Ruimtelijke Ordening en Geografie
16 Questions
1 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke van de volgende opties zijn voorbeelden van sociaaleconomische elementen?

  • Godsdiensten en talen
  • Steden en landen
  • Armoede en analfabetisme
  • Alle bovenstaande (correct)

De keuze van digitale kaarten heeft geen invloed op hoe we de wereld zien.

False (B)

Wat wordt bedoeld met een 'mentale kaart'?

Een persoonlijke, subjectieve voorstelling van een gebied.

De ______ afstand tussen twee plaatsen is de daad______ afstand gemeten over de grond of in vogelvlucht.

<p>werkelijke</p> Signup and view all the answers

Wat is een voorbeeld van 'ervaren afstand'?

<p>De afstand die langer lijkt door een slechte weg. (B)</p> Signup and view all the answers

Combineer de volgende factoren met hun invloed op de bevolkingsdichtheid:

<p>Klimaat = Benvloedt de leefbaarheid en mogelijkheden voor landbouw. Bodemkwaliteit = Bepaalt de geschiktheid voor landbouw en dus voedselvoorziening. Relif = Invloed op de toegankelijkheid en mogelijkheden voor bebouwing en landbouw.</p> Signup and view all the answers

De bevolkingsdichtheid van een gebied heeft geen invloed op de ontwikkelingsgraad van dat gebied.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Leg uit hoe een kaartbeeld de mentale kaart kan benvloeden en geef een voorbeeld.

<p>Een kaartbeeld kan bepaalde gebieden groter of belangrijker doen lijken, afhankelijk van de projectie en de centrale focus. Bijvoorbeeld, een kaart waarop Amerika centraal staat, kan de indruk wekken dat dit werelddeel groter en belangrijker is dan andere.</p> Signup and view all the answers

Welk van de volgende geografische hulpmiddelen kan NIET gebruikt worden om ruimtelijke processen te onderzoeken?

<p>Een boodschappenlijstje (C)</p> Signup and view all the answers

De nulmeridiaan en de datumgrens zijn hetzelfde.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Noem twee voorbeelden van ruimtelijke processen.

<p>Klimaatverandering en bevolkingsevolutie</p> Signup and view all the answers

_____ geven de verspreiding van aardrijkskundige elementen weer, zoals klimaatzones of bevolkingsdichtheid.

<p>Patronen</p> Signup and view all the answers

Combineer de volgende termen met hun juiste beschrijving:

<p>Meridianen = Lijnen die van de Noordpool naar de Zuidpool lopen Breedtecirkels = Cirkels evenwijdig aan de evenaar Evenaar = De breedtecirkel van 0 graden Keerkringen = De meest noordelijke en zuidelijke breedtecirkels waar de zon in de zomer loodrecht boven staat</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende coördinaten geeft een locatie op het zuidelijk halfrond aan?

<p>25° ZB, 50° OL (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is de meest accurate beschrijving van de 'datumgrens'?

<p>Een denkbeeldige lijn waar de kalenderdatum verandert. (B)</p> Signup and view all the answers

Leg in één zin uit hoe geografische hulpbronnen (zoals een atlas of grafieken) je kunnen helpen bij het bestuderen van aardrijkskunde voor een examen.

<p>Geografische hulpbronnen verschaffen de benodigde informatie om ruimtelijke patronen en processen te situeren, te analyseren en te begrijpen, wat essentieel is voor een grondige voorbereiding op het examen aardrijkskunde.</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Patronen (Aardrijkskunde)

De verspreiding van aardrijkskundige elementen, zoals klimaatzones of bevolkingsdichtheid.

Processen (Aardrijkskunde)

Veranderingen in de ruimte beschrijven en verklaren, zoals klimaatverandering of bevolkingsevolutie.

Meridianen

Lijnen die van de Noordpool naar de Zuidpool lopen.

Nulmeridiaan

De meridiaan waar de telling van oosterlengte en westerlengte begint.

Signup and view all the flashcards

Breedtecirkels

Lijnen die evenwijdig aan de evenaar rond de aarde lopen.

Signup and view all the flashcards

Evenaar

De breedtecirkel op 0 graden, verdeelt de aarde in een noordelijk en zuidelijk halfrond.

Signup and view all the flashcards

Keerkringen

23,5 graden noorderbreedte en 23,5 graden zuiderbreedte.

Signup and view all the flashcards

Geografische coördinaten

Gebruikt om een plaats exact aan te duiden op aarde (graden, minuten, seconden).

Signup and view all the flashcards

Sociaaleconomische elementen

Elementen zoals steden, landen, godsdiensten, armoede en alfabetisme die de maatschappij en economie beschrijven.

Signup and view all the flashcards

Kaartbeeld

De manier waarop een kaart de wereld weergeeft; kan verschillen in vormen, afstanden en centrale gebieden.

Signup and view all the flashcards

Mentale kaart

Een persoonlijke voorstelling van een gebied, beïnvloed door ervaringen en culturele achtergrond.

Signup and view all the flashcards

Werkelijke afstand

De daadwerkelijke afstand tussen twee plaatsen, bijvoorbeeld gemeten in kilometers.

Signup and view all the flashcards

Ervaren afstand

Hoe lang een afstand aanvoelt, beïnvloed door comfort, route en omstandigheden.

Signup and view all the flashcards

Mentale afstand

Hoe ver je dénkt dat plaatsen van elkaar liggen, beïnvloed door kennis en bekendheid.

Signup and view all the flashcards

Bevolkingsdichtheid

Het aantal inwoners per oppervlakte-eenheid (bijvoorbeeld per vierkante kilometer).

Signup and view all the flashcards

Bevolkingsevolutie

Veranderingen in het aantal inwoners over een bepaalde periode (toename of afname).

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Wat moet je leren?

  • De vakfiche aardrijkskunde behandelt ruimtelijke basiskennis en vaardigheden die essentieel zijn voor het begrijpen van andere leerinhouden.
  • De leerinhouden zijn gericht op plaatsen in België, Europa, en de rest van de wereld.
  • Patronen geven de verspreiding van aardrijkskundige elementen weer, bijvoorbeeld klimaatzones of bevolkingsdichtheid.
  • Processen beschrijven en verklaren veranderingen in de ruimte, zoals klimaatverandering of bevolkingsevolutie.
  • Geografische hulpbronnen worden gebruikt om ruimtelijke processen en hun gevolgen te onderzoeken.
  • Voorbeelden van hulpbronnen zijn atlassen, kaarten, satellietbeelden, foto's, luchtfoto's, schetsen, teksten, figuren, determineertabellen, cijfergegevens, grafieken, leeftijdshistogrammen, klimatogrammen, tabellen en diagrammen.
  • Gebruik een atlas bij het studeren, aangezien de vragen over alle plaatsen in de wereld kunnen gaan.

Situeren en betekenis geven aan plaatsen

  • Met behulp van geografische hulpmiddelen, moet je personen, plaatsen, patronen en processen in België, Europa en de wereld kunnen situeren en plaatsen kunnen duiden.
  • Het wereldgradennet omvat meridianen, de nulmeridiaan, de datumlijn, breedtecirkels, de evenaar, de keerkringen, de poolcirkels, noorderbreedte, zuiderbreedte, westerlengte, oosterlengte, pool en halfrond.
  • Het wereldgradennet wordt gebruikt om de relatieve positie van personen, plaatsen, patronen en processen te bepalen.
  • Geografische coördinaten worden gebruikt om plaatsen absoluut te situeren met een nauwkeurigheid van 1°.
  • Plaatsen, personen, patronen en processen bevinden zich in een klimaatzone, vegetatiezone, reliëfeenheid en continent.
  • Fysischgeografische elementen zijn oceanen, continenten, rivieren, reliëfeenheden, klimaatzones.
  • Sociaaleconomische elementen zijn steden, landen, werelddelen, godsdiensten, talen, armoede, analfabetisme.
  • Kaartbeelden van wereldkaarten kunnen onderling verschillen.
  • De keuze van digitale kaarten kan je blik op de wereld beïnvloeden.
  • Wereldkaarten kunnen de wereld op verschillende manieren weergeven, waardoor vormen en afstanden verschillen of bepaalde gebieden centraal komen te staan.
  • Informatie en thema's op kaarten kunnen variëren, afhankelijk van het type kaart, bijvoorbeeld toeristische kaarten versus reliëfkaarten.
  • Mentale kaarten geven de persoonlijke perceptie van een gebied weer.
  • Een kaartbeeld kan een invloed hebben op een mentale kaart.
  • De persoonlijke en culturele achtergrond beïnvloedt hoe mensen over plaatsen denken.
  • Er is een verschil tussen werkelijke, ervaren en mentale afstand.
  • De werkelijke afstand is de fysieke afstand, de ervaren afstand is hoe lang een afstand lijkt te duren, en de mentale afstand is hoe ver je denkt dat plaatsen van elkaar liggen.

Bevolking

  • Analyseer de kenmerken en evolutie van de bevolking en verklaar deze aan de hand van beïnvloedende factoren.
  • Benoem de bevolkingsdichtheid en -evolutie voor plaatsen in de wereld.
  • De bevolkingsdichtheid kan worden afgelezen van thematische kaarten.
  • Klimaat, bodemkwaliteit en reliëf beïnvloeden de bevolkingsdichtheid.
  • Benoem voor plaatsen in de wereld de ontwikkelingsgraad, gemeten met de Human Development Index (HDI).
  • De HDI kan worden afgelezen van thematische kaarten.
  • De HDI verschilt tussen landen.
  • De kengetallen voor bevolkingsevolutie zijn geboortecijfer, sterftecijfer, natuurlijke aangroei, vruchtbaarheidscijfer, immigratie, emigratie en migratiesaldo.
  • Het verloop van geboorte- en sterftecijfers kan worden uitgelegd met grafieken en tabellen.
  • Analyseer de bevolkingsevolutie van landen aan de hand van kengetallen.
  • Bevolkingsevolutie kan worden uitgelegd op basis van leeftijdshistogrammen, en de bevolkingsevolutie kan worden vergeleken tussen verschillende landen.
  • Leg de verschillende fasen van de demografische transitie uit.
  • Bepaal in welke fase van het demografisch transitiemodel landen zich bevinden en leg uit waarom.

Demografische processen

  • De demografische processen omvatten bevolkingsevolutie, vergrijzing, braindrain, braingain, immigratie en emigratie en demografische transitie.
  • Analyseer het verband tussen demografische processen en de beïnvloedende factoren.
  • Er zijn verschillen in demografische processen tussen landen, afhankelijke van het klimaat, reliëf, bodemkwaliteit, politieke situatie, oorlogssituatie, geboortebeleid, welvaart en armoede.
  • Migratie wordt verklaard aan de hand van push- en pullfactoren.

Stad, platteland en verstedelijking

  • Analyseer ontwikkelingen en ruimtelijke gevolgen van de bevolkingsevolutie in de stad en op het platteland, en de gevolgen van verstedelijking
  • Woonplaats (stad of platteland) is afhankelijk van beïnvloedende factoren.
  • Verhuizing van stad naar platteland of omgekeerd is afhankelijk van beïnvloedende factoren.
  • De beïnvloedende factoren zijn het klimaat, bodemkwaliteit, welvaart en armoede.
  • Steden verschillen in hiërarchie op basis van politiek, cultureel of economisch belang.
  • De criteria voor de hiërarchie van steden zijn economie, cultuur en politiek.
  • Herken en verklaar de effecten van sociale segregatie, multiculturaliteit en functiewijzigingen in steden.
  • Het landschap verandert als gevolg van verstedelijking van het platteland, ontvolking van het platteland, inbreiding, groei van steden, veranderingen van mobiliteit en stadslandbouw.

Economische processen: Ontginning, energiewinning en industrie

  • Analyseer factoren die productie en consumptie beïnvloeden met voorbeelden van grondstofontginning, energieproductie en industrie.
  • Analyseer ook de ruimtelijke gevolgen.
  • Bepaal welke grondstoffen er op gegeven plaatsen ontgonnen worden en waarom.
  • Grondstoffen worden ontgonnen via groeves, mijnen, traditioneel, modern of via recycling.
  • Bepaal welke energiebronnen waar voorkomen en geproduceerd worden.
  • Energiebronnen worden geproduceerd via hernieuwbare (windenergie en zonne-energie) en niet-hernieuwbare (fossiele brandstof en kernenergie) manieren.
  • Bepaal de soorten industrieën die op bepaalde plaatsen voorkomen en waar producten uit deze industrieën gemaakt worden, inclusief de afzetmarkt.
  • Soorten industrieën komen op gegeven plaatsen voor.
  • Er is een verschil tussen traditionele en moderne industrie.
  • Geopolitieke, fysische en sociaaleconomische factoren beïnvloeden het industriële proces.
  • Deze factoren zijn geopolitiek (staatsvorm en stabiliteit), fysisch (klimaat, reliëf, grondstoffen) en sociaaleconomisch (HDI, scholingsgraad, verloning, vraag en aanbod, afzetmarkt).

Landbouw

  • Analyseer de factoren die productie en consumptie beïnvloeden van de landbouw.
  • Analyseer ruimtelijke gevolgen.
  • Bepaal welke landbouwsystemen waar voorkomen.
  • Bepaal waar gegeven landbouwproducten geteeld of gekweekt worden.
  • Leg de productiewijze van een landbouwproduct uit: traditioneel versus modern, extensief versus niet-extensief, duurzaam versus niet-duurzaam.
  • Bepaal de afzetmarkt van landbouwproducten.
  • Geopolitieke, fysische en sociaaleconomische factoren beïnvloeden het landbouwproces.
  • De factoren zijn: staatsvorm en stabiliteit, klimaat, bodemkwaliteit en ondergrond, HDI, vraag en aanbod, afzetmarkt en scholingsgraad.

Handel en Diensten

  • Analyseer de factoren die productie en consumptie beïnvloeden met de focus op handel en diensten en de ruimtelijke gevolgen.
  • Bepaal welke soorten handel en diensten er op bepaalde plaatsen voorkomen en waar toerisme aanwezig is.
  • Leg uit waarom toerisme op bepaalde plaatsen voorkomt.
  • Geopolitieke, fysische en sociaaleconomische factoren beïnvloeden het toerisme.
  • De factoren zijn stabiliteit, klimaat, reliëf, HDI en welvaart.

Mondialisering

  • Leg ruimtelijke interacties en gevolgen van mondialisering uit.
  • Geef voorbeelden van mondialisering en leg hun relevantie uit.
  • Leg de oorzaken en gevolgen uit, zoals de impact op productie en consumptie, samenwerkingsverbanden tussen landen, spanningen, migratie, braindrain/braingain, landgrabbing, protectionisme en outsourcing.

Duurzaamheid

  • Analyseer de ruimtelijke gevolgen van demografische en economische processen en laat zien hoe duurzame ontwikkelingsdoelen als basis kunnen dienen voor een duurzame wereld.
  • De 5 P's zijn Planet, People, Prosperity, Peace en Partnership.
  • Verbetering van de ontwikkelingsgraad van landen is een belangrijke stap naar een duurzame wereld.
  • Leg de effecten van verstedelijking op het leefmilieu in de stad en op het platteland uit, zoals versnippering van de open ruimte, gevolgen van verharding, hitte-eilandeffect, luchtvervuiling en verkeersdrukte, met behulp van de 5 P's of de SDG's.
  • Leg de effecten van grondstofontginning, energieproductie en industrie op duurzaam ruimtegebruik uit, met behulp van industrialisatie de-industrialisatie en reconversie.
  • Leg de effecten van de landbouw op het duurzaam ruimtegebruik uit met bodemerosie, bodemdegradatie, ontbossing en schaalvergroting.
  • Leg uit of een beschrijving van een landbouwbedrijf al dan niet een voorbeeld van duurzaam ruimtegebruik is.
  • Gebruik de 5 P's of de SDG's om die effecten te beschrijven en het landbouwbedrijf te beoordelen.

Het versterkt broeikaseffect

  • Analyseer de oorzaken en gevolgen van het versterkte broeikaseffect.
  • De 4 sferen zijn geosfeer, biosfeer, atmosfeer en hydrosfeer.
  • De broeikasgassen zijn waterdamp koolstofdioxide, methaan en lachgas.
  • De koolstofcyclus en de uitwisseling van koolstof tussen de 4 sferen uitgelegd.
  • Leg uit op welke manier de koolstofcyclus bijdraagt aan het broeikaseffect.
  • De principes van energieomzetting en stralingsbalans worden uitgelegd.
  • De rol van de stralingsbalans in het broeikaseffect te moet uitgelegd.
  • Gbruik de begrippen albedo en broeikasgassen om de verbanden tussen stralingsbalans en het broeikaseffect te illustreren.
  • Het verschil tussen het natuurlijke en het versterkte broeikaseffect wordt uitgelegd.
  • Analyseer de oorzaken van het versterkte broeikaseffect: evolutie van de uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer en de herkomst van de broeikasgassen.
  • Analyseer de gevolgen van het versterkt broeikaseffect: zeespiegelstijging, verschuivingen van de klimaatzones en leefgebieden van planten en dieren, extreme weerfenomenen en verspreiding van tropische ziektes.

Geografisch onderzoek

  • Gebruik terreintechnieken, geografische hulpmiddelen en Geopunt om ruimtelijke processen en de gevolgen ervan te onderzoeken.
  • Kies een van de thema's uit, zoals mobiliteit, waterproblematiek, veranderend landgebruik en klimaatverandering.
  • Haal relevante informatie uit een simulatie van een terreinoefening via een videofragment of andere bronnen.
  • Gebruik die informatie om landschapskenmerken te herkennen en toe te passen op een mentale kaart via terreinkartering.
  • Gebruik die simulatie-informatie om een ruimtelijk probleem te onderzoeken.
  • Gebruik Geopunt om een antwoord op je onderzoeksvraag te vinden en pas het stappenplan toe.
  • Op Geopunt; adresbalk gebruiken en relevante kaartlagen vinden.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

a exc.pdf

Description

Deze quiz behandelt sociaaleconomische elementen, mentale kaarten en ruimtelijke processen. Test je kennis over bevolkingsdichtheid, kaartbeelden en geografische hulpmiddelen. Leer hoe kaarten onze perceptie van de wereld beïnvloeden.

More Like This

Orientation in Space and Time
10 questions
GIS Fundamental Tasks and Properties
21 questions
Landscape Ecology Overview
13 questions
Use Quizgecko on...
Browser
Browser