering, maar monopolieprijzen en overwinsten – Maximale innovatiedruk: creative destruction, want hoofdprijs gaat naar de winnaar Centrale vraagstuk: – Markt ‘contestable’ houden. – Bijvoorbeeld verbod op integratie en koppelverkoop van smartphone en applicaties Liberalisering Vooral in netwerk- en nutssectoren Maar ook elders: – Taxivervoer Letterlijk: vrij maken van markten – Met name: slechten van toetredin