Samenvatting EMO Compleet - Versie 2 PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
This document provides a summary of economic concepts, such as market mechanisms, government intervention, and welfare analysis. It explains the concepts of supply and demand curves, consumer surplus, producer surplus, and allocative efficiency.
Full Transcript
Week 1 HC1-2 College 1 Betalen voor orgaandonatie? Economisch gereedschap Welke instituties zijn er 1. De markt 2. De overheid 3. Particulier initiatief -> clubs Ma...
Week 1 HC1-2 College 1 Betalen voor orgaandonatie? Economisch gereedschap Welke instituties zijn er 1. De markt 2. De overheid 3. Particulier initiatief -> clubs Markt/ prijsmechanisme Is te kenmerken aan: - Iedere producent is vrij om producten/diensten aan te bieden en zelf beslissingen te nemen over hoeveelheden, kwaliteiten en prijzen - Iedere consument is vrij om producten af te nemen en zelf beslissingen te nemen over wat en hoeveel te consumeren en bij welke producent dat te halen - Elke vrijwillige ruil tussen ‘consenting adults’ is toegestaan - Resulterende hoeveelheden en prijzen zijn uitkomst van interactie tussen aanbieders en vragers. appels, bier, fysiotherapie Overheid/ collectieve Is te kenmerken aan: besluitvorming - Collectieve besluitvorming over welke en hoeveel goederen worden geproduceerd en/of - Collectieve besluitvorming over wie hoeveel mag of moet consumeren en/of - Collectieve besluitvorming over wie hoeveel moet meebetalen → belasting - Besluiten zijn bindend voor alle onderdanen defensie, openbare kunst, heroïne Particulier initiatief Is te kenmerken aan: - Ieder die dat wil sluit zich aan bij een club, vereniging, stichting of ander collectief - Volgens de in die club overeengekomen regels worden beslissingen genomen over wat voor wie en hoeveel te produceren, te consumeren en over wie van de leden bijdraagt. Bloedbank, Vereniging van Natuurmonumenten, Amateur (voetbal)club. Tussenvormen Marktvoorziening, maar ordening en regulering van de markt door de overheid. - Zorgverzekeringen -> verzekeringsplicht, acceptatieplicht - Cannabis: productie is verboden, maar het aanbieden van kleine hoeveelheden gedoogd net als consumeren Collectieve besluitvorming, maar: 1. productie uitbesteed aan private ondernemingen - Inburgeringscursussen, Infrastructuur aanleggen 2. Overheidsproductie, maar gekostiging uit prijzen in plaats van belastingen - Drinkwater -> bekostiging uit prijzen ipv belastingen Particulier initiatief, maar: Niet bekostigd uit donaties maar uit belastingen. - Onderwijs Niet geheel bekostigd uit donaties of ledenbijdragen maar uit commerciële verkoop: - Musea (denk aan voorbeeld college), woningcorporaties Allocatieve efficiëntie Een zodanige ordering dat schaarste middelen zodanig worden ingezet dat de hoogst haalbare bevrediging van de behoeften van de samenleving wordt bereikt - Alle behoefte tellen mee - Alles wat waarde heeft Welvaartseffecten Alle kosten en baten zoals door betrokkenen gezien en gewaardeerd. De institutie die in vergelijking met alle andere de hoogste welvaartseffecten genereert, krijgt de voorkeur Formeel en Mijn welvaart is de som van al het nut (utility) dat de door mij subjectief geconsumeerde goederen voor mij hebben. welvaartsbegrip We bepalen zelf hoeveel waarde een extra iets voor ons heeft Maximale individuele Zodanige besteding van mijn schaarse euro’s en andere welvaart schaarse middelen dat ik het hoogst bereikbare welvaartsniveau bereik. Opportunity costs De waarde van de zaken die ik moet opofferen als ik op dat moment dat de kans zich voordoet een product nuttig. College 2 Economisch gereedschap Allocatieve efficiëntie Pareto-criterium Marshall-criterium Gereedschap Vraagcurve, aanbodcurve, Vraagcurve Verband tussen prijs en de gevraagde hoeveelheid - Willingness to pay voor een extra eenheid → marginaal nut van een extra eenheid → waarde van een extra eenheid. - Waarde is gelijk aan willingness to pay, omdat welvaart die je opoffert gelijk moet zijn aan de hoeveelheid welvaart die je aan het genot van de eenheid ontleent. - Marginale nut (Q1,2,3 etc.) van goed is gelijk aan P1,2,3 etc. Marginaal nut Wat is, gegeven het feit dat je al beschikt over 1, 2, 3 x eenheden van het goed, voor jou de toegevoegde waarde van een extra eenheid van dat goed. Marginale (baten)curve Wil ik gegeven wat ik al heb, een extra eenheid van een goed aanschaffen of niet? - De waarde van de extra eenheid is niet voor alle eenheden hetzelfde -> water voorbeeld Marginaal nut De extra welvaart die de aanschaf van de n-de eenheid van een goed toevoegt aan mijn totale welvaart. De netto welvaart is gelijk aan abP1 Totaal nut De som van het marginaal nut van de 1e plus 2e etc eenheid voor mij oplevert. Consumentensurplus Totale nut minus totale kosten van de hoeveelheid die ik consumeer. - Consumentensurplus geeft weer hoeveel welvaart de consumptie van een goederenpakket voor het individu genereert - Om consumptie te maximaliseren moet consumptie uitgebreid worden tot die hoeveelheid zodat het marginale nut van die laatste eenheid gelijk is aan de prijs die voor die laatste eenheid moet worden betaald. - De uitkomst waarbij het consumentensurplus wordt gemaximaliseerd is de beste uitkomst. Het verschil tussen de prijs die consument X bereid zou zijn geweest te betalen en de prijs die feitelijk betaald is, gerekend over alle geconsumeerde eenheden van het goed. - Is gelijk aan het oppervlak onder de vraagfunctie minus het oppervlak onder de prijslijn (totale baten – totale kosten voor consument X) - Is een maat voor de welvaart die een bepaalde uitkomst voor de consument(en) genereert Aanbodcurve Verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid - Geeft marginale kosten weer - Aanbodcurve geeft weer welk bedrag de producent ten minste wil ontvangen om die extra eenheid voort te brengen. Marginale kosten Datgene dat de producent moet opofferen om een extra eenheid van het goed te produceren - Hoeveel kosten aan arbeid, materiaal, kapitaal etc. Totale kosten Som van de marginale kosten van de 1e eenheid + de marginale kosten van de 2e eenheid + 3e etc. Marginale opbrengst De opbrengst (verkoopprijs) van een extra eenheid van het goed. Totale opbrengst Opbrengst van de 1e plus 2e plus 3e eenheid. Producentensurplus Verschil tussen totale opbrengst en totale kosten = Verschil tussen de opbrengst die de producent ontvangt en de kosten van voortbrenging van de verkochte goederen. - TO – TN = PS - Oppervlak tussen de prijslijn en de aanbodfunctie - Wanneer maximaal = bij die hoeveelheid waarbij de marginale kosten van laatste eenheid gelijk zijn aan opbrengst van laatste eenheid De uitkomst waarbij het producentensurplus wordt gemaximaliseerd, is de optimale uitkomst Welvaartsmaximalisatie Indien som van consumentensurplus en producentensurplus maximaal is, is inzet van schaarse middelen zodanig, dat de welvaart wordt gemaximaliseerd - Bij welke prijs en hoeveelheid?: op het punt waarop marginale waarde van de laatste eenheid = marginale kosten van laatste eenheid: het snijpunt van de vraagfunctie en de aanbodfunctie. - Bij elke andere prijs/hoeveelheid-combinatie kan het consumentensurplus of het producentensurplus wel hoger zijn, maar is som van de twee surplussen altijd lager Elasticiteit van de vraag Helling van de vraagcurve - Altijd negatief: het marginale nut van een extra eenheid is kleiner dan het marginale nut van een eerdere eenheid - Geeft aan of en hoe sterk de gevraagde hoeveelheid afneemt als de prijs hoger wordt. Elastische vraag = gevraagde hoeveelheid reageert sterk op prijsveranderingen - Bijvoorbeeld: 10% prijsstijging → 20% consumptie afname. Inelastische vraag = gevraagde hoeveelheid reageert nauwelijks op prijs - Bijvoorbeeld: 10% prijsstijging → consumptie 0,1% afname. Elasticiteit van het aanbod Helling van de aanbodcurve geeft aan hoe sterk de aangeboden hoeveelheid toe- of afneemt met het stijgen of dalen van de prijs. Elastisch aanbod = bij prijsstijging neemt aanbod sterk toe - Bijvoorbeeld: op lange termijn is aanbod van graan elastischer, omdat grondgebruik gewijzigd kan worden (graan ipv katoen) Inelastisch aanbod = bij prijsstijging neemt aanbod niet of nauwelijks toe - Bijvoorbeeld: op korte termijn is aanbod van graan op de wereldmarkt inelastisch Individuele en Maximalisatie van individuele welvaart = ‘eenvoudig’: kiezen maatschappelijke welvaart en betalen in een hand → van betrokkene zelf Maximalisatie van de maatschappelijke welvaart = complex - Alle bestedingsmogelijkheden in kaart brengen - Alle welvaartseffecten (kosten en baten) voor de hele samenleving bepalen - Welvaartseffecten sommeren - Pakket kiezen met hoogste netto welvaartseffect = hoogste som van consumenten- en producentensurplus Interpersonele Wat is de beste besteding van mijn tijd volgende week nutsvergelijking - Welvaartseffecten voor studenten en docent van verschillende bestedingen sommeren. - Is onmogelijk - Trek ‘possibilities frontier’ (mogelijkhedengrens): Welke combinaties van welvaart van de docent en studenten zijn volgende week maximaal haalbaar bij de verschillende bestedingen van de docent zijn tijd? - Stel vast wat status quo is en welke alternatieven beschikbaar zijn -> kies voor alternatief indien zich dat ten noordoosten van status quo (punt c) bevindt Paretocriterium Allocatie A is te prefereren boven allocatie B indien: - Bij allocatie A iedereen ten minste dezelfde welvaart geniet als bij allocatie B - En tenminste 1 persoon bij allocatie A een hogere welvaart geniet dan bij allocatie B, maar er verder niemand er op achteruit gaat. Een wijziging (reallocatie) die voldoet aan deze twee voorwaarden noemen we een Pareto-verbetering - Als een allocatie niet meer ‘Pareto-verbeterd’ kan worden dan is deze uit het oogpunt van maatschappelijke welvaart optimaal - welvaartseconomisch efficiënt/Pareto efficiënt. Voordelen: - Indien maatregel X een pareto-verbetering is, kunnen we unanimiteit bereiken - Geen discutabele interpersoonlijke nutsvergelijking Nadelen: - Veel keuzesituaties niet beslisbaar met Pareto - Pareto spreekt zich niet uit over welk punt op de mogelijkhedengrens te prefereren is. - Pareto is blind voor verdeling van de maatschappelijke welvaart. Marshall criterium Alles wat een Pareto-verbetering is, is ook een Marshall-verbetering - Ook wijzigingen in de allocatie die naast winnaars ook verliezers kennen, kunnen Marschall-verbeteringen zijn - Mits de welvaartswinsten van de winnaars groter zijn dan de welvaartsverliezen van de verliezers - (En het dus ten minste in theorie mogelijk is dat de winnaars de verliezers compenseren, en dan toch nog welvaartswinst resteert) Maw: maatregelen die de som van het consumenten- en producentensurplus verhogen zijn Marshall-verbeteringen - Als in een situatie geen Marshall-verbeteringen meer kunnen worden gerealiseerd, dan is die situatie economisch efficiënt - Geen enkele reallocatie van schaarse middelen is dan denkbaar die leidt tot een hogere welvaart - Dus maatschappelijke welvaart is gemaximaliseerd De vrije markt leidt tot een uitkomst die Pareto-efficiënt is. Vrije markt met volledige Vrije toetreding: concurrentie - Nieuwe producenten, uitbreiding productie door bestaande producenten Vrije prijsvorming: - Prijzen worden overeengekomen tussen producenten en consumenten Vrijwillige ruil - Elke vrijwillige transactie is toegestaan; transacties waarbij sprake is van dwang, manipulatie of misleiding doen zich niet voor Inefficiënties - Inefficiënties in de productie: met gegeven productiefactoren wordt minder voortgebracht dan mogelijk is - Inefficiënties in de consumptie: goederen komen niet terecht bij de consumenten die die goederen hoogst waarderen - Inefficiënties in de allocatie (‘het goederenpakket’): productiemogelijkheden worden niet gebruikt voor de meest dringende behoefte/hoogst gewaardeerde goederen Markt neemt alle Inefficiënties in de productie: meer inputs worden verbruikt dan inefficiënties weg nodig is - Lokt nieuwe toetreders wegens extra winstmogelijkheden - Gaat door tot alle mogelijkheden voor verbetering van productieve efficiëntie zijn benut Inefficiënties in de consumptie: goederen komen niet terecht bij consumenten met hoogste waardering - Lokt nieuwe transacties uit - Gaat door tot elke ruil met wederzijds voordeel voor koper en verkoper heeft plaatsgevonden Inefficiënties in de allocatie (verdeling): productiefactoren worden niet ingezet voor goederenpakket met grootste waarde - Lokt reallocatie van productiefactoren uit - Gaat door tot geen andere inzet van productiefactoren met hogere waarde mogelijk is Overheidsinterventie in een vrije markt is overbodig, want heeft nooit een welvaartsverhogend effect Prijs- of Goed idee om de overheid in bepaalde markten maximumprijs voor hoeveelheidsbeleid te schrijven? Voorbeeld: maximum huur - Indien hoger dan evenwichtsprijs, geen effect Indien lager dan evenwichtsprijs: vraagoverschot → som van consumenten + producentensurplus is kleiner dan bij evenwichtsprijs het geval zou zijn. Op langere termijn neemt aangeboden hoeveelheid zo ver af dat een aantal eenheden niet meer wordt voortgebracht, hoewel de marginale waarde van de eenheden hoger zou zijn dan de marginale kosten Goed idee om producenten te verplichten ten minste bepaalde hoeveelheid op de markt te brengen? - Indien lager dan evenwichtshoeveelheid: geen effect - Indien hoger dan evenwichtshoeveelheid: inefficiëntie in de allocatie Prijsbeleid noch hoeveelheidsbeleid van overheidswege heeft positieve welvaartseffecten, integendeel. → slide 31-32 ? Centrale vraag Hoe zorgen vraag- en aanbodmechanismen in een perfecte markt college 2 voor allocatieve efficiëntie, en wat betekent dit voor de maatschappelijke welvaart? In een perfecte markt werken vraag en aanbod samen om dingen zo slim mogelijk te verdelen: spullen gaan naar de mensen die ze het meest waarderen, zonder verspilling. Dit zorgt ervoor dat iedereen er het meeste uit haalt, en dat noemen we allocatieve efficiëntie. Dit betekent dat er geen hulp van de overheid nodig is, want de markt regelt alles zelf perfect. Week 2 HC3-4 Hoorcollege 3 Non-exclusiviteit Non-rivaliteit Collectieve goederen Institutie van de vrije In theorie leidt de markt met volledige mededinging markt (concurrentie) per definitie tot efficiëntie. Kenmerken: - Vrije toetreding en afwezigheid van elke beperking van concurrentie - Individuele producenten noch consumenten kunnen invloed uitoefenen op de prijsvorming - Alle betrokken partijen beschikken over volledige informatie over kosten, prijzen, aanbod, kwaliteit e.d. - Productie en consumptie van goederen veroorzaken alleen kosten en baten voor de bij de desbetreffende transactie betrokken partijen - De kosten om een transactie te realiseren zijn nihil of verwaarloosbaar Stelling De vrije markt leidt tot een uitkomst die Pareto-efficiënt is. welvaartseconomie Dit impliceert: Overheidsinterventie in een vrije markt is overbodig, want heeft nooit een welvaartsverhogend effect. Mogelijke afwijkingen: - Onvoldoende informatie → consumenten missen informatie over aanbod, zoals kwali van ziekenhuizen - Beperkt aantal aanbieders → aanbieders/producenten hebben invloed op de prijsvorming, zoals monopolie - Producenten/consumenten veroorzaken kosten bij derden → dergelijke kosten worden niet meegenomen in beslissingen, zoals roken in openbare ruimte - etc. Collectieve goederen Goederen die een non-exclusief en een non-rivaliserend karakter hebben. - Niet-uitsluitbaar (non-exclusief): je kunt niemand tegenhouden om het te gebruiken → dijk - Non-rivaliteit: het raakt niet op, zelfs als veel mensen het gebruiken → geluidsmuur naast snelweg Het goed komt niet beschikbaar op een vrije markt of op de vrije markt komt een evenwicht tot stand dat niet Pareto-efficiënt is → kan niet via de gewone markt geregeld worden, want mensen betalen liever niet als ze iets gratis kunnen krijgen (freeriders). - Bij prijs Pm wordt er niet genoeg van het goed geleverd (Qm) om voor iedereen optimaal gebruik te organiseren. Optimale hoeveelheid van een collectief goed wordt berekend door te zorgen dat de gezamenlijke bijdrage van alle gebruikers overeenkomt met de kosten van het goed. - komt echter zelden vanzelf tot stand op een vrije markt en daarom is overheidsinterventie nodig Alternatieven voor Individuele goederen als substituut overheidsvoorziening Behoefte aan veiligheid kan vervuld worden door: - Meer politie op straat → collectief goed - Meer hang en sluitwerk → individueel goed Betrek goed de kosten en baten van verschillende alternatieven in je afweging. Mensen hebben vaak uiteenlopende voorkeuren. Als overheid ingrijpt zijn de voorkeuren van de gemiddelde kiezer hierin doorslaggevend. Non-profitorganisaties → Public Good Theorie (zie hieronder) Wanneer de overheid collectief goed X niet levert, of in te kleine hoeveelheid kunnen mensen met grote behoefte zich verenigen en het goed tot stand brengen - Vereniging voor Natuurmonumenten - Paretoverbetering Opheffen non-exclusieve karakter - Patenten/octrooiering maken iets een individueel goed → medicijnen - Soms is het goed, omdat er dan ook meer geïnvesteerd wordt in een bepaalde markt (geld, arbeid, etc.) - Kost maatschappij geld, maar brengt ook weer voordelen - bijvoorbeeld bij betalen voor weggebruik: minder files Betalen voor complement - Directe beprijzing onmogelijk, indirect wel mogelijk - BPM-belasting op aankoop motorvoertuig - Motorrijtuigenbelasting op bezit voertuig - Accijns op benzine - Kijk- en luistergeld(belasting) op bezit radio- of TV-toestel - Verdienmodellen radio, tv en internet voorbeeld (slide 29) Voordelen van - Kiezen, betalen en genieten in een hand marktgewijze voorziening - Niet meebetalen aan goederen die men niet prefereert van collectieve goederen - Meebetalen naar rato van het gebruik/genot/waardering van het goed - Geen gebruik/misbruik mogelijk van collectieve besluitvorming voor particuliere consumenten- en producentenbelangen Public good theorie van de - Overheidsvoorziening van collectieve goederen → non-profit-sector voorkeur van de mediane kiezer is beslissend - Deel van de behoefte van kiezer met een hogere marginale waardering van het collectieve goed blijft dan onvervuld - Nonprofits leveren (extra eenheden) collectieve goederen in aanvulling op collectieve goederen die de overheid realiseert - Optimale hoeveelheid bereikbaar, zonder de nadelen van collectieve besluitvorming - Functie nonprofit sector belangrijker naarmate voorkeuren van bevolking grotere variantie vertonen Privatisering van Betere incentives: collectieve goederen - Vergelijk: Medicijnenmarkt met of zonder patentverlening: Wie investeert in research en development van nieuwe medicijnen? - Vergelijk: Beheer van natuurreservaat door overheid of door lokale bevolking? - Vergelijk: Overbevissing Europese kustwateren voor en na invoering van EU-visquotering Zuiver collectieve Uitsluiting onmogelijk of kosten van uitsluiting zo hoog dat het niet goederen kan om mensen uit te sluiten Consumptie nooit rivaliserend - defensie - waterkering - conjunctuurbeleid - wetenschappelijk onderzoek - vogelbescherming Semi-collectieve goederen Non exclusief, maar wel rivaliserend - Visbestanden in internationale wateren - Gemeenschappelijke weiden en bossen - Zoetwatervoorraden - Studentenkeukens Exclusief, maar non-rivaliserend - Openbaar vervoer - Natuurgebieden, recreatieterreinen Soms wel, soms niet-rivaliserend - snelweg, openbaar vervoer buiten de spits en in Oost-Groningen: non-rivaliserend - Tijdens de spits en in de Randstad: rivaliserend - In spits rekeningrijden, buiten spits ‘gratis’ Soms exclusief, soms non-exclusief - Inentingen beschermen individu (individueel goed) en verminderen kans op uitbreiding epidemie (collectief goed) - Voor individueel effect eigen bijdrage, voor collectief effect gratis - Inenting tegen besmettelijke ziekten gratis, tegen niet-besmettelijke ziekten zelf betalen Quasi-collectieve goederen Het zijn individuele goederen, maar worden behandeld alsof het collectieve goederen zijn. Uitsluiting mogelijk en (deels) rivaliserend - Zorg, onderwijs, kunst: collectieve besluitvorming, bekostiging (deels) uit belastingen Hoofdvraag college 3 Hoe leidt marktfalen tot inefficiëntie, en welke rol speelt de overheid bij het corrigeren hiervan? Marktfalen zorgt ervoor dat de markt niet altijd goed werkt. Dit betekent dat sommige dingen te weinig of te veel worden gemaakt, zoals dijken (te weinig) of vervuiling (te veel). Hierdoor gaan middelen verloren of worden ze niet slim gebruikt, wat zorgt voor problemen. De overheid helpt om dit te fixen. Ze maken bijvoorbeeld zelf dingen die belangrijk zijn voor iedereen (zoals dijken), ze laten bedrijven betalen voor vervuiling (belasting), of ze geven geld aan dingen die we nodig hebben (zoals subsidies voor groene energie). Zo probeert de overheid alles weer eerlijk en efficiënt te maken. Hoorcollege 4 Common-pool resources Tragedy of the Commons Duurzaam beheer van CPR’s Non-rivaliserend goed op de vrije markt Indien een goed non-rivaliserend is zou iedere potentiële gebruiker toegang moeten hebben tot b (prijs 0, gebruik optimaal) Wanneer er een prijs aan het goed wordt gehangen (Pm) dan wordt het goed minder gebruikt dan optimaal en dit leidt tot suboptimaal gebruik(allocatieve inefficiëntie). Voorbeeld uit college Rational choice analyse Groente en geiten Bij een rational choice-analyse wordt gekeken naar de totale kosten en baten van mogelijke keuzes, waarbij de optie wordt gekozen die voor alle betrokkenen samen de minste kosten of hoogste baten oplevert. Prisoners dilemma Het prisoners’ dilemma laat zien dat samenwerken het beste is, maar dat egoïstische keuzes vaak zorgen dat niemand wint. Niet Pareto-optimale uitkomst Het hek is een collectief goed, dus iedereen wil profiteren zonder zelf te betalen. Hierdoor kiest niemand ervoor om mee te bouwen, wat resulteert in een uitkomst die niet optimaal is voor beide partijen. Non-exclusiviteit - Onmogelijkheid voor producent om consumenten het genot van het goed te ontzeggen - Ook niet-betalende consumenten genieten mee - Betaling als voorwaarde voor consumptie van het goed niet mogelijk - Geen producent bereid non- exclusieve goederen aan te bieden → Marktfalen: op vrije markten komen collectieve goederen niet beschikbaar Non-rivaliteit Consumenten ‘consumeren’ dezelfde eenheden van het goed - Engelse term: joint consumption - Bij volledige non-rivaliteit: marginale kosten om een extra consument het goed te laten gebruiken = 0 - Bij marktvoorziening: producent zal een prijs P vragen - Consumenten met een marginale waardering > 0 maar < dan P, krijgen het goed niet - Deze uitkomst is niet Pareto-optimaal: waarom? → Marktfalen: bij non-rivaliserende goederen is het aantal consumenten kleiner dan optimaal, als we de allocatie van deze goederen via het prijsmechanisme regelen Governing the commons Commons/common pool resources - Natuurlijke of door mens gemaakte hulpbronnen - Waarvan gebruik rivaliserend is - En uitsluiting van gebruikers niet onmogelijk is, maar wel kostbaar en lastig Theorie heeft algemenere geldigheid - Het betreft eigenlijk alle (kleinschalige) sociale dilemma’s en public good problems Voorbeelden CPR (common pool resources) - Visbestanden, bossen, tropisch regenwoud - Irrigatiesystemen, (grond)waterbassins - Diensten, afdelingen, kapitaalgoedeen, gemeenschappelijke groederen in franchiseketens die door meerdere afnemers gebruikt worden etc. - Gemeenschappelijke keuken studentenflat - Zorgvoorzieningen (?) Kernprobleem - Common pool is eindige voorraad - Gebruik van de pool leidt tot afname van de voorraad - Voorraad neemt toe door natuurlijke aanwas (jonge vis, boomgroei, regenval) of menselijke toevoeging (uitzetten van vis, aanplant van nieuwe bomen, investeringen) - Voor voortbestaan common pool is evenwicht tussen gebruik en aanwas/investeringen vereist - Dus: een of andere vorm van coördinatie van het gedrag van individuele gebruikers Overmatig gebruik en - Duurzaam gebruik is optimaal onderbenutting - Gevaar dreigt van overmatig gebruik Onttrekkingen > aanwas of toevoegingen Degradatie of vernietiging van de common pool - Maar ook onderbenutting vermijden Te strenge quota voor visserij in Noordzee Leiden tot onnodige economische schade voor visserijsector Centrale vraag - Wat zijn de effecten van onderscheiden ‘property regimes’ op het gebruik van de common pool? - En daarmee op voortbestaan, of erosie en uitputting van de common pool? Property regimes Eigendomstype; - Free access (nobody’s property) - Private property (individueel eigendom) - Communal property (gemeenschappelijk eigendom) - Public property (eigendom van de overheid) Klassieke analyse Gareth Hardin “The Tragedy of the - Gemeenschappelijke weide Commons” - Iedere herder beslist individueel hoeveel dieren hij laat grazen - En houdt alleen rekening met eigen kosten - En niet met kosten voor anderen Extra dier op de gemeenschappelijke weide vermindert de totale hoeveelheid gras voor de andere gebruikers - Sterker nog: breng meer dieren op de weide, voordat de anderen dat doen Individuele rationaliteit → maatschappelijke tragedie - Eindresultaat: degradatie en ten slotte vernietiging van de gemeenschappelijke hulpbron - Voorbeelden: Visstand in Noordzee en andere kustgebieden Grondwatervoorraden en zoetwaterstromen in gebieden met weinig regenval Bossen, alpenweiden, tropisch regenwoud Studentenkeukens → individueel ‘slim’, samen dom Oplossingen voor CPR 1. Overheidseigendom Overheid beëindigd vrije toegang tot common pool Staat alleen dat gebruik toe dat verenigbaar is met behoud/herstel van de common pool Ziet toe op gebruik en deelt indien nodig sancties uit Veronderstelling: overheid is in staat en bereid lange termijn belangen te behartigen 2. Particulier eigendom van common pools Particuliere eigenaar heeft alleenrecht op gebruik Gebruikt pool zelf, of verkoopt gebruiksrechten en ziet toe op gebruik Leidt tot optimale uitkomst: de eigenaar streeft naar maximalisatie van inkomstenstroom, zoals jaarlijkse inkomsten uit gebruik van de hulpbron minus de vermindering van de ‘restwaarde’ van de common pool bij verkoop → restwaarde is de (contante waarde van) toekomstige opbrengsten. Conclusies Ostrom CPR Tragedy of the commons is een mogelijke uitkomst, maar niet de enige - Public en Private Property Regimes kunnen oplossing zijn, maar zijn (soms, vaak) behept/belast met ernstige problemen - Onder omstandigheden zijn groepen gebruikers in staat om succesvolle “common property regimes” te ontwikkelen en in stand te houden - Die (niet altijd, maar wel regelmatig) beter werken dan public of private property regimes - Mits deze common property regimes voldoen aan bepaalde voorwaarden Voorbeeld Common Visvangst in Turkije Property Situatie: - Meer met mooi visbestand, sommige plekken rijk aan vis, andere minder rijk - Sommige jaren rijk aan vis, andere jaren sterk afgenomen visstand - 20 vissers zijn afhankelijk van visvangst als enige inkomensbron Op te lossen problemen: - Voorkomen van overbevissing - Verdeling van gebruiksrechten - Handhaving van gebruiksrechten/voorkomen van illegale vangst Oplossingen: - Meer is verdeeld in 20 deelgebieden; deelgebied 1 is het armst aan vis, deelgebied 20 het rijkst - Per week heeft in elk deelgebied 1 visser het exclusieve visrecht - Na een week schuift elke visser kloksgewijs één deelgebied op - Als visser stopt mag hij gebruiksrechten alleen overdoen aan zoon of kleinzoon; als die er niet is, wordt over de opvolging van de stoppende visser besloten door de 19 overgebleven vissers → Kring van gebruikers - Het is de verantwoordelijkheid van elke visser om illegale visvangst in het deelgebied waar hij actief is, te verhinderen - Visvangst mag uitsluitend geschieden met lijnen of staande fuiken; het gebruik of zelfs maar het aan boord hebben van sleepnetten of ander vistuig is verboden. - Een eerste overtreding van de regels wordt bestraft met 5 deelgebieden terugzetten, de tweede met 10, de derde met het verlies van alle gebruiksrechten HC 4 slide 28 - 32! Lessen uit succesvolle - Stabiele en begrensde kring van gebruikers, die belang common property regimes hebben bij toekomst van de common pool - Gebruiksrechten: - Relatieve in plaats van absolute gebruiksrechten - Uitgewerkte en precieze omschrijving van geoorloofd en ongeoorloofd gebruik van de common pool - Efficiente monitoring: - regels waarvan overtreding eenvoudig en met weinig kosten kan worden waargenomen - Deelnemers hebben eigen belang bij uitdelen sancties aan niet-coöperatieve deelnemers - Graduele en afgemeten sancties Collectieve actie op grote Ze wijzen erop dat het meeste bewijs voor collectieve actie nog schaal - Jagers et al. (2020) steeds gebaseerd is op kleinschalige experimenten en enkelvoudige case-studies Kenmerken en problemen - Beargumenteren dat collectieve actie op grotere schaal een aantal problemen kent: - Aantal actoren - Grote reikwijdte - Lange tijdspanne - Complexiteit - Deze kenmerken zorgen voor een aantal ‘stressoren’ die maken dat collectieve actie moeizamer tot stand komt: - Anonimiteit - Gebrek aan verantwoordelijkheid - Heterogeniteit - Risico en onzekerheid - Gebrek aan emotionele betrokkenheid en cognitieve beperkingen Week 3 HC5-7 Hoorcollege 5 Non-rivaliserende goederen Optimale prijzen Toepassing op het OV Semi-collectieve - Exclusief: geen enkel probleem voor producent om goederen exclusief, non consumenten uit te sluiten rivaliserend - Non-rivaliserend: gebruik van een eenheid van het goed door één consument, staat niet in de weg van gebruik van zelfde eenheid door andere consument Voorbeelden: Weerbericht, openbaar vervoer, (snel)weg, krant, wetenschappelijk onderzoek, informatiegoederen (boeken, software, televisieprogramma’s) Resultaat is sub-optimaal gebruik en dus allocatieve inefficiëntie door de toegangsdrempel gecreëerd door de prijs. Kostenfuncties in vraag en aanbodlijn Marginale kostenfunctie Welke kosten moeten worden gemaakt voor uitbreiding van de kring van gebruikers met een extra gebruiker? - Hoog voor eerste gebruiker - Lager of zelfs nihil voor 2e, 3e, 4e, etc gebruiker - Als grenzen van de capaciteit zijn bereikt: weer hoge marginale kosten Voorbeeld: buslijn van Assen naar Meppel - Voor ‘1e’ reiziger’: kosten gebruik en afschrijving bus, arbeidskosten buschauffeur etc. → vaste kosten - Voor 2e, 3e etc reiziger: nihil. “Bus rijdt al” → schaalvoordeel - Voor 4e tot 59e reiziger: lage, maar waarschijnlijk oplopende margniale kosten (schoonmaak, vertaging bij het instappen etc.) → schaalvoordeel - Voor 60e reiziger: weer eenmalig hoge marginale kosten (gebruik en afschrijving 2e bus), kosten tweede chauffeur etc. → vaste kosten Gemiddelde kostenfunctie Wat zijn de gemiddelde kosten (totale kosten gedeeld door het aantal gebruikers) bij verschillende reizigersaantallen? - Gemiddelde kostenfunctie is eerst dalend Gemiddelde kosten bij 1 reiziger = marginale kosten van 1e reiziger Gemiddelde kosten bij 2 reizigers = (marginale kosten 1e reiziger + marginale kosten 2e reiziger)/2 = (mk 1e reiziger + 0)/ 2 - Gaat pas weer stijgen bij 60e reiziger = als marginale kosten hoger worden dan de gemiddelde kosten - Gemiddelde kostenfunctie ligt (tot 60 reizigers) boven de marginale kostenfunctie Ideale uitkomst prijs en - Elke reiziger die bereid is meer te betalen dan de kosten kosten die voor haar moeten worden gemaakt, maakt gebruik van de bus: prijs = marginale kosten van de ‘laatste’ gebruiker - Garandeert dat gebruik van de bus economisch efficiënt is, want elke reiziger levert meer op dan de kosten die ze veroorzaken → kosten 1 euro, betaalde prijs 1,50, dus maximalisatie welvaart - De reizigersopbrengsten tezamen zijn voldoende om de kosten te dekken: prijs = gemiddelde kosten per gebruiker van de bus - Garandeert dat alle kosten worden gedekt: vast en marginaal - Ergo: de P en de Q behorende bij het gemeenschappelijk snijpunt van vraag (D), marginale (MK) en gemiddelde kostenfunctie (GK) Wat bij hoge vraag? Vraagfunctie snijdt marginale en gemiddelde kostenfunctie voorbij het snijpunt van gemiddelde en marginale kosten - Ideale omvang en prijs in dit geval: snijpunt van vraagfunctie met marginale kostenfunctie (punt a) Som van consumenten- en producentensurplus is in dat punt maximaal: allocatieve efficiëntie - Wel een ‘probleem’: de busmaatschappij maakt overwinst: totale opbrengst is flink hoger dan totale kosten - Probleem lost zichzelf op: traject is lucratief (winstgevend) en deze of andere busmaatschappijen zullen capaciteit uitbreiden om aan hoge vraag te voldoen Wat bij lage vraag? Snijpunt van vraagfunctie met MK-functie is ander punt dan snijpunt vraagfunctie met GK-functie - Marginale kosten zijn gelijk aan marginale baten van laatste gebruiker, maar lager dan gemiddelde kosten bij gegeven aantal gebruikers - Indien prijs wordt gelijkgesteld aan marginale kosten: Optimaal aantal gebruikers: marginale baten die de marginale gebruiker ontleent aan het OV, zijn ten minste gelijk aan kosten die voor die marginale gebruiker moeten worden gemaakt Maar, busmaatschappij zit in de rode cijfers: bij het gegeven aantal reizigers zijn de totale opbrengsten lager dan de totale kosten De opbrengst per reiziger (Pn) is lager dan wat gemiddeld nodig is om de kosten per gebruiker (GK) te dekken. Exploitatietekorten bij Veel voorkomend probleem: Stads- en streekvervoer non-rivaliserende goederen Nederland - Circa 40% kostendekkend. Exploitatietekorten busmaatschappijen worden gedekt door subsidies van OV-autoriteiten (provincies en grote steden). Bedrag: +- 1 miljard per jaar - Maar ook elders: informatiegoederen (kranten, muziek, film, software) Belangrijke vragen Bij welk prijsbeleid wordt de maatschappelijke welvaart bij prijsbeleid gemaximaliseerd? → gegeven het feit dat de investeringen al zijn gepleegd, wat zijn de gevolgen van verschillende prijsstellingen voor de maatschappelijke welvaart? Welke beslissingen moeten we nemen over investeringen in de voorziening van dit type goederen? Mogelijkheden voor 1. Prijs = marginale kosten prijsstelling 2. Prijs = gemiddelde kosten 3. Multipart pricing 4. Prijsdiscriminatie Prijs = marginale kosten Marginal cost pricing - Optimale omvang van de groep gebruikers iedere gebruiker waarvoor marginaal nut groter is dan marginale kosten zal de bus nemen: maximalisatie van het consumentensurplus - Maar wel exploitatietekorten Marginale kosten zijn lager dan gemiddelde kosten Subsidies van overheidswege nodig om busvervoer in stand te houden - Belastingbetalen dekt exploitatietekorten Alleen goede oplossing als totale CS > TK Totale CS moeilijk vast te stellen Prijs = gemiddelde kosten Average cost pricing - Uit oogpunt busonderneming (en belastingbetaler) goede prijs → geen exploitatietekorten - Maar jaagt deel van de reizigers ten onrechte het OV uit → marginaal nut hoger dan marginale kosten als de bus toch rijdt, is het in ieders voordeel (producent en consument) om deze reizigers toch mee te nemen - Kan alleen als vraag inelastisch is - Leidt in vergelijking met marginal cost pricing tot lagere som van PS en CS, maar bij inelastische vraag is verlies gering Een uniforme prijs voor alle klanten is in veel gevallen niet de oplossing Multipart pricing Two-part pricing: abonnementen of vastrecht (ritprijs = 0) Consumenten hebben keus tussen: - Abonnement: betaling abonnement geeft recht op gratis en onbeperkt gebruik van het OV - Afzonderlijke kaartjes: prijs enkele kaartjes is hoog → Leidt er toe dat consumenten afweging gaan maken tussen totale nut dat zij ontlenen aan gebruik van het OV in de abonnementsperiode en de abonnementskosten - Als die afweging leidt tot aanschaf van een abonnement is voor hen de prijs van extra ritten gelijk aan nul - Hun consumentensurplus wordt gemaximaliseerd Toepasbaar indien voor veel consumenten OV voor een deel van de tijd onmisbaar is, en ander deel van de tijd ‘wel handig’ - Geen vraaguitval bij deze consumenten - Wel vraaguitval bij incidentele consumenten - We lopen minder consumentensurplus mis dan wanneer bij iedereen en altijd een prijs gelijk aan de GK in rekening wordt gebracht Prijsdiscriminatie Onderscheiden groepen klanten betalen verschillende prijzen voor hetzelfde goed Vaak: PD wijst op gebrekkige concurrentie, misbruik van marktmacht en leidt tot allocatieve inefficiëntie - Producent heeft monopoliepositie, rekent monopolieprijzen bij consumenten die van hem afhankelijk zijn, lagere prijzen bij consumenten die ook bij andere producenten terecht kunnen) Soms verhoogt PD de maatschappelijke welvaart Wanneer PD? 1. Producent kan klantengroepen onderscheiden a. consumenten met hoge waardering/hoog marginaal nut b. consumenten met lage waardering/laag marginaal nut 2. Kan en mag verschillende prijzen rekenen a. bij consumenten met hoge waardering: prijs veel hoger dan marginale kosten; hoge marge b. bij consumenten met lage waardering: prijs in de buurt van marginale kosten, geen of lage marge 3. Gevolg: nadelen van P=MK en P=GK worden vermeden a. Geen exploitatietekort, want hoge prijzen maken exploitatie sluitend b. Geen (minder) vraaguitval, want (deel van de) consumenten met lage waardering betalen niet meer dan de marginale kosten, en gebruiken het goed ook Voorbeelden PD 1e en 2e klasse in trein, hardcover en paperback boeken, versies van software, geneesmiddelen hier (duur, prijs veel hoger dan marginale kosten om ontwikkelingskosten terug te verdienen) en geneesmiddelen in ontwikkelingslanden (prijs = marginale kosten) Voorwaarden PD 1. Consumenten met hoge waardering moet geidentificeerd kunnen worden (leeftijd, tijdstip van aanschaf, functionaliteit software, woonland) 2. Doorverkoop moet onmogelijk zijn (diensten, kopieerverbod, kaartjes/abonnementen op naam, importverbod op goedkope geneesmiddelen uit India etc.) 3. Geen concurrenten die een andere prijsstrategie volgen (Ryan Air, verkoop van bestsellers onder de hoge vaste boekenprijs door supermarkten etc.) Vrijwillige PD Aan bovengenoemde voorwaarden wordt vaak niet voldaan - Uitvoerende kunsten: tickets kunnen worden doorverkocht, producent kan niet aan uiterlijk/leeftijd e.d. zien wie high demanders zijn Oplossing: - Uniforme lage ticketprijs voor opera, museum etc. - Low demanders betalen uitsluitend ticketprijs - High demanders betalen ticketprijs en geven donaties waarmee exploitatie opera, museum etc. uit de rode cijfers blijft → ticketprijs voor low demanders blijft laag en toegankelijk - Vereniging Vrienden van de Nederlandse Opera, Vereniging Rembrandt, etc. etc. Tweede verklaring die Hansmann geeft voor het bestaan van non-profit organisaties: contract failure theory - Ze bestaan om vertrouwen te bieden in situaties waar consumenten de kwaliteit van diensten moeilijk zelf kunnen controleren. - Hierdoor zijn ze beter in het ophalen van donaties, omdat mensen ze vertrouwen. Ze weten dat het extra geld niet als winst naar een eigenaar gaat. Exploitatietekorten en Het OV zit in de rode cijfers, het prijsbeleid alleen biedt geen investeren in het openbaar oplossing vervoer Vraagbeleid: bevorderen gebruik OV (anders dan met subsidies) → Verschuift de vraagfunctie naar rechts, zodat we dichter bij een gemeenschappelijk snijpunt van vraagfunctie, gemiddelde kostenfunctie en marginale kostenfunctie komen - Verhogen aantrekkelijkheid OV - Veiliger, betrouwbaarder, schoner, vaker per uur - Stuit snel op grenzen: voor vraagbeleid zijn investeringen nodig, waardoor aanbodfunctie ook naar rechts verschuift - Verhoog prijzen van substituten: - Prijzen voor automobiliteit: rekening rijden - Verlaag vaste kosten auto, verhoog variabele kosten - OV en automobiliteit moeten alle kosten dragen - Als we alle kosten (wegenonderhoud, milieuschade, congestie) bij automobilisten in rekening brengen en vraag naar OV nog steeds ontoereikend? Wat dan? Investeringsbeleid: beleid aan aanbodzijde → Welke investeringen wel en niet te doen in OV? Investeringsbeslissingen bepalen ligging marginale en gemiddelde kostenfuncties - Investeringen bepalen ligging gemiddelde en marginale kostenfunctie - Bepalen flexibiliteit aanbod: voordeel bus boven tram boven spoor - Alleen indien verwachte vraag zeer hoog is: investeren in OV (Noord-Zuidlijn ja, Betuwelijn nee) - Indien vraag lager en/of grotere onzekerheid: investeren = toekomstige exploitatietekorten (Betuwelijn nee, Zweeftrein naar het Noorden ook nee) - Eindconclusie: veel ov-verbindingen zijn postkoetsen en trekschuiten → liquidatie is op haar plaats Hoorcollege 6 Externe effecten, Command & Control, ‘Regulerende’ belastingen, Verhandelbare rechten Institutie van de vrije markt In theorie leidt de markt met volledige mededinging (concurrentie) tot maximale efficiëntie. Het theoretisch model van de vrije markt wordt gekenmerkt door: - Vrije toetreding en afwezigheid van elke beperking van concurrentie - Individuele producenten noch consumenten kunnen invloed uitoefenen op de prijsvorming - Alle betrokken partijen beschikken over volledige informatie over kosten, prijzen, aanbod, kwaliteit e.d. - Productie en consumptie van goederen veroorzaken alleen kosten en baten voor de bij de desbetreffende transactie betrokken partijen - De kosten om een transactie te realiseren zijn nihil of verwaarloosbaar Externe effecten Welvaartseffecten van productie of consumptie-activiteiten voor anderen dan de direct betrokken producent of consument → welvaartseffecten van markttransacties die neerslaan bij derden en die niet in de prijzen zijn verdisconteerd (meegenomen) = onbetaalde kosten en niet-vergoede diensten Positieve externe effecten - Transactie tussen A en B voegt iets toe aan welvaartsniveau van C → positive externality, external benefit - Zonnepanelen op dak: minder klimaatopwarming voor de gehele wereldbevolking - Student kiest voor universitaire studie: draagt straks meer belasting af dan als vakkenvuller → hogere belastingopbrengst voor rest van NL-bevolking Negatieve externe effecten - Transactie tussen A en B doet iets af aan welvaartsniveau van C → negative externality, external cost - Docent gaat met de auto naar Drenthe: verlengt de file en dus de reistijd van andere automobilisten - Banken nemen te veel risico’s en richten financieel systeem te gronde Externe effecten en Transactiepartners P en C wegen kosten en baten van ruil marktmechanisme tegen elkaar af - Indien bij P en C baten > kosten, gaat de transactie door Producent: - Kosten: (marginale) productiekosten van extra eenheid - Baten: inkomsten uit verkoop = marktprijs die koper betaalt Consument: - Kosten: te betalen prijs - Baten: nut dat gebruik van het goed oplevert (hoe blij maakt het) → gaat alleen over alle materiële en immateriële kosten en baten, voor zover ze gedragen worden/gevoeld worden door P en C. Niet de kosten en baten voor derden → de effecten op anderen worden niet meegenomen in dit besluit, maar alleen de kosten en baten die P & C zelf voelen Markt: geen Evenwichtshoeveelheid: het punt waar vraag en aanbod elkaar allocatieve efficiëntie kruisen en hoeveel er van een goed wordt verhandeld bij die evenwichtsprijs. Bij negatieve externe effecten: - Evenwichtshoeveelheid te groot → echte kosten (zoals milieuschade) worden niet meegerekend in de prijs. Prijs lijkt daardoor lager, wat leidt tot: - Overconsumptie Bij positieve externe effecten: - Evenwichtshoeveelheid te klein → extra voordelen (zoals betere volksgezondheid) niet in de prijs meegenomen. Prijs lijkt daardoor hoger, wat leidt tot: - Onderconsumptie → zonder rekening te houden met externe effecten is evenwichtshoeveelheid hierbij niet optimaal voor de samenleving Optimale hoeveelheden Bij positieve externe effecten: en prijzen - Optimum wordt bereikt in het punt waar: Marginaal nut voor consument + externe baten voor derden = marginale kosten Voor de laatste eenheid geldt dat de baten van die eenheid nog net opwegen tegen de kosten van die eenheid. Bij de baten worden de baten van die eenheid voor derden opgeteld bij de baten van die eenheid voor de consument Bij negatieve externe effecten: - Optimum wordt bereikt in het punt waar: Marginaal nut voor consument = marginale kosten voor producent + externe kosten van derden Voor de laatste eenheid geldt dat de welvaart die moet worden opgeofferd voor de voortbrenging van die eenheid, niet meer mag bedragen dan de welvaart die wordt ontleend aan die eenheid. Klassieke oplossing Externe kosten en baten in de prijzen verwerken, zodat marktpartijen deze effecten van hun handelen wel meewegen in hun beslissingen. - Bij negatieve externe effecten: Overheid ontmoedigt, bijvoorbeeld door per eenheid van het goed een belasting te heffen gelijk aan de door die eenheid veroorzaakte externe kosten - Bij positieve externe effecten: Overheid stimuleert, bijvoorbeeld door per eenheid van het goed een subsidie te verstrekken die gelijk is aan de door die eenheid veroorzaakte externe baten. Overheid nodig? Meestal wel, niet altijd. - Vaak nodig om d.m.v. belastingen, subsidies of regelgeving iets op te lossen. Soms kunnen private oplossingen zoals fusies, samenwerkingen of eigendomsverandering ook effectief zijn om externe effecten te internaliseren (meerekenen in beslissingen). - Fruitbedrijf & bijenteler voorbeeld - Schiphol eigenaar van woningen maken voorbeeld The problem of social cost Ronald Coase - oplossingen van externe effecten zonder tussenkomst van de overheid 1. Onderhandelen tussen betrokkenen → veroorzaker van het externe effect (pos of neg) en degene die er last van heeft of ervan geniet 2. De een biedt de ander een vergoeding om de activiteit in te krimpen/uit te breiden: a. Een bijenteler die een positief extern effect creëert (bestuiving) kan onderhandelen met een fruitbedrijf om meer bijen te houden in ruil voor betaling 3. Vrije keuze: de ander beslis vervolgens in alle vrijheid om vergoeding wel of niet te accepteren en activiteiten in te krimpen/uit te breiden Coase theorema: indien transactiekosten laag zijn, wordt op deze wijze altijd het optimum (meeste efficiënte situatie) bereikt Voorbeelden Coase Elektriciteitsproductie en visvangst: theorema Centrale produceert elektriciteit, loost koelwater op rivier. De vissers stroomafwaarts vangen vis en er is minder vis naarmate het water warmer is. - Extern effect: centrale veroorzaakt negative externality voor vissers Onderhandelingen: Scenario 1: centrale heeft recht op gebruik van rivier voor koeling. - Ze kondigt voornemen aan om een vestiging van 1000MW te plaatsen. - Vissers zijn bereid bedrag van maximaal X te betalen voor elke MW minder dan 1000MW (X is gelijk aan het verlies van opbrengsten uit visvangst dat een extra MW veroorzaakt) - Centrale zal vergoeding accepteren en minder MW bouwen zolang X groter is dan het bedrag dat met extra MW vermogen kan worden verdiend - Overeenstemming wordt bereikt over een omvang waarbij opbrengst van laatste MW = productiekosten + externe kosten → welvaartsoptimum wordt gerealiseerd Scenario 2: Vissers zijn eigenaar rivier - Centrale vraagt vissers om toestemming om centrale van zekere omvang te bouwen, en verklaart zich bereid de vissers te compenseren met X bedrag per MW - Vissers gaan akkoord, zolang X hoger is dan het verlies aan opbrengst uit de visvangst - Centrale wordt zo groot dat productiekosten van laatste MW + externe kosten van laatste MW = opbrengst van laatste MW → welvaartsoptimum wordt gerealiseerd Conclusies: - Ongeacht verdeling van eigendomsrechten zelfde uitkomst - Onderling overleg leidt altijd tot optimum Praktisch belang Coase Behoudens eenvoudige situaties: klein Transactiekosten worden snel hoog - Identificatie veroorzakers en slachtoffers - Vaststellen nakoming overeenkomst Eigenlijk alleen voor ‘burenproblemen’ met kleine aantallen betrokkenen - Imker en fruitteler - Centrale en enkele vissers Coase wel echt belangrijk Wie is de veroorzaker van externe effecten? Welke oplossing is de beste? Kern: goed overheidsoptreden vereist veel informatie (omvang en waardering externe effecten) om te bepalen of externe effecten wel moeten worden gereduceerd, en met hoeveel Externe effecten en 1. Effectiviteit: leidt overheidsbeleid tot overheidsbeleid vermindering/vermeerdering van de negatieve/positieve externe effecten tot de optimale hoeveelheid? 2. Efficientie: gebeurt dit op de goedkoopst mogelijke manier? a. Laagst mogelijke apparaatskosten overheid b. Reductie/bevordering van negatieve/positieve externe effecten wordt gerealiseerd tegen de laagst mogelijke kosten voor betrokken producenten en consumenten Regulering (command & Overheid schrijft voor wie, in welke mate en/of op welke control) wijze negatieve externe effecten moet reduceren - “Iedere centrale een rookgasreiniger” - “Verbod op elke activiteit die leidt tot de uitstoot van dioxine” - “Elke elektriciteitsproducent dient ten minste 30% van de elektriciteit uit duurzame bronnen te halen” Beginjaren milieubeleid: - Bij een algeheel verbod de beste oplossing → emissie van zware metalen of dioxine - Lagere transactiekosten → makkelijk te controleren of energiecentrales een rookgasreiniger geïnstalleerd hebben - Minder weerstand van bedrijven en populair bij milieubeweging → Vaak was regulering van toepassing op nieuwe bedrijven maar niet op bestaande Effectiviteit en efficiëntie ????? van regulering Pigoviaanse belasting Genoemd naar econoom Pigou, ook wel “regulerende belastingen” genoemd - Productie- en consumptie met negatieve externe effecten wordt belast Voorbeelden: - Elke Nederlander betaalt per KWH elektriciteit of per M3 aardgas, een energiebelasting van een paar eurocent - Per ton CO2 emissies gaan centrales/grote energieverbruikers 30 euro betalen - Rekeningrijden; afhankelijk van plaats en tijd betalen automobilisten per kilometer congestiebelasting - Parkeerbelasting: afhankelijk van plaats en tijd tarief voor gebruik van openbare ruimte Effectiviteit en efficiëntie Effectiviteit onzeker: van belastingen - Afhankelijk van gehanteerd tarief - Van prijselasticiteit vraag en aanbod van belaste product - Bij sterke economische groei: meer emissies - Bij beschikbaar komen van goedkopere methoden van emissiereductie: minder emissies Efficiëntie maximaal: -Emissiereductie vindt alleen maar plaats indien kosten emissiereductie < belastingtarief - Emissiereductie vindt daar plaats waar dat het goedkoopst kan worden gerealiseerd Verhandelbare Overheid stelt maximum aan totale hoeveelheid emissies in emissierechten haar territoir: bijvoorbeeld X miljoen ton CO2 in 2022 Overheid geeft X miljoen emissierechten uit. Per recht mag de eigenaar van dat recht 1 ton CO2 emitteren - Grandfathering: de overheid geeft volgens bepaalde criteria de rechten gratis weg - Veilen: op een openbare veiling worden de rechten verkocht aan de hoogste bieders CO2 emitteren zonder een recht te bezitten is verboden en strafbaar Rechten zij verhandelbaar: bedrijven zijn vrij om verkregen rechten zelf te gebruiken, of aan een ander bedrijf te verkopen Effectiviteit en efficiëntie Effectiviteit verzekerd: verhandelbare rechten - Mits goed gehandhaafd, is het zeker dat maximale hoeveelheid emissies niet wordt overschreden - Werkt alleen als plaats en tijd waar(op) de activiteit plaatsvindt er niet toe doen: Verhandelbare snelwegrechten (elke Nederlander 10.000 snelwegkilometers per jaar) zullen files niet oplossen Efficiëntie: - Op emissierechtenmarkt zal evenwichtsprijs ontstaan - Indien voor bedrijf X kosten van emissiereductie < prijs van emissierecht, zal bedrijf X rechten verkopen - Indien voor bedrijf Y kosten van emissiereductie > prijs van emissierecht, zal bedrijf Y rechten kopen - Emissiereductie zal daar plaatsvinden waar de kosten van reductie het laagst zijn Conclusies - Bij externe effecten (meestal) overheidsinterventie nodig om welvaartsoptimum te bereiken - Command & control kan wel effectief zijn, maar is vaak niet efficiënt - Belastingen (bij positieve externe effecten) zijn efficiënt, maar bij effectiviteit kan wisselend en onzeker zijn - Verhandelbare rechten scoren op beide criteria goed - Werkt een en ander ook conform de theorie? Vaak werken de meeste oplossingen niet volledig conform de theorie Hoorcollege 7 Natuurlijke Monopolies, Regulering, Staatsbedrijven, Concurrentie tussen, op en om netwerken Marginale kosten van Bij normale goederen: productie (MK) - MK 1e eenheid hoog (vaste kosten) → volgende eenheden lager (schaalvoordeel) - Bij verdere toename omvang bedrijf gaan marginale kosten weer stijgen (nieuwe vaste kosten) Bij natuurlijke monopolies: - MK 1e eenheid hoog → bijvoorbeeld aanleg netwerk van een waterleidingbedrijf: eerste huis heel duur - Daarna blijven MK dalen → als de leidingen eenmaal liggen kan je voor elk nieuw huis goedkoop water aanleveren, want gebruik bestaande leidingen kost weinig extra Concurrentie en efficiëntie Bij ‘normale goederen’ in de productie - Elk bedrijf heeft omvang waarbij productiekosten minimaal zijn - Bedrijven bedienen gezamenlijk de markt - Concurrentie en efficiëntie in de productie gaan samen Bij natuurlijke monopolies: - Productiekosten zijn bij concurrentie hoger dan - Productiekosten wanneer 1 bedrijf de gehele markt bedient - Concurrentie en efficiëntie in de productie gaan niet samen Waarom natuurlijke Stel 2 bedrijven hebben beiden spoorweg Amsterdam-Utrecht monopolie? - Bedrijf A heeft meer klanten dan bedrijf B - Kosten per klant zijn bij A < kosten B - A kan lagere prijs van klanten vragen dan B - A trekt klanten weg bij B - Kostenvoordeel van A wordt nog groter (dalende marginale kosten) - Onvermijdelijke, ‘natuurlijke’ uitkomst: alleen de grootste producent overleeft concurrentiestrijd Natuurlijke monopolie en Gaan vaak samen, dit brengt een risico met zich mee, namelijk: non-rivaliteit - Bij allocatieve efficiëntie is de prijs gelijk aan de marginale kosten (P=MK), - Natuurlijke monopolie heeft vaak dalende kosten en dus lage marginale kosten. Als de prijs daarop gebaseerd wordt, kan het bedrijf zijn vaste kosten niet dekken - Spanningsveld tussen efficiëntie en kostenreductie Hoe organiseer je dan het aanbod? Hoe orden je de markt? - Zo efficiënt en toegankelijk mogelijk voor de samenleving - Overheidsbedrijf: neemt het aanbod in handen zoals bij waterbedrijf - Regulering van een privaat monopolie: een privaat bedrijf mag de markt bedienen, maar de overheid stelt regels over prijzen en kwaliteit - Publiek-private samenwerking: combinatie van overheid en private bedrijven Kosten/baten ‘normale goederen’ - Marginale kosten dalen in het begin door schaalvoordelen, maar beginnen daarna te stijgen - Efficiënter als de markt wordt gedeeld door meerdere bedrijven, omdat elk bedrijf een hoeveelheid produceert waarbij hun kosten minimaal zijn en samen bedienen ze de markt - Er is hier concurrentie, omdat er geen grote schaalvoordelen meer zijn na een bepaalde productiehoeveelheid → concurrentie leidt hier tot lagere prijzen en efficiëntere productie. Kosten/baten natuurlijke monopolies - Marginale kosten blijven dalen, zelfs bij een grotere productie. Dit komt door de hoge vaste kosten (zoals aanleggen netwerk) en de lage marginale kosten per extra eenheid - Het is het meest efficiënt als een bedrijf de hele markt bedient, omdat dit de totale kosten minimaliseert. Meerdere bedrijven zou leiden tot dubbel werk en hogere kosten - Concurrentie zou hier efficiënt zijn, omdat elk bedrijf dezelfde dure infrastructuur zou moeten aanleggen (Natuurlijke) monopolie - Monopolist kan prijs zetten en allocatieve efficiëntie - Kiest prijs waarbij extra opbrengst van de laatste eenheid voor de monopolist = extra kosten van de laatste eenheid. - Productieomvang lager dan maatschappelijk optimale hoeveelheid, prijs hoger → dus, aanbodrestrictie en monopoliewinsten - Meer producentensurplus (= monopoliewinst), maar som van consumentensurplus + producentensurplus wordt niet gemaximaliseerd - Natuurlijk monopolie: efficiënt in de productie, maar mogelijk efficiënt in de allocatie Een monopolist zorgt ervoor dat dingen duurder en minder beschikbaar zijn voor consumenten (aanbodrestrictie), terwijl hij zelf veel winst maakt (monopoliewinst). Bij een natuurlijk monopolie is er wel efficiëntie in hoe iets wordt gemaakt, maar misschien niet in hoe het wordt verdeeld over mensen. Klassieke oplossingen Regulering van private natuurlijke monopolies - bijv. nutsbedrijven in de VS Doel van regulering - Voorkomen aanbodrestrictie en monopoliewinsten Meest gebruikte middelen: - “cost-plus” regulation: maximumprijs = kosten per eenheid plus redelijke marge - “rate of return” regulation: privaat monopolie mag niet meer dan redelijke winst op het geïnvesteerde vermogen behalen Overheidsbedrijven - Nutsbedrijven (gas, water, elektra, post, telefonie, spoorwegen etc.) - Van oorsprong of op enig moment in gemeenschapshanden gebracht Bedrijfsbeslissingen worden door overheid genomen of goedkeuring overheid is vereist - Prijzen en tarieven - Investeringen Eventuele winst: naar gemeenschapskas Klassieke regulering van Overheid stelt een maximum aan prijzen door cost-plus of rate private monopolies of return formules - Toepasbaarheid = altijd Effecten: - Geringere/geen prikkel voor kostenefficiëntie bedrijfsvoering, goede kwaliteit en klanttevredenheid → hogere kosten en prijzen dan nodig - Agency capture: regulator toont te veel begrip voor gereguleerd bedrijf/gereguleerd bedrijf ‘verovert’ regulatory agency → monopolistisch gedrag onvoldoende ingetoomd Centrale probleem: de prijs mag maximaal gelijk zijn aan productiekosten + een redelijke marge - Wat zijn productiekosten? → Wat is een redelijke prijs voor geneesmiddelen? Overheidsmonopolies Bedrijf is in handen van de overheid; over bedrijfsvoering, wordt (in hoofdlijnen) door de politiek beslist - Toepasbaarheid = altijd Effecten: - Inefficiënties: hogere kosten dan nodig; geen responsiviteit ten opzichte van klanten - Invloed politiek, belangengroepen op bedrijfsbeslissingen: prijzen < kostprijs, ‘verkeerde’ investering, arbeidsvoorwaarden etc. - Uitgaven (investeringen) afhankelijk van stand van overheidsbegroting Centrale probleem: ‘niemand’ draagt consequenties van goede en slechte beslissingen Moderne oplossingen: Vanaf jaren 80: toch concurrentie in nutssectoren concurrentie in - problemen met overheidsfinanciën nutssectoren - Inefficiënties bij staatsbedrijven - Private monopolies onvoldoende beheersbaar Centrale probleem - Kan met een andere organisatie van het aanbod meer concurrentie worden gerealiseerd, zonder (al te veel) in te leveren van de schaalvoordelen? 4 modaliteiten 1. Concurrentie tussen netwerken 2. Concurrentie op netwerken 3. Concurrentie om netwerken 4. Quasi- Concurrentie → ‘performance-based regulation’, van private of overheidsmonopolies Concurrentie tussen Twee of meer dienstverleners met eigen netwerk op dezelfde netwerken markt (bijvoorbeeld telecombedrijven KPN, Odido, Ziggo) - Natuurlijk monopolie wordt afgeschaft Splitsing Toelating nieuwe aanbieders - Elke aanbieder heft eigen network - Biedt eigen diensten aan op dat netwerk Toepasbaarheid: alleen indien kosten netwerk gering zijn t.o.v. totale kosten Effecten: - Concurrentiedruk leidt tot maximale prikkels voor kostenefficiënte bedrijfsvoering en laagst mogelijke prijzen; kwaliteit en bevrediging klantenwensen - Alleen de interessante delen van de markt worden bediend; universele dienstverlening komt in gevaar (oplosbaar door bijvoorbeeld van elke dienstverlener landelijke dekking te eisen) Centrale probleem: geringe toepasbaarheid Concurrentie op Eén netwerk met een onafhankelijke beheerder (ProRail); 2 of netwerken meer bedrijven (NS International, Thalys) die in onderlinge concurrentie diensten verlenen op het netwerk - Beheer van het netwerk en dienstverlening op het netwerk worden gescheiden - Netwerk blijft staatsbedrijf (of eventueel een gereguleerd privaat monopolie) - Markt voor dienstverlening op het netwerk wordt geliberaliseerd: iedereen mag van netwerk gebruik maken om diensten te leveren - Non-discriminatory access tot netwerk/level playing field Toepasbaarheid: ruim, behalve bij ‘interferentie’ tussen dienstverleners Effecten: - Concurrentie tussen dienstverleners leidt tot efficiënte bedrijfsvoering en lage consumentenprijzen - Dienstverleners bedienen alleen interessante delen van de markt (oplosbaar zie